Book Chapter: Verse
1 Gen 9:23 | en bedekten de naaktheid huns vaders; en hun aangezichten
2 Gen 9:23 | gekeerd zodat zij de naaktheid huns vaders niet zagen. ~
3 Gen 28:53 | de God van Nahor, de God huns vaders richte tussen ons!
4 Gen 38:35 | en zij zagen de bundelen huns gelds, zij en hun vader,
5 Exo 29:20 | rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets; en dat bloed
6 Lev 20:5 | hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. ~
7 Lev 20:17 | de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden;
8 Lev 20:18 | zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden. ~
9 Lev 21:6 | heilig zijn, en den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen;
10 Lev 21:6 | vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; daarom zullen zij
11 Deu 32:35 | zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, en
12 Joz 16:5 | deze: te weten, de landpale huns erfdeels was oostwaarts
13 Joz 21:20 | Kahath, die hadden de steden huns lots van den stam van Efraim. ~
14 Ric 2:18 | het berouwde den HEERE, huns zuchtens halve vanwege degenen,
15 Ric 8:27 | en zij gingen in het huis huns gods, en aten en dronken,
16 Ric 17:26 | gingen de kinderen van Dan huns weegs; en Micha, ziende,
17 Ric 17:29 | stad Dan, naar den naam huns vaders Dan, die aan Israel
18 1Sa 2:25 | Doch zij hoorden de stem huns vaders niet, want de HEERE
19 1Sa 30:2 | hadden ze weggevoerd en waren huns weegs gegaan. ~
20 2Kon 7:7 | was; en waren gevloden om huns levens wil. ~
21 2Kon 19:16| al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten zich gegoten
22 2Kon 19:19| Juda de geboden des HEEREN, huns Gods, niet; maar zij wandelden
23 2Kon 20:12| zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam
24 1Kro 10:10| zijn wapenen in het huis huns gods; en zijn hoofd hechtten
25 1Kro 11:19| mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns
26 1Kro 11:19| huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht.
27 1Kro 21:2 | 2En David nam de kroon huns konings van zijn hoofd,
28 1Kro 25:2 | Abihu, voor het aangezicht huns vaders, en zij hadden geen
29 1Kro 25:19| door de hand van Aaron, huns vaders; gelijk als hem de
30 1Kro 26:6 | waren altemaal aan de handen huns vaders gesteld tot het gezang
31 1Kro 27:6 | heersende over het huis huns vaders; want zij waren kloeke
32 2Kro 7:38| bidden zullen naar den weg huns lands, dat Gij hun vaderen
33 2Kro 37:17| met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde, en hij
34 Ezra 5:5 | 5 Doch het oog huns Gods was over de oudsten
35 Ezra 7:16| vrijwilliglijk geven, ten huize huns Gods, dat te Jeruzalem is;
36 Neh 3:5 | hals niet tot den dienst huns Heeren. ~
37 Neh 9:3 | het wetboek des HEEREN, huns Gods, een vierendeel van
38 Neh 12:45 | 45 En de wacht huns Gods waarnamen, en de wacht
39 Psa 11:6 | geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. ~
40 Psa 49:7 | vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen; ~
41 Psa 59:13 | 13 Om de zonde huns monds, om het woord hunner
42 Psa 81:13 | overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden
43 Spre 21:22| geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens neder. ~
44 Pred 2:3 | gedurende het getal der dagen huns levens. ~
45 Jes 3:9 | 9 Het gelaat huns aangezichts getuigt tegen
46 Jes 58:17 | afkerig henen in den weg huns harten. ~
47 Jer 2:27 | aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij:
48 Jer 5:5 | weg des HEEREN, het recht huns Gods; maar zij hadden te
49 Jer 7:19 | niet aan, tot beschaming huns aangezichts? ~
50 Jer 9:14 | gewandeld naar het goeddunken huns harten, en naar de Baals,
51 Jer 11:12 | verlossen ten tijde huns kwaads. ~
52 Jer 14:14 | nietigheid, en bedriegerij huns harten. ~
53 Jer 18:17 | aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs. ~
54 Jer 22:9 | het verbond des HEEREN, huns Gods, hebben verlaten, en
55 Jer 23:16 | zij spreken het gezicht huns harten, niet uit des HEEREN
56 Jer 23:26 | Ja, het zijn profeten van huns harten bedriegerij. ~
57 Jer 35:14 | dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; en Ik heb
58 Jer 35:16 | zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij hun geboden
59 Jer 43:1 | al de woorden des HEEREN, huns Gods, met dewelke hem de
60 Jer 46:21 | niet gestaan; want de dag huns verderfs is over hen
61 Jer 47:5 | uitgeroeid, met het overblijfsel huns dals; hoe lang zult gij
62 Jer 49:21 | heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks
63 Eze 24:25 | hun sterkte, de vreugde huns sieraads, den lust hunner
64 Eze 29:14 | van Pathros, in het land huns koophandels; en aldaar zullen
65 Eze 34:27 | als Ik de disselbomen huns juks zal hebben verbroken,
66 Eze 35:5 | geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der
67 Dan 1:16 | wegnam, mitsgaders den wijn huns dranks, en hij gaf hun van
68 Dan 3:27 | had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand was,
69 Dan 8:23 | Doch op het laatste huns koninkrijks, als het de
70 Hos 13:8 | is, en scheurde het slot huns harten; en Ik verslond ze
71 Oba 1:12 | kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs; noch uw
72 Oba 1:13 | ingegaan zijn, ten dage huns verderfs; noch gezien hebben,
73 Matt 13:43| de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om
74 Hand 10:19| dezelve zagen, dat de hoop huns gewins weg was, grepen zij
75 Efez 4:17| wandelen in de ijdelheid huns gemoeds. ~
76 Efez 4:18| hen is, door de verharding huns harten; ~
77 1The 5:13| zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam
|