Book Chapter: Verse
1 Exo 23:5 | uws haters ezel onder zijn last ziet liggen, zult gij dan
2 Num 4:15 | niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath, in
3 Num 4:19 | zijn dienst en aan zijn last. ~
4 Num 4:24 | in het dienen en in den last. ~
5 Num 4:27 | der Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst, zal
6 Num 4:27 | hun ter bewaring al hun last bevelen. ~
7 Num 4:31 | de onderhouding van hun last, naar al hun dienst, in
8 Num 4:32 | van de waarneming van hun last zult gij bij namen tellen. ~
9 Num 4:47 | bediening en den dienst van den last, in de tent der samenkomst,
10 Num 4:49 | zijn dienst, en naar zijn last; en zijn getelden waren,
11 Num 11:11 | ogen gevonden, dat Gij den last van dit ganse volk op mij
12 Num 11:17 | en zij zullen met u den last van dit volk dragen, opdat
13 Deu 1:12 | alleen uw moeite, en uw last, en uw twistzaken dragen? ~
14 Deu 24:5 | uittrekken, en men zal hem geen last opleggen; een jaar lang
15 2Sa 15:33 | zo zult gij mij tot een last zijn; ~
16 2Sa 19:35 | den koning verder tot een last zijn? ~
17 1Kon 4:28| een iegelijk naar zijn last.
18 1Kon 5:15| Salomo zeventig duizend, die last droegen, en tachtig duizend
19 1Kon 11:28| stelde hij hem over al den last van het huis van Jozef. ~
20 2Kon 5:17| knecht gegeven worden een last aarde van een juk muildieren;
21 2Kon 8:9 | alle goed van Damaskus, een last van veertig kemelen; en
22 2Kon 9:25| dat hem de HEERE dezen last oplegde, zeggende: ~
23 2Kro 24:27| en de grootheid van den last, hem opgelegd, en het gebouw
24 2Kro 35:3 | gebouwd heeft; gij hebt geen last op de schouderen; dient
25 2Kro 36:3 | gebouwd heeft; gij hebt geen last op de schouderen; dient
26 Neh 4:17 | muur bouwden, en die den last droegen, en die oplaadden,
27 Neh 5:7 | hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder.
28 Neh 5:10 | hen? Laat ons toch dezen last nalaten. ~
29 Neh 13:15 | druiven en vijgen, en allen last, dien zij te Jeruzalem inbrachten
30 Neh 13:19 | de poorten, opdat er geen last zou inkomen op den sabbatdag. ~
31 Job 7:20 | dat ik mijzelven tot een last zij? ~
32 Psa 39:5 | mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. ~
33 Psa 81:7 | heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen
34 Spre 30:1 | den zoon van Jake; een last. De man spreekt tot Ithiel,
35 Spre 31:1 | van de koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder hem
36 Pred 12:5 | sprinkhaan zichzelven een last zal wezen, en dat de
37 Jes 1:14 | ziel, zij zijn Mij tot een last; Ik ben moede geworden,
38 Jes 9:3 | Want het juk van hun last, en den stok hunner schouders,
39 Jes 10:27 | ten zelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uw schouder,
40 Jes 13:1 | 1 De last van Babel, dien Jesaja,
41 Jes 14:25 | van hen afwijke, en zijn last van hun schouder wijke. ~
42 Jes 14:28 | stierf, geschiedde deze last. ~
43 Jes 15:1 | 1 De last van Moab. Zekerlijk, in
44 Jes 17:1 | 1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus
45 Jes 19:1 | 1 De last van Egypte. Ziet, de HEERE
46 Jes 21:1 | 1 De last der woestijn aan de zee.
47 Jes 21:11 | 11 De last van Duma. Men roept tot
48 Jes 21:13 | 13 De last tegen Arabie. In het woud
49 Jes 22:1 | 1 De last van het dal des gezichts.
50 Jes 22:25 | hij zal vallen, en de last, die daaraan is, zal afgesneden
51 Jes 23:1 | 1 De last van Tyrus. Huilt, gij schepen
52 Jes 30:6 | 6 De last der beesten, van het zuiden,
53 Jes 30:27 | Zijn toorn brandt, en de last is zwaar; Zijn lippen zijn
54 Jes 46:1 | opgeladen pakken zijn een last voor de vermoeide beesten. ~
55 Jes 46:2 | gekromd, zij hebben den last niet kunnen redden, maar
56 Jer 17:21 | uw zielen, en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt
57 Jer 17:22 | Ook zult gijlieden geen last uitvoeren uit uw huizen
58 Jer 17:24 | spreekt de HEERE, dat gij geen last door de poorten dezer stad
59 Jer 17:27 | te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den
60 Jer 23:33 | zeggende: Wat is des HEEREN last? Zo zult gij tot hen zeggen:
61 Jer 23:33 | gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten
62 Jer 23:34 | dat zeggen zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen
63 Jer 23:36 | 36 Maar des HEEREN last zult gij niet meer gedenken;
64 Jer 23:36 | zal zijn eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert
65 Jer 23:38 | dewijl gij zegt: Des HEEREN last; daarom, zo zegt de HEERE:
66 Jer 23:38 | dit woord zegt: Des HEEREN last, daar Ik tot u gezonden
67 Jer 23:38 | zeggen: Des HEEREN last; ~
68 Eze 12:10 | zegt de Heere HEERE: Deze last is tegen den vorst te Jeruzalem,
69 Hos 8:10 | weinig begonnen, vanwege den last van den koning der
70 Amos 5:11| den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo
71 Nah 1:1 | 1 De last van Nineve. Het boek des
72 Zep 3:18 | uit u; de schimping is een last op haar. ~
73 Zac 9:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
74 Zac 12:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
75 Mal 1:1 | 1 De last van het woord des HEEREN
76 Matt 11:30| Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht. ~ ~
77 Matt 20:12| gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen
78 Hand 9:28| ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke
79 Hand 15:3 | het schip zoude aldaar den last ontladen. ~
80 Hand 20:12| Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesters
81 1The 2:6 | anderen; hoewel wij u tot last konden zijn als Christus'
82 Heb 12:1 | laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk
83 Open 2:24| zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen; ~
|