Book Chapter: Verse
1 Gen 26:22 | zult, zal ik U voorzeker de tienden geven! ~ ~
2 Exo 12:3 | Israel, zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk
3 Lev 14:10 | schaap nemen, mitsgaders drie tienden meelbloem ten spijsoffer,
4 Lev 16:29 | de zevende maand, op den tienden der maand, uw zielen verootmoedigen,
5 Lev 22:44 | En zijn spijsoffer twee tienden meelbloem, met olie gemengd,
6 Lev 22:48 | brengen, zij zullen van twee tienden meelbloem zijn, gedesemd
7 Lev 22:58 | 27 Doch op den tienden dezer zevende maand zal
8 Lev 23:5 | daarvan bakken; van twee tienden zal een koek zijn. ~
9 Lev 24:9 | de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des
10 Lev 26:30 | 30 Ook alle tienden des lands, van het zaad
11 Lev 26:31 | Maar zo iemand van zijn tienden immer iets lossen zal, hij
12 Lev 26:32 | 32 Aangaande al de tienden van runderen en klein vee,
13 Num 7:66 | 66 Op den tienden dag offerde de overste der
14 Num 15:6 | spijsoffer bereiden, van twee tienden meelbloem, gemengd met olie,
15 Num 15:9 | een spijsoffer van drie tienden meelbloem, gemengd met olie,
16 Num 18:34 | kinderen van Levi heb Ik alle tienden in Israel ter erfenis gegeven,
17 Num 18:37 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, die
18 Num 18:39 | van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen hebben, die
19 Num 18:39 | hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~
20 Num 18:39 | offeren, de tienden van die tienden; ~
21 Num 18:41 | HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen
22 Num 19:21 | kinderen van Levi heb Ik alle tienden in Israel ter erfenis gegeven,
23 Num 19:24 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, die
24 Num 19:26 | van de kinderen Israels de tienden zult ontvangen hebben, die
25 Num 19:26 | hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden; ~
26 Num 19:26 | offeren, de tienden van die tienden; ~
27 Num 19:28 | HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen
28 Num 28:9 | eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem, ten spijsoffer,
29 Num 28:12 | 12 En drie tienden meelbloem ten spijsoffer,
30 Num 28:12 | tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer,
31 Num 28:20 | met olie gemengd; drie tienden tot een var, en twee tienden
32 Num 28:20 | tienden tot een var, en twee tienden tot een ram zult gij bereiden. ~
33 Num 28:28 | met olie gemengd: drie tienden tot een var, twee tienden
34 Num 28:28 | tienden tot een var, twee tienden tot een ram; ~
35 Num 29:3 | met olie gemengd; drie tienden tot den var, twee tienden
36 Num 29:3 | tienden tot den var, twee tienden tot den ram. ~
37 Num 29:7 | 7 En op den tienden dezer zevende maand zult
38 Num 29:9 | meelbloem, met olie gemend: drie tienden tot den var, twee tienden
39 Num 29:9 | tienden tot den var, twee tienden tot den enen ram; ~
40 Num 29:14 | met olie gemengd: drie tienden tot een var, tot die dertien
41 Num 29:14 | dertien varren toe; twee tienden tot een ram, onder die twee
42 Deu 12:6 | uw slachtofferen, en uw tienden, en het hefoffer uwer hand,
43 Deu 12:11 | en uw slachtofferen, uw tienden, en het hefoffer uwer hand,
44 Deu 12:17 | poorten niet mogen eten de tienden van uw koren, en van uw
45 Deu 14:23 | wonen, zult gij eten de tienden van uw koren, van uw most,
46 Deu 14:28 | zult gij voortbrengen alle tienden van uw inkomen, in hetzelve
47 Deu 26:12 | zult geeindigd hebben alle tienden van uw inkomen te vertienen,
48 Deu 26:12 | jaar, zijnde een jaar der tienden; dan zult gij aan den Leviet,
49 2Kon 27:1 | de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar,
50 2Kro 31:5 | velds; ook brachten zij de tienden van alles in met menigte. ~
51 2Kro 31:6 | Juda woonden, brachten ook tienden der runderen en der schapen,
52 2Kro 31:6 | runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen, die
53 2Kro 31:12| brachten zij die heffing, en de tienden, en de geheiligde dingen,
54 Neh 10:37 | het huis onzes Gods, en de tienden onzes lands tot de Levieten;
55 Neh 10:37 | dat dezelfde Levieten de tienden zouden hebben in alle steden
56 Neh 10:38 | zijn, als de Levieten de tienden ontvangen; en dat de Levieten
57 Neh 10:38 | ontvangen; en dat de Levieten de tienden zouden opbrengen ten huize
58 Neh 12:44 | de eerstelingen en tot de tienden, om daarin uit de akkers
59 Neh 13:5 | wierook en de vaten, en de tienden van koren, van most en van
60 Neh 13:12 | Toen bracht gans Juda de tienden van het koren, en van den
61 Jer 52:4 | de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadrezar,
62 Jer 52:12 | de vijfde maand, op den tienden der maand (dit jaar was
63 Eze 20:1 | de vijfde maand, op den tienden derzelver maand, dat er
64 Eze 24:1 | de tiende maand, op den tienden der maand, zeggende: ~
65 Eze 40:1 | begin des jaars, op den tienden der maand, in het veertiende
66 Amos 4:4 | uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen! ~
67 Mal 3:8 | Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer. ~
68 Mal 3:10 | 10 Brengt al de tienden in het schathuis, opdat
69 Luk 18:12 | tweemaal per week; ik geef tienden van alles, wat ik bezit. ~
70 Heb 7:2 | ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst overgezet
71 Heb 7:4 | ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit den buit. ~
72 Heb 7:5 | ontvangen, hebben wel bevel om tienden te nemen van het volk, naar
73 Heb 7:6 | heeft, die heeft van Abraham tienden genomen, en hem, die de
74 Heb 7:8 | 8 En hier nemen wel tienden de mensen, die sterven,
75 Heb 7:9 | te spreken, ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham
76 Heb 7:9 | neemt, heeft door Abraham tienden gegeven; ~
|