Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
derzelven 1
derzelver 101
derzulken 3
des 5858
desem 1
desgelijks 81
desgenen 75
Frequency    [«  »]
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op

Bijbel

IntraText - Concordances

des

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

     Book Chapter: Verse
501 Lev 4:17 | sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. ~ 502 Lev 4:18 | dat voor het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent 503 Lev 4:18 | den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is 504 Lev 4:20 | gelijk als hij den var des zondoffers gedaan heeft, 505 Lev 4:22 | tegen een van de geboden des HEEREN zijns Gods, door 506 Lev 4:24 | slacht voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 507 Lev 4:25 | de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger 508 Lev 4:25 | de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan zal 509 Lev 4:25 | den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. ~ 510 Lev 4:26 | aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal de priester 511 Lev 4:27 | zo enig mens van het volk des lands door afdwaling zal 512 Lev 4:27 | tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan 513 Lev 4:29 | zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en men 514 Lev 4:29 | zondoffer slachten in de plaats des brandoffers. ~ 515 Lev 4:30 | de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij 516 Lev 4:33 | zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en hij 517 Lev 4:34 | de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger 518 Lev 4:34 | de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij 519 Lev 4:35 | als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt, 520 Lev 4:35 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; en de priester zal 521 Lev 5:1 | hij gehoord heeft een stem des vloeks, waarvan hij getuige 522 Lev 5:9 | 9 En van het bloed des zondoffers zal hij aan den 523 Lev 5:12 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 524 Lev 5:13 | vergeven worden; en het zal des priesters zijn, gelijk het 525 Lev 5:15 | onwetende van de heilige dingen des HEEREN, zo zal hij tot zijn 526 Lev 5:15 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer. ~ 527 Lev 5:16 | de priester met den ram des schuldoffers voor hem verzoening 528 Lev 5:17 | tegen een van alle geboden des HEEREN, hetwelk niet zou 529 Lev 6:7 | doen voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven 530 Lev 6:9 | zeggende: Dit is de wet des brandoffers; het is hetgeen, 531 Lev 6:9 | opvaart; alwaar het vuur des altaars zal brandende gehouden 532 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers; een der zonen 533 Lev 6:14 | dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan 534 Lev 6:15 | hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers, en van deszelfs 535 Lev 6:18 | geslachten van de vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren, 536 Lev 6:21 | en de gebakken stukken des spijsoffers zult gij offeren, 537 Lev 6:23 | Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn; 538 Lev 6:25 | zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in de plaats, 539 Lev 6:25 | zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; 540 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; het is een 541 Lev 7:7 | voor dezelve zijn; het zal des priesters zijn, die daarmede 542 Lev 7:8 | die priester zal de huid des brandoffers hebben, dat 543 Lev 7:9 | den pan bereid wordt, zal des priesters zijn, die dat 544 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den 545 Lev 7:14 | priester zijn, die het bloed des dankoffers sprengt. ~ 546 Lev 7:16 | overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden. ~ 547 Lev 7:17 | 17 Wat nog van het vlees des slachtoffers overgebleven 548 Lev 7:20 | van het dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben, 549 Lev 7:21 | hebben, als de onreinigheid des mensen, of het onreine vee, 550 Lev 7:21 | verfoeisel, en zal van het vlees des dankoffers, hetwelk des 551 Lev 7:21 | des dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, 552 Lev 7:30 | handen zullen de vuurofferen des HEEREN brengen; het vet 553 Lev 7:30 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~ 554 Lev 7:33 | zonen van Aaron het bloed des dankoffers en het vet offert, 555 Lev 7:35 | zonen, van de vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij 556 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers, des spijsoffers, 557 Lev 7:37 | de wet des brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers, 558 Lev 7:37 | brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers, 559 Lev 7:37 | spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers 560 Lev 7:37 | zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers; ~ 561 Lev 7:37 | schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers; ~ 562 Lev 8:2 | zalfolie, daartoe den var des zondoffers, en de twee rammen, 563 Lev 8:7 | met de kunstelijken riem des efods, en ombond hem daarmede. ~ 564 Lev 8:14 | 14 Toen deed hij den var des zondoffers bijkomen; en 565 Lev 8:14 | op het hoofd van den var des zondoffers; ~ 566 Lev 8:15 | vinger rondom op de hoornen des altaars, en ontzondigde 567 Lev 8:15 | bloed uit aan den bodem des altaars, en heiligde het, 568 Lev 8:18 | Daarna deed hij den ram des brandoffers bijbrengen; 569 Lev 8:22 | den anderen ram, den ram des vuloffers, bijbrengen; en 570 Lev 8:26 | die voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde 571 Lev 8:27 | beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 572 Lev 8:29 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten 573 Lev 8:29 | Mozes ten dele van den ram des vuloffers, gelijk als de 574 Lev 8:31 | het brood, dat in den korf des vuloffers is; gelijk als 575 Lev 8:35 | dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat 576 Lev 9:2 | breng ze voor het aangezicht des HEEREN. ~ 577 Lev 9:4 | om voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer 578 Lev 9:5 | stond voor het aangezicht des HEEREN. ~ 579 Lev 9:6 | doen; en de heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. ~ 580 Lev 9:7 | maak daarna de offerande des volks toe, en doe de verzoening 581 Lev 9:8 | altaar, en slachtte het kalf des zondoffers, dat voor hem 582 Lev 9:9 | en deed het op de hoornen des altaars; daarna goot hij 583 Lev 9:9 | bloed uit aan den bodem des altaars. ~ 584 Lev 9:15 | Daarna deed hij de offerande des volks toebrengen; en nam 585 Lev 9:15 | toebrengen; en nam den bok des zondoffers, die voor het 586 Lev 9:21 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes 587 Lev 9:23 | volk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het 588 Lev 9:24 | ging uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op 589 Lev 10:1 | vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen 590 Lev 10:2 | vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; 591 Lev 10:2 | stierven voor het aangezicht des HEEREN. ~ 592 Lev 10:7 | sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden 593 Lev 10:12 | dat van de vuurofferen des HEEREN overgebleven is, 594 Lev 10:13 | bescheiden deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; want 595 Lev 10:15 | zij nevens de vuurofferen des vets toebrengen, om ten 596 Lev 10:15 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk, 597 Lev 10:16 | zeer naarstiglijk den bok des zondoffers; en ziet, hij 598 Lev 10:17 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 599 Lev 10:19 | brandoffer voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en zulke 600 Lev 10:19 | geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~ 601 Lev 12:7 | offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar 602 Lev 13:3 | zal de plaag in het vel des vleses bezien; zo het haar 603 Lev 13:12 | het gezicht van de ogen des priesters; ~ 604 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des vleses een vurige brand 605 Lev 13:43 | melaatsheid van het vel des vleses; ~ 606 Lev 13:45 | Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag 607 Lev 14:2 | 2 Dit zal de wet des melaatsen zijn, ten dage 608 Lev 14:6 | vogel dopen in het bloed des vogels, die boven het levende 609 Lev 14:11 | stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van 610 Lev 14:12 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~ 611 Lev 14:14 | priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, hetwelk 612 Lev 14:15 | olie nemen, en zal ze op des priesters linkerhand gieten. ~ 613 Lev 14:16 | sprengen, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 614 Lev 14:17 | rechtervoets, boven op het bloed des schuldoffers. ~ 615 Lev 14:18 | die olie, die in de hand des priesters geweest is, zal 616 Lev 14:18 | doen voor het aangezicht des HEEREN. 617 Lev 14:23 | samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 618 Lev 14:24 | de priester zal het lam des schuldoffers, en den log 619 Lev 14:24 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~ 620 Lev 14:25 | 25 Daarna zal hij het lam des schuldoffers slachten, en 621 Lev 14:25 | priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, en doen 622 Lev 14:26 | priester van die olie op des priesters linkerhand gieten. ~ 623 Lev 14:27 | zevenmaal, voor het aangezicht des HEEREN. 624 Lev 14:28 | de plaats van het bloed des schuldoffers. ~ 625 Lev 14:29 | de olie, die in de hand des priesters is, zal hij doen 626 Lev 14:29 | doen, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 627 Lev 14:31 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 628 Lev 14:51 | en zal die in het bloed des geslachten vogels en in 629 Lev 14:52 | ontzondigen met het bloed des vogels, en met dat levend 630 Lev 15:14 | zal voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van 631 Lev 15:15 | hem voor het aangezicht des HEEREN, vanwege zijn vloed, 632 Lev 15:16 | man, als van hem het zaad des bijliggens zal uitgegaan 633 Lev 15:17 | vel, aan hetwelk het zaad des bijliggens wezen zal, dat 634 Lev 15:18 | als een man met het zaad des bijliggens bij haar gelegen 635 Lev 15:30 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 636 Lev 16:1 | waren voor het aangezicht des HEEREN, en gestorven waren; ~ 637 Lev 16:6 | Daarna zal Aaron den var des zondoffers, die voor hem 638 Lev 16:7 | stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van 639 Lev 16:10 | levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om 640 Lev 16:11 | 11 Aaron dan zal den var des zondoffers, die voor hemzelven 641 Lev 16:11 | verzoening doen, en zal den var des zondoffers, die voor hemzelven 642 Lev 16:12 | van voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol 643 Lev 16:13 | leggen, voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des 644 Lev 16:13 | des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks het verzoendeksel, 645 Lev 16:15 | 15 Daarna zal hij den bok des zondoffers, die voor het 646 Lev 16:18 | dat voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en 647 Lev 16:18 | het rondom op de hoornen des altaars. ~ 648 Lev 16:21 | hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal hem 649 Lev 16:24 | brandoffer, en het brandoffer des volks bereiden, en voor 650 Lev 16:25 | 25 Ook zal hij het vet des zondoffers op het altaar 651 Lev 16:27 | 27 Maar den var des zondoffers, en den bok des 652 Lev 16:27 | des zondoffers, en den bok des zondoffers, welker bloed 653 Lev 16:30 | gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. ~ 654 Lev 16:34 | van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen. 655 Lev 17:4 | HEERE voor den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed 656 Lev 17:6 | het bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur van 657 Lev 18:3 | niet doen naar de werken des Egyptischen lands, waarin 658 Lev 18:3 | hebt; en naar de werken des lands Kanaan, waarheen Ik 659 Lev 19:6 | den dag van uw offeren, en des anderen daags, zal het gegeten 660 Lev 19:8 | dragen, omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft; 661 Lev 19:13 | verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal 662 Lev 19:14 | en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; 663 Lev 19:15 | gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen, 664 Lev 19:15 | aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid 665 Lev 19:20 | een man, door bijligging des zaads, bij een vrouw zal 666 Lev 19:22 | priester zal met den ram des schuldoffers, voor hem over 667 Lev 19:22 | heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen; 668 Lev 19:32 | en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult 669 Lev 20:2 | gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen 670 Lev 20:4 | 4 En indien het volk des lands hun ogen enigzins 671 Lev 20:23 | wandelt niet in de inzettingen des volks, hetwelk Ik voor uw 672 Lev 21:6 | zij offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; 673 Lev 21:19 | een man, in wien een breuk des voets, of een breuk der 674 Lev 21:21 | toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek 675 Lev 22:10 | heilige eten; een bijwoner des priesters, en een dagloner, 676 Lev 22:12 | 12 Maar als des priesters dochter een vreemden 677 Lev 22:13 | 13 Doch als des priesters dochter een weduwe 678 Lev 22:25 | Gij zult ook uit de hand des vreemden van al deze dingen 679 Lev 22:27 | aangenaam zijn tot offerande des vuuroffers den HEERE. ~ 680 Lev 22:34 | werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw 681 Lev 22:35 | zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen, 682 Lev 22:36 | tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~ 683 Lev 22:37 | van de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult 684 Lev 22:42 | garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het 685 Lev 22:42 | het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat 686 Lev 22:46 | den dag, dat gij de garf des beweegoffers zult gebracht 687 Lev 22:51 | beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren 688 Lev 22:53 | in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk afmaaien, 689 Lev 22:55 | hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. ~ 690 Lev 22:59 | doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~ 691 Lev 22:68 | zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen 692 Lev 22:69 | 38 Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven, 693 Lev 22:70 | maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd hebben, 694 Lev 22:70 | ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen 695 Lev 22:71 | zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven 696 Lev 22:75 | Mozes de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels 697 Lev 23:3 | die voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten, 698 Lev 23:4 | lampen voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten. ~ 699 Lev 23:6 | tafel, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 700 Lev 23:8 | dat voor het aangezicht des HEEREN toerichten, vanwege 701 Lev 23:9 | heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. ~ 702 Lev 23:12 | opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden 703 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, 704 Lev 23:17 | En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen hebben, 705 Lev 24:6 | de inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze 706 Lev 24:9 | tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan; 707 Lev 24:31 | hebben, zullen als het veld des lands gerekend worden; daarvoor 708 Lev 24:47 | den stam van het geslacht des vreemdelings zal verkocht 709 Lev 25:4 | inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven; ~ 710 Lev 25:20 | niet geven, en het geboomte des lands zal zijn vrucht niet 711 Lev 25:22 | onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk u beroven, 712 Lev 25:25 | u brengen, dat de wraak des verbonds wreken zal, zodat 713 Lev 25:25 | en gij zult in de hand des vijands overgegeven worden. ~ 714 Lev 25:26 | 26 Als Ik u den staf des broods zal gebroken hebben, 715 Lev 26:2 | schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. ~ 716 Lev 26:3 | zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 717 Lev 26:8 | zich voor het aangezicht des priesters zetten, opdat 718 Lev 26:11 | beest voor het aangezicht des priesters zetten. ~ 719 Lev 26:15 | zal hij een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven 720 Lev 26:19 | zal hij een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven 721 Lev 26:21 | de bezitting daarvan zal des priesters zijn. ~ 722 Lev 26:25 | schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms geschieden; de 723 Lev 26:26 | os, of klein vee, het is des HEEREN. ~ 724 Lev 26:30 | 30 Ook alle tienden des lands, van het zaad des 725 Lev 26:30 | des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van 726 Lev 26:30 | vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE 727 Num 2:3 | opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun 728 Num 2:9 | 9 Al de getelden des legers van Juda waren honderd 729 Num 2:10 | 10 De banier des legers van Ruben, naar hun 730 Num 2:18 | 18 De banier des legers van Efraim, naar 731 Num 2:25 | 25 De banier des legers van Dan zal tegen 732 Num 3:4 | stierven voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur 733 Num 3:4 | vuur voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van 734 Num 3:7 | samenkomst, om den dienst des tabernakels te bedienen; ~ 735 Num 3:8 | waarnemen, om den dienst des tabernakels te bedienen. ~ 736 Num 3:16 | telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk hem geboden 737 Num 3:26 | 26 En de behangselen des voorhofs, en het deksel 738 Num 3:26 | en het deksel van de deur des voorhofs, welke bij den 739 Num 3:28 | zeshonderd, waarnemende de wacht des heiligdoms. ~ 740 Num 3:29 | zich legeren aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts. ~ 741 Num 3:31 | altaren en het gereedschap des heiligdoms, met hetwelk 742 Num 3:32 | over degenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen. ~ 743 Num 3:35 | zich legeren aan de zijde des tabernakels, noordwaarts. ~ 744 Num 3:36 | zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen, 745 Num 3:37 | 37 En de pilaren des voorhofs rondom, en hun 746 Num 3:38 | zonen, waarnemende de wacht des heiligdoms, voor de wacht 747 Num 3:39 | Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, 748 Num 3:47 | sikkels nemen; naar den sikkel des heiligdoms zult gij ze nemen; 749 Num 3:50 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 750 Num 3:51 | zijn zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk als de HEERE 751 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers, zo zullen Aaron 752 Num 4:5 | zonen komen, en den voorhang des deksels afnemen, en zullen 753 Num 4:9 | en bedekken den kandelaar des luchters, en zijn lampen, 754 Num 4:14 | sprengbekkens, al het gereedschap des altaars; en zij zullen daarover 755 Num 4:15 | en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken 756 Num 4:15 | heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben, 757 Num 4:16 | priester, zal zijn over de olie des luchters, en het reukwerk 758 Num 4:16 | de zalfolie; het opzicht des gansen tabernakels, en alles 759 Num 4:25 | dan dragen de gordijnen des tabernakels, en de tent 760 Num 4:26 | 26 En de behangselen des voorhofs, en het deksel 761 Num 4:26 | deksel der deur van de poort des voorhofs, hetwelk is bij 762 Num 4:31 | samenkomst: de berderen des tabernakels, en zijn richelen, 763 Num 4:32 | 32 Mitsgaders de pilaren des voorhofs rondom, hun voeten, 764 Num 4:37 | geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van 765 Num 4:41 | Aaron telden, naar het bevel des HEEREN. ~ 766 Num 4:45 | geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van 767 Num 4:49 | telde hen, naar het bevel des HEEREN, door de hand van 768 Num 5:8 | weder uitgekeerd wordt, des priesters zijn; behalve 769 Num 5:13 | bij haar door bijligging des zaads zal gelegen hebben, 770 Num 5:16 | stellen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 771 Num 5:17 | stof, hetwelk op den vloer des tabernakels is, zal de priester 772 Num 5:18 | vrouw voor het aangezicht des HEEREN stellen, en zal het 773 Num 5:18 | ijveringen is; en in de hand des priesters zal dat bitter 774 Num 5:25 | spijsoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, en zal dat 775 Num 5:30 | vrouw voor het aangezicht des HEEREN stelle, en de priester 776 Num 6:4 | iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de 777 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers: op den dag, als 778 Num 6:16 | het voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn 779 Num 6:19 | hij zal ze op de handen des Nazireers leggen, nadat 780 Num 6:20 | beweegoffer, voor het aan gezicht des HEEREN; het is een heilig 781 Num 6:20 | den priester, met de borst des beweegoffers, en met den 782 Num 6:20 | beweegoffers, en met den schouder des hefoffers; en daarna zal 783 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers, die zijn offerande 784 Num 7:3 | offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, 785 Num 7:10 | oversten offerden ter inwijding des altaars, op den dag als 786 Num 7:11 | offerande offeren, ter inwijding des altaars. ~ 787 Num 7:13 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 788 Num 7:19 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 789 Num 7:25 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 790 Num 7:31 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 791 Num 7:37 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 792 Num 7:43 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 793 Num 7:49 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 794 Num 7:55 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 795 Num 7:61 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 796 Num 7:67 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 797 Num 7:73 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 798 Num 7:79 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide 799 Num 7:84 | 84 Dit was de inwijding des altaars van de oversten 800 Num 7:85 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 801 Num 7:86 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; al het goud 802 Num 7:88 | zestig. Dit is de inwijding des altaars, nadat hetzelve 803 Num 8:4 | 4 Dit werk nu des kandelaars was van dicht 804 Num 8:10 | Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en 805 Num 8:11 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen 806 Num 8:11 | zij zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen. ~ 807 Num 8:21 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening 808 Num 9:7 | worden, dat wij de offerande des HEEREN op zijn gezetten 809 Num 9:13 | want hij heeft de offerande des HEEREN op zijn gezetten 810 Num 9:14 | vreemdeling en den inboorling des lands. ~ 811 Num 9:15 | den dag van het oprichten des tabernakels bedekte de wolk 812 Num 9:15 | tabernakel als een gedaante des vuurs, tot aan den morgen. ~ 813 Num 9:16 | wolk bedekte denzelven, en des nachts was er een gedaante 814 Num 9:16 | nachts was er een gedaante des vuurs. ~ 815 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen 816 Num 9:18 | kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij 817 Num 9:19 | kinderen Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden 818 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich, 819 Num 9:20 | zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~ 820 Num 9:21 | werd, zo verreisden zij; of des daags, of des nachts, als 821 Num 9:21 | verreisden zij; of des daags, of des nachts, als de wolk opgeheven 822 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij zich, 823 Num 9:23 | zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij 824 Num 9:23 | zij; zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond 825 Num 9:23 | HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de hand van 826 Num 10:9 | worden voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij 827 Num 10:13 | vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand van 828 Num 10:33 | drie dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds 829 Num 10:33 | berg des HEEREN; en de ark des verbonds des HEEREN reisde 830 Num 10:33 | en de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht 831 Num 10:34 | 34 En de wolk des HEEREN was des daags over 832 Num 10:34 | En de wolk des HEEREN was des daags over hen, als zij 833 Num 11:1 | het kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde 834 Num 11:1 | toorn ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde, 835 Num 11:1 | verteerde, in het uiterste des legers. ~ 836 Num 11:3 | Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen gebrand 837 Num 11:9 | 9 En wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, 838 Num 11:10 | zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook 839 Num 11:16 | weet, dat zij de oudsten des volks en deszelfs ambtlieden 840 Num 11:18 | want gij hebt voor de oren des HEEREN geweend, zeggende: 841 Num 11:23 | zeide tot Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? 842 Num 11:24 | uit, en sprak de woorden des HEEREN tot het volk; en 843 Num 11:24 | zeventig mannen uit de oudsten des volks, en stelde hen rondom 844 Num 11:26 | het leger overgebleven; des enen naam was Eldad, en 845 Num 11:26 | enen naam was Eldad, en des anderen naam Medad; en die 846 Num 11:29 | ijverende? Och of al dat volk des HEEREN profeten waren, dat 847 Num 11:33 | was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en 848 Num 12:8 | woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom 849 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen, 850 Num 13:3 | van Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen waren 851 Num 13:20 | en neemt van de vrucht des lands. Die dagen nu waren 852 Num 13:25 | weder van het verspieden des lands, ten einde van veertig 853 Num 13:26 | en lieten hen de vrucht des lands zien. ~ 854 Num 14:10 | zoude. Maar de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de tent 855 Num 14:14 | voor hun aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom 856 Num 14:14 | daags, en in een vuurkolom des nachts. ~ 857 Num 14:17 | dan, laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk 858 Num 14:21 | aarde met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden! ~ 859 Num 14:37 | plaag, voor het aangezicht des HEEREN. ~ 860 Num 14:40 | 40 En zij stonden des morgens vroeg op, en klommen 861 Num 14:40 | en klommen op de hoogte des bergs, zeggende: Ziet, hier 862 Num 14:41 | overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen 863 Num 14:44 | vermetel, om op de hoogte des bergs te klimmen; maar de 864 Num 14:44 | te klimmen; maar de ark des verbonds des HEEREN en Mozes 865 Num 14:44 | maar de ark des verbonds des HEEREN en Mozes scheidden 866 Num 14:44 | scheidden niet uit het midden des legers. ~ 867 Num 15:15 | zal de vreemdeling voor des HEEREN aangezicht zijn. ~ 868 Num 15:19 | geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, dan zult 869 Num 15:20 | offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers zult gij dat 870 Num 15:25 | zondoffer, voor het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~ 871 Num 15:28 | afdwaling, voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening 872 Num 15:31 | Want zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn gebod 873 Num 15:38 | geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen 874 Num 15:39 | aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet; 875 Num 16:3 | gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~ 876 Num 16:7 | daarop voor het aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden, 877 Num 16:9 | naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te bedienen, 878 Num 16:16 | weest voor het aangezicht des HEEREN; gij, en zij, ook 879 Num 16:17 | brengt voor het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat, 880 Num 16:19 | verscheen de heerlijkheid des HEEREN aan deze ganse vergadering. ~ 881 Num 16:38 | gebracht voor het aangezicht des HEEREN, daarom zijn zij 882 Num 16:40 | steken voor het aangezicht des HEEREN; opdat hij niet worde 883 Num 16:41 | 41 Maar des anderen daags murmureerde 884 Num 16:41 | zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood! ~ 885 Num 16:42 | wolk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen. ~ 886 Num 16:46 | van voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, de plaag 887 Num 17:5 | geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren 888 Num 17:7 | weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 889 Num 17:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes 890 Num 17:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen 891 Num 17:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen 892 Num 18:5 | geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren 893 Num 18:7 | weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 894 Num 18:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes 895 Num 18:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen 896 Num 18:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen 897 Num 18:14 | dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw 898 Num 18:16 | doch tot het gereedschap des heiligdoms en het altaar 899 Num 18:18 | zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en de wacht 900 Num 18:18 | heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid 901 Num 18:20 | waarnemen in alle zaken des altaars, en in hetgeen van 902 Num 18:29 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, die is twintig 903 Num 18:32 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw 904 Num 18:39 | gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden 905 Num 18:41 | zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw 906 Num 18:41 | ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan 907 Num 18:42 | gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het 908 Num 18:43 | toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, en als een inkomen 909 Num 18:43 | dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~ 910 Num 19:1 | dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw 911 Num 19:3 | doch tot het gereedschap des heiligdoms en het altaar 912 Num 19:5 | zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en de wacht 913 Num 19:5 | heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid 914 Num 19:7 | waarnemen in alle zaken des altaars, en in hetgeen van 915 Num 19:16 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, die is twintig 916 Num 19:19 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw 917 Num 19:26 | gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden 918 Num 19:28 | zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw 919 Num 19:28 | ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan 920 Num 19:29 | gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het 921 Num 19:30 | toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, en als een inkomen 922 Num 19:30 | dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~ 923 Num 20:3 | broeders voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~ 924 Num 20:4 | hebt gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn 925 Num 20:6 | aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun. ~ 926 Num 20:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem 927 Num 21:4 | heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig op 928 Num 21:14 | het boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen Waheb, in 929 Num 21:18 | gegraven hebben, dien de edelen des volks gedolven hebben, door 930 Num 21:24 | sloeg hem met de scherpte des zwaards, en nam zijn land 931 Num 22:4 | gelijk de os de groente des velds oplikt. Te dier tijd 932 Num 22:5 | zie, het heeft het gezicht des lands bedekt, en het blijft 933 Num 22:11 | en het heeft het gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek 934 Num 22:13 | 13 Toen stond Bileam des morgens op, en zeide tot 935 Num 22:18 | vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, 936 Num 22:20 | 20 God nu kwam tot Bileam des nachts, en zeide tot hem: 937 Num 22:21 | 21 Toen stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn 938 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, omdat 939 Num 22:22 | hij heentoog; en de Engel des HEEREN stelde Zich in den 940 Num 22:23 | ezelin nu zag den Engel des HEEREN staande in den weg, 941 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN stond in een pad 942 Num 22:25 | Toen de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij 943 Num 22:26 | 26 Toen ging de Engel des HEEREN noch verder, en Hij 944 Num 22:27 | Als de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo legde zij 945 Num 22:31 | Bileam, zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den 946 Num 22:32 | 32 Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt 947 Num 22:34 | zeide Bileam tot den Engel des HEEREN: Ik heb gezondigd, 948 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam: 949 Num 22:41 | 41 En het geschiedde des morgens, dat Balak Bileam 950 Num 22:41 | van daar zag het uiterste des volks. 951 Num 23:21 | met hem, en het geklank des Konings is bij hem. ~ 952 Num 24:1 | het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende, 953 Num 24:4 | spreekt, die het gezicht des Almachtigen ziet; die verrukt 954 Num 24:13 | gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, 955 Num 24:16 | spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten weet; die 956 Num 24:16 | Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt 957 Num 25:3 | Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~ 958 Num 25:4 | Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE 959 Num 25:4 | zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden 960 Num 25:12 | Ik geef hem Mijn verbond des vredes. ~ 961 Num 25:13 | zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom 962 Num 25:14 | 14 De naam nu des verslagenen Israelietischen 963 Num 26:61 | brachten voor het aangezicht des HEEREN. ~ 964 Num 27:5 | rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN. ~ 965 Num 27:11 | Israels tot een inzetting des rechts zijn, gelijk als 966 Num 27:17 | inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, 967 Num 27:21 | Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen 968 Num 28:3 | volkomen eenjarige lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer. ~ 969 Num 28:4 | ene lam zult gij bereiden des morgens; en het andere lam 970 Num 28:7 | zult gij het drankoffer des sterken dranks den HEERE 971 Num 28:8 | avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, en gelijk zijn 972 Num 28:8 | bereiden, ten vuuroffer des liefelijken reuks den HEERE. ~ 973 Num 28:10 | 10 Het is het brandoffer des sabbats op elken sabbat, 974 Num 28:14 | elke maand, naar de maanden des jaars. ~ 975 Num 28:24 | Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, 976 Num 28:24 | zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot 977 Num 29:1 | doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~ 978 Num 31:3 | Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~ 979 Num 31:6 | vaten, en de trompetten des geklanks in zijn hand. ~ 980 Num 31:14 | vertoornd tegen de bevelhebbers des heirs, de hoofdlieden der 981 Num 31:16 | werd onder de vergadering des HEEREN. ~ 982 Num 31:17 | vrouw, die door bijligging des mans een man bekend heeft. ~ 983 Num 31:18 | geslacht, die de bijligging des mans niet bekend hebben, 984 Num 31:29 | Eleazar geven tot een heffing des HEEREN. ~ 985 Num 31:30 | wacht van de tabernakel des HEEREN waarnemen. ~ 986 Num 31:35 | vrouwen, die geen bijligging des mans bekend hadden, alle 987 Num 31:41 | schatting van de heffing des HEEREN, gelijk als de HEERE 988 Num 31:47 | wacht van den tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk 989 Num 31:48 | bevelhebbers, die over de duizenden des heirs waren, de hoofdlieden 990 Num 31:50 | hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, een ieder 991 Num 31:50 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 992 Num 31:54 | Israels, voor het aangezicht des HEEREN. ~  ~dden machtig 993 Num 31:63 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en 994 Num 31:66 | 13 Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, 995 Num 31:66 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 996 Num 31:67 | mensen, om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel 997 Num 31:70 | steden, vanwege de inwoners des lands. ~ 998 Num 31:73 | gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten 999 Num 31:74 | trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn 1000 Num 31:75 | land voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License