Book Chapter: Verse
1 Gen 14:24 | buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben, en het
2 Exo 24:5 | 5 En hij zond de jongelingen van de kinderen Israels,
3 Num 11:28 | een van zijn uitgelezen jongelingen, antwoordde en zeide: Mijn
4 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen, de verspieders, daarin
5 Ric 13:10 | bruiloft, want alzo plachten de jongelingen te doen. ~
6 1Sa 2:17 | Alzo was de zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht
7 1Sa 8:16 | dienstmaagden, en uw beste jongelingen, en uw ezelen nemen, en
8 1Sa 16:11 | tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste
9 1Sa 16:18 | Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien
10 1Sa 21:2 | die ik u geboden heb; den jongelingen nu heb ik de plaats van
11 1Sa 21:4 | heilig brood, wanneer zich de jongelingen slechts van de vrouw onthouden
12 1Sa 21:5 | uitging, en de vaten der jongelingen zijn heilig; en het is enigerwijze
13 1Sa 25:5 | 5 Zo zond David tien jongelingen; en David zeide tot de jongelingen:
14 1Sa 25:5 | jongelingen; en David zeide tot de jongelingen: Gaat op naar Karmel, en
15 1Sa 25:8 | 8 Vraag het uw jongelingen, en zij zullen het u te
16 1Sa 25:8 | kennen geven. Laat dan deze jongelingen genade vinden in uw ogen,
17 1Sa 25:9 | 9 Toen de jongelingen van David gekomen waren,
18 1Sa 25:12 | 12 Toen keerden zich de jongelingen van David naar hun weg;
19 1Sa 25:14 | Doch een jongeling uit de jongelingen boodschapte het aan Abigail,
20 1Sa 25:19 | 19 En zij zeide tot haar jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht;
21 1Sa 25:25 | uw dienstmaagd, heb de jongelingen van mijn heer niet gezien,
22 1Sa 25:27 | dat hij gegeven worde den jongelingen, die mijns heren voetstappen
23 1Sa 26:22 | konings; zo laat een van de jongelingen overkomen, en halen ze. ~
24 2Sa 13:32 | zegge niet, dat zij al de jongelingen, des konings zonen, gedood
25 1Kon 12:8 | en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen
26 1Kon 12:10| 10 En de jongelingen, die met hem opgewassen
27 1Kon 12:14| tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn vader heeft
28 2Kon 5:22| straks zijn tot mij twee jongelingen uit de zonen der profeten,
29 2Kro 11:8 | en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen
30 2Kro 11:10| 10 En de jongelingen die met hem opgewassen waren,
31 2Kro 11:14| tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn vader heeft
32 2Kro 37:17| koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het zwaard in het huis
33 2Kro 37:17| doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de maagden, de
34 Neh 4:23 | mijn broederen, noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht,
35 Est 2:2 | 2 Toen zeiden de jongelingen des konings, die hem dienden:
36 Est 30:3 | Mordechai hierover gedaan? En de jongelingen des konings, zijn dienaars,
37 Est 30:5 | 5 En des konings jongelingen zeiden tot hem: Zie, Haman
38 Job 1:19 | huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik
39 Psa 78:63 | 63 Het vuur verteerde hun jongelingen, en hun jonge dochters werden
40 Psa 148:12 | 12 Jongelingen en ook maagden; gij ouden
41 Spre 20:29| 29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en
42 Jes 3:4 | 4 En Ik zal jongelingen stellen tot hun vorsten,
43 Jes 9:16 | niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner
44 Jes 13:18 | Maar hun bogen zullen de jongelingen verpletteren, en zij zullen
45 Jes 23:4 | gebaard, en ik heb geen jongelingen groot gemaakt, en geen
46 Jes 31:8 | zwaard vlieden, en zijn jongelingen zullen versmelten. ~
47 Jes 40:30 | moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen; ~
48 Jer 6:11 | de vergadering der jongelingen te zamen; want zelfs de
49 Jer 9:21 | roeien van de wijken, de jongelingen van de straten. ~
50 Jer 11:22 | bezoeking over hen doen: de jongelingen zullen door het zwaard sterven,
51 Jer 18:21 | dood omgebracht, en hun jongelingen met het zwaard geslagen
52 Jer 31:13 | verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden te zamen; want
53 Jer 48:15 | opgegaan, en de keur zijner jongelingen is ter slachting afgegaan,
54 Jer 49:26 | Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten;
55 Jer 50:30 | Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten,
56 Jer 51:3 | pantsier; en verschoont haar jongelingen niet, verbant al haar heir; ~
57 Klaa 1:15| mij uitgeroepen, om mijn jongelingen te verbreken; de Heere heeft
58 Klaa 1:18| mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn in de gevangenis
59 Klaa 1:43| mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen;
60 Klaa 2:13| 13 Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen,
61 Klaa 2:14| houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~
62 Eze 9:6 | 6 Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens
63 Eze 23:6 | overheden, altemaal gewenste jongelingen, ruiteren, rijdende op paarden. ~
64 Eze 23:12 | altemaal gewenste jongelingen. ~
65 Eze 23:23 | Assur met hen; gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden
66 Eze 30:17 | 17 De jongelingen van Aven en Pibeseth zullen
67 Dan 1:4 | 4 Jongelingen, aan dewelke geen gebrek
68 Dan 1:10 | droeviger zien, dan der jongelingen, die in gelijkheid met ulieden
69 Dan 1:13 | gedaanten, en de gedaante der jongelingen, die de stukken van de spijs
70 Dan 1:15 | waren van vlees dan al de jongelingen, die de stukken van de spijze
71 Dan 1:17 | 17 Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en
72 Joe 2:28 | zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien; ~
73 Amos 2:11| profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen; is dit niet
74 Amos 4:10| wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood,
75 Amos 8:13| schone jonkvrouwen en de jongelingen van dorst versmachten; ~
76 Zac 9:17 | wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen
77 Mark 14:51| over het naakte lijf, en de jongelingen grepen hem. ~
78 Hand 2:17| zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en
79 1Joh 2:13| beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze
80 1Joh 2:14| is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en
|