Book Chapter: Verse
1 Gen 3:20 | omdat zij een moeder aller levenden is. ~
2 Exo 21:35 | hij sterft, zo zal men den levenden os verkopen, en het geld
3 Lev 14:6 | 6 Dien levenden vogel zal hij nemen, en
4 Lev 14:6 | hysop; en zal die, en den levenden vogel dopen in het bloed
5 Lev 14:7 | hem rein verklaren, en den levenden vogel in het open veld vliegen
6 Lev 14:51 | en het scharlaken, en den levenden vogel nemen, en zal die
7 Lev 14:52 | levend water, en met den levenden vogel, en met dat cederenhout,
8 Lev 14:53 | 53 Den levenden vogel nu zal hij tot buiten
9 Lev 16:20 | verzoenen, zo zal hij dien levenden bok toebrengen. ~
10 Lev 16:21 | handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en zal daarop
11 Num 16:48 | tussen de doden en tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden. ~
12 Deu 5:26 | alle vlees, die de stem des levenden Gods, sprekende uit het
13 Rut 2:20 | niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts
14 1Sa 17:26 | hij de slagorden van den levenden God zou honen? ~
15 1Sa 17:36 | hij de slagorden van den levenden God gehoond heeft. ~
16 1Sa 25:29 | zijn in het bundeltje der levenden bij den HEERE, uw God; maar
17 2Sa 12:21 | gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast
18 2Kon 21:4 | gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden,
19 2Kon 21:16| dezen gezonden heeft, om den levenden God te honen. ~
20 Job 28:13 | gevonden in het land der levenden. ~
21 Job 28:21 | verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des
22 Job 30:23 | huis der samenkomst aller levenden. ~
23 Job 33:30 | worde met het licht der levenden. ~
24 Psa 27:13 | zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan. ~
25 Psa 42:17 | dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan,
26 Psa 52:7 | uitwortelen uit het land der levenden. Sela. ~
27 Psa 56:14 | wandelen in het licht der levenden? ~ ~
28 Psa 84:3 | vlees roepen uit tot den levenden God. ~
29 Psa 116:9 | HEEREN, in de landen der levenden. ~
30 Psa 142:6 | mijn Deel in het land der levenden. ~
31 Pred 4:2 | gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe levend
32 Pred 4:15| 15 Ik zag al de levenden wandelen onder de zon, met
33 Pred 6:8 | de arme meer, die voor de levenden weet te wandelen? ~
34 Pred 9:4 | vergezelschapt is bij alle levenden, is er hoop; want een levende
35 Pred 9:5 | 5 Want de levenden weten, dat zij sterven zullen,
36 Pred 10:19| en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt
37 Jes 8:19 | vragen? zal men voor de levenden de doden vragen?
38 Jes 37:4 | gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden
39 Jes 37:17 | die gezonden heeft om den levenden God te honen. ~
40 Jes 38:11 | den HEERE, in het land der levenden; ik zal de mensen niet meer
41 Jes 53:8 | afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding Mijns
42 Jer 2:13 | Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten,
43 Jer 11:19 | ons hem uit het land der levenden uitroeien, dat zijn naam
44 Jer 17:13 | den Springader des levenden waters. ~
45 Jer 23:36 | verkeert de woorden van den levenden God, den HEERE der
46 Eze 7:13 | ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; overmits het gezicht,
47 Eze 26:20 | herstellen in het land der levenden. ~
48 Eze 32:23 | gaven in het land der levenden. ~
49 Eze 32:24 | gegeven in het land der levenden; nu dragen zij hun schande
50 Eze 32:25 | gegeven is in het land der levenden; nu dragen zij hun schande
51 Eze 32:26 | hebben in het land der levenden. ~
52 Eze 32:27 | helden schrik in het land der levenden geweest is. ~
53 Eze 32:32 | gegeven in het land der levenden; dies zal hij gelegd worden
54 Dan 2:30 | die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men
55 Dan 4:17 | woord der heiligen; opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste
56 Dan 6:21 | O Daniel, gij knecht des levenden Gods! heeft ook uw
57 Hos 1:10 | worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods. ~
58 Matt 16:16| de Christus, de Zoon des levenden Gods. ~
59 Matt 22:32| God der doden, maar der levenden. ~
60 Matt 26:63| Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of
61 Mark 12:27| doden, maar een God der levenden. Gij dwaalt dan zeer. ~
62 Luk 20:38 | God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen. ~
63 Joha 6:69| de Christus, de Zoon des levenden Gods. ~
64 Joha 7:38| Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik
65 Hand 5:42| verordend is tot een Rechter van levenden en doden. ~
66 Hand 8:15| ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den
67 Rom 7:2 | den man staat, is aan den levenden man verbonden door de wet;
68 Rom 9:26 | zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden. ~
69 Rom 14:9 | Hij beiden over doden en levenden heersen zou. ~
70 2Kor 3:3 | maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen,
71 2Kor 6:16| Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd
72 1The 1:9 | zijt van de afgoden, om den levenden en waarachtigen God te dienen; ~
73 1Tim 3:15| hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid
74 1Tim 4:10| wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is
75 1Tim 6:17| des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen
76 2Tim 4:1 | Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in
77 Heb 3:12 | om af te wijken van den levenden God; ~
78 Heb 10:20 | 20 Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd
79 Heb 10:31 | vallen in de handen des levenden Gods. ~
80 Heb 12:22 | berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem,
81 1Pet 2:4 | Welken komende, als tot een levenden Steen, van de mensen wel
82 1Pet 4:5 | staat om te oordelen de levenden en de doden. ~
83 Open 7:2 | hebbende het zegel des levenden Gods; en hij riep met een
|