Book Chapter: Verse
1 Gen 27:5 | 5 En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van
2 Exo 23:9 | niet onderdrukken; want gij kent het gemoed des vreemdelings,
3 Exo 32:22 | heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den
4 Exo 33:22 | heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den
5 Deu 2:7 | het werk uwer hand; Hij kent uw wandelen door deze zo
6 Deu 7:15 | der Egyptenaren, die gij kent, opleggen, maar zal ze leggen
7 Deu 9:2 | kinderen der Enakieten; die gij kent, en van welke gij gehoord
8 Deu 22:2 | nabij u is, of gij hem niet kent, zo zult gij ze binnen in
9 Rut 2:10 | in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben? ~
10 2Sa 3:25 | 25 Gij kent Abner, den zoon van Ner;
11 2Sa 7:20 | tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE! ~
12 2Sa 17:8 | Wijders zeide Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen,
13 1Kon 8:39 | wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het
14 1Kon 8:39 | hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen
15 2Kon 9:11 | En hij zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak. ~
16 1Kro 17:18 | aan Uw knecht? Doch Gij kent Uw knecht wel. ~
17 2Kro 7:30 | wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het
18 2Kro 7:30 | hart kent; want Gij alleen kent het hart van de kinderen
19 Job 11:11 | 11 Want Hij kent de ijdele lieden en Hij
20 Job 18:21 | plaats desgenen die God niet kent. ~ ~
21 Job 21:29 | voorbijgaanden op den weg, en kent gij hun tekenen niet? ~
22 Job 23:10 | 10 Doch Hij kent den weg, die bij mij is;
23 Job 24:17 | schaduw des doods; als men hen kent, zijn zij in de strikken
24 Job 34:19 | rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner
25 Job 34:25 | Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts
26 Psa 1:6 | 6Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen;
27 Psa 38:18 | 18 Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten;
28 Psa 89:16 | volk, hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in
29 Psa 90:11 | 11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en
30 Psa 91:14 | hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. ~
31 Psa 103:16 | niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. ~
32 Psa 138:6 | nederige aan, en den verhevene kent Hij van verre. ~
33 Psa 139:1 | HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. ~
34 Psa 144:3 | is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat
35 Spre 12:10 | 10 De rechtvaardige kent het leven van zijn beest;
36 Spre 14:10 | 10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid;
37 Jes 1:3 | 3 Een os kent zijn bezitter, en een ezel
38 Jes 29:15 | zeggen: Wie ziet ons, en wie kent ons? ~
39 Jes 45:5 | gorden, hoewel gij Mij niet kent. ~
40 Jes 51:7 | gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart
41 Jes 60:8 | al wie daarop gaat, die kent den vrede niet. ~
42 Jes 64:16 | van ons niet, en Israel kent ons niet; Gij, o HEERE!
43 Jer 7:9 | nawandelen, die gij niet kent? ~
44 Jer 9:24 | dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende
45 Jer 12:3 | Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft
46 Jer 15:14 | in een land, dat gij niet kent; want een vuur is aangestoken
47 Jer 17:4 | in een land, dat gij niet kent; want gijlieden hebt een
48 Jer 31:34 | broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen
49 Jer 48:17 | en allen, die zijn naam kent; zegt: Hoe is de sterke
50 Klaa 1:118| verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten;
51 Mic 6:5 | gerechtigheden des HEEREN kent. ~
52 Nah 1:7 | der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. ~
53 Matt 11:27 | van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch
54 Matt 11:27 | dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en
55 Luk 16:15 | voor de mensen; maar God kent uw harten; want dat hoog
56 Luk 22:34 | verloochend hebben, dat gij Mij kent. ~
57 Joha 1:26 | onder ulieden, Dien gij niet kent; ~
58 Joha 1:49 | zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde
59 Joha 7:28 | lerende en zeggende: En gij kent Mij, en gij weet, van waar
60 Joha 7:28 | heeft, Welken gijlieden niet kent. ~
61 Joha 8:19 | Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader;
62 Joha 8:43 | 43 Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het
63 Joha 8:55 | 55 En gij kent Hem niet, maar Ik ken Hem;
64 Joha 10:15 | Gelijkerwijs de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook den Vader;
65 Joha 14:7 | gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien. ~
66 Joha 14:17 | want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent
67 Joha 14:17 | kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij
68 Hand 3:16 | gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof, dat door
69 Hand 15:37 | te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks? ~
70 1Kor 3:20 | 20 En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen,
71 1Kor 16:15 | ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stefanas, dat
72 2Kor 1:13 | andere dingen, dan die gij kent, of ook erkent; en ik hoop,
73 2Kor 13:5 | zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus
74 Gal 4:9 | 9 En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend
75 2Tim 2:19 | hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn;
76 1Joh 3:1 | genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat
77 1Joh 3:1 | niet, omdat zij Hem niet kent. ~
78 1Joh 3:20 | meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen. ~
79 1Joh 4:2 | 2 Hieraan kent gij den Geest van God: alle
80 1Joh 4:6 | Wij zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God
81 1Joh 4:7 | is uit God geboren, en kent God; ~
82 Open 2:17 | geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt. ~
|