1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858
Book Chapter: Verse
1501 1Sa 1:22 | hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne, en blijve
1502 1Sa 1:24 | zij bracht hem in het huis des HEEREN te Silo; en het jongsken
1503 1Sa 2:8 | beerven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN,
1504 1Sa 2:8 | grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de
1505 1Sa 2:13 | iemand een offerande offerde, des priesters jongen kwam, terwijl
1506 1Sa 2:15 | het vet aanstaken, kwam des priesters jongen, en zeide
1507 1Sa 2:17 | groot voor het aangezicht des HEEREN; want de lieden verachtten
1508 1Sa 2:17 | verachtten het spijsoffer des HEEREN. ~
1509 1Sa 2:18 | diende voor het aangezicht des HEEREN, zijnde een jongeling,
1510 1Sa 2:24 | gij maakt, dat het volk des HEEREN overtreedt. ~
1511 1Sa 3:1 | aangezicht van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar in die
1512 1Sa 3:3 | uitgedaan werd, in den tempel des HEEREN, waar de ark Gods
1513 1Sa 3:7 | HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet
1514 1Sa 3:15 | hij de deuren van het huis des HEEREN open; doch Samuel
1515 1Sa 3:20 | bevestigd was tot een profeet des HEEREN. ~
1516 1Sa 3:21 | te Silo, door het woord des HEEREN. ~ ~ ~
1517 1Sa 4:3 | Silo tot ons nemen de ark des verbonds des HEEREN, en
1518 1Sa 4:3 | nemen de ark des verbonds des HEEREN, en laat die in het
1519 1Sa 4:4 | men bracht van daar de ark des verbonds des HEEREN der
1520 1Sa 4:4 | daar de ark des verbonds des HEEREN der heirscharen,
1521 1Sa 4:4 | Pinehas, waren daar met de ark des verbonds van God. ~
1522 1Sa 4:5 | het geschiedde, als de ark des verbonds des HEEREN in het
1523 1Sa 4:5 | als de ark des verbonds des HEEREN in het leger kwam,
1524 1Sa 4:6 | vernamen zij, dat de ark des HEEREN in het leger gekomen
1525 1Sa 4:14 | 14 En als Eli de stem des geroeps hoorde, zo zeide
1526 1Sa 5:3 | 3 Maar als die van Asdod des anderen daags vroeg opstonden,
1527 1Sa 5:3 | aarde gevallen voor de ark des HEEREN. En zij namen Dagon
1528 1Sa 5:4 | 4 Toen zij nu des anderen daags des morgens
1529 1Sa 5:4 | zij nu des anderen daags des morgens vroeg opstonden,
1530 1Sa 5:4 | aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar het hoofd van
1531 1Sa 5:6 | 6 Doch de hand des HEEREN was zwaar over die
1532 1Sa 5:7 | zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israel bij ons
1533 1Sa 5:8 | Wat zullen wij met de ark des Gods van Israel doen? En
1534 1Sa 5:8 | En die zeiden: Dat de ark des Gods van Israel rondom Gath
1535 1Sa 5:8 | Alzo droegen zij de ark des Gods van Israel rondom. ~
1536 1Sa 5:9 | gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die stad met
1537 1Sa 5:10 | zeggende: Zij hebben de ark des Gods van Israel tot mij
1538 1Sa 5:11 | en zeiden: Zendt de ark des Gods van Israel heen, dat
1539 1Sa 6:1 | 1 Als nu de ark des HEEREN zeven maanden in
1540 1Sa 6:2 | Wat zullen wij met de ark des HEEREN doen? Laat ons weten,
1541 1Sa 6:3 | zeiden: Indien gij de ark des Gods van Israel wegzendt,
1542 1Sa 6:8 | 8 Neemt dan de ark des HEEREN, en zet ze op den
1543 1Sa 6:11 | 11 En zij zetten de ark des HEEREN op den wagen, en
1544 1Sa 6:15 | de Levieten namen de ark des HEEREN af en het koffertje,
1545 1Sa 6:18 | op denwelken zij de ark des HEEREN nedergesteld hadden,
1546 1Sa 6:19 | Beth-Semes, omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja,
1547 1Sa 6:21 | Filistijnen hebben de ark des HEEREN wedergebracht; komt
1548 1Sa 7:1 | Kirjath-Jearim, en haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten
1549 1Sa 7:1 | Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. ~
1550 1Sa 7:2 | dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-Jearim
1551 1Sa 7:6 | uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te
1552 1Sa 7:13 | van Israel; want de hand des HEEREN was tegen de Filistijnen
1553 1Sa 8:7 | Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij
1554 1Sa 8:9 | te kennen geven de wijze des konings, die over hen regeren
1555 1Sa 8:10 | Samuel nu zeide al de woorden des HEEREN het volk aan, hetwelk
1556 1Sa 8:11 | 11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn, die
1557 1Sa 8:21 | Als Samuel al de woorden des volks gehoord had, zo sprak
1558 1Sa 8:21 | hij dezelve voor de oren des HEEREN. ~
1559 1Sa 9:18 | toch, waar is hier het huis des zieners? ~
1560 1Sa 9:26 | geschiedde, omtrent den opgang des dageraads, zo riep Samuel
1561 1Sa 10:6 | 6 En de Geest des HEEREN zal vaardig worden
1562 1Sa 10:10 | profeten tegemoet; en de Geest des HEEREN werd vaardig over
1563 1Sa 10:16 | gevonden waren; maar de zaak des koninkrijks, waarvan Samuel
1564 1Sa 10:19 | stelt u voor het aangezicht des HEEREN, naar uw stammen
1565 1Sa 10:23 | stelde zich in het midden des volks; en hij was hoger
1566 1Sa 10:25 | sprak tot het volk het recht des koninkrijks, en schreef
1567 1Sa 10:25 | het voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel
1568 1Sa 11:7 | doen. Toen viel de vreze des HEEREN op het volk, en zij
1569 1Sa 11:11 | 11 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Saul
1570 1Sa 11:11 | zij kwamen in het midden des legers, in de morgenwake,
1571 1Sa 11:15 | koning voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; en zij
1572 1Sa 11:15 | dankofferen voor het aangezicht des HEEREN; en Saul verheugde
1573 1Sa 12:7 | rechte, voor het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden
1574 1Sa 12:7 | over al de gerechtigheden des HEEREN, die Hij aan u en
1575 1Sa 12:14 | stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig
1576 1Sa 12:15 | Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen,
1577 1Sa 12:15 | zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig zijn,
1578 1Sa 12:15 | wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, als
1579 1Sa 12:17 | is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt, dat
1580 1Sa 13:2 | Gibea-Benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een
1581 1Sa 13:12 | en ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk aangebeden,
1582 1Sa 13:22 | het geschiedde ten dage des strijds, dat er geen zwaard
1583 1Sa 14:3 | zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende
1584 1Sa 14:20 | strijde; en ziet, het zwaard des enen was tegen den anderen,
1585 1Sa 14:34 | iegelijk zijn os met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar. ~
1586 1Sa 14:38 | herwaarts uit alle hoeken des volks, en verneemt, en ziet,
1587 1Sa 14:43 | geproefd, met het uiterste des stafs, dien ik in mijn hand
1588 1Sa 15:1 | nu de stem van de woorden des HEEREN. ~
1589 1Sa 15:8 | verbande hij door de scherpte des zwaards. ~
1590 1Sa 15:10 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende: ~
1591 1Sa 15:12 | Daarna maakte zich Samuel des morgens vroeg op, Saul tegemoet;
1592 1Sa 15:13 | zijt gij den HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd. ~
1593 1Sa 15:19 | toch hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord, maar
1594 1Sa 15:19 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
1595 1Sa 15:20 | heb immers naar de stem des HEEREN gehoord, en heb gewandeld
1596 1Sa 15:22 | gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen
1597 1Sa 15:23 | beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt,
1598 1Sa 15:24 | heb gezondigd, omdat ik des HEEREN bevel en uw woorden
1599 1Sa 15:26 | wederkeren; omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt, zo
1600 1Sa 15:32 | Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken! ~
1601 1Sa 15:33 | stukken, voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal. ~
1602 1Sa 16:13 | zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over
1603 1Sa 16:14 | 14 En de Geest des HEEREN week van Saul; en
1604 1Sa 17:16 | De Filistijn nu trad toe, des morgens vroeg en des avonds.
1605 1Sa 17:16 | toe, des morgens vroeg en des avonds. Alzo stelde hij
1606 1Sa 17:20 | 20 Toen maakte zich David des morgens vroeg op, en hij
1607 1Sa 17:37 | HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, en uit
1608 1Sa 17:37 | gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden
1609 1Sa 17:44 | uw vlees aan de vogelen des hemels geven, en aan de
1610 1Sa 17:44 | geven, en aan de dieren des velds. ~
1611 1Sa 17:46 | dezen dag aan de vogelen des hemels, en aan de beesten
1612 1Sa 17:46 | hemels, en aan de beesten des velds geven; en de ganse
1613 1Sa 17:47 | verlost; want de krijg is des HEEREN, Die zal ulieden
1614 1Sa 17:57 | wederkeerde van het slaan des Filistijns, zo nam hem Abner,
1615 1Sa 18:5 | was aangenaam in de ogen des gansen volks, en ook in
1616 1Sa 18:10 | 10 En het geschiedde des anderen daags, dat de boze
1617 1Sa 18:13 | ging in voor het aangezicht des volks. ~
1618 1Sa 18:17 | zoon, en voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide:
1619 1Sa 18:18 | huisgezin in Israel, dat ik des konings schoonzoon zou worden? ~
1620 1Sa 18:22 | hebben u lief; word dan nu des konings schoonzoon. ~
1621 1Sa 18:23 | dat licht in ulieder ogen, des konings schoonzoon te worden,
1622 1Sa 18:25 | opdat men zich wreke aan des konings vijanden. Want Saul
1623 1Sa 18:26 | ogen van David, dat hij des konings schoonzoon zou worden;
1624 1Sa 18:27 | volkomenlijk, opdat hij schoonzoon des konings worden zou. Toen
1625 1Sa 19:2 | doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf in het
1626 1Sa 19:9 | 9 Doch de boze geest des HEEREN was over Saul, en
1627 1Sa 19:11 | bewaarden, en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf
1628 1Sa 20:8 | uw knecht in een verbond des HEEREN met u gebracht; maar
1629 1Sa 20:14 | gij niet de weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat
1630 1Sa 20:27 | 27 Het geschiedde nu des anderen daags, den tweeden
1631 1Sa 20:29 | broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel niet gekomen. ~
1632 1Sa 20:31 | mij, want hij is een kind des doods. ~
1633 1Sa 20:34 | de tafel op in hittigheid des toorns; en hij at op den
1634 1Sa 20:35 | 35 En het geschiedde des morgens, dat Jonathan in
1635 1Sa 20:37 | jongen tot aan de plaats des pijls, dien Jonathan geschoten
1636 1Sa 20:42 | hetgeen wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen Hebben,
1637 1Sa 21:6 | van voor het aangezicht des HEEREN weggenomen waren,
1638 1Sa 21:7 | opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en zijn naam was
1639 1Sa 21:8 | genomen, dewijl de zaak des konings haastig was. ~
1640 1Sa 21:11 | deze niet David, de koning des lands? Zong men niet van
1641 1Sa 22:14 | knechten getrouw als David, en des konings schoonzoon, en voortgaande
1642 1Sa 22:17 | u, en doodt de priesters des HEEREN, omdat hun hand ook
1643 1Sa 22:17 | geopenbaard. Doch de knechten des konings wilden hun hand
1644 1Sa 22:17 | uitsteken, om op de priesters des HEEREN aan te vallen. ~
1645 1Sa 22:19 | priesters, met de scherpte des zwaards, van den man tot
1646 1Sa 22:19 | sloeg hij met de scherpte des zwaards. ~
1647 1Sa 22:21 | dat Saul de priesteren des HEEREN gedood had. ~
1648 1Sa 23:18 | verbond voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef in
1649 1Sa 23:20 | over te geven in de hand des konings. ~
1650 1Sa 23:26 | Saul ging aan deze zijde des bergs, en David en zijn
1651 1Sa 23:26 | zijn mannen aan gene zijde des bergs. Het geschiedde nu,
1652 1Sa 24:7 | mijn heer, den gezalfde des HEEREN, dat ik mijn hand
1653 1Sa 24:7 | want hij is de gezalfde des HEEREN! ~
1654 1Sa 24:11 | want hij is de gezalfde des HEEREN. ~
1655 1Sa 25:3 | 3 En de naam des mans was Nabal, en de naam
1656 1Sa 25:20 | afkwam in het verborgene des bergs, en ziet, David en
1657 1Sa 25:28 | dewijl mijn heer de oorlogen des HEEREN oorloogt, en geen
1658 1Sa 25:29 | midden van de holligheid des slingers. ~
1659 1Sa 25:31 | wankeling, noch aanstoot des harten, te weten, dat gij
1660 1Sa 26:7 | David en Abisai tot het volk des nachts; en ziet, Saul lag
1661 1Sa 26:9 | zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig
1662 1Sa 26:11 | hand legge aan den gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu
1663 1Sa 26:12 | want er was een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen. ~
1664 1Sa 26:13 | zo stond hij op de hoogte des bergs van verre, dat er
1665 1Sa 26:16 | gijlieden zijt kinderen des doods, die over uw heer,
1666 1Sa 26:16 | over uw heer, den gezalfde des HEEREN, geen wacht gehouden
1667 1Sa 26:16 | En nu, zie, waar de spies des konings is, en de waterfles,
1668 1Sa 26:19 | vervloekt voor het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij heden
1669 1Sa 26:19 | vastgehecht blijven in het erfdeel des HEEREN, zeggende: Ga heen,
1670 1Sa 26:20 | van voor het aangezicht des HEEREN; want de koning van
1671 1Sa 26:22 | en zeide: Zie, de spies des konings; zo laat een van
1672 1Sa 26:23 | uitsteken, aan den gezalfde des HEEREN. ~
1673 1Sa 26:24 | zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot geacht, en
1674 1Sa 27:5 | plaats in een van de steden des lands, dat ik daar wone;
1675 1Sa 27:8 | vanouds geweest de inwoners des lands), dat gij gaat naar
1676 1Sa 28:8 | mannen met hem, en zij kwamen des nachts tot de vrouw, en
1677 1Sa 28:18 | Gelijk als gij naar de stem des HEEREN niet gehoord hebt,
1678 1Sa 29:11 | en zijn mannen, dat zij des morgens weggingen, om weder
1679 1Sa 30:26 | van den buit der vijanden des HEEREN. ~
1680 1Sa 31:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen
1681 2Sa 1:12 | zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en over het huis
1682 2Sa 1:14 | strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven. ~
1683 2Sa 1:16 | zeggende: ik heb den gezalfde des HEEREN gedood. ~
1684 2Sa 1:18 | is geschreven in het boek des Oprechten. ~
1685 2Sa 2:13 | bleven, deze aan deze zijde des vijvers, en die aan gene
1686 2Sa 2:13 | vijvers, en die aan gene zijde des vijvers. ~
1687 2Sa 2:16 | zijn zwaard in de zijde des anderen, en zij vielen te
1688 2Sa 3:27 | vijfde, dat hij stierf, om des bloeds wil van zijn broeder
1689 2Sa 4:2 | oversten van benden; de naam des enen was Baena, en de naam
1690 2Sa 4:2 | enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van
1691 2Sa 4:6 | kwamen daarin tot het midden des huizes, zullende tarwe halen;
1692 2Sa 5:3 | Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David
1693 2Sa 6:5 | speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel
1694 2Sa 6:7 | 7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God
1695 2Sa 6:9 | hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen? ~
1696 2Sa 6:10 | 10 David dan wilde de ark des HEEREN niet tot zich laten
1697 2Sa 6:11 | 11 En de ark des HEEREN bleef in het huis
1698 2Sa 6:13 | geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes treden
1699 2Sa 6:14 | macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord
1700 2Sa 6:15 | ganse huis Israels de ark des HEEREN op, met gejuich en
1701 2Sa 6:16 | het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids
1702 2Sa 6:16 | huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem
1703 2Sa 6:17 | 17 Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden
1704 2Sa 6:17 | offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen. ~
1705 2Sa 6:18 | hij het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. ~
1706 2Sa 6:21 | Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren
1707 2Sa 6:21 | voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; ja,
1708 2Sa 6:21 | spelen voor het aangezicht des HEEREN. ~
1709 2Sa 7:4 | denzelfden nacht, dat het woord des HEEREN tot Nathan geschiedde,
1710 2Sa 7:18 | bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie
1711 2Sa 9:11 | mijn tafel, als een van des konings zonen zijn. ~
1712 2Sa 9:13 | omdat hij geduriglijk at aan des konings tafel; en hij was
1713 2Sa 10:10 | 10 En het overige des volks gaf hij onder de hand
1714 2Sa 11:7 | Joab, en naar den welstand des volks, en naar den welstand
1715 2Sa 11:7 | volks, en naar den welstand des krijgs. ~
1716 2Sa 11:8 | voeten. En toen Uria uit des konings huis uitging, volgde
1717 2Sa 11:8 | volgde hem een gerecht des konings achterna. ~
1718 2Sa 11:9 | zich neder voor de deur van des konings huis, met al de
1719 2Sa 11:14 | 14 Des morgens nu geschiedde het,
1720 2Sa 11:20 | geschieden, indien de grimmigheid des konings opkomt, en hij tot
1721 2Sa 11:24 | uw knechten, dat er van des konings knechten dood gebleven
1722 2Sa 11:27 | had, was kwaad in de ogen des HEEREN. ~ ~
1723 2Sa 12:4 | te bereiden; en hij nam des armen mans ooilam, en bereidde
1724 2Sa 12:5 | gedaan heeft, is een kind des doods! ~
1725 2Sa 12:9 | Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende wat
1726 2Sa 12:14 | door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen
1727 2Sa 12:20 | kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna
1728 2Sa 12:21 | dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt
1729 2Sa 12:25 | zijn naam Jedid-Jah, om des HEEREN wil. ~
1730 2Sa 12:28 | verzamel gij nu het overige des volks, en beleger de stad,
1731 2Sa 13:18 | rok aan; want alzo werden des konings dochteren, die maagden
1732 2Sa 13:23 | is; zo nodigde Absalom al des konings zonen. ~
1733 2Sa 13:27 | zo liet hij Amnon en al des konings zonen met hem gaan. ~
1734 2Sa 13:29 | Toen stonden alle zonen des konings op, en reden een
1735 2Sa 13:30 | Absalom heeft al de zonen des konings geslagen, en er
1736 2Sa 13:32 | dat zij al de jongelingen, des konings zonen, gedood hebben;
1737 2Sa 13:33 | zijn hart, denkende: al des konings zonen zijn dood;
1738 2Sa 13:35 | den koning: Zie, de zonen des konings komen; naar het
1739 2Sa 13:36 | ziet, zo kwamen de zonen des konings, en hieven hun stemmen
1740 2Sa 14:1 | van Zeruja, merkte, dat des konings hart over Absalom
1741 2Sa 14:16 | dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft mij
1742 2Sa 14:17 | Het woord mijns heren, des konings, zij toch tot rust;
1743 2Sa 14:24 | Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht niet. ~
1744 2Sa 14:26 | tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht. ~
1745 2Sa 14:28 | jaren te Jeruzalem, dat hij des konings aangezicht niet
1746 2Sa 14:32 | laat mij het aangezicht des konings zien; is er dan
1747 2Sa 14:33 | aangezicht ter aarde, voor des konings aangezicht; en de
1748 2Sa 15:2 | Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg op, en stond
1749 2Sa 15:3 | hebt geen verhoorder van des konings wege. ~
1750 2Sa 15:14 | stad sla met de scherpte des zwaards. ~
1751 2Sa 15:15 | Toen zeiden de knechten des konings tot den koning:
1752 2Sa 15:18 | gekomen waren, gingen voor des konings aangezicht heen. ~
1753 2Sa 15:24 | met hem, dragende de ark des verbonds van God, en zij
1754 2Sa 15:25 | ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij
1755 2Sa 15:34 | zegt: Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben wel
1756 2Sa 15:35 | gij alle ding, dat gij uit des konings huis zult horen,
1757 2Sa 16:2 | ezels zijn voor het huis des konings, om op te rijden
1758 2Sa 16:7 | Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials
1759 2Sa 16:8 | ongeluk, omdat gij een man des bloeds zijt. ~
1760 2Sa 16:13 | al voort langs de zijde des bergs tegen hem over, en
1761 2Sa 18:12 | zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet slaan;
1762 2Sa 18:20 | boodschappen, daarom dat des konings zoon dood is. ~
1763 2Sa 18:27 | wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop
1764 2Sa 18:29 | rumoer, als Joab, den knecht des konings, en mij uw knecht
1765 2Sa 19:8 | Toen kwam al het volk voor des konings aangezicht, maar
1766 2Sa 19:18 | pont overvoer, om het huis des konings over te halen, en
1767 2Sa 19:18 | neder voor het aangezicht des konings, als hij over de
1768 2Sa 19:21 | Zo hij toch den gezalfde des HEEREN gevloekt heeft. ~
1769 2Sa 19:28 | geweest, dan maar lieden des doods voor mijn heer den
1770 2Sa 19:42 | dan enigszins gegeten van des konings kost, of heeft hij
1771 2Sa 20:19 | waarom zoudt gij het erfdeel des HEEREN verslinden? ~
1772 2Sa 21:1 | David zocht het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide:
1773 2Sa 21:1 | zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes wil, omdat hij
1774 2Sa 21:3 | verzoenen, dat gij het erfdeel des HEEREN zegent? ~
1775 2Sa 21:6 | Sauls, o, gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide:
1776 2Sa 21:7 | zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was,
1777 2Sa 21:9 | berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen
1778 2Sa 21:10 | en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten
1779 2Sa 21:10 | hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte
1780 2Sa 21:10 | het gedierte van het veld des nachts. ~
1781 2Sa 22:5 | 5 Want baren des doods hadden mij omvangen;
1782 2Sa 22:6 | omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. ~
1783 2Sa 22:8 | de aarde; de fondamenten des hemels beroerden zich, en
1784 2Sa 22:11 | werd gezien op de vleugelen des winds. ~
1785 2Sa 22:12 | samenbinding der wateren, wolken des hemels. ~
1786 2Sa 22:13 | voor Hem henen werden kolen des vuurs aangestoken. ~
1787 2Sa 22:16 | ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas
1788 2Sa 22:16 | HEEREN, van het geblaas des winds van Zijn neus. ~
1789 2Sa 22:22 | 22 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en
1790 2Sa 22:31 | weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij
1791 2Sa 23:2 | 2 De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken,
1792 2Sa 23:4 | zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon
1793 2Sa 23:4 | wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken, wanneer
1794 2Sa 23:21 | van aanzien; en in de hand des Egyptenaars was een spies,
1795 2Sa 23:21 | rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en doodde hem
1796 2Sa 24:1 | 1 En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken
1797 2Sa 24:2 | volk, opdat ik het getal des volks wete. ~
1798 2Sa 24:4 | 4 Doch des konings woord nam de overhand
1799 2Sa 24:4 | Joab, en tegen de oversten des heirs. Alzo toog Joab uit,
1800 2Sa 24:4 | Joab uit, met de oversten des heirs, van des konings aangezicht,
1801 2Sa 24:4 | oversten des heirs, van des konings aangezicht, om het
1802 2Sa 24:11 | 11 Als nu David des morgens opstond, zo geschiedde
1803 2Sa 24:11 | zo geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet Gad,
1804 2Sa 24:14 | laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn
1805 2Sa 24:16 | uw hand nu af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer
1806 1Kon 1:2 | die voor het aangezicht des konings sta, en hem koestere;
1807 1Kon 1:9 | zijn broederen, de zonen des konings, en alle mannen
1808 1Kon 1:9 | en alle mannen van Juda, des konings knechten. ~
1809 1Kon 1:19 | geslacht, en genood al de zonen des konings, en Abjathar, den
1810 1Kon 1:23 | kwam voor het aangezicht des konings, en boog zich voor
1811 1Kon 1:25 | heeft genood al de zonen des konings, en de oversten
1812 1Kon 1:25 | konings, en de oversten des heirs, en Abjathar, den
1813 1Kon 1:28 | kwam voor het aangezicht des konings, en stond voor het
1814 1Kon 1:28 | stond voor het aangezicht des konings. ~
1815 1Kon 1:32 | kwamen voor het aangezicht des konings. ~
1816 1Kon 1:44 | rijden op de muilezelin des konings. ~
1817 1Kon 1:46 | zit Salomo op den troon des koninkrijks. ~
1818 1Kon 1:47 | Zo zijn ook de knechten des konings gekomen, om onzen
1819 1Kon 1:50 | heen, en vatte de hoornen des altaars. ~
1820 1Kon 1:51 | zie, hij heeft de hoornen des altaars gevat, zeggende:
1821 1Kon 2:3 | 3 En neem waar de wacht des HEEREN, uws Gods, om te
1822 1Kon 2:19 | een stoel voor de moeder des konings zetten; en zij zat
1823 1Kon 2:26 | akkers; want gij zijt een man des doods; maar dezen dag zal
1824 1Kon 2:26 | doden, omdat gij de ark des Heeren HEEREN voor het aangezicht
1825 1Kon 2:27 | verdreef Abjathar, dat hij des HEEREN priester niet ware,
1826 1Kon 2:27 | om te vervullen het woord des HEEREN, hetwelk Hij over
1827 1Kon 2:28 | vluchtte Joab tot de tent des HEEREN, en vatte de hoornen
1828 1Kon 2:28 | HEEREN, en vatte de hoornen des altaars. ~
1829 1Kon 2:29 | aangezegd, dat Joab tot de tent des HEEREN gevloden was, en
1830 1Kon 2:30 | Benaja kwam tot de tent des HEEREN, en zeide tot hem:
1831 1Kon 2:43 | Waarom dan hebt gij den eed des HEEREN niet gehouden, en
1832 1Kon 2:45 | zijn voor het aangezicht des HEEREN tot in eeuwigheid. ~
1833 1Kon 3:1 | van zijn huis en het huis des HEEREN, en den muur van
1834 1Kon 3:2 | want geen huis was den Naam des HEEREN gebouwd, tot die
1835 1Kon 3:5 | aan Salomo in een droom des nachts en God zeide: Begeer
1836 1Kon 3:6 | gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt
1837 1Kon 3:10 | zaak nu was goed in de ogen des HEEREN, dat Salomo deze
1838 1Kon 3:15 | Jeruzalem, en stond voor de ark des verbonds des HEEREN, en
1839 1Kon 3:15 | voor de ark des verbonds des HEEREN, en offerde brandofferen,
1840 1Kon 3:19 | En de zoon dezer vrouw is des nachts gestorven, omdat
1841 1Kon 3:22 | zij voor het aangezicht des konings. ~
1842 1Kon 3:24 | zwaard voor het aangezicht des konings. ~
1843 1Kon 3:28 | vreesde voor het aangezicht des konings; want zij zagen,
1844 1Kon 4:5 | Nathan, was overambtman, des konings vriend. ~
1845 1Kon 4:29 | verstand, en een wijd begrip des harten, gelijk zand, dat
1846 1Kon 5:3 | mijn vader David den Naam des HEEREN, zijns Gods, geen
1847 1Kon 5:14 | den Libanon, tien duizend des maands bij beurten; een
1848 1Kon 6:1 | maand), dat hij het huis des HEEREN bouwde. ~
1849 1Kon 6:11 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Salomo, zeggende: ~
1850 1Kon 6:15 | cederen planken; van den vloer des huizes tot aan het dak der
1851 1Kon 6:19 | inwaarts in het huis, om de ark des verbonds des HEEREN daar
1852 1Kon 6:19 | om de ark des verbonds des HEEREN daar te zetten. ~
1853 1Kon 6:24 | ellen was de ene vleugel des cherubs, en van vijf ellen
1854 1Kon 6:24 | ellen de andere vleugel des cherubs; van het einde van
1855 1Kon 6:27 | vleugelen uit, zodat de vleugel des enen raakte aan dezen wand,
1856 1Kon 6:27 | dezen wand, en de vleugel des anderen cherubs raakte aan
1857 1Kon 6:31 | posten was het vijfde deel des wands. ~
1858 1Kon 6:33 | maakte hij aan de deuren des tempels posten van olieachtige
1859 1Kon 6:37 | werd de grond van het huis des HEEREN gelegd, in de maand
1860 1Kon 7:2 | Hij bouwde ook het huis des wouds van Libanon, van honderd
1861 1Kon 7:7 | richtte, tot een voorhuis des gerichts, dat met ceder
1862 1Kon 7:12 | binnenste voorhof, van het huis des HEEREN, en met het voorhuis
1863 1Kon 7:21 | pilaren op in het voorhuis des tempels; en den rechter
1864 1Kon 7:40 | Salomo maakte voor het huis des HEEREN; ~
1865 1Kon 7:45 | koning Salomo tot het huis des HEEREN maakte, alle van
1866 1Kon 7:47 | grote menigte; het gewicht des kopers werd niet onderzocht. ~
1867 1Kon 7:48 | vaten, die voor het huis des HEEREN waren; het gouden
1868 1Kon 7:50 | der deuren van het huis des tempels, van goud. ~
1869 1Kon 7:51 | koning Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht
1870 1Kon 7:51 | de schatten van het huis des HEEREN. ~ ~
1871 1Kon 8:1 | te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te
1872 1Kon 8:1 | om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit
1873 1Kon 8:4 | 4 En zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst
1874 1Kon 8:6 | brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot
1875 1Kon 8:6 | priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats,
1876 1Kon 8:10 | uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde. ~
1877 1Kon 8:11 | wolk; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des
1878 1Kon 8:11 | des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~
1879 1Kon 8:20 | een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
1880 1Kon 8:20 | gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
1881 1Kon 8:21 | ark, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met
1882 1Kon 8:22 | Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse
1883 1Kon 8:31 | hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben,
1884 1Kon 8:31 | te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in
1885 1Kon 8:33 | worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen
1886 1Kon 8:46 | zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die
1887 1Kon 8:46 | gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre
1888 1Kon 8:51 | Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens; ~
1889 1Kon 8:54 | hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het
1890 1Kon 8:62 | slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
1891 1Kon 8:63 | Alzo hebben zij het huis des HEEREN ingewijd, de koning
1892 1Kon 8:64 | de koning het middelste des voorhofs, dat voor het huis
1893 1Kon 8:64 | voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar
1894 1Kon 8:64 | dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein,
1895 1Kon 8:65 | Egypte, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, zeven
1896 1Kon 9:1 | voleind had te bouwen het huis des HEEREN en het huis des konings,
1897 1Kon 9:1 | huis des HEEREN en het huis des konings, en al de begeerten
1898 1Kon 9:4 | heeft, met volkomenheid des harten, en met oprechtheid,
1899 1Kon 9:10 | huizen gebouwd had, het huis des HEEREN en het huis des konings; ~
1900 1Kon 9:10 | huis des HEEREN en het huis des konings; ~
1901 1Kon 9:15 | deed opkomen, om het huis des HEEREN te bouwen, en zijn
1902 1Kon 9:25 | Salomo offerde driemaal des jaars brandofferen en dankofferen,
1903 1Kon 9:25 | hetwelk voor het aangezicht des HEEREN was, als hij het
1904 1Kon 10:1 | hoorde, aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij, om hem
1905 1Kon 10:5 | henen opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen
1906 1Kon 10:12 | steunselen voor het huis des HEEREN, en voor het huis
1907 1Kon 10:12 | HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders harpen
1908 1Kon 10:17 | koning legde ze in het huis des wouds van Libanon. ~
1909 1Kon 10:21 | alle vaten van het huis des wouds van Libanon waren
1910 1Kon 10:28 | linnen garen, de kooplieden des konings namen het linnen
1911 1Kon 11:6 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet
1912 1Kon 11:14 | den Edomiet; hij was van des konings zaad in Edom. ~
1913 1Kon 12:23 | en Benjamin, en overige des volks, zeggende: ~
1914 1Kon 12:24 | En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder,
1915 1Kon 12:24 | te trekken naar het woord des HEEREN. ~
1916 1Kon 12:27 | offeranden te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo
1917 1Kon 12:31 | priesteren van de geringsten des volks, die niet waren uit
1918 1Kon 13:1 | uit Juda, door het woord des HEEREN tot Beth-El; en Jerobeam
1919 1Kon 13:2 | het altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar,
1920 1Kon 13:5 | gegeven had, door het woord des HEEREN. ~
1921 1Kon 13:6 | Aanbid toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk,
1922 1Kon 13:6 | man Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en de
1923 1Kon 13:6 | HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder tot hem,
1924 1Kon 13:17 | geschied door het woord des HEEREN: Gij zult aldaar
1925 1Kon 13:18 | gesproken door het woord des HEEREN, zeggende: Breng
1926 1Kon 13:20 | tafel zaten, dat het woord des HEEREN geschiedde tot den
1927 1Kon 13:21 | Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig
1928 1Kon 13:26 | de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig is geweest;
1929 1Kon 13:26 | gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot hem
1930 1Kon 13:32 | die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft
1931 1Kon 13:33 | hoogten van de geringsten des volks; wie wilde, diens
1932 1Kon 14:7 | verheven heb uit het midden des volks, en u tot een voorganger
1933 1Kon 14:9 | kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor
1934 1Kon 14:11 | sterft, zullen de vogelen des hemels eten; want de HEERE
1935 1Kon 14:18 | beklaagde hem; naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
1936 1Kon 14:22 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten
1937 1Kon 14:26 | de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van
1938 1Kon 14:26 | de schatten van het huis des konings weg, ja, hij nam
1939 1Kon 14:27 | die de deur van het huis des konings bewaarden. ~
1940 1Kon 14:28 | wanneer de koning in het huis des HEEREN ging, dat de trawanten
1941 1Kon 15:5 | wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken
1942 1Kon 15:11 | wat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader
1943 1Kon 15:15 | En hij bracht in het huis des HEEREN de geheiligde dingen
1944 1Kon 15:18 | de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van
1945 1Kon 15:18 | de schatten van het huis des konings, en gaf ze in de
1946 1Kon 15:26 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den
1947 1Kon 15:29 | verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
1948 1Kon 15:34 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den
1949 1Kon 16:1 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jehu, den zoon
1950 1Kon 16:4 | sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~
1951 1Kon 16:7 | geschiedde ook het woord des HEEREN, door den dienst
1952 1Kon 16:7 | hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot toorn verwekkende
1953 1Kon 16:12 | van Baesa, naar het woord des HEEREN, dat Hij over Baesa
1954 1Kon 16:18 | het paleis van het huis des konings, en verbrandde boven
1955 1Kon 16:18 | verbrandde boven zich het huis des konings met vuur, en stierf; ~
1956 1Kon 16:19 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in den
1957 1Kon 16:21 | in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den
1958 1Kon 16:24 | naam van Semer, den heer des bergs, Samaria. ~
1959 1Kon 16:25 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger
1960 1Kon 16:30 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan allen,
1961 1Kon 16:34 | gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den
1962 1Kon 17:2 | Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
1963 1Kon 17:5 | en deed naar het woord des HEEREN; want hij ging en
1964 1Kon 17:6 | En de raven brachten hem des morgens brood en vlees,
1965 1Kon 17:6 | desgelijks brood en vlees des avonds; en hij dronk uit
1966 1Kon 17:8 | Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
1967 1Kon 17:16 | ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken
1968 1Kon 17:24 | Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid
1969 1Kon 18:1 | vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elia,
1970 1Kon 18:4 | als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja
1971 1Kon 18:12 | weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet
1972 1Kon 18:13 | als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van
1973 1Kon 18:13 | Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man heb verborgen,
1974 1Kon 18:18 | dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en
1975 1Kon 18:22 | Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en
1976 1Kon 18:24 | aan, en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de
1977 1Kon 18:30 | en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was. ~
1978 1Kon 18:31 | Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende:
1979 1Kon 18:32 | stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij
1980 1Kon 18:46 | 46 En de hand des HEEREN was over Elia, en
1981 1Kon 19:7 | 7 En de engel des HEEREN kwam ten anderen
1982 1Kon 19:9 | aldaar; en ziet, het woord des HEEREN geschiedde tot hem,
1983 1Kon 19:11 | berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE
1984 1Kon 20:7 | van Israel alle oudsten des lands, en zeide: Merkt toch
1985 1Kon 20:22 | want met de wederkomst des jaars zal de koning van
1986 1Kon 20:26 | geschiedde nu met de wederkomst des jaars, dat Benhadad de Syriers
1987 1Kon 20:35 | zijn naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch. En
1988 1Kon 20:36 | Daarom dat gij de stem des HEEREN niet gehoorzaam zijt
1989 1Kon 20:39 | uitgegaan in het midden des strijds; en zie, een man
1990 1Kon 21:9 | Naboth in de hoogste plaats des volks; ~
1991 1Kon 21:12 | Naboth in de hoogste plaats des volks. ~
1992 1Kon 21:17 | 17 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot Elia,
1993 1Kon 21:20 | dat kwaad is in de ogen des HEEREN. ~
1994 1Kon 21:24 | sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~
1995 1Kon 21:25 | dat kwaad is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn
1996 1Kon 21:28 | 28 En het woord des HEEREN geschiedde tot Elia,
1997 1Kon 22:5 | als heden naar het woord des HEEREN. ~
1998 1Kon 22:6 | HEERE zal ze in de hand des konings geven. ~
1999 1Kon 22:7 | hier niet nog een profeet des HEEREN, dat wij het van
2000 1Kon 22:12 | HEERE zal hen in de hand des konings geven. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858 |