Book Chapter: Verse
1 Gen 39:31 | bedwong zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~
2 Gen 43:6 | hen kloeke mannen zijn, zo zet hen tot veemeesters over
3 Exo 16:33 | gomer vol Man daarin; en zet die voor het aangezicht
4 Exo 25:12 | haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken,
5 Deu 32:46 | 46 Zo zeide hij tot hen: Zet uw hart op al de woorden,
6 Joz 10:24 | getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer
7 Rut 4:1 | zeide hij: Wijk herwaarts, zet u hier, gij, zulk een! En
8 Rut 4:2 | oudsten der stad, en zeide: Zet u hier; en zij zetten zich. ~
9 1Sa 6:8 | dan de ark des HEEREN, en zet ze op den wagen, en legt
10 1Sa 8:5 | wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons,
11 1Sa 9:20 | derden dag verloren hebt, zet uw hart daarop niet, want
12 1Sa 9:23 | waarvan ik tot u zeide: Zet het bij u weg. ~
13 1Sa 9:24 | dit is het overgeblevene; zet het voor u, eet, want het
14 1Sa 10:19 | en hebt tot Hem gezegd: Zet een koning over ons; nu
15 2Sa 13:20 | stil, hij is uw broeder; zet uw hart niet op deze zaak.
16 1Kon 21:9 | Roept een vasten uit, en zet Naboth in de hoogste plaats
17 1Kon 21:10| 10 En zet tegenover hem twee mannen,
18 1Kon 22:27| zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in het gevangenhuis,
19 2Kon 4:4 | giet in al die vaten, en zet weg, dat vol is. ~
20 2Kon 4:38| hij zeide tot zijn jongen: Zet den groten pot aan, en zied
21 2Kon 6:22| met uw boog gevangen hadt? Zet hun brood en water voor,
22 2Kon 10:3 | van de zonen uws heren, zet dien op zijns vaders troon;
23 2Kro 19:26| zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in het gevangenhuis,
24 2Kro 35:3 | den HEERE heilig waren: Zet de heilige ark in het huis,
25 2Kro 36:3 | den HEERE heilig waren: Zet de heilige ark in het huis,
26 Job 7:12 | dat Gij om mij wachten zet? ~
27 Job 7:17 | en dat Gij Uw hart op hem zet? ~
28 Job 10:20 | dagen niet weinig? Houd op, zet van mij af, dat ik mij een
29 Job 17:3 | 3 Zet toch bij, stel mij een borg
30 Job 36:7 | zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, en
31 Psa 21:4 | het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. ~
32 Psa 21:7 | 7 Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid;
33 Psa 48:14 | 14 Zet uw hart op haar vesting;
34 Psa 49:15 | 15 Men zet hen als schapen in het graf,
35 Psa 62:11 | overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op. ~
36 Psa 68:7 | Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert,
37 Psa 73:18 | 18 Immers zet Gij hen op gladde plaatsen;
38 Psa 73:28 | goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere
39 Psa 139:5 | achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij. ~
40 Psa 141:3 | 3 HEERE! zet een wacht voor mijn mond,
41 Spre 22:28| 28 Zet de oude palen niet terug,
42 Spre 23:2 | 2 En zet een mes aan uw keel, indien
43 Spre 23:10| 10 Zet de oude palen niet terug;
44 Spre 27:23| uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. ~
45 Hoo 8:6 | 6 Zet mij als een zegel op Uw
46 Jes 3:7 | geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een overste
47 Jes 21:6 | tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter, laat hem aanzeggen,
48 Jes 21:8 | bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. ~
49 Jes 58:8 | achter de deur en posten zet gij uw gedenkteken; want
50 Jer 13:18 | de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad,
51 Jer 31:21 | stel u spitse pilaren, zet uw hart op de baan, op den
52 Eze 4:2 | stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom. ~
53 Eze 6:2 | 2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen
54 Eze 13:17 | En gij, mensenkind, zet uw aangezicht tegen de dochteren
55 Eze 14:7 | achter Mij afscheidt, en zet zijn drekgoden op in zijn
56 Eze 20:46 | 46 Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg
57 Eze 21:2 | 2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Jeruzalem,
58 Eze 24:3 | Alzo zegt de Heere HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe,
59 Eze 24:3 | HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water
60 Eze 25:2 | 2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen de kinderen
61 Eze 28:21 | 21 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Sidon,
62 Eze 29:2 | 2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Farao,
63 Eze 35:2 | 2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen het
64 Eze 38:2 | 2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog,
65 Eze 40:4 | en hoor met uw oren, en zet uw hart op alles, wat ik
66 Eze 44:5 | zeide tot mij: Mensenkind! zet er uw hart op, en zie met
67 Eze 44:5 | en van al zijn wetten; en zet uw hart op den ingang van
68 Dan 2:21 | de tijden en stonden; Hij zet de koningen af, en Hij bevestigt
69 Dan 4:17 | ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste onder
70 Zac 6:11 | goud, en maak kronen; en zet ze op het hoofd van Josua,
71 Matt 5:15| steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat,
72 Matt 9:16| 16 Ook zet niemand een lap ongevold
73 Luk 5:36 | een gelijkenis: Niemand zet een lap van een nieuw kleed
74 Luk 8:16 | dezelve met een vat, of zet ze onder een bed; maar zet
75 Luk 8:16 | zet ze onder een bed; maar zet ze op een kandelaar, opdat
76 Luk 11:33 | die een kaars ontsteekt, zet die in het verborgen, noch
77 Luk 14:8 | bruiloft genood zult zijn, zo zet u niet in de eerste zitplaats;
78 Luk 14:10 | genood zult zijn, ga heen en zet u in de laatste plaats;
79 Joha 2:10| zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op,
80 1Kor 6:4 | die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de
|