Book Chapter: Verse
1 Gen 11:28 | zijner geboorte, in Ur der Chaldeen. ~
2 Gen 11:31 | togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land
3 Gen 14:31 | uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven,
4 2Kon 26:2 | tegen hem de benden der Chaldeen, en de benden der Syriers,
5 2Kon 27:4 | des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom),
6 2Kon 27:5 | 5 Doch het heir der Chaldeen jaagde den koning na, en
7 2Kon 27:10| 10 En het ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der
8 2Kon 27:13| 13 Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die
9 2Kon 27:24| van te zijn knechten der Chaldeen, blijft in het land, en
10 2Kon 27:25| mitsgaders de Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~
11 2Kon 27:26| want zij vreesden voor de Chaldeen. ~
12 2Kro 37:17| hen opkomen den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met
13 Neh 9:7 | verkoren, en hem uit Ur der Chaldeen uitgevoerd; en Gij hebt
14 Job 1:17 | een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen
15 Jes 13:19 | heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeen, zijn gelijk als God Sodom
16 Jes 23:13 | Ziet, het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur
17 Jes 43:14 | nederdalen, te weten de Chaldeen, in de schepen, op
18 Jes 47:1 | troon meer, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer
19 Jes 47:5 | duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer
20 Jes 48:14 | Zijn arm zal tegen de Chaldeen zijn. ~
21 Jes 48:20 | van Babel, vliedt van de Chaldeen, verkondigt met de stemme
22 Jer 21:4 | koning van Babel en tegen de Chaldeen, die u belegeren, van
23 Jer 21:9 | er uitgaat en valt tot de Chaldeen, die ulieden belegeren,
24 Jer 22:25 | Babel, en in de hand der Chaldeen. ~
25 Jer 24:5 | plaats naar het land der Chaldeen heb weggeschikt, ten
26 Jer 25:12 | mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal dat stellen tot
27 Jer 32:4 | Juda, zal van de hand der Chaldeen niet ontkomen; maar hij
28 Jer 32:5 | ofschoon gijlieden tegen de Chaldeen strijdt, gij zult toch geen
29 Jer 32:24 | is gegeven in de hand der Chaldeen, die tegen haar strijden;
30 Jer 32:25 | betuigen; daar de stad in der Chaldeen hand gegeven is. ~
31 Jer 32:28 | deze stad in de hand der Chaldeen, en in de hand van Nebukadrezar,
32 Jer 32:29 | 29 En de Chaldeen, die tegen deze stad strijden,
33 Jer 32:43 | beest in is; het is in der Chaldeen hand gegeven. ~
34 Jer 33:5 | om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen
35 Jer 35:11 | trekken vanwege het heir der Chaldeen, en vanwege het heir
36 Jer 37:5 | Egypte uitgetogen; en de Chaldeen, die Jeruzalem belegerden,
37 Jer 37:8 | 8 En de Chaldeen zullen wederkeren, en tegen
38 Jer 37:9 | zielen niet, zeggende: De Chaldeen zullen zekerlijk van ons
39 Jer 37:10 | gijlieden het ganse heir der Chaldeen, die tegen u strijden, en
40 Jer 37:11 | geschiedde het, als het heir der Chaldeen van Jeruzalem was opgetogen,
41 Jer 37:13 | zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen vallen! ~
42 Jer 37:14 | vals, ik wil niet tot de Chaldeen vallen. Doch hij hoorde
43 Jer 38:2 | sterven; maar wie tot de Chaldeen uitgaat, die zal leven,
44 Jer 38:18 | gegeven worden in de hand der Chaldeen, en zij zullen ze met vuur
45 Jer 38:19 | voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij
46 Jer 38:23 | vrouwen en al uw zonen tot de Chaldeen uitvoeren; ook zult gij
47 Jer 39:5 | 5 Doch het heir der Chaldeen jaagde hen achterna; en
48 Jer 39:8 | 8 En de Chaldeen verbrandden het huis des
49 Jer 40:9 | zeggende: Vreest niet van de Chaldeen te dienen; blijft in het
50 Jer 40:10 | voor het aangezicht der Chaldeen, die tot ons zullen komen;
51 Jer 41:3 | Gedalia, te Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, die aldaar
52 Jer 41:18 | Voor het aangezicht der Chaldeen; want zij vreesden voor
53 Jer 43:3 | overgeve in de hand der Chaldeen, dat zij ons doden en ons
54 Jer 50:1 | Babel, tegen het land der Chaldeen, door den dienst van den
55 Jer 50:8 | van Babel, en gaat uit der Chaldeen land; en weest als de bokken
56 Jer 50:25 | heirscharen, in het land der Chaldeen. ~
57 Jer 50:35 | zwaard zal zijn over de Chaldeen, spreekt de HEERE; en over
58 Jer 50:45 | heeft over het land der Chaldeen: Zo de geringsten van de
59 Jer 51:4 | verslagenen liggen in het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar
60 Jer 51:54 | grote breuk uit het land der Chaldeen. ~
61 Jer 52:7 | konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom),
62 Jer 52:8 | 8 Doch het heir der Chaldeen jaagde den koning na, en
63 Jer 52:14 | En het ganse heir der Chaldeen, dat met den overste der
64 Jer 52:17 | 17 Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren, die
65 Eze 1:3 | priester, in het land der Chaldeen, bij de rivier Chebar; en
66 Eze 12:13 | Babylonie, het land der Chaldeen; ook zal hij dat niet zien,
67 Eze 23:14 | wand zag, de beelden der Chaldeen, geschilderd met menie, ~
68 Eze 23:23 | kinderen van Babel en alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa,
69 Dan 1:4 | de boeken en spraak der Chaldeen. ~
70 Dan 2:2 | en de guichelaars, en de Chaldeen, om den koning zijn dromen
71 Dan 2:4 | 4 Toen spraken de Chaldeen, tot den koning in het Syrisch:
72 Dan 2:5 | antwoordde en zeide tot de Chaldeen: De zaak is mij ontgaan;
73 Dan 2:10 | 10 De Chaldeen antwoordden voor den koning,
74 Dan 4:7 | tovenaars, de sterrekijkers, de Chaldeen en de waarzeggers; en ik
75 Dan 5:7 | men de sterrekijkers, de Chaldeen en de waarzeggers inbrengen
76 Dan 5:11 | der sterrekijkers, der Chaldeen, en der waarzeggers, uw
77 Dan 5:30 | nacht, werd Belsazar, der Chaldeen koning, gedood. ~ ~ ~ ~ ~
78 Dan 9:1 | over het koninkrijk der Chaldeen; ~
|