1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824
Book Chapter: Verse
501 Exo 29:5 | borstlap aandoen; en gij zult hem omgorden met den kunstelijken
502 Exo 29:7 | hoofd gieten; alzo zult gij hem zalven. ~
503 Exo 29:21 | klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij,
504 Exo 29:21 | klederen zijner zonen met hem. ~
505 Exo 29:26 | van Aaron is, en beweeg hem ten beweegoffer voor het
506 Exo 29:29 | zullen van zijn zonen na hem zijn, opdat men hen in dezelve
507 Exo 30:21 | eeuwige inzetting zijn, voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten. ~
508 Exo 31:3 | 3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods,
509 Exo 31:6 | 6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den
510 Exo 31:14 | hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk
511 Exo 31:18 | gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken
512 Exo 32:1 | Aaron, en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden,
513 Exo 32:1 | heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
514 Exo 32:23 | heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
515 Exo 32:26 | Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi. ~
516 Exo 33:1 | Aaron, en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden,
517 Exo 33:1 | heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
518 Exo 33:23 | heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij. ~
519 Exo 33:26 | Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi. ~
520 Exo 34:15 | 15 Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet
521 Exo 34:27 | den berg Sinai, gelijk als hem de HEERE geboden had; en
522 Exo 34:28 | en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam
523 Exo 34:43 | lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult
524 Exo 34:43 | zult lossen, zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen
525 Exo 34:52 | glinsterde, toen Hij met hem sprak. ~
526 Exo 34:53 | daarom vreesden zij tot hem toe te treden. ~
527 Exo 34:54 | vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen. ~
528 Exo 34:55 | hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg
529 Exo 34:57 | des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het
530 Exo 34:57 | de kinderen Israels, wat hem geboden was. ~
531 Exo 34:58 | totdat hij inging om met Hem te spreken. ~ ~
532 Exo 35:21 | kwamen, alle man, wiens hart hem bewoog, en een ieder, wiens
533 Exo 35:21 | en een ieder, wiens geest hem vrijwillig maakte, die brachten
534 Exo 35:31 | 31 En de Geest Gods heeft hem vervuld met wijsheid, met
535 Exo 35:34 | 34 Hij heeft hem ook in zijn hart gegeven
536 Exo 35:34 | anderen te onderwijzen, hem en Aholiab, den zoon van
537 Exo 36:2 | gegeven had, al wiens hart hem bewogen had, dat hij toetrad
538 Exo 36:3 | maken; doch zij brachten tot hem nog allen morgen vrijwillig
539 Exo 37:17 | en zijn bloemen waren uit hem. ~
540 Exo 37:22 | knopen en rieten waren uit hem; het was altemaal een enig
541 Exo 37:23 | 23 En hij maakte hem zeven lampen; zijn snuiters
542 Exo 38:23 | 23 En met hem Aholiab, de zoon van Ahisamach,
543 Exo 40:13 | aantrekken; en gij zult hem zalven, en hem heiligen,
544 Exo 40:13 | gij zult hem zalven, en hem heiligen, dat hij Mij het
545 Exo 40:16 | deed het naar alles, wat hem de HEERE geboden had; alzo
546 Lev 1:1 | riep Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst,
547 Lev 1:4 | brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij, om hem te
548 Lev 1:4 | voor hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. ~
549 Lev 3:13 | hoofd leggen, en hij zal hem slachten voor de tent der
550 Lev 4:12 | men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden;
551 Lev 4:19 | zal hij al zijn vet van hem opnemen, en op het altaar
552 Lev 4:20 | gedaan heeft, alzo zal hij hem doen; en de priester zal
553 Lev 4:21 | leger uitvoeren, en zal hem verbranden, gelijk als hij
554 Lev 4:23 | daartegen gezondigd heeft, aan hem zal bekend gemaakt hebben;
555 Lev 4:24 | van den bok leggen, en zal hem slachten in de plaats, waar
556 Lev 4:26 | zo zal de priester voor hem verzoening doen van zijn
557 Lev 4:26 | zijn zonden, en het zal hem vergeven worden. ~
558 Lev 4:28 | hij gezondigd heeft, aan hem zal bekend gemaakt hebben;
559 Lev 4:31 | en de priester zal voor hem verzoening doen, en het
560 Lev 4:31 | verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
561 Lev 4:35 | en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn
562 Lev 4:35 | gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden. ~
563 Lev 5:2 | gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, nochtans
564 Lev 5:3 | onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest, en hij
565 Lev 5:4 | uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest, en hij
566 Lev 5:6 | zo zal de priester voor hem vanwege zijn zonde verzoening
567 Lev 5:10 | zo zal de priester voor hem, vanwege zijn zonde, die
568 Lev 5:10 | verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
569 Lev 5:13 | Zo zal de priester voor hem verzoening doen over zijn
570 Lev 5:13 | die stukken, en het zal hem vergeven worden; en het
571 Lev 5:16 | ram des schuldoffers voor hem verzoening doen, en het
572 Lev 5:16 | verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. ~
573 Lev 5:18 | en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn
574 Lev 5:18 | geweten had; zo zal het hem vergeven worden. ~
575 Lev 6:2 | gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of
576 Lev 6:4 | of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was,
577 Lev 6:7 | Dan zal de priester voor hem verzoening doen voor het
578 Lev 6:7 | aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven worden; over iets
579 Lev 7:18 | aangenaam zijn; het zal hem niet toegerekend worden,
580 Lev 8:2 | Aaron en zijn zonen met hem, en de klederen, en de zalfolie,
581 Lev 8:4 | deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; en de vergadering
582 Lev 8:7 | 7 Daar deed hij hem den rok aan, en gordde hem
583 Lev 8:7 | hem den rok aan, en gordde hem met den gordel, en trok
584 Lev 8:7 | met den gordel, en trok hem den mantel aan; en deed
585 Lev 8:7 | mantel aan; en deed hij hem den efod aan, en gordde
586 Lev 8:7 | riem des efods, en ombond hem daarmede. ~
587 Lev 8:8 | 8 Voorts deed hij hem den borstlap aan, en voegde
588 Lev 8:12 | van Aaron, en hij zalfde hem, om hem te heiligen. ~
589 Lev 8:12 | Aaron, en hij zalfde hem, om hem te heiligen. ~
590 Lev 8:15 | 15 En men slachtte hem; en Mozes nam het bloed,
591 Lev 8:19 | 19 En men slachtte hem; en Mozes sprengde het bloed
592 Lev 8:23 | 23 En men slachtte hem; en Mozes nam van zijn bloed,
593 Lev 8:30 | klederen zijner zonen met hem; en hij heiligde Aaron,
594 Lev 8:30 | klederen zijner zonen met hem. ~
595 Lev 9:8 | des zondoffers, dat voor hem was. ~
596 Lev 9:9 | Aaron brachten het bloed tot hem, en hij doopte zijn vinger
597 Lev 9:12 | zonen van Aaron leverden aan hem het bloed; en hij sprengde
598 Lev 9:13 | 13 Ook leverden zij aan hem het brandoffer in zijn stukken,
599 Lev 9:15 | het volk was, en slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer,
600 Lev 9:15 | slachtte hem, en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het
601 Lev 9:18 | Aaron leverden het bloed aan hem, hetwelk hij rondom op het
602 Lev 13:3 | melaatsheid; als de priester hem bezien zal hebben, dan zal
603 Lev 13:3 | zal hebben, dan zal hij hem onrein verklaren. ~
604 Lev 13:4 | veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven
605 Lev 13:5 | priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet, de
606 Lev 13:5 | uitgespreid is, zo zal de priester hem zeven andere dagen opsluiten. ~
607 Lev 13:6 | 6 En de priester zal hem andermaal op den zevenden
608 Lev 13:6 | uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het was
609 Lev 13:8 | uitgespreid is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is
610 Lev 13:11 | zijns vleses; daarom zal hem de priester onrein verklaren;
611 Lev 13:11 | onrein verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want
612 Lev 13:13 | bedekt heeft, zo zal hij hem, die de plaag heeft, rein
613 Lev 13:15 | gezien zal hebben, zal hij hem onrein verklaren; dat levende
614 Lev 13:17 | 17 Als de priester hem bezien zal hebben, dat,
615 Lev 13:17 | veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, rein
616 Lev 13:20 | veranderd is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is
617 Lev 13:21 | ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. ~
618 Lev 13:22 | zijn, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is
619 Lev 13:23 | zweer, zo zal de priester hem rein verklaren; ~
620 Lev 13:25 | zij uitgebot; daarom zal hem de priester onrein verklaren;
621 Lev 13:26 | ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. ~
622 Lev 13:27 | 27 Daarna zal de priester hem op den zevenden dag bezien;
623 Lev 13:27 | vel, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is
624 Lev 13:28 | daarom zal de priester hem rein verklaren, want het
625 Lev 13:30 | daarop is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is
626 Lev 13:31 | daarop is, zo zal de priester hem, die de plaag der schurftheid
627 Lev 13:33 | scheren; en de priester zal hem, die de schurftheid heeft,
628 Lev 13:34 | vel, zo zal de priester hem rein verklaren; en hij zal
629 Lev 13:36 | 36 En de priester hem zal bezien hebben, dat,
630 Lev 13:37 | daarom zal de priester hem rein verklaren. ~
631 Lev 13:43 | 43 Als de priester hem zal bezien hebben, dat,
632 Lev 13:44 | onrein; de priester zal hem ganselijk onrein verklaren,
633 Lev 13:46 | in welke deze plaag aan hem zal zijn, zal hij onrein
634 Lev 14:4 | priester gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn,
635 Lev 14:7 | 7 En hij zal over hem, die van de melaatsheid
636 Lev 14:7 | sprengen; daarna zal hij hem rein verklaren, en den levenden
637 Lev 14:18 | zo zal de priester over hem verzoening doen voor het
638 Lev 14:19 | zondoffer bereiden, en voor hem, die van zijn onreinigheid
639 Lev 14:20 | priester de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn. ~
640 Lev 14:21 | beweging nemen, om voor hem verzoening te doen; daartoe
641 Lev 14:29 | is, om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht
642 Lev 14:31 | zo zal de priester voor hem, die te reinigen is, verzoening
643 Lev 15:10 | iets aanroert, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein
644 Lev 15:15 | zo zal de priester over hem voor het aangezicht des
645 Lev 15:16 | Verder een man, als van hem het zaad des bijliggens
646 Lev 15:24 | dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij zeven dagen
647 Lev 16:6 | des zondoffers, die voor hem zal zijn, offeren, en zal
648 Lev 16:9 | zijn, toebrengen, en zal hem ten zondoffer maken. ~
649 Lev 16:10 | gesteld worden, om door hem verzoening te doen; opdat
650 Lev 16:10 | verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden bok naar
651 Lev 16:21 | des boks leggen, en zal hem door de hand eens mans,
652 Lev 19:17 | berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen. ~
653 Lev 19:22 | ram des schuldoffers, voor hem over zijn zonde, die hij
654 Lev 19:22 | HEEREN verzoening doen; en hem zal vergeving geschieden
655 Lev 19:33 | vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken. ~
656 Lev 19:34 | inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als uzelven;
657 Lev 20:2 | het volk des lands zal hem met stenen stenigen. ~
658 Lev 20:3 | dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks
659 Lev 20:4 | gegeven hebben, dat het hem niet dode; ~
660 Lev 20:5 | huisgezin zetten, en Ik zal hem, en al degenen, die hem
661 Lev 20:5 | hem, en al degenen, die hem nahoereren, om den Molech
662 Lev 20:9 | gevloekt; zijn bloed is op hem! ~
663 Lev 20:14 | schandelijke daad; men zal hem, en diezelve met vuur verbranden,
664 Lev 21:2 | over zijn bloedvriend, die hem ten naaste bestaat, over
665 Lev 21:3 | zijn zuster, die maagd is, hem nabestaande, die nog geen
666 Lev 21:8 | 8 Daarom zult gij hem heiligen, omdat hij de spijze
667 Lev 21:12 | zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE! ~
668 Lev 21:15 | want Ik ben de HEERE, Die hem heilige! ~
669 Lev 21:21 | offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden,
670 Lev 21:23 | toetreden, omdat een gebrek in hem is; opdat hij Mijn heiligdommen
671 Lev 22:3 | als zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens zal van
672 Lev 22:28 | ook een os, of klein vee, hem en zijn jong, op een dag
673 Lev 23:9 | zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden
674 Lev 23:11 | vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner
675 Lev 23:12 | 12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat
676 Lev 23:12 | in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN,
677 Lev 23:14 | hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen. ~
678 Lev 23:16 | de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo
679 Lev 23:19 | gedaan heeft, zo zal ook aan hem gedaan worden: ~
680 Lev 23:20 | aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht worden. ~
681 Lev 23:23 | het leger uitbrengen, en hem met stenen stenigen zouden.
682 Lev 24:25 | zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen, en
683 Lev 24:28 | heeft, wat genoeg is, om aan hem weder uit te keren, zo zal
684 Lev 24:30 | gelost wordt, tegen dat hem het gehele jaar zal vervuld
685 Lev 24:30 | voor altoos blijven aan hem, die dat gekocht heeft,
686 Lev 24:35 | wankelen zal, zo zult gij hem vasthouden, zelfs een vreemdeling
687 Lev 24:36 | woeker noch overwinst van hem nemen; maar gij zult vrezen
688 Lev 24:37 | 37 Uw geld zult gij hem niet op woeker geven, en
689 Lev 24:39 | verkocht zal hebben, gij zult hem niet doen dienen den dienst
690 Lev 24:41 | hij en zijn kinderen met hem, en hij zal tot zijn geslacht
691 Lev 24:43 | zult geen heerschappij over hem hebben met wreedheid; maar
692 Lev 24:46 | zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben
693 Lev 24:47 | en uw broeder, die bij hem is, verarmd zal zijn, dat
694 Lev 24:48 | hebben, zal er lossing voor hem zijn; een van zijn broeders
695 Lev 24:48 | een van zijn broeders zal hem lossen; ~
696 Lev 24:49 | de zoon zijns ooms, zal hem lossen, of die uit de naasten
697 Lev 24:49 | van zijn geslacht is, zal hem lossen; of heeft zijn hand
698 Lev 24:50 | jaar af, dat hij zich aan hem verkocht heeft tot het jubeljaar
699 Lev 24:50 | eens dagloners zal het met hem zijn. ~
700 Lev 24:52 | jubeljaar, zo zal hij met hem rekenen; naar zijn jaren
701 Lev 24:53 | hij van jaar tot jaar bij hem zijn; men zal over hem geen
702 Lev 24:53 | bij hem zijn; men zal over hem geen heerschappij hebben
703 Lev 24:54 | hij en zijn kinderen met hem. ~
704 Lev 26:8 | zetten, opdat de priester hem schatte; naar dat de hand
705 Lev 26:8 | bekomen, zal de priester hem schatten. ~
706 Lev 26:18 | geheiligd zal hebben, dan zal hem de priester het geld rekenen,
707 Lev 26:19 | toedoen, en dezelve zal hem gevestigd zijn. ~
708 Lev 26:23 | 23 Zo zal de priester hem rekenen de som uwer schatting
709 Lev 26:24 | wederkomen tot dien, van wien hij hem gekocht had, tot hem, wiens
710 Lev 26:24 | hij hem gekocht had, tot hem, wiens de bezitting van
711 Num 2:12 | 12 En nevens hem zal zich legeren de stam
712 Num 2:20 | 20 En nevens hem de stam van Manasse; en
713 Num 2:27 | 27 En nevens hem zal zich legeren de stam
714 Num 3:6 | van Levi naderen, en stel hem voor het aangezicht van
715 Num 3:6 | priester Aaron, opdat zij hem dienen; ~
716 Num 3:9 | zij zijn gegeven, zij zijn hem gegeven uit de kinderen
717 Num 3:16 | bevel des HEEREN, gelijk hem geboden was. ~
718 Num 3:42 | telde, gelijk als de HEERE hem geboden had, alle eerstgeborenen
719 Num 4:10 | dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen. ~
720 Num 5:8 | hebben, om de schuld aan hem weder uit te keren, zal
721 Num 5:8 | verzoening, met welken hij voor hem verzoening doen zal. ~
722 Num 5:12 | en door overtreding tegen hem overtreden zal hebben; ~
723 Num 5:14 | 14 En de ijvergeest over hem gekomen is, dat hij ijvert
724 Num 5:14 | geworden is; of dat over hem de ijvergeest gekomen is,
725 Num 6:9 | En zo de gestorvene bij hem onvoorziens haastelijk gestorven
726 Num 6:11 | brandoffer, en zal voor hem verzoening doen, van dat
727 Num 7:89 | samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij
728 Num 7:89 | hoorde hij een stem tot hem sprekende, van boven het
729 Num 7:89 | cherubim. Alzo sprak Hij tot hem. ~ ~
730 Num 8:2 | Spreek tot Aaron, en zeg tot hem: Als gij de lampen aansteken
731 Num 9:7 | diezelve lieden zeiden tot hem: Wij zijn onrein over het
732 Num 10:30 | 30 Doch hij zeide tot hem: Ik zal niet gaan; maar
733 Num 11:25 | in de wolk, en sprak tot hem, en afzonderende van den
734 Num 11:25 | afzonderende van den Geest, die op hem was, legde Hem op de zeventig
735 Num 11:25 | Geest, die op hem was, legde Hem op de zeventig mannen, die
736 Num 11:29 | 29 Doch Mozes zeide tot hem: Zijt gij voor mij ijverende?
737 Num 12:6 | door een gezicht Mij aan hem bekend maken, door een droom
738 Num 12:6 | door een droom zal Ik met hem spreken. ~
739 Num 12:8 | mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet
740 Num 13:27 | 27 En zij vertelden hem, en zeiden: Wij zijn gekomen
741 Num 13:31 | Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden:
742 Num 14:24 | omdat een andere geest met hem geweest is, en hij volhard
743 Num 14:24 | na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het land, in
744 Num 14:36 | ganse vergadering tegen hem hadden doen murmureren,
745 Num 15:33 | 33 En die hem vonden, hout lezende, brachten
746 Num 15:33 | hout lezende, brachten hem tot Mozes, en tot Aaron,
747 Num 15:34 | 34 En zij stelden hem in bewaring; want het was
748 Num 15:34 | was niet verklaard, wat hem gedaan zou worden. ~
749 Num 15:35 | de ganse vergadering zal hem met stenen stenigen buiten
750 Num 15:36 | 36 Toen bracht hem de ganse vergadering uit
751 Num 15:36 | leger, en zij stenigden hem met stenen, dat hij stierf,
752 Num 16:11 | wat is hij, dat gij tegen hem murmureert? ~
753 Num 16:25 | Dathan en Abiram; en achter hem gingen de oudsten van Israel. ~
754 Num 16:40 | vergadering, gelijk als hem de HEERE door den dienst
755 Num 17:6 | al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste
756 Num 17:11 | het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
757 Num 18:6 | al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste
758 Num 18:11 | het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
759 Num 20:9 | des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden had. ~
760 Num 20:18 | 18 Doch Edom zeide tot hem: Gij zult door mij niet
761 Num 20:19 | de kinderen Israels tot hem: Wij zullen door den gebaanden
762 Num 20:20 | doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken, met
763 Num 20:21 | daarom week Israel van hem af. ~
764 Num 21:24 | 24 Maar Israel sloeg hem met de scherpte des zwaards,
765 Num 21:34 | nu zeide tot Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb hem in
766 Num 21:34 | Vrees hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al
767 Num 21:34 | ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon,
768 Num 21:35 | 35 En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn
769 Num 21:35 | en al zijn volk, alzo dat hem niemand overbleef; en zij
770 Num 22:5 | kinderen zijns volks, om hem te roepen, zeggende: Zie,
771 Num 22:7 | tot Bileam, en spraken tot hem de woorden van Balak. ~
772 Num 22:16 | Die tot Bileam kwamen, en hem zeiden: Alzo zegt Balak,
773 Num 22:20 | des nachts, en zeide tot hem: Dewijl die mannen gekomen
774 Num 22:22 | stelde Zich in den weg, hem tot een tegenpartij; hij
775 Num 22:22 | zijner jongeren waren bij hem.
776 Num 22:32 | de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin
777 Num 22:36 | Bileam kwam, zo ging hij uit, hem tegemoet, tot de stad der
778 Num 22:40 | aan de vorsten, die bij hem waren. ~
779 Num 22:41 | Balak Bileam nam, en voerde hem op de hoogten van Baal,
780 Num 23:4 | ontmoet was, zo zeide hij tot Hem: Zeven altaren heb ik toegericht,
781 Num 23:6 | 6 Als hij nu tot hem wederkeerde, ziet, zo stond
782 Num 23:9 | hoogte der steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw
783 Num 23:9 | de heuvelen aanschouw ik hem; ziet, dat volk zal alleen
784 Num 23:13 | 13 Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij aan een
785 Num 23:13 | andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult niet
786 Num 23:13 | dan zijn einde zien, maar hem niet ganselijk zien; en
787 Num 23:13 | ganselijk zien; en vervloek hem mij van daar! ~
788 Num 23:14 | 14 Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim,
789 Num 23:15 | uw brandoffer, en ik zal Hem aldaar ontmoeten. ~
790 Num 23:17 | 17 Toen hij tot hem kwam, ziet, zo stond hij
791 Num 23:17 | vorsten der Moabieten bij hem. Balak nu zeide tot hem:
792 Num 23:17 | hem. Balak nu zeide tot hem: Wat heeft de HEERE gesproken? ~
793 Num 23:19 | eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het
794 Num 23:21 | HEERE, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings
795 Num 23:21 | geklank des Konings is bij hem. ~
796 Num 24:2 | was de Geest van God op hem. ~
797 Num 24:8 | 8 God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn
798 Num 24:9 | een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent,
799 Num 24:17 | 17 Ik zal hem zien, maar nu niet; ik aanschouw
800 Num 24:17 | maar nu niet; ik aanschouw Hem, maar niet nabij. Er zal
801 Num 25:12 | Daarom spreek: Zie, Ik geef hem Mijn verbond des vredes. ~
802 Num 25:13 | hebben, en zijn zaad na hem, het verbond des eeuwigen
803 Num 27:11 | zijn naastbestaande, die hem de naaste van zijn geslacht
804 Num 27:18 | Geest is; en leg uw hand op hem; ~
805 Num 27:19 | 19 En stel hem voor het aangezicht van
806 Num 27:19 | ganse vergadering; en geef hem bevel voor hun ogen; ~
807 Num 27:20 | 20 En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat
808 Num 27:21 | priester, staan, die voor hem raad vragen zal, naar de
809 Num 27:21 | de kinderen Israels met hem, en de ganse vergadering. ~
810 Num 27:22 | deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; want hij nam
811 Num 27:22 | hij nam Jozua, en stelde hem voor het aangezicht van
812 Num 27:23 | hij legde zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk
813 Num 27:23 | zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk als de HEERE
814 Num 31:68 | 15 Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij
815 Num 31:69 | Toen traden zij toe tot hem, en zeiden: Wij zullen hier
816 Num 34:16 | 16 Maar indien hij hem met een ijzeren instrument
817 Num 34:17 | 17 Of indien hij hem met een handsteen, waarvan
818 Num 34:18 | 18 Of indien hij hem met een houten handinstrument,
819 Num 34:19 | doodslager doden; als hij hem ontmoet, zal hij hem doden. ~
820 Num 34:19 | hij hem ontmoet, zal hij hem doden. ~
821 Num 34:20 | 20 Indien hij hem ook door haat zal gestoten
822 Num 34:20 | hebben, of met opzet op hem geworpen heeft, dat hij
823 Num 34:21 | 21 Of hem door vijandschap met zijn
824 Num 34:21 | doodslager doden, als hij hem ontmoet. ~
825 Num 34:22 | 22 Maar indien hij hem met der haast, zonder vijandschap
826 Num 34:22 | instrument zonder opzet op hem geworpen heeft; ~
827 Num 34:23 | sterven, en hij dien op hem heeft doen vallen, dat hij
828 Num 34:23 | hij gestorven zij, zo hij hem toch geen vijand was, noch
829 Num 34:25 | bloedwrekers, en de vergadering zal hem doen wederkeren tot zijn
830 Num 34:27 | 27 En de bloedwreker hem zal vinden buiten de palen
831 Num 34:27 | doodslager zal doden, het zal hem geen bloedschuld zijn. ~
832 Deu 1:3 | Israels, naar alles wat hem de HEERE aan hen bevolen
833 Deu 1:36 | die zal het zien, en aan hem zal Ik het land geven, waarop
834 Deu 2:30 | verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk
835 Deu 2:33 | de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en
836 Deu 2:33 | aangezicht; en wij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn
837 Deu 3:2 | de HEERE tot mij: Vrees hem niet, want Ik heb hem, en
838 Deu 3:2 | Vrees hem niet, want Ik heb hem, en al zijn volk, en zijn
839 Deu 3:2 | hand gegeven; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon,
840 Deu 3:3 | in onze hand, zodat wij hem sloegen, totdat wij hem
841 Deu 3:3 | hem sloegen, totdat wij hem niemand lieten overblijven. ~
842 Deu 3:9 | maar de Amorieten noemen hem Senir.) ~
843 Deu 3:28 | Gebied dan Jozua, en versterk hem, en bekrachtig hem; want
844 Deu 3:28 | versterk hem, en bekrachtig hem; want hij zal voor het aangezicht
845 Deu 4:7 | God, zo dikwijls als wij Hem aanroepen? ~
846 Deu 4:20 | Egypte, uitgevoerd; opdat gij Hem tot een erfvolk zoudt zijn,
847 Deu 4:25 | des HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn te verwekken; ~
848 Deu 4:29 | zoeken, en vinden; als gij Hem zoeken zult met uw ganse
849 Deu 6:13 | HEERE, uw God, vrezen, en Hem dienen; en gij zult bij
850 Deu 6:16 | verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt te Massa. ~
851 Deu 7:6 | uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms
852 Deu 7:9 | weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden
853 Deu 7:10 | vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht,
854 Deu 7:10 | in zijn aangezicht, om hem te verderven; Hij zal het
855 Deu 7:10 | zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden. ~
856 Deu 8:6 | wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. ~
857 Deu 9:18 | is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. ~
858 Deu 9:20 | HEERE zeer tegen Aaron, om hem te verdelgen; doch ik bad
859 Deu 9:23 | wederspannig, en geloofdet Hem niet, en waart Zijn stem
860 Deu 10:8 | des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn
861 Deu 10:9 | als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft. ~
862 Deu 10:12 | Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE,
863 Deu 10:18 | vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve. ~
864 Deu 10:20 | uw God, zult gij vrezen; Hem zult gij dienen, en Hem
865 Deu 10:20 | Hem zult gij dienen, en Hem zult gij aanhangen, en bij
866 Deu 11:13 | God, lief te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse
867 Deu 11:22 | wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; ~
868 Deu 13:4 | God, zult gij navolgen, en Hem vrezen, en Zijn geboden
869 Deu 13:4 | stem gehoorzaam zijn, en Hem dienen, en Hem aanhangen. ~
870 Deu 13:4 | zijn, en Hem dienen, en Hem aanhangen. ~
871 Deu 13:8 | 8 Zo zult gij hem niet ter wille zijn, en
872 Deu 13:8 | ter wille zijn, en naar hem niet horen; ook zal uw oog
873 Deu 13:8 | niet horen; ook zal uw oog hem niet verschonen, en gij
874 Deu 13:8 | zult u niet ontfermen, noch hem verbergen; ~
875 Deu 13:9 | 9 Maar gij zult hem zekerlijk doodslaan; uw
876 Deu 13:9 | uw hand zal eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en
877 Deu 13:9 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand
878 Deu 13:10 | 10 En gij zult hem met stenen stenigen, dat
879 Deu 14:2 | heeft de HEERE verkoren, om Hem tot een volk des eigendoms
880 Deu 15:8 | 8 Maar gij zult hem uw hand mildelijk opendoen,
881 Deu 15:8 | mildelijk opendoen, en zult hem rijkelijk lenen, genoeg
882 Deu 15:8 | genoeg voor zijn gebrek, dat hem ontbreekt. ~
883 Deu 15:9 | die arm is, en dat gij hem niet gevet; en hij over
884 Deu 15:10 | 10 Gij zult hem mildelijk geven, en uw hart
885 Deu 15:10 | niet boos zijn, als gij hem geeft; want om dezer zake
886 Deu 15:12 | het zevende jaar zult gij hem vrij van u laten gaan. ~
887 Deu 15:13 | 13 En als gij hem vrij van u gaan laat, zo
888 Deu 15:13 | u gaan laat, zo zult gij hem niet ledig laten gaan: ~
889 Deu 15:14 | 14 Gij zult hem rijkelijk opleggen van uw
890 Deu 15:14 | heeft, daarvan zult gij hem geven. ~
891 Deu 15:16 | huis liefheeft, dewijl het hem wel bij u is; ~
892 Deu 15:18 | zijn in uw ogen, als gij hem vrij van u gaan laat; want
893 Deu 17:7 | getuigen zal eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en
894 Deu 17:7 | eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand
895 Deu 17:19 | 19 En het zal bij hem zijn, en hij zal daarin
896 Deu 18:2 | Erfdeel, gelijk als Hij tot hem gesproken heeft. ~
897 Deu 18:4 | beschering uwer schapen zult gij hem geven; ~
898 Deu 18:5 | de HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren,
899 Deu 18:15 | uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen; ~
900 Deu 18:18 | hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal. ~
901 Deu 18:20 | in Mijn Naam, hetwelk Ik hem niet geboden heb te spreken,
902 Deu 18:22 | gesproken; gij zult voor hem niet vrezen. ~ ~ ~
903 Deu 19:6 | zijn hart verhit is, en hem achterhale, omdat de weg
904 Deu 19:6 | weg te verre zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch
905 Deu 19:6 | geen oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem
906 Deu 19:6 | hem is; want hij haatte hem niet van gisteren en eergisteren. ~
907 Deu 19:11 | die zijn naaste haat, en hem lagen legt, en staat tegen
908 Deu 19:11 | lagen legt, en staat tegen hem op, en slaat hem aan het
909 Deu 19:11 | staat tegen hem op, en slaat hem aan het leven, dat hij sterve;
910 Deu 19:12 | zijner stad zenden, en nemen hem van daar, en zij zullen
911 Deu 19:12 | van daar, en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers
912 Deu 19:13 | 13 Uw oog zal hem niet verschonen; maar gij
913 Deu 19:16 | om een afwijking tegen hem te betuigen; ~
914 Deu 19:19 | 19 Zo zult gijlieden hem doen, gelijk als hij zijn
915 Deu 21:1 | niet bekend zijnde, wie hem geslagen heeft; ~
916 Deu 21:5 | heeft hen verkoren, om Hem te dienen, en om in des
917 Deu 21:15 | de beminde en de gehate hem zonen zullen gebaard hebben,
918 Deu 21:17 | zal hij kennen, gevende hem het dubbele deel van alles,
919 Deu 21:17 | deel van alles, wat bij hem zal worden gevonden; want
920 Deu 21:18 | niet gehoorzaam is; en zij hem gekastijd zullen hebben,
921 Deu 21:19 | zijn vader en zijn moeder hem grijpen, en zij zullen hem
922 Deu 21:19 | hem grijpen, en zij zullen hem uitbrengen tot de oudsten
923 Deu 21:21 | alle lieden zijner stad hem met stenen overwerpen, dat
924 Deu 21:22 | gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen
925 Deu 22:2 | niet nabij u is, of gij hem niet kent, zo zult gij ze
926 Deu 22:2 | broeder die zoeke, en gij ze hem wedergeeft. ~
927 Deu 22:3 | verlorene uws broeders, dat van hem verloren zal zijn, en dat
928 Deu 22:4 | verbergen; gij zult ze met hem ganselijk oprichten. ~
929 Deu 22:18 | man nemen, en kastijden hem; ~
930 Deu 22:19 | 19 En zij zullen hem een boete opleggen van honderd
931 Deu 22:19 | van Israel; voorts zal zij hem ter vrouwe zijn, hij zal
932 Deu 22:26 | naaste opstond, en sloeg hem dood aan het leven, alzo
933 Deu 22:29 | zilverlingen geven, en zij zal hem ter vrouwe zijn, omdat hij
934 Deu 23:16 | poorten, waar het goed voor hem is; gij zult hem niet verdrukken. ~
935 Deu 23:16 | goed voor hem is; gij zult hem niet verdrukken. ~
936 Deu 24:4 | mogen wedernemen, dat zij hem ter vrouwe zij, nadat zij
937 Deu 24:5 | niet uittrekken, en men zal hem geen last opleggen; een
938 Deu 24:7 | Israels, en drijft gewin met hem, en verkoopt hem; zo zal
939 Deu 24:7 | gewin met hem, en verkoopt hem; zo zal deze dief sterven,
940 Deu 24:13 | 13 Gij zult hem dat pand zekerlijk wedergeven,
941 Deu 25:2 | verdiend heeft, dat de rechter hem zal doen nedervallen, en
942 Deu 25:2 | zal doen nedervallen, en hem doen slaan in zijn tegenwoordigheid,
943 Deu 25:3 | Met veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet
944 Deu 25:3 | misschien, zo hij voortvoere hem daarboven met meer slagen
945 Deu 25:8 | 8 Dan zullen hem de oudsten zijner stad roepen,
946 Deu 25:8 | zijner stad roepen, en tot hem spreken; blijft hij dan
947 Deu 25:9 | de ogen der oudsten tot hem toetreden, en zijn schoen
948 Deu 25:11 | uit de hand desgenen, die hem slaat, te redden, en haar
949 Deu 26:3 | die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden
950 Deu 26:18 | heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk des eigendoms
951 Deu 28:25 | door een weg zult gij tot hem uittrekken, en door zeven
952 Deu 28:44 | zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot
953 Deu 29:20 | 20 De HEERE zal hem niet willen vergeven; maar
954 Deu 29:20 | boek geschreven is, zal op hem liggen; en de HEERE zal
955 Deu 29:21 | 21 En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van
956 Deu 30:20 | stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende; want Hij is
957 Deu 31:7 | riep Jozua, en zeide tot hem voor de ogen van gans Israel:
958 Deu 31:14 | tent der samenkomst, dat Ik hem bevel geve. Zo ging Mozes,
959 Deu 31:29 | in de ogen des HEEREN, om Hem door het werk uwer handen
960 Deu 32:5 | 5 Hij heeft het tegen Hem verdorven; het zijn Zijn
961 Deu 32:10 | 10 Hij vond hem in een land der woestijn,
962 Deu 32:10 | huilende wildernis; Hij voerde hem rondom, Hij onderwees hem,
963 Deu 32:10 | hem rondom, Hij onderwees hem, Hij bewaarde hem als Zijn
964 Deu 32:10 | onderwees hem, Hij bewaarde hem als Zijn oogappel. ~
965 Deu 32:12 | 12 Zo leidde hem de HEERE alleen, en er was
966 Deu 32:12 | was geen vreemd god met hem. ~
967 Deu 32:13 | 13 Hij deed hem rijden op de hoogten der
968 Deu 32:13 | inkomsten des velds; en Hij deed hem honig zuigen uit de steenrots,
969 Deu 32:15 | hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde
970 Deu 32:16 | 16 Zij hebben Hem tot ijver verwekt door vreemde
971 Deu 32:16 | door gruwelen hebben zij Hem tot toorn verwekt. ~
972 Deu 32:36 | volk recht doen, en het zal Hem over Zijn knechten berouwen;
973 Deu 33:7 | stem van Juda! en breng hem weder tot zijn volk; zijn
974 Deu 33:7 | volk; zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en zijt
975 Deu 33:7 | genoegzaam zijn, en zijt Gij hem een Hulp tegen zijn vijanden! ~
976 Deu 33:9 | zijn moeder zeide: Ik zie hem niet; en die zijn broederen
977 Deu 33:11 | lenden dergenen, die tegen hem opstaan en hem haten, dat
978 Deu 33:11 | die tegen hem opstaan en hem haten, dat zij niet weder
979 Deu 33:12 | HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den gansen
980 Deu 33:12 | zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den gansen dag overdekken,
981 Deu 34:1 | Jericho is; en de HEERE wees hem dat ganse land, Gilead tot
982 Deu 34:4 | 4 En de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik
983 Deu 34:6 | 6 En Hij begroef hem in een dal, in het land
984 Deu 34:9 | Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen
985 Deu 34:9 | de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk als de
986 Deu 34:11 | en de wonderen, waartoe hem de HEERE gezonden heeft,
987 Joz 1:18 | horen zal in alles, wat gij hem gebieden zult, die zal gedood
988 Joz 2:19 | hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal! ~
989 Joz 2:23 | van Nun; en zij vertelden hem al wat hun wedervaren was. ~
990 Joz 4:14 | Israel; en zij vreesden hem, gelijk als zij Mozes gevreesd
991 Joz 5:13 | stond een Man tegenover hem, Die een uitgetogen zwaard
992 Joz 5:13 | hand had. En Jozua ging tot Hem, en zeide tot Hem: Zijt
993 Joz 5:13 | ging tot Hem, en zeide tot Hem: Zijt Gij van ons, of van
994 Joz 5:14 | en aanbad, en zeide tot Hem: Wat spreekt mijn Heere
995 Joz 7:3 | naar Jozua, en zeiden tot hem: Dat het ganse volk niet
996 Joz 7:19 | Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij
997 Joz 7:24 | Jozua, en gans Israel met hem, Achan, den zoon van Zerah,
998 Joz 7:25 | En gans Israel stenigde hem met stenen, en zij verbrandden
999 Joz 7:26 | 26 En zij richtten over hem een groten steenhoop, zijnde
1000 Joz 8:11 | het krijgsvolk op, dat bij hem was; en zij naderden en
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824 |