Book Chapter: Verse
1 Gen 23:48 | 48 En ik neigde mijn hoofd,
2 Gen 28:48 | 48 Toen zeide Laban: Deze hoop
3 Gen 37:48 | 48 En hij vergaderde alle spijze
4 Gen 44 | 48 ~
5 Exo 12:48 | 48 Als nu een vreemdeling bij
6 Lev 13:48 | 48 Of aan den scheerdraad,
7 Lev 14:48 | 48 Maar als de priester zal
8 Lev 24:48 | 48 Nadat hij zich zal verkocht
9 Num 1:48 | 48 Want de HEERE had tot Mozes
10 Num 3:48 | 48 En gij zult dat geld aan
11 Num 4:48 | 48 Hun getelden waren acht
12 Num 7:48 | 48 Op den zevenden dag offerde
13 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden
14 Num 26:48 | 48 De zonen van Nafthali, naar
15 Num 31:48 | 48 Toen traden tot Mozes de
16 Num 32:48 | 48 En zij verreisden van de
17 Deu 4:48 | 48 Van Aroer af, dat aan den
18 Deu 28:48 | 48 Zo zult gij uw vijanden,
19 Deu 32:48 | 48 Daarna sprak de HEERE tot
20 Joz 15:48 | 48 Op het gebergte nu: Samir,
21 Joz 19:48 | 48 Dit is het erfdeel van de
22 Ric 8:48 | 48 Zo ging Abimelech op den
23 Ric 19:48 | 48 En de mannen van Israel
24 1Sa 14:48 | 48 En hij handelde dapper,
25 1Sa 17:48 | 48 En het geschiedde, toen
26 2Sa 22:48 | 48 De God, Die mij volkomene
27 1Kon 1:48| 48 Ja, ook heeft de koning
28 1Kon 7:48| 48 Ook maakte Salomo al de
29 1Kon 8:48| 48 En zij zich tot U bekeren,
30 1Kon 22:48| 48 Toen was er geen koning
31 1Kro 1:48| 48 En Samla stierf, en Saul,
32 1Kro 2:48| 48 Uit het bijwijf Maacha gewon
33 1Kro 6:48| 48 Hun broeders nu, de Levieten,
34 Ezra 2:48| 48 De kinderen van Rezin, de
35 Neh 7:48 | 48 De kinderen van Lebana,
36 Psa 18:48 | 48 De God, Die mij volkomen
37 Psa 48 | 48 ~
38 Psa 78:48 | 48 Ook gaf Hij hun vee den
39 Psa 89:48 | 48 Gedenk van hoedanige eeuw
40 Psa 106:48 | 48 Geloofd zij de HEERE, de
41 Psa 119:48 | 48 En ik zal mijn handen opheffen
42 Jes 48 | 48 ~
43 Jer 48 | 48 ~
44 Jer 51:48 | 48 En de hemel en de aarde,
45 Klaa 1:92| 48 Pe. Met waterbeken
46 Eze 16:48 | 48 Zo waarachtig als Ik
47 Eze 20:48 | 48 En alle vlees zal zien,
48 Eze 23:48 | 48 Alzo zal Ik de schandelijkheid
49 Eze 40:48 | 48 Toen bracht hij mij
50 Eze 48 | 48 ~
51 Dan 2:48 | 48 Toen maakte de koning
52 Matt 5:48| 48 Weest dan gijlieden volmaakt,
53 Matt 12:48| 48 Maar Hij, antwoordende,
54 Matt 13:48| 48 Hetwelk, wanneer het vol
55 Matt 24:48| 48 Maar zo die kwade dienstknecht
56 Matt 26:48| 48 En die Hem verried, had
57 Matt 27:48| 48 En terstond een van hen
58 Mark 6:48| 48 En Hij zag, dat zij zich
59 Mark 9:48| 48 Waar hun worm niet sterft,
60 Mark 10:48| 48 En velen bestraften hem,
61 Mark 14:48| 48 En Jezus, antwoordende,
62 Luk 1:48 | 48 Omdat Hij de nederheid Zijner
63 Luk 2:48 | 48 En zij, Hem ziende, werden
64 Luk 6:48 | 48 Hij is gelijk een mens,
65 Luk 7:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Uw
66 Luk 8:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Dochter,
67 Luk 9:48 | 48 En zeide tot hen: Zo wie
68 Luk 11:48 | 48 Zo getuigt gij dan, dat
69 Luk 12:48 | 48 Maar die denzelven niet
70 Luk 19:48 | 48 En zij vonden niet, wat
71 Luk 22:48 | 48 En Jezus zeide tot hem:
72 Luk 23:48 | 48 En al de scharen, die samengekomen
73 Luk 24:48 | 48 En gij zijt getuigen van
74 Joha 1:48| 48 Jezus zag Nathanael tot
75 Joha 4:48| 48 Jezus dan zeide tot hem:
76 Joha 6:48| 48 Ik ben het Brood des levens. ~
77 Joha 7:48| 48 Heeft iemand uit de oversten
78 Joha 8:48| 48 De Joden dan antwoordden
79 Joha 11:48| 48 Indien wij Hem alzo laten
80 Joha 12:48| 48 Die Mij verwerpt, en Mijn
81 Hand 5:48| 48 En hij beval, dat zij zouden
82 Hand 7:48| 48 Als nu de heidenen dit hoorden,
83 1Kor 15:48| 48 Hoedanig de aardse is, zodanige
|