1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858
Book Chapter: Verse
501 Lev 4:17 | sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. ~
502 Lev 4:18 | dat voor het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent
503 Lev 4:18 | den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is
504 Lev 4:20 | gelijk als hij den var des zondoffers gedaan heeft,
505 Lev 4:22 | tegen een van de geboden des HEEREN zijns Gods, door
506 Lev 4:24 | slacht voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~
507 Lev 4:25 | de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger
508 Lev 4:25 | de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan zal
509 Lev 4:25 | den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. ~
510 Lev 4:26 | aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal de priester
511 Lev 4:27 | zo enig mens van het volk des lands door afdwaling zal
512 Lev 4:27 | tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan
513 Lev 4:29 | zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en men
514 Lev 4:29 | zondoffer slachten in de plaats des brandoffers. ~
515 Lev 4:30 | de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij
516 Lev 4:33 | zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en hij
517 Lev 4:34 | de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger
518 Lev 4:34 | de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij
519 Lev 4:35 | als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt,
520 Lev 4:35 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; en de priester zal
521 Lev 5:1 | hij gehoord heeft een stem des vloeks, waarvan hij getuige
522 Lev 5:9 | 9 En van het bloed des zondoffers zal hij aan den
523 Lev 5:12 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~
524 Lev 5:13 | vergeven worden; en het zal des priesters zijn, gelijk het
525 Lev 5:15 | onwetende van de heilige dingen des HEEREN, zo zal hij tot zijn
526 Lev 5:15 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, ten schuldoffer. ~
527 Lev 5:16 | de priester met den ram des schuldoffers voor hem verzoening
528 Lev 5:17 | tegen een van alle geboden des HEEREN, hetwelk niet zou
529 Lev 6:7 | doen voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven
530 Lev 6:9 | zeggende: Dit is de wet des brandoffers; het is hetgeen,
531 Lev 6:9 | opvaart; alwaar het vuur des altaars zal brandende gehouden
532 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers; een der zonen
533 Lev 6:14 | dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan
534 Lev 6:15 | hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers, en van deszelfs
535 Lev 6:18 | geslachten van de vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren,
536 Lev 6:21 | en de gebakken stukken des spijsoffers zult gij offeren,
537 Lev 6:23 | Alzo zal alle spijsoffer des priesters ganselijk zijn;
538 Lev 6:25 | zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in de plaats,
539 Lev 6:25 | zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden;
540 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; het is een
541 Lev 7:7 | voor dezelve zijn; het zal des priesters zijn, die daarmede
542 Lev 7:8 | die priester zal de huid des brandoffers hebben, dat
543 Lev 7:9 | den pan bereid wordt, zal des priesters zijn, die dat
544 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den
545 Lev 7:14 | priester zijn, die het bloed des dankoffers sprengt. ~
546 Lev 7:16 | overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden. ~
547 Lev 7:17 | 17 Wat nog van het vlees des slachtoffers overgebleven
548 Lev 7:20 | van het dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben,
549 Lev 7:21 | hebben, als de onreinigheid des mensen, of het onreine vee,
550 Lev 7:21 | verfoeisel, en zal van het vlees des dankoffers, hetwelk des
551 Lev 7:21 | des dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben,
552 Lev 7:30 | handen zullen de vuurofferen des HEEREN brengen; het vet
553 Lev 7:30 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~
554 Lev 7:33 | zonen van Aaron het bloed des dankoffers en het vet offert,
555 Lev 7:35 | zonen, van de vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij
556 Lev 7:37 | 37 Dit is de wet des brandoffers, des spijsoffers,
557 Lev 7:37 | de wet des brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers,
558 Lev 7:37 | brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers,
559 Lev 7:37 | spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers
560 Lev 7:37 | zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers; ~
561 Lev 7:37 | schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers; ~
562 Lev 8:2 | zalfolie, daartoe den var des zondoffers, en de twee rammen,
563 Lev 8:7 | met de kunstelijken riem des efods, en ombond hem daarmede. ~
564 Lev 8:14 | 14 Toen deed hij den var des zondoffers bijkomen; en
565 Lev 8:14 | op het hoofd van den var des zondoffers; ~
566 Lev 8:15 | vinger rondom op de hoornen des altaars, en ontzondigde
567 Lev 8:15 | bloed uit aan den bodem des altaars, en heiligde het,
568 Lev 8:18 | Daarna deed hij den ram des brandoffers bijbrengen;
569 Lev 8:22 | den anderen ram, den ram des vuloffers, bijbrengen; en
570 Lev 8:26 | die voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde
571 Lev 8:27 | beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN. ~
572 Lev 8:29 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten
573 Lev 8:29 | Mozes ten dele van den ram des vuloffers, gelijk als de
574 Lev 8:31 | het brood, dat in den korf des vuloffers is; gelijk als
575 Lev 8:35 | dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat
576 Lev 9:2 | breng ze voor het aangezicht des HEEREN. ~
577 Lev 9:4 | om voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer
578 Lev 9:5 | stond voor het aangezicht des HEEREN. ~
579 Lev 9:6 | doen; en de heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. ~
580 Lev 9:7 | maak daarna de offerande des volks toe, en doe de verzoening
581 Lev 9:8 | altaar, en slachtte het kalf des zondoffers, dat voor hem
582 Lev 9:9 | en deed het op de hoornen des altaars; daarna goot hij
583 Lev 9:9 | bloed uit aan den bodem des altaars. ~
584 Lev 9:15 | Daarna deed hij de offerande des volks toebrengen; en nam
585 Lev 9:15 | toebrengen; en nam den bok des zondoffers, die voor het
586 Lev 9:21 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes
587 Lev 9:23 | volk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het
588 Lev 9:24 | ging uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op
589 Lev 10:1 | vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen
590 Lev 10:2 | vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen;
591 Lev 10:2 | stierven voor het aangezicht des HEEREN. ~
592 Lev 10:7 | sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden
593 Lev 10:12 | dat van de vuurofferen des HEEREN overgebleven is,
594 Lev 10:13 | bescheiden deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; want
595 Lev 10:15 | zij nevens de vuurofferen des vets toebrengen, om ten
596 Lev 10:15 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk,
597 Lev 10:16 | zeer naarstiglijk den bok des zondoffers; en ziet, hij
598 Lev 10:17 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
599 Lev 10:19 | brandoffer voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en zulke
600 Lev 10:19 | geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~
601 Lev 12:7 | offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar
602 Lev 13:3 | zal de plaag in het vel des vleses bezien; zo het haar
603 Lev 13:12 | het gezicht van de ogen des priesters; ~
604 Lev 13:24 | 24 Of wanneer in het vel des vleses een vurige brand
605 Lev 13:43 | melaatsheid van het vel des vleses; ~
606 Lev 13:45 | Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag
607 Lev 14:2 | 2 Dit zal de wet des melaatsen zijn, ten dage
608 Lev 14:6 | vogel dopen in het bloed des vogels, die boven het levende
609 Lev 14:11 | stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van
610 Lev 14:12 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
611 Lev 14:14 | priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, hetwelk
612 Lev 14:15 | olie nemen, en zal ze op des priesters linkerhand gieten. ~
613 Lev 14:16 | sprengen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
614 Lev 14:17 | rechtervoets, boven op het bloed des schuldoffers. ~
615 Lev 14:18 | die olie, die in de hand des priesters geweest is, zal
616 Lev 14:18 | doen voor het aangezicht des HEEREN.
617 Lev 14:23 | samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN. ~
618 Lev 14:24 | de priester zal het lam des schuldoffers, en den log
619 Lev 14:24 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
620 Lev 14:25 | 25 Daarna zal hij het lam des schuldoffers slachten, en
621 Lev 14:25 | priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, en doen
622 Lev 14:26 | priester van die olie op des priesters linkerhand gieten. ~
623 Lev 14:27 | zevenmaal, voor het aangezicht des HEEREN.
624 Lev 14:28 | de plaats van het bloed des schuldoffers. ~
625 Lev 14:29 | de olie, die in de hand des priesters is, zal hij doen
626 Lev 14:29 | doen, voor het aangezicht des HEEREN. ~
627 Lev 14:31 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
628 Lev 14:51 | en zal die in het bloed des geslachten vogels en in
629 Lev 14:52 | ontzondigen met het bloed des vogels, en met dat levend
630 Lev 15:14 | zal voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van
631 Lev 15:15 | hem voor het aangezicht des HEEREN, vanwege zijn vloed,
632 Lev 15:16 | man, als van hem het zaad des bijliggens zal uitgegaan
633 Lev 15:17 | vel, aan hetwelk het zaad des bijliggens wezen zal, dat
634 Lev 15:18 | als een man met het zaad des bijliggens bij haar gelegen
635 Lev 15:30 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
636 Lev 16:1 | waren voor het aangezicht des HEEREN, en gestorven waren; ~
637 Lev 16:6 | Daarna zal Aaron den var des zondoffers, die voor hem
638 Lev 16:7 | stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van
639 Lev 16:10 | levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om
640 Lev 16:11 | 11 Aaron dan zal den var des zondoffers, die voor hemzelven
641 Lev 16:11 | verzoening doen, en zal den var des zondoffers, die voor hemzelven
642 Lev 16:12 | van voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol
643 Lev 16:13 | leggen, voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des
644 Lev 16:13 | des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks het verzoendeksel,
645 Lev 16:15 | 15 Daarna zal hij den bok des zondoffers, die voor het
646 Lev 16:18 | dat voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en
647 Lev 16:18 | het rondom op de hoornen des altaars. ~
648 Lev 16:21 | hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal hem
649 Lev 16:24 | brandoffer, en het brandoffer des volks bereiden, en voor
650 Lev 16:25 | 25 Ook zal hij het vet des zondoffers op het altaar
651 Lev 16:27 | 27 Maar den var des zondoffers, en den bok des
652 Lev 16:27 | des zondoffers, en den bok des zondoffers, welker bloed
653 Lev 16:30 | gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. ~
654 Lev 16:34 | van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen.
655 Lev 17:4 | HEERE voor den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed
656 Lev 17:6 | het bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur van
657 Lev 18:3 | niet doen naar de werken des Egyptischen lands, waarin
658 Lev 18:3 | hebt; en naar de werken des lands Kanaan, waarheen Ik
659 Lev 19:6 | den dag van uw offeren, en des anderen daags, zal het gegeten
660 Lev 19:8 | dragen, omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft;
661 Lev 19:13 | verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal
662 Lev 19:14 | en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten;
663 Lev 19:15 | gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen,
664 Lev 19:15 | aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid
665 Lev 19:20 | een man, door bijligging des zaads, bij een vrouw zal
666 Lev 19:22 | priester zal met den ram des schuldoffers, voor hem over
667 Lev 19:22 | heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen;
668 Lev 19:32 | en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult
669 Lev 20:2 | gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen
670 Lev 20:4 | 4 En indien het volk des lands hun ogen enigzins
671 Lev 20:23 | wandelt niet in de inzettingen des volks, hetwelk Ik voor uw
672 Lev 21:6 | zij offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods;
673 Lev 21:19 | een man, in wien een breuk des voets, of een breuk der
674 Lev 21:21 | toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek
675 Lev 22:10 | heilige eten; een bijwoner des priesters, en een dagloner,
676 Lev 22:12 | 12 Maar als des priesters dochter een vreemden
677 Lev 22:13 | 13 Doch als des priesters dochter een weduwe
678 Lev 22:25 | Gij zult ook uit de hand des vreemden van al deze dingen
679 Lev 22:27 | aangenaam zijn tot offerande des vuuroffers den HEERE. ~
680 Lev 22:34 | werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw
681 Lev 22:35 | zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen,
682 Lev 22:36 | tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~
683 Lev 22:37 | van de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult
684 Lev 22:42 | garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het
685 Lev 22:42 | het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat
686 Lev 22:46 | den dag, dat gij de garf des beweegoffers zult gebracht
687 Lev 22:51 | beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren
688 Lev 22:53 | in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk afmaaien,
689 Lev 22:55 | hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. ~
690 Lev 22:59 | doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~
691 Lev 22:68 | zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen
692 Lev 22:69 | 38 Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven,
693 Lev 22:70 | maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd hebben,
694 Lev 22:70 | ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen
695 Lev 22:71 | zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven
696 Lev 22:75 | Mozes de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels
697 Lev 23:3 | die voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten,
698 Lev 23:4 | lampen voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten. ~
699 Lev 23:6 | tafel, voor het aangezicht des HEEREN. ~
700 Lev 23:8 | dat voor het aangezicht des HEEREN toerichten, vanwege
701 Lev 23:9 | heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. ~
702 Lev 23:12 | opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden
703 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben,
704 Lev 23:17 | En als iemand enige ziel des mensen zal verslagen hebben,
705 Lev 24:6 | de inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze
706 Lev 24:9 | tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan;
707 Lev 24:31 | hebben, zullen als het veld des lands gerekend worden; daarvoor
708 Lev 24:47 | den stam van het geslacht des vreemdelings zal verkocht
709 Lev 25:4 | inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven; ~
710 Lev 25:20 | niet geven, en het geboomte des lands zal zijn vrucht niet
711 Lev 25:22 | onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk u beroven,
712 Lev 25:25 | u brengen, dat de wraak des verbonds wreken zal, zodat
713 Lev 25:25 | en gij zult in de hand des vijands overgegeven worden. ~
714 Lev 25:26 | 26 Als Ik u den staf des broods zal gebroken hebben,
715 Lev 26:2 | schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. ~
716 Lev 26:3 | zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. ~
717 Lev 26:8 | zich voor het aangezicht des priesters zetten, opdat
718 Lev 26:11 | beest voor het aangezicht des priesters zetten. ~
719 Lev 26:15 | zal hij een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven
720 Lev 26:19 | zal hij een vijfde deel des gelds uwer schatting daarboven
721 Lev 26:21 | de bezitting daarvan zal des priesters zijn. ~
722 Lev 26:25 | schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms geschieden; de
723 Lev 26:26 | os, of klein vee, het is des HEEREN. ~
724 Lev 26:30 | 30 Ook alle tienden des lands, van het zaad des
725 Lev 26:30 | des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van
726 Lev 26:30 | vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE
727 Num 2:3 | opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun
728 Num 2:9 | 9 Al de getelden des legers van Juda waren honderd
729 Num 2:10 | 10 De banier des legers van Ruben, naar hun
730 Num 2:18 | 18 De banier des legers van Efraim, naar
731 Num 2:25 | 25 De banier des legers van Dan zal tegen
732 Num 3:4 | stierven voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur
733 Num 3:4 | vuur voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van
734 Num 3:7 | samenkomst, om den dienst des tabernakels te bedienen; ~
735 Num 3:8 | waarnemen, om den dienst des tabernakels te bedienen. ~
736 Num 3:16 | telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk hem geboden
737 Num 3:26 | 26 En de behangselen des voorhofs, en het deksel
738 Num 3:26 | en het deksel van de deur des voorhofs, welke bij den
739 Num 3:28 | zeshonderd, waarnemende de wacht des heiligdoms. ~
740 Num 3:29 | zich legeren aan de zijde des tabernakels, zuidwaarts. ~
741 Num 3:31 | altaren en het gereedschap des heiligdoms, met hetwelk
742 Num 3:32 | over degenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen. ~
743 Num 3:35 | zich legeren aan de zijde des tabernakels, noordwaarts. ~
744 Num 3:36 | zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen,
745 Num 3:37 | 37 En de pilaren des voorhofs rondom, en hun
746 Num 3:38 | zonen, waarnemende de wacht des heiligdoms, voor de wacht
747 Num 3:39 | Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten,
748 Num 3:47 | sikkels nemen; naar den sikkel des heiligdoms zult gij ze nemen;
749 Num 3:50 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
750 Num 3:51 | zijn zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk als de HEERE
751 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers, zo zullen Aaron
752 Num 4:5 | zonen komen, en den voorhang des deksels afnemen, en zullen
753 Num 4:9 | en bedekken den kandelaar des luchters, en zijn lampen,
754 Num 4:14 | sprengbekkens, al het gereedschap des altaars; en zij zullen daarover
755 Num 4:15 | en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken
756 Num 4:15 | heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben,
757 Num 4:16 | priester, zal zijn over de olie des luchters, en het reukwerk
758 Num 4:16 | de zalfolie; het opzicht des gansen tabernakels, en alles
759 Num 4:25 | dan dragen de gordijnen des tabernakels, en de tent
760 Num 4:26 | 26 En de behangselen des voorhofs, en het deksel
761 Num 4:26 | deksel der deur van de poort des voorhofs, hetwelk is bij
762 Num 4:31 | samenkomst: de berderen des tabernakels, en zijn richelen,
763 Num 4:32 | 32 Mitsgaders de pilaren des voorhofs rondom, hun voeten,
764 Num 4:37 | geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van
765 Num 4:41 | Aaron telden, naar het bevel des HEEREN. ~
766 Num 4:45 | geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van
767 Num 4:49 | telde hen, naar het bevel des HEEREN, door de hand van
768 Num 5:8 | weder uitgekeerd wordt, des priesters zijn; behalve
769 Num 5:13 | bij haar door bijligging des zaads zal gelegen hebben,
770 Num 5:16 | stellen voor het aangezicht des HEEREN. ~
771 Num 5:17 | stof, hetwelk op den vloer des tabernakels is, zal de priester
772 Num 5:18 | vrouw voor het aangezicht des HEEREN stellen, en zal het
773 Num 5:18 | ijveringen is; en in de hand des priesters zal dat bitter
774 Num 5:25 | spijsoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, en zal dat
775 Num 5:30 | vrouw voor het aangezicht des HEEREN stelle, en de priester
776 Num 6:4 | iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de
777 Num 6:13 | 13 En dit is de wet des Nazireers: op den dag, als
778 Num 6:16 | het voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn
779 Num 6:19 | hij zal ze op de handen des Nazireers leggen, nadat
780 Num 6:20 | beweegoffer, voor het aan gezicht des HEEREN; het is een heilig
781 Num 6:20 | den priester, met de borst des beweegoffers, en met den
782 Num 6:20 | beweegoffers, en met den schouder des hefoffers; en daarna zal
783 Num 6:21 | 21 Dit is de wet des Nazireers, die zijn offerande
784 Num 7:3 | offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens,
785 Num 7:10 | oversten offerden ter inwijding des altaars, op den dag als
786 Num 7:11 | offerande offeren, ter inwijding des altaars. ~
787 Num 7:13 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
788 Num 7:19 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
789 Num 7:25 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
790 Num 7:31 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
791 Num 7:37 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
792 Num 7:43 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
793 Num 7:49 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
794 Num 7:55 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
795 Num 7:61 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
796 Num 7:67 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
797 Num 7:73 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
798 Num 7:79 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide
799 Num 7:84 | 84 Dit was de inwijding des altaars van de oversten
800 Num 7:85 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~
801 Num 7:86 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; al het goud
802 Num 7:88 | zestig. Dit is de inwijding des altaars, nadat hetzelve
803 Num 8:4 | 4 Dit werk nu des kandelaars was van dicht
804 Num 8:10 | Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en
805 Num 8:11 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen
806 Num 8:11 | zij zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen. ~
807 Num 8:21 | beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening
808 Num 9:7 | worden, dat wij de offerande des HEEREN op zijn gezetten
809 Num 9:13 | want hij heeft de offerande des HEEREN op zijn gezetten
810 Num 9:14 | vreemdeling en den inboorling des lands. ~
811 Num 9:15 | den dag van het oprichten des tabernakels bedekte de wolk
812 Num 9:15 | tabernakel als een gedaante des vuurs, tot aan den morgen. ~
813 Num 9:16 | wolk bedekte denzelven, en des nachts was er een gedaante
814 Num 9:16 | nachts was er een gedaante des vuurs. ~
815 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen
816 Num 9:18 | kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij
817 Num 9:19 | kinderen Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden
818 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich,
819 Num 9:20 | zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~
820 Num 9:21 | werd, zo verreisden zij; of des daags, of des nachts, als
821 Num 9:21 | verreisden zij; of des daags, of des nachts, als de wolk opgeheven
822 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij zich,
823 Num 9:23 | zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij
824 Num 9:23 | zij; zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond
825 Num 9:23 | HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door de hand van
826 Num 10:9 | worden voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij
827 Num 10:13 | vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand van
828 Num 10:33 | drie dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds
829 Num 10:33 | berg des HEEREN; en de ark des verbonds des HEEREN reisde
830 Num 10:33 | en de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht
831 Num 10:34 | 34 En de wolk des HEEREN was des daags over
832 Num 10:34 | En de wolk des HEEREN was des daags over hen, als zij
833 Num 11:1 | het kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde
834 Num 11:1 | toorn ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde,
835 Num 11:1 | verteerde, in het uiterste des legers. ~
836 Num 11:3 | Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen gebrand
837 Num 11:9 | 9 En wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel,
838 Num 11:10 | zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook
839 Num 11:16 | weet, dat zij de oudsten des volks en deszelfs ambtlieden
840 Num 11:18 | want gij hebt voor de oren des HEEREN geweend, zeggende:
841 Num 11:23 | zeide tot Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn?
842 Num 11:24 | uit, en sprak de woorden des HEEREN tot het volk; en
843 Num 11:24 | zeventig mannen uit de oudsten des volks, en stelde hen rondom
844 Num 11:26 | het leger overgebleven; des enen naam was Eldad, en
845 Num 11:26 | enen naam was Eldad, en des anderen naam Medad; en die
846 Num 11:29 | ijverende? Och of al dat volk des HEEREN profeten waren, dat
847 Num 11:33 | was, zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en
848 Num 12:8 | woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom
849 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen,
850 Num 13:3 | van Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen waren
851 Num 13:20 | en neemt van de vrucht des lands. Die dagen nu waren
852 Num 13:25 | weder van het verspieden des lands, ten einde van veertig
853 Num 13:26 | en lieten hen de vrucht des lands zien. ~
854 Num 14:10 | zoude. Maar de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de tent
855 Num 14:14 | voor hun aangezicht gaat des daags, en in een vuurkolom
856 Num 14:14 | daags, en in een vuurkolom des nachts. ~
857 Num 14:17 | dan, laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk
858 Num 14:21 | aarde met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden! ~
859 Num 14:37 | plaag, voor het aangezicht des HEEREN. ~
860 Num 14:40 | 40 En zij stonden des morgens vroeg op, en klommen
861 Num 14:40 | en klommen op de hoogte des bergs, zeggende: Ziet, hier
862 Num 14:41 | overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen
863 Num 14:44 | vermetel, om op de hoogte des bergs te klimmen; maar de
864 Num 14:44 | te klimmen; maar de ark des verbonds des HEEREN en Mozes
865 Num 14:44 | maar de ark des verbonds des HEEREN en Mozes scheidden
866 Num 14:44 | scheidden niet uit het midden des legers. ~
867 Num 15:15 | zal de vreemdeling voor des HEEREN aangezicht zijn. ~
868 Num 15:19 | geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, dan zult
869 Num 15:20 | offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers zult gij dat
870 Num 15:25 | zondoffer, voor het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~
871 Num 15:28 | afdwaling, voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening
872 Num 15:31 | Want zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn gebod
873 Num 15:38 | geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen
874 Num 15:39 | aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet;
875 Num 16:3 | gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~
876 Num 16:7 | daarop voor het aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden,
877 Num 16:9 | naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te bedienen,
878 Num 16:16 | weest voor het aangezicht des HEEREN; gij, en zij, ook
879 Num 16:17 | brengt voor het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat,
880 Num 16:19 | verscheen de heerlijkheid des HEEREN aan deze ganse vergadering. ~
881 Num 16:38 | gebracht voor het aangezicht des HEEREN, daarom zijn zij
882 Num 16:40 | steken voor het aangezicht des HEEREN; opdat hij niet worde
883 Num 16:41 | 41 Maar des anderen daags murmureerde
884 Num 16:41 | zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood! ~
885 Num 16:42 | wolk; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen. ~
886 Num 16:46 | van voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, de plaag
887 Num 17:5 | geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren
888 Num 17:7 | weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
889 Num 17:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes
890 Num 17:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen
891 Num 17:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen
892 Num 18:5 | geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren
893 Num 18:7 | weg, voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
894 Num 18:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes
895 Num 18:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen
896 Num 18:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen
897 Num 18:14 | dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw
898 Num 18:16 | doch tot het gereedschap des heiligdoms en het altaar
899 Num 18:18 | zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en de wacht
900 Num 18:18 | heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid
901 Num 18:20 | waarnemen in alle zaken des altaars, en in hetgeen van
902 Num 18:29 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, die is twintig
903 Num 18:32 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw
904 Num 18:39 | gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden
905 Num 18:41 | zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw
906 Num 18:41 | ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan
907 Num 18:42 | gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het
908 Num 18:43 | toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, en als een inkomen
909 Num 18:43 | dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~
910 Num 19:1 | dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw
911 Num 19:3 | doch tot het gereedschap des heiligdoms en het altaar
912 Num 19:5 | zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en de wacht
913 Num 19:5 | heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid
914 Num 19:7 | waarnemen in alle zaken des altaars, en in hetgeen van
915 Num 19:16 | sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, die is twintig
916 Num 19:19 | zijn, voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw
917 Num 19:26 | gij daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden
918 Num 19:28 | zult gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw
919 Num 19:28 | ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan
920 Num 19:29 | gaven zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het
921 Num 19:30 | toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, en als een inkomen
922 Num 19:30 | dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~
923 Num 20:3 | broeders voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~
924 Num 20:4 | hebt gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn
925 Num 20:6 | aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun. ~
926 Num 20:9 | van voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem
927 Num 21:4 | heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig op
928 Num 21:14 | het boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen Waheb, in
929 Num 21:18 | gegraven hebben, dien de edelen des volks gedolven hebben, door
930 Num 21:24 | sloeg hem met de scherpte des zwaards, en nam zijn land
931 Num 22:4 | gelijk de os de groente des velds oplikt. Te dier tijd
932 Num 22:5 | zie, het heeft het gezicht des lands bedekt, en het blijft
933 Num 22:11 | en het heeft het gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek
934 Num 22:13 | 13 Toen stond Bileam des morgens op, en zeide tot
935 Num 22:18 | vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden,
936 Num 22:20 | 20 God nu kwam tot Bileam des nachts, en zeide tot hem:
937 Num 22:21 | 21 Toen stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn
938 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, omdat
939 Num 22:22 | hij heentoog; en de Engel des HEEREN stelde Zich in den
940 Num 22:23 | ezelin nu zag den Engel des HEEREN staande in den weg,
941 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN stond in een pad
942 Num 22:25 | Toen de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij
943 Num 22:26 | 26 Toen ging de Engel des HEEREN noch verder, en Hij
944 Num 22:27 | Als de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo legde zij
945 Num 22:31 | Bileam, zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den
946 Num 22:32 | 32 Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt
947 Num 22:34 | zeide Bileam tot den Engel des HEEREN: Ik heb gezondigd,
948 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam:
949 Num 22:41 | 41 En het geschiedde des morgens, dat Balak Bileam
950 Num 22:41 | van daar zag het uiterste des volks.
951 Num 23:21 | met hem, en het geklank des Konings is bij hem. ~
952 Num 24:1 | het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende,
953 Num 24:4 | spreekt, die het gezicht des Almachtigen ziet; die verrukt
954 Num 24:13 | gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden,
955 Num 24:16 | spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten weet; die
956 Num 24:16 | Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt
957 Num 25:3 | Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~
958 Num 25:4 | Mozes: Neem alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE
959 Num 25:4 | zo zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden
960 Num 25:12 | Ik geef hem Mijn verbond des vredes. ~
961 Num 25:13 | zaad na hem, het verbond des eeuwigen priesterdoms, daarom
962 Num 25:14 | 14 De naam nu des verslagenen Israelietischen
963 Num 26:61 | brachten voor het aangezicht des HEEREN. ~
964 Num 27:5 | rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN. ~
965 Num 27:11 | Israels tot een inzetting des rechts zijn, gelijk als
966 Num 27:17 | inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen,
967 Num 27:21 | Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen
968 Num 28:3 | volkomen eenjarige lammeren des daags, tot een gedurig brandoffer. ~
969 Num 28:4 | ene lam zult gij bereiden des morgens; en het andere lam
970 Num 28:7 | zult gij het drankoffer des sterken dranks den HEERE
971 Num 28:8 | avonden; gelijk het spijsoffer des morgens, en gelijk zijn
972 Num 28:8 | bereiden, ten vuuroffer des liefelijken reuks den HEERE. ~
973 Num 28:10 | 10 Het is het brandoffer des sabbats op elken sabbat,
974 Num 28:14 | elke maand, naar de maanden des jaars. ~
975 Num 28:24 | Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang,
976 Num 28:24 | zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot
977 Num 29:1 | doen; het zal u een dag des geklanks zijn. ~
978 Num 31:3 | Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~
979 Num 31:6 | vaten, en de trompetten des geklanks in zijn hand. ~
980 Num 31:14 | vertoornd tegen de bevelhebbers des heirs, de hoofdlieden der
981 Num 31:16 | werd onder de vergadering des HEEREN. ~
982 Num 31:17 | vrouw, die door bijligging des mans een man bekend heeft. ~
983 Num 31:18 | geslacht, die de bijligging des mans niet bekend hebben,
984 Num 31:29 | Eleazar geven tot een heffing des HEEREN. ~
985 Num 31:30 | wacht van de tabernakel des HEEREN waarnemen. ~
986 Num 31:35 | vrouwen, die geen bijligging des mans bekend hadden, alle
987 Num 31:41 | schatting van de heffing des HEEREN, gelijk als de HEERE
988 Num 31:47 | wacht van den tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk
989 Num 31:48 | bevelhebbers, die over de duizenden des heirs waren, de hoofdlieden
990 Num 31:50 | hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, een ieder
991 Num 31:50 | doen voor het aangezicht des HEEREN. ~
992 Num 31:54 | Israels, voor het aangezicht des HEEREN. ~ ~dden machtig
993 Num 31:63 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en
994 Num 31:66 | 13 Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel,
995 Num 31:66 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
996 Num 31:67 | mensen, om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel
997 Num 31:70 | steden, vanwege de inwoners des lands. ~
998 Num 31:73 | gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten
999 Num 31:74 | trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn
1000 Num 31:75 | land voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858 |