Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
helpt 8
helse 4
helt 1
hem 5824
hemam 1
heman 19
hemdan 1
Frequency    [«  »]
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op
4462 als

Bijbel

IntraText - Concordances

hem

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824

     Book Chapter: Verse
3001 Psa 89:39 | 39 Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; 3002 Psa 89:42 | weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is 3003 Psa 89:44 | zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in 3004 Psa 89:46 | jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela. ~ 3005 Psa 91:14 | spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op 3006 Psa 91:14 | Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want 3007 Psa 91:15 | Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid 3008 Psa 91:15 | de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, 3009 Psa 91:15 | bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken. ~ 3010 Psa 91:15 | er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken. ~ 3011 Psa 91:16 | 16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, 3012 Psa 91:16 | dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien. ~  ~  ~ 3013 Psa 92:16 | is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht. ~  ~  ~ 3014 Psa 94:13 | 13 Om hem rust te geven van de kwade 3015 Psa 95:2 | tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen. ~ 3016 Psa 97:2 | 2 Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, 3017 Psa 97:7 | beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden! ~ 3018 Psa 98:1 | Zijner heiligheid, heeft Hem heil gegeven. ~ 3019 Psa 100:4 | voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam. ~ 3020 Psa 103:11 | geweldig over degenen, die Hem vrezen. ~ 3021 Psa 103:13 | HEERE over degenen, die Hem vrezen. ~ 3022 Psa 103:17 | eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid 3023 Psa 104:34 | 34 Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij 3024 Psa 105:2 | 2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt 3025 Psa 105:2 | 2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van 3026 Psa 105:19 | dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. ~ 3027 Psa 105:20 | De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der 3028 Psa 105:20 | heerser der volken liet hem los. ~ 3029 Psa 105:21 | 21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, 3030 Psa 106:31 | 31 En het is hem gerekend tot gerechtigheid, 3031 Psa 106:32 | 32 Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het 3032 Psa 106:43 | gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden 3033 Psa 106:45 | verbond, en het berouwde Hem naar de veelheid Zijner 3034 Psa 107:32 | 32 En Hem verhogen in de gemeente 3035 Psa 107:32 | het gestoelte der oudsten Hem roemen. ~ 3036 Psa 109:6 | Stel een goddeloze over hem, en de satan sta aan zijn 3037 Psa 109:12 | hebbe, die weldadigheid over hem uitstrekke, en dat er niemand 3038 Psa 109:16 | verslagene van hart, om hem te doden. ~ 3039 Psa 109:17 | heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad 3040 Psa 109:17 | zegen, zo zij die verre van hem. ~ 3041 Psa 109:18 | tot in het binnenste van hem als het water, en als de 3042 Psa 109:19 | 19 Die zij hem als een kleed, waarmede 3043 Psa 109:30 | midden van velen zal ik Hem prijzen. ~ 3044 Psa 109:31 | ter rechterhand staan, om hem te verlossen van degenen, 3045 Psa 110:4 | heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt 3046 Psa 111:5 | Hij heeft degenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; Jod. 3047 Psa 115:3 | den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. ~ 3048 Psa 116:2 | oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen. ~ 3049 Psa 117:1 | HEERE, alle heidenen; prijst Hem, alle natien! ~ 3050 Psa 119:2 | getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken; ~ 3051 Psa 119:33 | Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe. ~ 3052 Psa 130:7 | goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. ~ 3053 Psa 132:18 | schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien. ~  ~ 3054 Psa 135:1 | Naam des HEEREN, prijst Hem, gij knechten des HEEREN! ~ 3055 Psa 135:14 | volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten. ~ 3056 Psa 144:3 | wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, 3057 Psa 145:18 | HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem 3058 Psa 145:18 | Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid. ~ 3059 Psa 145:19 | welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun 3060 Psa 145:20 | bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt 3061 Psa 147:11 | welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid 3062 Psa 148:1 | HEERE uit de hemelen; looft Hem in de hoogste plaatsen! ~ 3063 Psa 148:2 | 2 Looft Hem, al Zijn engelen! Looft 3064 Psa 148:2 | al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen! ~ 3065 Psa 148:3 | 3 Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, 3066 Psa 148:3 | Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren! 3067 Psa 148:4 | 4 Looft Hem, gij hemelen der hemelen! 3068 Psa 148:14 | Israels, des volks, dat nabij Hem is. Hallelujah! ~  ~ 3069 Psa 149:2 | verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen 3070 Psa 149:3 | loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel 3071 Psa 150:1 | in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner 3072 Psa 150:2 | 2Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; 3073 Psa 150:2 | Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid 3074 Psa 150:3 | 3Looft Hem met geklank der bazuin; 3075 Psa 150:3 | geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp! ~ 3076 Psa 150:4 | 4Looft Hem met de trommel en fluit; 3077 Psa 150:4 | trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel! ~ 3078 Psa 150:5 | 5Looft Hem met hel klinkende cimbalen; 3079 Psa 150:5 | klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! ~ 3080 Spre 3:6 | 6      Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal 3081 Spre 7:10| ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en 3082 Spre 7:13| 13      En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte 3083 Spre 7:13| greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, 3084 Spre 7:13| aangezicht, en zeide tot hem: ~ 3085 Spre 7:21| 21      Zij bewoog hem door de veelheid van haar 3086 Spre 7:21| haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer 3087 Spre 7:23| 23      Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; 3088 Spre 8:30| Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn 3089 Spre 10:24| des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte 3090 Spre 10:26| is de luie dengenen, die hem uitzenden. ~ 3091 Spre 13:3 | behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn 3092 Spre 13:24| haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg 3093 Spre 13:24| die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging. ~ 3094 Spre 14:2 | afwijkt in zijn wegen, veracht Hem. ~ 3095 Spre 14:7 | mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap 3096 Spre 14:31| nooddruftigen ontfermt, eert Hem. ~ 3097 Spre 15:12| zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan 3098 Spre 16:7 | Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen. ~ 3099 Spre 16:26| zijn mond buigt zich voor hem. ~ 3100 Spre 16:29| zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed 3101 Spre 17:11| een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. ~ 3102 Spre 17:21| een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de 3103 Spre 17:25| droefheid voor degene, die hem gebaard heeft. ~ 3104 Spre 18:13| zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande. ~ 3105 Spre 18:16| De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem 3106 Spre 18:16| hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der 3107 Spre 18:17| komt, en hij onderzoekt hem. ~ 3108 Spre 19:7 | broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn 3109 Spre 19:7 | zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met woorden 3110 Spre 19:17| leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden. ~ 3111 Spre 19:18| verhef uw ziel niet, om hem te doden. ~ 3112 Spre 19:19| straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog 3113 Spre 20:2 | jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen 3114 Spre 20:7 | welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. ~ 3115 Spre 20:16| neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. ~ 3116 Spre 20:19| vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. ~ 3117 Spre 21:25| begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen 3118 Spre 22:15| der tucht zal ze verre van hem wegdoen. ~ 3119 Spre 23:13| den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, 3120 Spre 23:14| 14      Gij zult hem met de roede slaan, en zijn 3121 Spre 23:24| zoon gewint, zal zich over hem verblijden. ~ 3122 Spre 23:35| wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken! ~  ~ 3123 Spre 24:18| ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. ~ 3124 Spre 24:24| vervloeken, de natien zullen hem gram zijn. ~ 3125 Spre 24:25| Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid 3126 Spre 24:25| de zegen des goeds zal op hem komen. ~ 3127 Spre 24:29| gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden 3128 Spre 25:13| gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der 3129 Spre 25:21| die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij 3130 Spre 25:21| zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; ~ 3131 Spre 26:4 | dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt. ~ 3132 Spre 26:12| meer verwachting dan van hem. ~ 3133 Spre 26:17| vertoornt in een twist, die hem niet aangaat, is gelijk 3134 Spre 26:25| zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen 3135 Spre 26:27| die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren. ~ 3136 Spre 27:13| neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw. ~ 3137 Spre 27:14| vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. ~ 3138 Spre 27:22| zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. ~ 3139 Spre 28:11| verstandig is, doorzoekt hem. ~ 3140 Spre 28:17| toevlieden; men ondersteune hem niet! ~ 3141 Spre 28:22| weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal. 3142 Spre 29:20| meer verwachting dan van hem. ~ 3143 Spre 29:23| hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige 3144 Spre 30:5 | Schild dengenen, die op Hem betrouwen. ~ 3145 Spre 31:1 | last, maarmede zijn moeder hem onderwees. ~ 3146 Spre 31:11| vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken. ~ 3147 Spre 31:12| 12      Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de 3148 Spre 31:16| om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen 3149 Pred 3:22| zijn deel; want wie zal hem daarhenen brengen, dat hij 3150 Pred 3:22| dat hij ziet, hetgeen na hem      geschieden zal? ~  ~ 3151 Pred 4:10| want er is geen tweede om hem op te helpen. ~ 3152 Pred 4:12| zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig 3153 Pred 4:16| nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden; gewisselijk, 3154 Pred 5:11| zatheid des rijken laat hem niet slapen. ~ 3155 Pred 5:15| en wat voordeel is het hem, dat hij in den wind gearbeid      3156 Pred 5:17| zijns levens, hetwelk God hem geeft; want dat is zijn 3157 Pred 5:18| gegeven heeft, en Hij geeft hem de macht, om daarvan te 3158 Pred 5:19| dagen zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in de blijdschap 3159 Pred 5:19| zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in de blijdschap 3160 Pred 6:2 | hij begeert; en God geeft hem de macht      niet, om daarvan 3161 Pred 6:12| mens aanzeggen, wat na hem wezen zal onder de zon? ~  ~ 3162 Pred 7:14| vinden iets, dat na hem zal zijn. ~ 3163 Pred 8:3 | kwade zaak; want al wat hem lust, doet hij. ~ 3164 Pred 8:4 | heerschappij; en wie zal tot hem zeggen: Wat doet gij? ~ 3165 Pred 8:6 | des mensen veel is over hem. ~ 3166 Pred 8:7 | geschieden zal; want wie zal het hem te kennen geven, wanneer 3167 Pred 8:9 | den anderen mens heerst, hem ten kwade. ~ 3168 Pred 8:12| maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet 3169 Pred 8:15| blijde te zijn; want dat zal hem aankleven van zijn arbeid, 3170 Pred 8:15| dagen      zijns levens, die hem God geeft onder de zon. ~ 3171 Pred 10:3 | wandelt, zijn hart ontbreekt hem, en hij zegt tot een iegelijk, 3172 Pred 10:8 | doorbreekt, een slang zal hem bijten. ~ 3173 Pred 10:14| geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal 3174 Pred 10:14| geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven? ~ 3175 Pred 11:8 | zich in die allen, zo laat hem ook gedenken aan de dagen 3176 Pred 12:7 | weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. ~ 3177 Hoo 2:8 | stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op 3178 Hoo 3:1 | des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; 3179 Hoo 3:1 | ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; 3180 Hoo 3:1 | zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik zeide: ~ 3181 Hoo 3:2 | en in de straten; ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; 3182 Hoo 3:2 | ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. ~ 3183 Hoo 3:2 | zocht Hem, maar ik vond Hem niet. ~ 3184 Hoo 3:4 | hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; 3185 Hoo 3:4 | ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, 3186 Hoo 3:4 | hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem 3187 Hoo 3:4 | Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht      3188 Hoo 3:11 | met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den 3189 Hoo 5:3 | rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb 3190 Hoo 5:6 | vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, 3191 Hoo 5:6 | zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch      3192 Hoo 5:6 | ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch      Hij antwoordde 3193 Hoo 5:8 | Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank 3194 Hoo 5:16 | zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. 3195 Hoo 6:1 | aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? ~ 3196 Hoo 8:7 | voor deze liefde, men zou hem te      enenmale verachten. ~ 3197 Jes 3:10 | den rechtvaardige, dat het hem wel gaan zal; dat zij de 3198 Jes 3:11 | Wee den goddeloze, het zal hem kwalijk gaan, want de vergelding 3199 Jes 3:11 | vergelding zijner handen zal hem geschieden. ~ 3200 Jes 5:2 | gezuiverd, en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken; 3201 Jes 5:4 | wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb? Waarom 3202 Jes 5:6 | 6      En Ik zal hem tot woestheid maken; hij 3203 Jes 6:2 | De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen; 3204 Jes 7:4 | 4      En zeg tot hem: Wacht u, en zijt gerust, 3205 Jes 8:17 | huis van Jakob, en ik zal Hem verwachten. ~ 3206 Jes 8:21 | zal geschieden, wanneer hem hongert, en hij zeer toornig 3207 Jes 9:10 | Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal zijn 3208 Jes 10:6 | 6      Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig 3209 Jes 10:6 | huichelachtig volk, en Ik zal hem bevel geven tegen het volk 3210 Jes 10:15 | staf bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een      3211 Jes 10:26 | der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk 3212 Jes 11:2 | 2      En op Hem zal de Geest des HEEREN 3213 Jes 14:25 | Mijn land zal verbreken, en hem op Mijn bergen vertreden; 3214 Jes 15:4 | eens iegelijks ziel in hem is kwalijk gesteld. ~ 3215 Jes 17:7 | mens zien naar Dien, Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen 3216 Jes 17:10 | planten planten, en gij zult hem met uitlandse ranken      3217 Jes 17:13 | wateren ruisen; doch Hij zal hem schelden, zo zal hij verre 3218 Jes 19:21 | dien dage; en zij zullen Hem dienen met slachtoffer, 3219 Jes 20:1 | Tartan naar Asdod kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie 3220 Jes 21:6 | heen, zet een wachter, laat hem aanzeggen, wat hij ziet. ~ 3221 Jes 22:21 | 21      En Ik zal hem met uw rok bekleden, en 3222 Jes 22:21 | rok bekleden, en Ik zal hem met uw gordel sterken, en 3223 Jes 22:23 | 23      En Ik zal hem als een nagel inslaan in 3224 Jes 22:24 | 24      En men zal aan hem hangen alle heerlijkheid 3225 Jes 24:9 | bitter zijn dengenen, die hem drinken. ~ 3226 Jes 25:4 | Sterkte den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht 3227 Jes 25:9 | is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons 3228 Jes 25:9 | is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons      3229 Jes 25:10 | rusten; maar Moab zal onder Hem verdorst worden, gelijk 3230 Jes 27:3 | dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand 3231 Jes 27:3 | bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem 3232 Jes 27:3 | hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag. ~ 3233 Jes 27:4 | oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem te 3234 Jes 27:4 | tegen hem zou aanvallen, en hem te gelijk verbranden zou? ~ 3235 Jes 27:7 | 7      Heeft Hij hem geslagen, gelijk Hij dien 3236 Jes 27:7 | dien geslagen heeft, die hem sloeg? Is hij gedood, gelijk 3237 Jes 27:8 | Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem 3238 Jes 27:8 | hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; als Hij hem wegnam 3239 Jes 27:8 | Gij hem wegstiet; als Hij hem wegnam door Zijn harden 3240 Jes 28:26 | En zijn God onderricht hem van de wijze, Hij leert 3241 Jes 28:26 | van de wijze, Hij leert hem. ~ 3242 Jes 30:18 | welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten. ~ 3243 Jes 30:33 | koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het 3244 Jes 30:33 | adem des HEEREN      zal hem aansteken als een zwavelstroom. ~  ~  ~  ~ ~ 3245 Jes 31:4 | samengeroepen wordt   tegen hem, verschrikt hij voor hun 3246 Jes 31:6 | 6   Bekeert u tot Hem, van Denwelken de kinderen 3247 Jes 31:8 | zwaard, niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor 3248 Jes 33:16 | vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn 3249 Jes 36:3 | 3      Toen ging tot hem uit Eljakim, de zoon van 3250 Jes 36:6 | al      dengenen, die op hem vertrouwen. ~ 3251 Jes 36:21 | zwegen stil, en antwoordden hem niet een woord; want het 3252 Jes 36:21 | was, zeggende: Gij zult hem niet antwoorden. ~ 3253 Jes 36:22 | gescheurde klederen; en zij gaven hem      de woorden van Rabsake 3254 Jes 37:3 | 3      En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze 3255 Jes 37:7 | Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht 3256 Jes 37:7 | zijn land keren; en Ik zal hem door het zwaard in zijn 3257 Jes 37:22 | woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, 3258 Jes 37:38 | en Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen; 3259 Jes 38:1 | zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo 3260 Jes 38:1 | kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef 3261 Jes 39:3 | koning Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, 3262 Jes 40:10 | ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is 3263 Jes 40:13 | HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? ~ 3264 Jes 40:14 | heeft Hij raad gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem 3265 Jes 40:14 | Hem verstand zou geven, en Hem zou leren van het pad des 3266 Jes 40:14 | van het pad des rechts, en Hem wetenschap zou leren, en 3267 Jes 40:14 | wetenschap zou leren, en Hem zou bekend maken den weg      3268 Jes 40:17 | volken zijn als niets voor Hem; en zij worden bij Hem geacht 3269 Jes 40:17 | voor Hem; en zij worden bij Hem geacht minder dan niet, 3270 Jes 40:18 | wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen? ~ 3271 Jes 41:2 | rechtvaardige verwekt? heeft hem geroepen op zijn voet? de 3272 Jes 42:1 | heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht 3273 Jes 42:21 | De HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid 3274 Jes 42:21 | gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij 3275 Jes 42:21 | door de wet, en Hij maakte hem heerlijk. ~ 3276 Jes 44:20 | het bedrogen hart heeft hem ter zijde afgeleid; zodat 3277 Jes 45:13 | 13      Ik heb hem verwekt in gerechtigheid, 3278 Jes 45:24 | gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen; maar zij 3279 Jes 45:24 | worden allen, die tegen Hem ontstoken      zijn. ~ 3280 Jes 46:7 | 7      Zij nemen hem op den schouder, zij dragen 3281 Jes 46:7 | den schouder, zij dragen hem, en zetten hem aan zijn 3282 Jes 46:7 | zij dragen hem, en zetten hem aan zijn plaats; daar staat 3283 Jes 46:7 | niet; ja, roept iemand tot hem, zo antwoordt hij niet, 3284 Jes 46:7 | hij niet, hij verlost      hem niet uit zijn benauwdheid. ~ 3285 Jes 48:14 | verkondigd? De HEERE heeft hem lief, Hij zal Zijn welbehagen 3286 Jes 48:15 | het gesproken, ook heb Ik hem geroepen; Ik zal hem doen 3287 Jes 48:15 | Ik hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig 3288 Jes 49:5 | heeft, dat Ik Jakob tot Hem wederbrengen zou; maar Israel 3289 Jes 49:25 | gevangenen des machtigen zullen hem ontnomen worden, en de vangst 3290 Jes 51:2 | gebaard heeft; want Ik riep hem, toen hij nog alleen was, 3291 Jes 51:2 | alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde 3292 Jes 51:2 | en Ik vermenigvuldigde hem. ~ 3293 Jes 51:14 | sterven, en zijn brood zal hem niet ontbreken. ~ 3294 Jes 51:23 | 23      Maar Ik zal hem dien, die u bedroefd hebben, 3295 Jes 52:15 | koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken 3296 Jes 53:2 | noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er      3297 Jes 53:2 | geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. 3298 Jes 53:3 | verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was      veracht, en 3299 Jes 53:3 | veracht, en wij hebben Hem niet geacht. ~ 3300 Jes 53:4 | gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God 3301 Jes 53:5 | vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is 3302 Jes 53:6 | aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. ~ 3303 Jes 53:8 | volks is de plage      op Hem geweest. ~ 3304 Jes 53:10 | Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft 3305 Jes 53:10 | verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn 3306 Jes 53:12 | 12      Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen, 3307 Jes 55:4 | 4      Ziet, Ik heb hem tot een getuige der volken 3308 Jes 55:6 | Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. ~ 3309 Jes 56:4 | 4      Ziet, Ik heb hem tot een getuige der volken 3310 Jes 56:6 | Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. ~ 3311 Jes 57:6 | tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam 3312 Jes 57:6 | HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al 3313 Jes 57:8 | vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer vergaderen, nevens 3314 Jes 57:8 | vergaderen, nevens hen, die tot hem vergaderd zijn. ~ 3315 Jes 59:7 | een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor 3316 Jes 60:16 | voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn 3317 Jes 60:16 | gerechtigheid ondersteunde Hem. ~ 3318 Jes 62:11 | gelijk een hof, hetgeen in hem gezaaid is, doet uitspruiten; 3319 Jes 63:7 | En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige, en 3320 Jes 63:9 | den HEERE prijzen; en die hem vergaderen zullen, zullen 3321 Jes 63:9 | vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven 3322 Jes 63:11 | komt; zie, Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is 3323 Jes 65:4 | Hij doen zal dien, die op Hem wacht. ~ 3324 Jer 1:3 | Ook geschiedde het tot hem in de dagen van Jojakim, 3325 Jer 2:3 | Zijner inkomste; allen, die hem opaten, werden voor schuldig 3326 Jer 2:15 | jonge leeuwen hebben over hem gebruld, zij hebben hun 3327 Jer 3:1 | verlaat, en zij gaat van hem, en wordt eens anderen mans, 3328 Jer 4:2 | zullen zich de heidenen in Hem zegenen, en zich in Hem 3329 Jer 4:2 | Hem zegenen, en zich in Hem beroemen. ~ 3330 Jer 10:25 | opgegeten, ja, zij hebben hem      opgegeten, en hem verteerd, 3331 Jer 10:25 | hebben hem      opgegeten, en hem verteerd, en zijn woning 3332 Jer 11:19 | verderven, en laat ons hem uit het land der levenden 3333 Jer 12:11 | 11      Men heeft hem gesteld tot een woestheid, 3334 Jer 13:1 | aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. ~ 3335 Jer 13:21 | over u doen zal, daar gij hem geleerd hebt tot vorsten, 3336 Jer 15:8 | verwoester op den middag; Ik heb hem haastelijk hen      doen 3337 Jer 18:18 | profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat 3338 Jer 19:14 | van Tofeth kwam, waarhenen hem de HEERE gezonden had, om 3339 Jer 20:2 | profeet Jeremia, en hij stelde hem in de gevangenis, dewelke 3340 Jer 20:3 | toen zeide Jeremia tot hem: De HEERE noemt uw naam 3341 Jer 20:10 | overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak 3342 Jer 20:10 | overmogen, en onze wraak van hem nemen. ~ 3343 Jer 20:15 | zoon geboren, verblijdende hem grotelijks! ~ 3344 Jer 20:16 | omgekeerd, en het heeft Hem niet berouwd; en hij hore 3345 Jer 21:1 | als koning Zekekia tot hem zond Pashur, den zoon van 3346 Jer 21:9 | leven, en      zijn ziel zal hem tot een buit zijn. ~ 3347 Jer 22:10 | over den dode, en beklaagt hem niet; weent vrij over dien, 3348 Jer 22:12 | de plaats, waarhenen zij hem gevankelijk hebben weggevoerd, 3349 Jer 22:15 | gerechtigheid gedaan, en het ging hem toen wel? ~ 3350 Jer 22:16 | nooddruftigen gericht, toen ging het hem wel; is dat niet Mij te 3351 Jer 22:18 | koning van Juda: Zij zullen hem niet beklagen: Och mijn 3352 Jer 22:18 | och zuster! Zij zullen hem niet beklagen: Och,      3353 Jer 22:19 | begraven worden; men zal hem slepen en daarhenen werpen, 3354 Jer 23:6 | naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE 3355 Jer 23:24 | kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt de 3356 Jer 26:8 | profeten en al het volk hem grepen,      zeggende: Gij 3357 Jer 26:19 | koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood? Vreesde hij 3358 Jer 26:21 | hoorden, zocht de koning hem te doden; als Uria dat hoorde, 3359 Jer 26:22 | Achbor, en andere mannen met hem, in Egypte; ~ 3360 Jer 26:23 | uit Egypte, en brachten hem tot den koning Jojakim, 3361 Jer 26:23 | koning Jojakim, en hij sloeg hem met het zwaard, en hij wierp 3362 Jer 26:24 | was met Jeremia, dat men hem niet overgaf in de hand 3363 Jer 26:24 | in de hand des volk, om hem te doden. ~  ~ 3364 Jer 27:6 | gedierte des velds heb Ik hem gegeven, om hem te      3365 Jer 27:6 | velds heb Ik hem gegeven, om hem te      dienen. ~ 3366 Jer 27:7 | En alle volken zullen hem, en zijn zoon, en zijns 3367 Jer 27:7 | volken en grote koningen van hem doen      dienen. ~ 3368 Jer 27:8 | volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar, den koning 3369 Jer 27:11 | des konings van Babel, en hem dienen, datzelve zal Ik 3370 Jer 27:12 | konings van Babel, en dient hem en zijn volk, zo zult gij      3371 Jer 28:9 | profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid 3372 Jer 28:14 | dienen, en      zij zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook 3373 Jer 28:14 | zullen hem dienen; ja, Ik heb hem ook het gedierte des velds 3374 Jer 29:31 | geprofeteerd heeft, daar Ik hem niet      gezonden heb, 3375 Jer 30:8 | zich niet      meer van hem doen dienen. ~ 3376 Jer 30:10 | er zal niemand zijn, die hem verschrikke. ~ 3377 Jer 30:21 | En zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit 3378 Jer 30:21 | Heerser uit het midden van hem voortkomen; en Ik zal hem 3379 Jer 30:21 | hem voortkomen; en Ik zal hem doen naderen, en hij zal 3380 Jer 31:2 | Israel, als Ik henenging om hem tot rust te brengen. ~ 3381 Jer 31:10 | Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem 3382 Jer 31:10 | hem weder vergaderen, en hem bewaren als een      herder 3383 Jer 31:11 | vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand desgenen, 3384 Jer 31:20 | troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb, denk Ik nog 3385 Jer 31:20 | denk Ik nog ernstelijk aan hem; daarom rommelt Mijn ingewand 3386 Jer 31:20 | Mijn ingewand over      hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk 3387 Jer 32:3 | de koning van Juda, had hem besloten, zeggende: Waarom 3388 Jer 32:5 | zal hij zijn, totdat Ik hem bezoek, spreekt de HEERE; 3389 Jer 32:9 | Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien 3390 Jer 34:2 | koning van Juda, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Zie, 3391 Jer 34:14 | gediend heeft; gij zult hem dan van u laten vrijgaan;      3392 Jer 36:4 | des HEEREN, die Hij tot hem gesproken had, op een rol 3393 Jer 36:8 | Nerija, deed naar alles, wat hem de profeet Jeremia geboden 3394 Jer 36:15 | 15      En zij zeiden tot hem: Zit toch neder, en lees 3395 Jer 36:31 | 31      En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over 3396 Jer 37:4 | des volks, en zij hadden hem nog in het gevangenhuis 3397 Jer 37:14 | Doch hij hoorde niet naar hem; maar Jerija greep Jeremia 3398 Jer 37:14 | greep Jeremia aan, en bracht hem tot de vorsten. ~ 3399 Jer 37:15 | toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het 3400 Jer 37:15 | sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten 3401 Jer 37:17 | koning Zedekia henen, en liet hem halen; en de koning vraagde 3402 Jer 37:17 | halen; en de koning vraagde hem in zijn huis, in het verborgen, 3403 Jer 37:21 | der bewaring, en men gaf hem des daags een bol broods 3404 Jer 38:6 | namen zij Jeremia en wierpen hem in den kuil van Malchia, 3405 Jer 38:13 | bij de zelen, en haalden hem op uit de kuil; en Jeremia 3406 Jer 38:27 | vorsten tot Jeremia kwamen, en hem vraagden, verklaarde hij 3407 Jer 38:27 | geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet      3408 Jer 39:5 | velden van Jericho, en vingen hem, en brachten hem opwaarts 3409 Jer 39:5 | vingen hem, en brachten hem opwaarts tot Nebukadrezar,      3410 Jer 39:5 | die sprak oordelen tegen hem uit. ~ 3411 Jer 39:7 | ogen van Zedekia, en bond hem met twee koperen ketenen, 3412 Jer 39:7 | twee koperen ketenen, om hem naar Babel te voeren. ~ 3413 Jer 39:9 | en de afvalligen, die tot hem gevallen waren, met het 3414 Jer 39:12 | 12      Neem hem, en stel uw ogen op hem, 3415 Jer 39:12 | hem, en stel uw ogen op hem, en doe hem niets kwaads; 3416 Jer 39:12 | stel uw ogen op hem, en doe hem niets kwaads; maar gelijk 3417 Jer 39:12 | spreken zal, doe alzo met hem. ~ 3418 Jer 39:14 | voorhof der bewaring, en gaven hem over aan Gedalia, den zoon 3419 Jer 39:14 | zoon van Safan, dat hij hem henen uitbracht      naar 3420 Jer 40:1 | de overste der trawanten, hem had laten gaan van Rama; 3421 Jer 40:1 | laten gaan van Rama; als hij hem had laten halen, daar hij 3422 Jer 40:2 | Jeremia halen, en zeide tot hem: De HEERE, uw God, heeft 3423 Jer 40:5 | heeft; en      woon bij hem in het midden des volks; 3424 Jer 40:5 | overste der trawanten gaf hem reiskost en een geschenk, 3425 Jer 40:5 | en een geschenk, en liet hem      gaan. ~ 3426 Jer 40:6 | Mizpa; en hij woonde bij hem in het midden des volks, 3427 Jer 40:7 | had, en dat hij      aan hem bevolen had de mannen, en 3428 Jer 40:14 | 14      En zeiden tot hem: Weet gij wel, dat Baalis, 3429 Jer 41:1 | weten tien mannen,      met hem kwamen tot Gedalia, den 3430 Jer 41:2 | de tien mannen, die met hem waren, en zij sloegen Gedalia, 3431 Jer 41:2 | zwaard; alzo doodde hij hem, dien de koning van Babel 3432 Jer 41:3 | Ismael al de Joden, die met hem, namelijk met Gedalia, te 3433 Jer 41:7 | de mannen, die      met hem waren. ~ 3434 Jer 41:11 | oversten der heiren, die met hem waren, al het kwaad hoorden, 3435 Jer 41:12 | strijden; en zij vonden hem aan het grote water, dat 3436 Jer 41:13 | oversten der heiren, die met hem waren, zo werden zij verblijd. ~ 3437 Jer 41:16 | oversten der heiren, die met hem waren, het ganse overblijfsel 3438 Jer 42:8 | oversten der heiren, die met hem waren, en al het volk, van 3439 Jer 42:11 | vreest; vreest niet voor hem, spreekt de HEERE; want 3440 Jer 43:1 | huns Gods, met dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen 3441 Jer 44:20 | en tot al het volk, die hem zulks geantwoord hadden, 3442 Jer 45:4 | 4   Zo zult gij tot hem zeggen: Zo zegt de HEERE: 3443 Jer 46:25 | en over degenen, die op hem vertrouwen. ~ 3444 Jer 46:27 | gerust zijn, en niemand zal hem verschrikken. ~ 3445 Jer 48:11 | daarom is zijn smaak in      hem gebleven, en zijn reuk niet 3446 Jer 48:12 | spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde gasten zal toeschikken, 3447 Jer 48:12 | gasten zal toeschikken, die hem in vreemde plaatsen zullen 3448 Jer 48:17 | 17      Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem 3449 Jer 48:17 | hem, gij allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn 3450 Jer 48:26 | 26      Maak hem dronken, omdat hij zich 3451 Jer 48:27 | tijd af, dat uw woorden van hem waren? ~ 3452 Jer 48:39 | zal Moab allen, die rondom hem zijn, tot belaching en tot 3453 Jer 49:2 | Israel zal erven degenen, die hem geerfd hadden, zegt de HEERE. ~ 3454 Jer 49:8 | heb Ezau's verderf over hem gebracht, den tijd, dat 3455 Jer 49:8 | gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. ~ 3456 Jer 49:19 | sterke woning; want Ik zal hem in een ogenblik daaruit 3457 Jer 50:17 | verjaagd hebben; de eerste, die hem heeft opgegeten, was de 3458 Jer 50:17 | koning van      Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld. ~ 3459 Jer 50:32 | er zal niemand zijn, die hem opricht; ja, Ik zal een 3460 Jer 50:32 | zal alle plaatsen rondom hem verteren. ~ 3461 Jer 50:43 | geworden; benauwdheid heeft hem aangegrepen, weedom als 3462 Jer 51:44 | heidenen zullen niet meer tot hem toevloeien, want ook Babels 3463 Jer 52:8 | al zijn heir werd van bij hem verstrooid. ~ 3464 Jer 52:9 | grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning 3465 Jer 52:9 | die sprak oordelen tegen hem. ~ 3466 Jer 52:11 | van Zedekia, en hij bond hem met twee koperen ketenen; 3467 Jer 52:11 | koperen ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar 3468 Jer 52:11 | Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis, tot      3469 Jer 52:21 | van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier 3470 Jer 52:31 | koning van Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis uitbracht. ~ 3471 Jer 52:32 | hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven 3472 Jer 52:32 | stoel der koningen, die bij hem te Babel waren. ~ 3473 Jer 52:34 | een gedurige tering werd hem van den koning van Babel 3474 Klaa 1:17| geboden, dat die rondom hem zijn, zijn tegenpartijders 3475 Klaa 1:38| hebben, wij      hebben hem gevonden, wij hebben hem 3476 Klaa 1:38| hem gevonden, wij hebben hem gezien. ~ 3477 Klaa 1:41| water; hef uw handen tot Hem op voor de ziel      uwer 3478 Klaa 1:68| mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. ~ 3479 Klaa 1:69| HEERE is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die 3480 Klaa 1:69| verwachten, der ziele, die Hem zoekt. ~ 3481 Klaa 1:72| zwijge stil, omdat Hij het hem opgelegd heeft. ~ 3482 Klaa 1:74| geve zijn wang dien, die hem slaat, hij worde zat van 3483 Eze 1:3 | HEEREN was daar      op hem. ~ 3484 Eze 1:27 | gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom. ~ 3485 Eze 3:18 | sterven, en gij waarschuwt hem niet, en spreekt niet, om 3486 Eze 3:18 | te waarschuwen, opdat gij hem      in het leven behoudt; 3487 Eze 3:20 | hij zal sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt,      3488 Eze 9:4 | En de HEERE zeide tot hem: Ga door, door het midden 3489 Eze 9:5 | door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone 3490 Eze 12:12 | door den wand graven, om hem daardoor uit te      brengen; 3491 Eze 12:13 | Ik zal ook Mijn net over hem uitspreiden, dat hij in 3492 Eze 12:13 | gegrepen worde; en Ik zal hem brengen in Babylonie, het 3493 Eze 12:14 | En allen, die rondom hem zijn tot zijn hulp, en al 3494 Eze 13:11 | grote stormwind zal      hem splijten. ~ 3495 Eze 13:13 | Heere HEERE: Ja, Ik zal hem door een groten stormwind 3496 Eze 13:14 | gepleisterd hebt, en zal hem ter aarde nederwerpen, dat 3497 Eze 13:15 | voortbrengen, en tegen degenen, die hem pleisteren met loze kalk; 3498 Eze 13:15 | is er niet meer, en die hem      pleisterden, zijn er 3499 Eze 13:22 | bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb; 3500 Eze 13:22 | niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License