Book Chapter: Verse
1 Gen 4:16 | aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten
2 Gen 13:12 | 12 Abram dan woonde in het land Kanaan; en Lot
3 Gen 13:12 | het land Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte,
4 Gen 13:18 | sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre,
5 Gen 14:7 | Amoriet, die te Hazezon-Thamar woonde. ~
6 Gen 14:12 | en trokken weg; want hij woonde in Sodom. ~
7 Gen 18:30 | Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee
8 Gen 18:30 | binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn
9 Gen 19:1 | land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur;
10 Gen 20:20 | en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn, en werd
11 Gen 20:21 | 21 En hij woonde in de woestijn Paran; en
12 Gen 20:34 | 34 En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen
13 Gen 21:19 | naar Ber-seba; en Abraham woonde te Ber-seba. ~
14 Gen 23:62 | den put Lachai-Roi; en hij woonde in het zuiderland. ~
15 Gen 23:78 | zijn zoon, zegende; en Izak woonde bij de put Lachai-Roi. ~
16 Gen 24:6 | 6 Alzo woonde Izak te Gerar. ~
17 Gen 24:17 | in het dal van Gerar, en woonde aldaar. ~
18 Gen 32:22 | als Israel in dat land woonde, dat Ruben heenging, en
19 Gen 33:8 | 8 Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir.
20 Gen 34:1 | 1 En Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen
21 Gen 43:27 | 27 Zo woonde Israel in het land van Egypte,
22 Gen 46:22 | 22 Jozef dan woonde in Egypte, hij en het huis
23 Exo 2:15 | voor Farao's aangezicht, en woonde in het land Midian, en hij
24 Exo 24:16 | heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de
25 Num 21:25 | deze steden in; en Israel woonde in al de steden der Amorieten,
26 Num 21:31 | 31 Alzo woonde Israel in het land van den
27 Num 21:34 | Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
28 Num 31:93 | zoon van Manasse; en hij woonde daarin. ~
29 Num 32:40 | Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde,
30 Deu 1:4 | Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den koning van Bazan,
31 Deu 1:4 | koning van Bazan, welke woonde in Astharoth, te Edrei. ~
32 Deu 3:2 | Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
33 Deu 4:46 | Amorieten, die te Hesbon woonde; welken Mozes sloeg, en
34 Deu 33:16 | Desgenen, Die in het braambos woonde, kome de zegening op het
35 Joz 2:15 | op den stadsmuur; en zij woonde op den muur. ~
36 Joz 9:10 | Bazan, die te Astharoth woonde. ~
37 Joz 12:2 | Amorieten, die te Hesbon woonde; die van Aroer af heerste,
38 Joz 19:50 | hij bouwde die stad, en woonde in dezelve. ~
39 Ric 1:33 | inwoners van Beth-Anath, maar woonde in het midden der Kanaanieten,
40 Ric 4:2 | krijgsoverste was Sisera; dezelve nu woonde in Haroseth der heidenen. ~
41 Ric 4:5 | 5 En zij woonde onder den palmboom van Debora,
42 Ric 7:29 | van Joas, ging henen en woonde in zijn huis. ~
43 Ric 8:21 | en ging naar Beer; en hij woonde aldaar vanwege zijn broeder
44 Ric 9:1 | man van Issaschar; en hij woonde te Samir, op het gebergte
45 Ric 10:3 | aangezicht zijner broederen, en woonde in het land Tob; en ijdele
46 Ric 14:8 | slag; en hij ging af, en woonde op de hoogte van de rots
47 1Sa 27:7 | het land der Filistijnen woonde, was een jaar en vier maanden. ~
48 2Sa 5:9 | 9 Alzo woonde David in den burg en noemde
49 2Sa 9:13 | 13 Alzo woonde Mefiboseth te Jeruzalem,
50 2Sa 15:8 | als ik te Gesur in Syrie woonde, zeggende: Indien de HEERE
51 1Kon 2:38| uw knecht doen. En Simei woonde te Jeruzalem vele dagen. ~
52 1Kon 7:8 | aan zijn huis, alwaar hij woonde, was een ander voorhof,
53 1Kon 12:2 | Salomo gevloden; en Jerobeam woonde in Egypte), ~
54 1Kon 12:25| gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog van daar
55 1Kon 13:11| 11 Een oud profeet nu woonde te Beth-El; en zijn zoon
56 1Kon 13:25| waarin de oude profeet woonde. ~
57 1Kon 15:18| van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~
58 1Kon 17:5 | HEEREN; want hij ging en woonde bij de beek Krith, die voor
59 1Kon 17:19| opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder
60 2Kon 16:5 | dag zijns doods; en hij woonde in een afgezonderd huis;
61 2Kon 19:28| Samaria weggevoerd hadden, en woonde te Beth-El; en hij leerde
62 2Kon 24:14| klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede
63 1Kro 5:8 | den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo,
64 1Kro 5:9 | 9 En hij woonde tegen het oosten, tot den
65 1Kro 8:29| 29 En te Gibeon woonde de vader van Gibeon; en
66 1Kro 11:7 | 7 David nu woonde op den burg; daarom heet
67 1Kro 17:1 | als David in zijn huis woonde, dat David tot Nathan, den
68 2Kro 12:5 | 5 Rehabeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde
69 2Kro 17:2 | van Syrie, die te Damaskus woonde, zeggende: ~
70 2Kro 20:4 | 4 Josafat nu woonde in Jeruzalem; en hij toog
71 2Kro 26:21| doods; en melaats zijnde, woonde hij in een afgezonderd huis,
72 2Kro 34:22| klederbewaarder. Zij nu woonde te Jeruzalem in het tweede
73 Job 22:8 | een aanzienlijk persoon woonde daarin. ~
74 Job 29:25 | zo zat ik bovenaan, en woonde als een koning onder de
75 Psa 68:11 | 11 Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze
76 Psa 139:9 | vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der
77 Jer 2:6 | doorging, en waar geen mens woonde? ~
78 Jer 40:6 | Ahikam, te Mizpa; en hij woonde bij hem in het midden des
79 Jer 44:15 | Egypteland, in Pathros, woonde, zeggende: ~
80 Dan 4:21 | wien het gedierte des velds woonde, en in wiens takken de vogelen
81 Joha 1:40| kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij
|