Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
derzelven 1
derzelver 101
derzulken 3
des 5858
desem 1
desgelijks 81
desgenen 75
Frequency    [«  »]
6044 u
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op

Bijbel

IntraText - Concordances

des

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

     Book Chapter: Verse
2001 1Kon 22:15 | HEERE zal ze in de hand des konings geven. ~ 2002 1Kon 22:16 | de waarheid, in den Naam des HEEREN? ~ 2003 1Kon 22:19 | Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, 2004 1Kon 22:21 | stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal 2005 1Kon 22:24 | Door wat weg is de geest des HEEREN van mij doorgegaan, 2006 1Kon 22:26 | stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~ 2007 1Kon 22:35 | Syriers; maar hij stierf des avonds, en het bloed der 2008 1Kon 22:35 | wonde vloeide in den bak des wagens. ~ 2009 1Kon 22:38 | hoeren wiesen, naar het woord des HEEREN,, dat Hij gesproken 2010 1Kon 22:43 | dat recht was in de ogen des HEEREN. ~ 2011 1Kon 22:48 | Edom, maar een stadhouder des konings. ~ 2012 1Kon 22:53 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde 2013 2Kon 1:3 | 3 Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den 2014 2Kon 1:3 | Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, 2015 2Kon 1:7 | Hoedanig was de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen 2016 2Kon 1:15 | 15 Toen sprak de Engel des HEEREN tot Elia: Ga af met 2017 2Kon 1:17 | stierf hij, naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken 2018 2Kon 2:16 | niet misschien de Geest des HEEREN hem opgenomen, en 2019 2Kon 2:24 | vloekte hen, in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee 2020 2Kon 3:2 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, doch niet gelijk 2021 2Kon 3:11 | zeide: Is hier geen profeet des HEEREN, dat wij door hem 2022 2Kon 3:11 | antwoordde een van de knechten des konings van Israel, en zeide: 2023 2Kon 3:12 | 12 En Josafat zeide: Des HEEREN woord is bij hem. 2024 2Kon 3:15 | snaren speelde, dat de hand des HEEREN op hem kwam. ~ 2025 2Kon 3:18 | is dat slecht in de ogen des HEEREN, Hij zal ook de Moabieten 2026 2Kon 3:20 | 20 En het geschiedde des morgens, als men het spijsoffer 2027 2Kon 3:22 | 22 En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, 2028 2Kon 4:16 | tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een zoon 2029 2Kon 4:17 | gezette tijd, omtrent den tijd des levens, dien Elisa tot haar 2030 2Kon 4:34 | over hem uit. En het vlees des kinds werd warm. ~ 2031 2Kon 4:44 | hielden over, naar het woord des HEEREN. ~  ~ 2032 2Kon 5:11 | uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns Gods, aanroepen, 2033 2Kon 6:11 | 11 Toen werd het hart des konings van Syrie onstuimig 2034 2Kon 6:14 | en een zwaar heir; welke des nachts kwamen, en omsingelden 2035 2Kon 6:29 | hem gegeten; maar als ik des anderen daags tot haar zeide: 2036 2Kon 6:32 | gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, 2037 2Kon 7:1 | zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: 2038 2Kon 7:8 | melaatsen aan het uiterste des legers kwamen, zo gingen 2039 2Kon 7:9 | gaan, en dit aan het huis des konings boodschappen. ~ 2040 2Kon 7:11 | boodschap binnen in het huis des konings. ~ 2041 2Kon 7:16 | een sikkel, naar het woord des HEEREN. ~ 2042 2Kon 8:6 | daartoe alle inkomsten des akkers, van den dag af, 2043 2Kon 8:15 | 15 En het geschiedde des anderen daags, dat hij een 2044 2Kon 8:18 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 2045 2Kon 8:21 | hem; en hij maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, 2046 2Kon 8:27 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis 2047 2Kon 9:6 | tot koning over het volk des HEEREN, over Israel. ~ 2048 2Kon 9:7 | bloed van alle knechten des HEEREN, wreke van de hand 2049 2Kon 9:26 | stuk land, naar het woord des HEEREN. ~ 2050 2Kon 9:27 | door den weg van het huis des hofs; doch Jehu vervolgde 2051 2Kon 9:36 | zeide: Dit is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken 2052 2Kon 10:7 | hen kwam, dat zij de zonen des konings namen, en zeventig 2053 2Kon 10:8 | de hoofden van de zonen des konings gebracht. En hij 2054 2Kon 10:9 | 9 En het geschiedde des morgens, toen hij uitging, 2055 2Kon 10:10 | dat niets van het woord des HEEREN, hetwelk de HEERE 2056 2Kon 10:13 | zijn afgekomen, om de zonen des konings en de zonen der 2057 2Kon 10:17 | verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia 2058 2Kon 10:25 | sloegen hen met de scherpte des zwaard; en de trawanten 2059 2Kon 10:31 | waar te wandelen in de wet des HEEREN, des Gods van Israel, 2060 2Kon 10:31 | wandelen in de wet des HEEREN, des Gods van Israel, met zijn 2061 2Kon 11:2 | stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood 2062 2Kon 11:3 | haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia 2063 2Kon 11:4 | hen tot zich, in het huis des HEEREN; en hij maakte een 2064 2Kon 11:4 | beedigde hen in het huis des HEEREN, en hij toonde hun 2065 2Kon 11:4 | hij toonde hun den zoon des konings. ~ 2066 2Kon 11:5 | wacht waarnemen van het huis des konings; ~ 2067 2Kon 11:7 | zullen de wacht van het huis des HEEREN waarnemen bij den 2068 2Kon 11:10 | geweest waren, die in het huis des HEEREN geweest waren. ~ 2069 2Kon 11:12 | 12 Daarna bracht hij des konings zoon voor, en zette 2070 2Kon 11:13 | de stem der trawanten en des volks, zo kwam zij tot het 2071 2Kon 11:13 | tot het volk in het huis des HEEREN. ~ 2072 2Kon 11:14 | den koning; en al het volk des lands was blijde, en blies 2073 2Kon 11:15 | gezegd: Laat ze in het huis des HEEREN niet gedood worden. ~ 2074 2Kon 11:16 | der paarden naar het huis des konings, en zij werd daar 2075 2Kon 11:18 | Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baal, 2076 2Kon 11:18 | bestelde de ambten in het huis des HEEREN. ~ 2077 2Kon 11:19 | trawanten, en al het volk des lands; en zij brachten den 2078 2Kon 11:19 | den koning af uit het huis des HEEREN, en kwamen door den 2079 2Kon 11:19 | der trawanten tot het huis des konings, en hij zat op den 2080 2Kon 11:20 | 20 En al het volk des lands was blijde, en de 2081 2Kon 11:20 | zwaard gedood hadden bij des konings huis. ~ 2082 2Kon 12:2 | dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in 2083 2Kon 12:4 | gebracht zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld 2084 2Kon 12:4 | dat te brengen in het huis des HEEREN, ~ 2085 2Kon 12:9 | iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters, 2086 2Kon 12:9 | het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~ 2087 2Kon 12:10 | gelds in de kist was, dat des konings schrijver met den 2088 2Kon 12:10 | het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden werd. ~ 2089 2Kon 12:11 | gesteld waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden 2090 2Kon 12:11 | bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~ 2091 2Kon 12:12 | de breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en 2092 2Kon 12:13 | niet gemaakt voor het huis des HEEREN zilveren schalen, 2093 2Kon 12:13 | het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~ 2094 2Kon 12:14 | verbeterden daarmede het huis des HEEREN. ~ 2095 2Kon 12:16 | zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het 2096 2Kon 12:18 | de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis 2097 2Kon 12:18 | HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot 2098 2Kon 13:2 | dat recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in 2099 2Kon 13:4 | gebracht zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld 2100 2Kon 13:4 | dat te brengen in het huis des HEEREN, ~ 2101 2Kon 13:9 | iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters, 2102 2Kon 13:9 | het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~ 2103 2Kon 13:10 | gelds in de kist was, dat des konings schrijver met den 2104 2Kon 13:10 | het geld, dat in het huis des HEEREN gevonden werd. ~ 2105 2Kon 13:11 | gesteld waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden 2106 2Kon 13:11 | bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~ 2107 2Kon 13:12 | de breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en 2108 2Kon 13:13 | niet gemaakt voor het huis des HEEREN zilveren schalen, 2109 2Kon 13:13 | het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~ 2110 2Kon 13:14 | verbeterden daarmede het huis des HEEREN. ~ 2111 2Kon 13:16 | zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het 2112 2Kon 13:18 | de schatten van het huis des HEEREN, en van het huis 2113 2Kon 13:18 | HEEREN, en van het huis des konings, en zond het tot 2114 2Kon 14:2 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde 2115 2Kon 14:3 | 3 Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israel; 2116 2Kon 14:4 | 4 Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk 2117 2Kon 14:11 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af 2118 2Kon 14:16 | Elisa leide zijn handen op des konings handen. ~ 2119 2Kon 14:17 | een pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der 2120 2Kon 14:20 | het land met het ingaan des jaars. ~ 2121 2Kon 15:3 | dat recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet als 2122 2Kon 15:9 | vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon 2123 2Kon 15:14 | gevonden werden in het huis des HEEREN, en in de schatten 2124 2Kon 15:14 | HEEREN, en in de schatten van des konings huis, mitsgaders 2125 2Kon 15:24 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet van 2126 2Kon 15:25 | vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, 2127 2Kon 15:25 | naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij 2128 2Kon 16:3 | dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al wat zijn 2129 2Kon 16:5 | huis; doch Jotham, de zoon des konings, was over het huis, 2130 2Kon 16:5 | huis, richtende het volk des lands. ~ 2131 2Kon 16:9 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn 2132 2Kon 16:12 | 12 Dit was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken 2133 2Kon 16:18 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week al zijn 2134 2Kon 16:24 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af 2135 2Kon 16:25 | het paleis van het huis des konings, met Argob en met 2136 2Kon 16:28 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af 2137 2Kon 16:34 | dat recht was in de ogen des HEEREN; naar alles, wat 2138 2Kon 16:35 | hoge poort aan het huis des HEEREN. ~ 2139 2Kon 17:2 | dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn 2140 2Kon 17:8 | het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten 2141 2Kon 17:8 | de schatten van het huis des konings gevonden werd, en 2142 2Kon 17:14 | dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij 2143 2Kon 17:14 | en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het 2144 2Kon 17:15 | het avondspijsoffer, en des konings brandoffer, en zijn 2145 2Kon 17:15 | brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, 2146 2Kon 17:15 | spreng daarop al het bloed des brandoffers, en al het bloed 2147 2Kon 17:15 | brandoffers, en al het bloed des slachtoffer; maar het koperen 2148 2Kon 17:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, dat zij in het 2149 2Kon 17:18 | en den buitensten ingang des konings nam hij weg van 2150 2Kon 17:18 | nam hij weg van het huis des HEEREN, vanwege den koning 2151 2Kon 18:2 | dat recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn 2152 2Kon 18:8 | het goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten 2153 2Kon 18:8 | de schatten van het huis des konings gevonden werd, en 2154 2Kon 18:14 | dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij 2155 2Kon 18:14 | en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het 2156 2Kon 18:15 | het avondspijsoffer, en des konings brandoffer, en zijn 2157 2Kon 18:15 | brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, 2158 2Kon 18:15 | spreng daarop al het bloed des brandoffers, en al het bloed 2159 2Kon 18:15 | brandoffers, en al het bloed des slachtoffer; maar het koperen 2160 2Kon 18:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, dat zij in het 2161 2Kon 18:18 | en den buitensten ingang des konings nam hij weg van 2162 2Kon 18:18 | nam hij weg van het huis des HEEREN, vanwege den koning 2163 2Kon 19:2 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; evenwel niet, als 2164 2Kon 19:16 | verlieten al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten 2165 2Kon 19:16 | bogen zich voor alle heir des hemels, en dienden Baal. ~ 2166 2Kon 19:17 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn 2167 2Kon 19:19 | Zelfs hield Juda de geboden des HEEREN, huns Gods, niet; 2168 2Kon 19:26 | Samaria, weten de wijze des Gods van het land niet; 2169 2Kon 19:26 | zij niet weten de wijze des Gods van het land. ~ 2170 2Kon 19:27 | dat hij hun lere de wijze des Gods van het land. ~ 2171 2Kon 20:3 | dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat 2172 2Kon 20:12 | 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet 2173 2Kon 20:12 | al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat 2174 2Kon 20:15 | gevonden werd in het huis des HEEREN, en in de schatten 2175 2Kon 20:15 | de schatten van het huis des konings. ~ 2176 2Kon 20:16 | de deuren van den tempel des HEEREN, en van de posten, 2177 2Kon 20:17 | staan bij den watergang des oppersten vijvers, welke 2178 2Kon 20:17 | den hogen weg van het veld des vollers. ~ 2179 2Kon 20:26 | het Joods, voor de oren des volks, dat op den muur is. ~ 2180 2Kon 20:28 | en zeide: Hoort het woord des groten konings, des konings 2181 2Kon 20:28 | woord des groten konings, des konings van Assyrie! ~ 2182 2Kon 20:36 | een woord; want het gebod des konings was, zeggende: Gij 2183 2Kon 21:1 | zak, en ging in het huis des HEEREN. ~ 2184 2Kon 21:10 | Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrie niet 2185 2Kon 21:14 | ging hij op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde 2186 2Kon 21:14 | uit voor het aangezicht des HEEREN. ~ 2187 2Kon 21:15 | bad voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, 2188 2Kon 21:26 | zij waren als het gras des velds, en de groene grasscheutjes, 2189 2Kon 21:35 | dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg 2190 2Kon 21:35 | duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, 2191 2Kon 22:4 | gegaan was, dat het woord des HEEREN tot hem geschiedde, 2192 2Kon 22:5 | zult gij opgaan in het huis des HEEREN; ~ 2193 2Kon 22:6 | toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie verlossen, 2194 2Kon 22:8 | dat ik den derden dag in des HEEREN huis zal opgaan? ~ 2195 2Kon 22:16 | Jesaja tot Hizkia: Hoor des HEEREN woord. ~ 2196 2Kon 22:18 | hovelingen zijn in het paleis des konings van Babel. ~ 2197 2Kon 22:19 | zeide tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken 2198 2Kon 23:2 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen 2199 2Kon 23:3 | zich neder voor het heir des hemels, en diende ze. ~ 2200 2Kon 23:4 | bouwde altaren in het huis des HEEREN, waarvan de HEERE 2201 2Kon 23:5 | altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven 2202 2Kon 23:5 | de voorhoven van het huis des HEEREN. ~ 2203 2Kon 23:6 | zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn 2204 2Kon 23:16 | wat kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 2205 2Kon 23:20 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN; gelijk als zijn 2206 2Kon 23:22 | wandelde niet in den weg des HEEREN. ~ 2207 2Kon 23:24 | 24 Maar het volk des lands versloeg allen, die 2208 2Kon 23:24 | gemaakt hadden; en het volk des lands maakte zijn zoon Josia 2209 2Kon 24:2 | dat recht was in de ogen des HEEREN; en hij wandelde 2210 2Kon 24:3 | Mesullam, zond in het huis des HEEREN, zeggende: ~ 2211 2Kon 24:4 | opsomme, dat in het huis des HEEREN gebracht is, hetwelk 2212 2Kon 24:4 | is, hetwelk de wachters des dorpels van het volk verzameld 2213 2Kon 24:5 | besteld zijn over het huis des HEEREN; opdat zij het geven 2214 2Kon 24:5 | werk doen, dat in het huis des HEEREN is, om de breuken 2215 2Kon 24:8 | het wetboek in het huis des HEEREN gevonden; en Hilkia 2216 2Kon 24:9 | besteld waren over het huis des HEEREN. ~ 2217 2Kon 24:10 | dat voor het aangezicht des konings. ~ 2218 2Kon 24:11 | als de koning de woorden des wetboeks hoorde, dat hij 2219 2Kon 24:12 | schrijver, en Asaja, den knecht des konings, zeggende: ~ 2220 2Kon 24:13 | is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke 2221 2Kon 24:16 | namelijk al de woorden des boeks, dat de koning van 2222 2Kon 24:19 | gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als 2223 2Kon 25:2 | koning ging op in het huis des HEEREN, en met hem alle 2224 2Kon 25:2 | de woorden van het boek des verbonds, dat in het huis 2225 2Kon 25:2 | verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden was. ~ 2226 2Kon 25:3 | maakte een verbond voor des HEEREN aangezicht, om den 2227 2Kon 25:4 | dat zij uit den tempel des HEEREN alle gereedschap, 2228 2Kon 25:4 | bos, en voor al het heir des hemels gemaakt was, uitbrengen 2229 2Kon 25:5 | planeten, en al het heir des hemels rookten. ~ 2230 2Kon 25:6 | van het bos uit het huis des HEEREN weg, buiten Jeruzalem, 2231 2Kon 25:6 | op de graven der kinderen des volks. ~ 2232 2Kon 25:7 | schandjongens af, die aan het huis des HEEREN waren, alwaar de 2233 2Kon 25:9 | offerden niet op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar 2234 2Kon 25:11 | den ingang van het huis des HEEREN, tot de kamer van 2235 2Kon 25:12 | twee voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt had, brak 2236 2Kon 25:16 | verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods 2237 2Kon 25:21 | pascha, gelijk in dit boek des verbonds geschreven is. ~ 2238 2Kon 25:24 | priester Hilkia in het huis des HEEREN gevonden had. ~ 2239 2Kon 25:30 | in zijn graf; en het volk des lands nam Joahaz, den zoon 2240 2Kon 25:32 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat 2241 2Kon 25:35 | en goud af van het volk des lands, om aan Farao Necho 2242 2Kon 25:37 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat 2243 2Kon 26:2 | verderven, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken 2244 2Kon 26:3 | geschiedde dit naar het bevel des HEEREN tegen Juda, dat Hij 2245 2Kon 26:9 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat 2246 2Kon 26:13 | de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van 2247 2Kon 26:13 | de schatten van het huis des konings; en hij hieuw alle 2248 2Kon 26:13 | van Israel, in den tempel des HEEREN gemaakt had, gelijk 2249 2Kon 26:14 | overgelaten, dan het arme volk des lands. ~ 2250 2Kon 26:15 | weg naar Babel, mitsgaders des konings moeder, en des konings 2251 2Kon 26:15 | mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen, en zijn 2252 2Kon 26:15 | hovelingen; daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk 2253 2Kon 26:19 | dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat 2254 2Kon 26:20 | geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en 2255 2Kon 27:3 | sterk werd, en het volk des lands geen brood had, ~ 2256 2Kon 27:4 | al de krijgslieden vloden des nachts door den weg der 2257 2Kon 27:4 | tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen 2258 2Kon 27:4 | koning trok door den weg des vlakken velds. ~ 2259 2Kon 27:8 | der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. ~ 2260 2Kon 27:9 | hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des 2261 2Kon 27:9 | des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle 2262 2Kon 27:11 | 11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten 2263 2Kon 27:12 | 12 Maar van de armsten des lands liet de overste der 2264 2Kon 27:13 | pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen, 2265 2Kon 27:13 | koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden 2266 2Kon 27:16 | die Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het 2267 2Kon 27:17 | was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; 2268 2Kon 27:19 | mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, 2269 2Kon 27:19 | mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des 2270 2Kon 27:19 | des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, 2271 2Kon 27:19 | zestig mannen van het volk des lands, die in de stad gevonden 2272 1Kro 1:19 | twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in 2273 1Kro 2:3 | Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij 2274 1Kro 4:14 | Seraja gewon Joab, den vader des dals der werkmeesters; want 2275 1Kro 4:39 | van Gedor tot het oosten des dals, om weide te zoeken 2276 1Kro 5:25 | en de goden der volken des lands nagehoereerd, welke 2277 1Kro 6:31 | gesteld heeft tot het ambt des gezangs in het huis des 2278 1Kro 6:31 | des gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark tot 2279 1Kro 6:32 | totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; 2280 1Kro 6:48 | gegeven tot allerlei dienst des tabernakels van het huis 2281 1Kro 6:49 | zonen rookten op het altaar des brandoffers, en op het reukaltaar, 2282 1Kro 7:4 | vaderlijke huizen, waren de hopen des krijgsheirs zes en dertig 2283 1Kro 7:15 | naam was Maacha; en de naam des tweeden was Zelafead. Zelafead 2284 1Kro 9:18 | tot nog toe, aan de poort des konings oostwaarts, waren 2285 1Kro 9:19 | dienst, wachters der dorpelen des tabernakels; gelijk hun 2286 1Kro 9:19 | hun vaders in het leger des HEEREN geweest waren bewaarders 2287 1Kro 9:23 | de poorten van het huis des HEEREN, in het huis der 2288 1Kro 10:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen 2289 1Kro 10:13 | den HEERE, tegen het woord des HEEREN hetwelk hij niet 2290 1Kro 11:3 | Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David 2291 1Kro 11:3 | over Israel, naar het woord des HEEREN, door den dienst 2292 1Kro 11:4 | Jebusieten, de inwoners des lands. ~ 2293 1Kro 11:10 | te maken, naar het woord des HEEREN over Israel. ~ 2294 1Kro 11:13 | vergaderd waren, en het stuk des akkers vol gerst was, en 2295 1Kro 11:22 | een leeuw in het midden des kuils, in den sneeuwtijd. ~ 2296 1Kro 11:23 | rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en hij doodde 2297 1Kro 12:14 | kinderen van Gad, hoofden des heirs; een van de kleinsten 2298 1Kro 12:23 | te wenden, naar den mond des HEEREN: ~ 2299 1Kro 13:4 | zaak was recht in de ogen des gansen volks. ~ 2300 1Kro 13:6 | daar ophaalde de ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim 2301 1Kro 13:10 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij 2302 1Kro 15:3 | te Jeruzalem, om de ark des HEEREN op te halen aan haar 2303 1Kro 15:12 | broeders, dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israel, 2304 1Kro 15:12 | dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, 2305 1Kro 15:14 | priesters en Levieten, om de ark des HEEREN, des Gods van Israel, 2306 1Kro 15:14 | Levieten, om de ark des HEEREN, des Gods van Israel, op te brengen. ~ 2307 1Kro 15:15 | geboden had naar het woord des HEEREN. ~ 2308 1Kro 15:25 | henengingen, om de ark des verbonds des HEEREN op te 2309 1Kro 15:25 | om de ark des verbonds des HEEREN op te halen, uit 2310 1Kro 15:26 | Levieten hielp, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, 2311 1Kro 15:26 | die de ark des verbonds des HEEREN droegen, dat zij 2312 1Kro 15:28 | bracht gans Israel de ark des verbonds des HEEREN op, 2313 1Kro 15:28 | Israel de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, 2314 1Kro 15:29 | geschiedde nu, toen de ark des verbonds des HEEREN tot 2315 1Kro 15:29 | toen de ark des verbonds des HEEREN tot aan de stad Davids 2316 1Kro 16:2 | hij het volk in den Naam des HEEREN. ~ 2317 1Kro 16:4 | En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten 2318 1Kro 16:6 | met trompetten voor de ark des verbonds van God. ~ 2319 1Kro 16:15 | eeuwigheid Zijns verbonds, des woords, dat Hij ingesteld 2320 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met Abraham 2321 1Kro 16:29 | HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. ~ 2322 1Kro 16:33 | 33 Dan zullen de bomen des wouds juichen voor het aangezicht 2323 1Kro 16:33 | juichen voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt, 2324 1Kro 16:37 | liet hij daar, voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf 2325 1Kro 16:37 | voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen, 2326 1Kro 16:39 | priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte, welke 2327 1Kro 16:40 | op het brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en 2328 1Kro 16:40 | brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar alles, 2329 1Kro 16:40 | geschreven staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden 2330 1Kro 17:1 | cederen huis, maar de ark des verbonds des HEEREN onder 2331 1Kro 17:1 | maar de ark des verbonds des HEEREN onder gordijnen. ~ 2332 1Kro 17:16 | bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie 2333 1Kro 18:17 | waren de eersten aan de hand des konings. ~  ~  2334 1Kro 19:17 | waren de eersten aan de hand des konings. ~ 2335 1Kro 20:11 | 11 En het overige des volks gaf hij in de hand 2336 1Kro 21:1 | tijde van de wederkomst des jaars, ten tijde als de 2337 1Kro 22:2 | Joab en tot de oversten des volks: Gaat heen, telt Israel 2338 1Kro 22:4 | 4 Doch het woord des konings nam de overhand 2339 1Kro 22:6 | onder dezelve niet; want des konings woord was Joab een 2340 1Kro 22:12 | of drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie 2341 1Kro 22:12 | en een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen 2342 1Kro 22:13 | laat mij toch in de hand des HEEREN vallen; want Zijn 2343 1Kro 22:15 | nu uw hand af. De engel des HEEREN nu stond bij den 2344 1Kro 22:16 | ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande tussen de 2345 1Kro 22:18 | 18 Toen zeide de engel des HEEREN tot Gad, dat hij 2346 1Kro 22:19 | Gad, dat hij in den Naam des HEEREN gesproken had. ~ 2347 1Kro 22:22 | Ornan: Geef mij de plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve 2348 1Kro 22:29 | 29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de 2349 1Kro 22:29 | gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier 2350 1Kro 22:30 | het zwaard van den engel des HEEREN. ~  ~ 2351 1Kro 23:1 | Hier zal het huis Gods des HEEREN zijn, en hier zal 2352 1Kro 23:1 | en hier zal het altaar des brandoffers voor Israel 2353 1Kro 23:7 | was in mijn hart den Naam des HEEREN, mijns Gods, een 2354 1Kro 23:8 | 8 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot mij, 2355 1Kro 23:11 | voorspoedig zijn, en zult het huis des HEEREN, uws Gods, bouwen, 2356 1Kro 23:12 | om te onderhouden de wet des HEEREN, uws Gods. ~ 2357 1Kro 23:14 | verdrukking voor het huis des HEEREN bereid honderd duizend 2358 1Kro 23:14 | duizend talenten zilvers; en des kopers en des ijzers is 2359 1Kro 23:14 | zilvers; en des kopers en des ijzers is geen gewicht, 2360 1Kro 23:16 | 16 Des gouds, des zilvers, en des 2361 1Kro 23:16 | 16 Des gouds, des zilvers, en des kopers, 2362 1Kro 23:16 | Des gouds, des zilvers, en des kopers, en des ijzers is 2363 1Kro 23:16 | zilvers, en des kopers, en des ijzers is geen getal; maak 2364 1Kro 23:18 | Want Hij heeft de inwoners des lands in mijn hand gegeven, 2365 1Kro 23:18 | geworden voor het aangezicht des HEEREN, envoor het aangezicht 2366 1Kro 23:19 | bouwt het heiligdom Gods des HEEREN; dat men de ark des 2367 1Kro 23:19 | des HEEREN; dat men de ark des verbonds des HEEREN en de 2368 1Kro 23:19 | men de ark des verbonds des HEEREN en de heilige vaten 2369 1Kro 23:19 | huis brenge, dat den Naam des HEEREN zal gebouwd worden. ~  ~ 2370 1Kro 24:4 | om het werk van het huis des HEEREN aan te drijven; en 2371 1Kro 24:5 | vier duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten, 2372 1Kro 24:13 | roken voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen 2373 1Kro 24:24 | den dienst van het huis des HEEREN van twintig jaren 2374 1Kro 24:28 | den dienst van het huis des HEEREN, over de voorhoven, 2375 1Kro 24:30 | te prijzen; en desgelijks des avonds; ~ 2376 1Kro 24:31 | offeren der brandofferen des HEEREN, op de sabbatten, 2377 1Kro 24:31 | geduriglijk, voor het aangezicht des HEEREN; ~ 2378 1Kro 24:32 | zouden waarnemen, en de wacht des heiligdoms, en de wacht 2379 1Kro 24:32 | den dienst van het huis des HEEREN. ~  ~ 2380 1Kro 25:5 | genen; want de oversten des heiligdoms en de oversten 2381 1Kro 25:6 | op, voor het aangezicht des konings, en van de vorsten, 2382 1Kro 25:19 | was te gaan in het huis des HEEREN, naar hun ordening 2383 1Kro 26:1 | mitsgaders de oversten des heirs, scheidde af tot den 2384 1Kro 26:2 | de hand van Asaf, die aan des konings handen profeteerde. ~ 2385 1Kro 26:5 | kinderen van Heman, den ziener des konings, in de woorden Gods, 2386 1Kro 26:6 | het gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, 2387 1Kro 26:7 | geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, 2388 1Kro 27:12 | om te dienen in het huis des HEEREN. ~ 2389 1Kro 27:17 | Levieten; tegen het noorden des daags vier; tegen het zuiden 2390 1Kro 27:17 | daags vier; tegen het zuiden des daags vier; maar bij de 2391 1Kro 27:22 | de schatten van het huis des HEEREN. ~ 2392 1Kro 27:26 | honderden, en de oversten des heirs; 2393 1Kro 27:27 | het geheiligd, om het huis des HEEREN te onderhouden. ~ 2394 1Kro 27:30 | westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst 2395 1Kro 27:30 | HEEREN, en tot den dienst des konings. ~ 2396 1Kro 27:31 | in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn 2397 1Kro 27:32 | alle zaken Gods en de zaken des konings. ~  ~ 2398 1Kro 28:1 | tot maand in al de maanden des jaars; elke verdeling was 2399 1Kro 28:5 | 5 De derde overste des heirs in de derde maand 2400 1Kro 28:23 | vermenigvuldigen zou als de sterren des hemels. ~ 2401 1Kro 28:25 | 25 En over de schatten des konings was Azmaveth, de 2402 1Kro 28:27 | wijnstokken kwam tot de schatten des wijns, was Zabdi, de Sifmiet. ~ 2403 1Kro 28:32 | Hachmoni, was bij de zonen des konings. ~ 2404 1Kro 28:33 | 33 En Achitofel was raad des konings; en Husai, de Archiet, 2405 1Kro 28:33 | en Husai, de Archiet, was des konings vriend. ~ 2406 1Kro 28:34 | Abjathar; maar Joab was des konings krijgsoverste. ~  ~ 2407 1Kro 29:1 | oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, 2408 1Kro 29:2 | huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, 2409 1Kro 29:2 | voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor 2410 1Kro 29:5 | zitten zou op den stoel des koninkrijks des HEEREN over 2411 1Kro 29:5 | den stoel des koninkrijks des HEEREN over Israel. ~ 2412 1Kro 29:8 | ganse Israel, de gemeente des HEEREN, en voor de oren 2413 1Kro 29:8 | houdt en zoekt al de geboden des HEEREN, uws Gods; opdat 2414 1Kro 29:11 | binnenkameren, en van het huis des verzoendeksels; ~ 2415 1Kro 29:12 | de voorhoven van het huis des HEEREN, en van alle kameren 2416 1Kro 29:13 | den dienst van het huis des HEEREN, en van alle vaten 2417 1Kro 29:13 | den dienst van het huis des HEEREN. ~ 2418 1Kro 29:18 | en goud tot het voorbeeld des wagens, te weten der cherubim, 2419 1Kro 29:18 | zouden uitbreiden, en de ark des verbonds des HEEREN overdekken. ~ 2420 1Kro 29:18 | en de ark des verbonds des HEEREN overdekken. ~ 2421 1Kro 29:19 | verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten al de werken 2422 1Kro 29:20 | den dienst van het huis des HEEREN zult volbracht hebben. ~ 2423 1Kro 30:3 | behalve al wat ik ten huize des heiligdoms bereid heb; ~ 2424 1Kro 30:6 | de oversten van het werk des konings; ~ 2425 1Kro 30:8 | in den schat van het huis des HEEREN, onder de hand van 2426 1Kro 30:21 | den HEERE brandofferen, des anderen morgens van dien 2427 1Kro 30:22 | daags voor het aangezicht des HEEREN met grote vreugde; 2428 1Kro 30:23 | zat Salomo op den troon des HEEREN, als koning in zijns 2429 2Kro 1:3 | Gods, die Mozes, de knecht des HEEREN, in de woestijn gemaakt 2430 2Kro 1:5 | aldaar voor den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de 2431 2Kro 1:6 | daar, voor het aangezicht des HEEREN, op het koperen altaar, 2432 2Kro 1:16 | linnengaren, de kooplieden des konings namen het linnengaren 2433 2Kro 2:1 | Salomo nu dacht voor den Naam des HEEREN een huis te bouwen, 2434 2Kro 2:4 | zal een huis voor den Naam des HEEREN, mijns Gods, bouwen, 2435 2Kro 2:4 | en voor de toerichting des gedurigen broods, en voor 2436 2Kro 2:4 | en voor de brandofferen des morgens en des avonds, op 2437 2Kro 2:4 | brandofferen des morgens en des avonds, op de sabbatten, 2438 2Kro 2:4 | op de gezette hoogtijden des HEEREN, onzes Gods; hetwelk 2439 2Kro 3:1 | En Salomo begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, 2440 2Kro 3:11 | lengte was twintig ellen; des enen vleugel was van vijf 2441 2Kro 3:11 | rakende aan de vleugel des anderen cherubs. ~ 2442 2Kro 3:12 | Insgelijks was de vleugel des anderen cherubs van vijf 2443 2Kro 3:12 | klevende aan den vleugel des anderen cherubs. ~ 2444 2Kro 4:16 | koning Salomo, voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. ~ 2445 2Kro 4:18 | menigte; want het gewicht des kopers werd niet onderzocht. ~ 2446 2Kro 4:22 | en de deuren van het huis des tempels waren van goud. ~  ~ 2447 2Kro 5:1 | dat Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht 2448 2Kro 5:2 | te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te 2449 2Kro 5:2 | om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit 2450 2Kro 5:7 | brachten de priesters de ark des verbonds des HEEREN tot 2451 2Kro 5:7 | priesters de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, 2452 2Kro 5:12 | stonden tegen het oosten des altaars, en met hen tot 2453 2Kro 5:13 | werd, namelijk het huis des HEEREN. ~ 2454 2Kro 5:14 | dienen; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods 2455 2Kro 6:1 | dat Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht 2456 2Kro 6:2 | te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te 2457 2Kro 6:2 | om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit 2458 2Kro 6:7 | brachten de priesters de ark des verbonds des HEEREN tot 2459 2Kro 6:7 | priesters de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, 2460 2Kro 6:12 | stonden tegen het oosten des altaars, en met hen tot 2461 2Kro 6:13 | werd, namelijk het huis des HEEREN. ~ 2462 2Kro 6:14 | dienen; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods 2463 2Kro 7:7 | huis te bouwen den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 2464 2Kro 7:7 | bouwen den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 2465 2Kro 7:10 | een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 2466 2Kro 7:10 | gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~ 2467 2Kro 7:11 | gesteld, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij maakte 2468 2Kro 7:12 | hij stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse 2469 2Kro 7:13 | het gesteld in het midden des voorhofs; zijnde vijf ellen 2470 2Kro 7:22 | hebben, en die hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, 2471 2Kro 7:22 | te vervloeken, en de eed des vloeks voor Uw altaar in 2472 2Kro 7:24 | Israel voor het aangezicht des vijands zal geslagen worden, 2473 2Kro 7:36 | zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die 2474 2Kro 8:1 | slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. ~ 2475 2Kro 8:2 | niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid 2476 2Kro 8:2 | HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des 2477 2Kro 8:2 | des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~ 2478 2Kro 8:3 | afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo 2479 2Kro 8:4 | slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~ 2480 2Kro 8:6 | de muzikale instrumenten des HEEREN, die de koning David 2481 2Kro 8:7 | Salomo heiligde het middelste des voorhofs, hetwelk voor het 2482 2Kro 8:7 | voorhofs, hetwelk voor het huis des HEEREN was, dewijl hij daar 2483 2Kro 8:9 | zij hielden de inwijding des altaars zeven dagen, en 2484 2Kro 8:11 | volbracht Salomo het huis des HEEREN, en het huis des 2485 2Kro 8:11 | des HEEREN, en het huis des konings; en al wat in Salomo' 2486 2Kro 8:11 | gekomen was, om in het huis des HEEREN en in zijn huis te 2487 2Kro 8:12 | de HEERE verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide tot 2488 2Kro 9:1 | dewelke Salomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd 2489 2Kro 9:11 | zijn, tot dewelke de ark des HEEREN gekomen is. ~ 2490 2Kro 9:12 | brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk hij voor 2491 2Kro 9:15 | 15 En men week niet van des konings gebod aan de priesteren 2492 2Kro 9:16 | grondlegging van het huis des HEEREN, en tot het volbrengen 2493 2Kro 9:16 | van hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt werd. ~ 2494 2Kro 10:4 | waardoor hij opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen 2495 2Kro 10:11 | hoge gangen tot het huis des HEEREN en tot het huis des 2496 2Kro 10:11 | des HEEREN en tot het huis des konings, mitsgaders harpen 2497 2Kro 10:16 | koning legde ze in het huis des wouds van den Libanon. ~ 2498 2Kro 10:20 | alle vaten van het huis des wouds van den Libanon waren 2499 2Kro 10:21 | 21 Want des konings schepen voeren naar 2500 2Kro 12:2 | 2 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot Semaja,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5858

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License