Book Chapter: Verse
1 Gen 27:17 | maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht. ~
2 Gen 36:6 | En Jozef was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht. ~
3 Gen 37:18 | van vlees en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. ~
4 Gen 37:19 | mager en zeer lelijk van gedaante, rank van vlees; ik heb
5 Lev 13:55 | dat, ziet, de plaag haar gedaante niet veranderd heeft, en
6 Num 8:4 | bloemen was het dicht; naar de gedaante, die de HEERE Mozes vertoond
7 Num 9:15 | over den tabernakel als een gedaante des vuurs, tot aan den morgen. ~
8 Num 9:16 | en des nachts was er een gedaante des vuurs. ~
9 Deu 4:16 | mannelijk of vrouwelijk gedaante, ~
10 Deu 4:17 | 17 De gedaante van enig beest, dat op de
11 Deu 4:17 | dat op de aarde is; de gedaante van enigen gevleugelden
12 Deu 4:18 | 18 De gedaante van iets, dat op den aardbodem
13 Deu 4:18 | den aardbodem kruipt; de gedaante van enigen vis, die in het
14 Deu 21:11 | zien een vrouw, schoon van gedaante, en gij lust tot haar gekregen
15 Joz 23:28 | zullen wij zeggen: Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN,
16 Ric 7:18 | waren zij, enerlei, van gedaante als koningszonen. ~
17 1Sa 25:3 | verstand, en schoon van gedaante; maar de man was hard en
18 1Sa 28:14 | zeide tot haar: Hoe is zijn gedaante? En zij zeide: Er komt een
19 1Kon 1:6 | was hij zeer schoon van gedaante, en Haggith had hem gebaard
20 Est 3 | jonge dochter, schoon van gedaante, en schoon van aangezicht;
21 Job 4:16 | stond, doch ik kende zijn gedaante niet; een beeltenis was
22 Psa 49:15 | morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn
23 Psa 106:20 | veranderden hun Eer in de gedaante van een os, die gras eet. ~
24 Spre 24:31 | opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt,
25 Hoo 2:14 | steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen;
26 Hoo 2:14 | want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk. ~
27 Jes 52:14 | dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen; ~
28 Jes 53:2 | dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij
29 Klaa 1:118| Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid,
30 Eze 1:5 | vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden de gelijkenis
31 Eze 1:13 | gelijkenis der dieren, hun gedaante was als brandende kolen
32 Eze 1:13 | kolen des vuurs, als de gedaante der fakkelen; datzelve vuur
33 Eze 1:14 | en keerden weder als de gedaante van een weerlicht. ~
34 Eze 1:16 | 16 De gedaante der raderen en derzelver
35 Eze 1:16 | gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, alsof het
36 Eze 1:26 | gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; en
37 Eze 1:26 | op de gelijkenis als de gedaante eens mensen, daarboven
38 Eze 1:27 | verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen,
39 Eze 1:27 | rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en opwaarts;
40 Eze 1:27 | lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts,
41 Eze 1:27 | nederwaarts, zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem
42 Eze 1:28 | 28 Gelijk de gedaante van den boog, die in de
43 Eze 1:28 | plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit
44 Eze 1:28 | glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid
45 Eze 8:2 | een gelijkenis, als de gedaante van vuur; van de gedaante
46 Eze 8:2 | gedaante van vuur; van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts
47 Eze 8:2 | lenden en opwaarts, als de gedaante ener klaarheid, als
48 Eze 8:4 | Israel was aldaar, naar de gedaante, die ik in de vallei gezien
49 Eze 10:1 | een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons;
50 Eze 10:9 | bij elken cherub; en de gedaante der raderen was als de verf
51 Eze 40:3 | zo was er een man, wiens gedaante was als de gedaante van
52 Eze 40:3 | wiens gedaante was als de gedaante van koper; en in zijn hand
53 Eze 41:21 | deel des heiligdoms, de ene gedaante was als de andere gedaante. ~
54 Eze 41:21 | gedaante was als de andere gedaante. ~
55 Eze 42:11 | dezelve henen was als de gedaante der kameren, die den weg
56 Eze 43:3 | 3 En alzo was de gedaante van het gezicht, dat ik
57 Dan 1:13 | aangezicht onze gedaanten, en de gedaante der jongelingen, die de
58 Dan 2:31 | staande tegen u over; en zijn gedaante was schrikkelijk. ~
59 Dan 3:19 | Nebukadnezar vol grimmigheid, en de gedaante zijns aangezichts veranderde
60 Dan 3:25 | geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden is gelijk eens
61 Dan 8:15 | er stond voor mij als de gedaante eens mans. ~
62 Dan 10:6 | Zijn aangezicht gelijk de gedaante des bliksems, en Zijn ogen
63 Dan 10:18 | wederom aan Een, als in de gedaante van een mens; en Hij versterkte
64 Joe 2:4 | 4 De gedaante deszelven is als de gedaante
65 Joe 2:4 | gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters
66 Matt 17:2 | werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk
67 Matt 28:3 | 3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem,
68 Mark 9:2 | en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. ~
69 Mark 16:12 | geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar
70 Luk 3:22 | nederdaalde, in lichamelijke gedaante, gelijk een duif; en dat
71 Luk 9:29 | En als Hij bad, werd de gedaante Zijns aangezichts veranderd,
72 Joha 5:37 | ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien. ~
73 Rom 2:20 | onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid
74 1Kor 7:31 | niet misbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij. ~
75 2Kor 3:18 | naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid
76 Fili 2:8 | 8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft
77 2Tim 3:5 | 5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die
78 Jako 1:11 | afgevallen, en de schone gedaante haars aanschijns is vergaan;
|