Book Chapter: Verse
1 Gen 32:3 | laat ons ons opmaken, en optrekken naar Beth-El; en ik zal
2 Gen 40:33 | jongeling met zijn broederen optrekken! ~
3 Gen 40:34 | 34 Want hoe zoude ik optrekken tot mijn vader, indien de
4 Gen 42:4 | Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende; en Jozef
5 Gen 42:31 | zijns vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen, en
6 Gen 46:5 | begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, dat ik mijn vader begrave,
7 Gen 46:24 | bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in het land,
8 Exo 17:3 | gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn
9 Exo 34:3 | in het midden van u niet optrekken; want gij zijt een hardnekkig
10 Exo 34:5 | in het midden van ulieden optrekken, en zou u vernielen; doch
11 Exo 34:15 | zal, doe ons van hier niet optrekken! ~
12 Lev 11:45 | Die u uit Egypteland doe optrekken, opdat Ik u tot een God
13 Num 1:51 | En als de tabernakel zal optrekken, de Levieten zullen denzelven
14 Num 2:9 | heiren. Zij zullen vooraan optrekken. ~
15 Num 2:16 | En zij zullen de tweede optrekken. ~
16 Num 2:17 | zal de tent der samenkomst optrekken, met het leger der Levieten,
17 Num 2:17 | zullen, alzo zullen zij optrekken, een iegelijk aan zijn plaats,
18 Num 2:24 | En zij zullen de derde optrekken. ~
19 Num 2:31 | het achterste zullen zij optrekken, naar hun banieren. ~
20 Num 4:5 | 5 In het optrekken des legers, zo zullen Aaron
21 Num 4:15 | gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind
22 Num 10:5 | het oosten gelegerd zijn, optrekken. ~
23 Num 10:6 | tegen het zuiden legeren, optrekken; met een gebroken klank
24 Num 10:35 | Het geschiedde nu in het optrekken van de ark, dat Mozes zeide:
25 Num 13:30 | zeide: Laat ons vrijmoedig optrekken, en dat erfelijk bezitten;
26 Num 13:31 | tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan
27 Num 14:13 | het midden van hen doen optrekken; ~
28 Num 14:40 | zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats, die de HEERE
29 Num 20:5 | hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen
30 Num 20:19 | zullen door den gebaanden weg optrekken, en indien wij van uw water
31 Num 21:5 | hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven
32 Deu 1:22 | wederbrengen, wat weg wij daarin optrekken zullen, en tot wat steden
33 Deu 1:26 | 26 Doch gij wildet niet optrekken; maar gij waart den mond
34 Deu 1:28 | 28 Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons
35 Deu 1:41 | HEERE gezondigd; wij zullen optrekken, en strijden, naar alles,
36 Joz 7:3 | omtrent drie duizend mannen optrekken, om Ai te slaan; vermoei
37 Ric 1:1 | zal onder ons het eerst optrekken naar de Kanaanieten, om
38 Ric 1:2 | de HEERE zeide: Juda zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in
39 Ric 1:3 | krijgen, zo zal ik ook met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon
40 Ric 17:9 | op, en laat ons tot hen optrekken; want wij hebben dat land
41 Ric 19:18 | zal onder ons vooreerst optrekken ten strijde tegen de kinderen
42 1Sa 6:20 | tot wien van ons zal Hij optrekken? ~
43 1Sa 29:9 | ons in dezen strijd niet optrekken.
44 2Sa 2:1 | vraagde, zeggende: Zal ik optrekken in een der steden van Juda?
45 2Sa 2:1 | David zeide: Waarheen zal ik optrekken? En Hij zeide: Naar Hebron. ~
46 2Sa 2:3 | Ook deed David zijn mannen optrekken, die bij hem waren, een
47 2Sa 5:19 | HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult
48 2Sa 5:23 | Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om tot achter
49 2Sa 19:34 | dat ik met den koning zou optrekken naar Jeruzalem? ~
50 1Kon 1:35| Dan zult gij achter hem optrekken, en hij zal komen, en zal
51 1Kon 12:24| de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw
52 1Kon 20:22| koning van Syrie tegen u optrekken. ~
53 2Kon 3:8 | Door welken weg zullen wij optrekken? Hij dan zeide: Door den
54 1Kro 14:10| David God, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen, en
55 1Kro 14:14| zeide tot hem: Gij zult niet optrekken achter hen heen; maar omsingel
56 2Kro 12:4 | de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw
57 Ezra 4:2 | ons herwaarts heeft doen optrekken. ~
58 Jes 7:6 | 6 Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet
59 Jer 6:4 | maakt u op, en laat ons optrekken op den middag; o, wee ons!
60 Jer 6:5 | Maakt u op, en laat ons optrekken in den nacht, en haar paleizen
61 Jer 46:8 | rivieren; en hij zegt: Ik zal optrekken, ik zal de aarde bedekken,
62 Eze 29:4 | het midden uwer rivieren optrekken, en al de vis uwer rivieren
63 Eze 32:3 | vele volken; die zullen u optrekken in Mijn garen. ~
64 Eze 38:9 | 9 Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen als een
65 Eze 38:11 | En zult zeggen: Ik zal optrekken naar dat dorpland, ik zal
66 Eze 38:16 | 16 En gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel,
67 Eze 39:2 | zeshaak in u slaan, en u optrekken uit de zijden van het noorden,
68 Dan 11:23 | bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volks
69 Hos 1:11 | stellen, en uit het land optrekken; want de dag van Jizreel
70 Joe 3:9 | helden op, laat naderen, laat optrekken alle krijgslieden. ~
71 Joe 3:12 | zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat;
72 Amos 4:2 | zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen
73 Mic 2:13 | zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken,
74 Zac 14:16 | zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning,
75 Zac 14:17 | geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning,
76 Zac 14:18 | regen niet is, niet zal optrekken noch komen, zo zal die plage
77 Zac 14:18 | plagen zal, die niet optrekken zullen, om te vieren het
78 Zac 14:19 | aller heidenen, die niet optrekken zullen, om te vieren het
79 Matt 13:48| de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen
|