1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824
Book Chapter: Verse
3501 Eze 14:4 | profeet, Ik, de HEERE zal hem, als hij komt, antwoorden
3502 Eze 14:7 | den profeet, om Mij door hem te vragen; Ik ben de HEERE,
3503 Eze 14:7 | vragen; Ik ben de HEERE, hem zal geantwoord worden door
3504 Eze 14:8 | dienzelven man zetten, en zal hem stellen tot een teken en
3505 Eze 14:8 | tot spreekwoorden, en zal hem uitroeien uit het midden
3506 Eze 14:9 | en Ik zal Mijn hand tegen hem uitstrekken, en zal hem
3507 Eze 14:9 | hem uitstrekken, en zal hem verdelgen uit het midden
3508 Eze 16:15 | ieder, die voorbijging; voor hem was zij. ~
3509 Eze 17:4 | jonge takjes af, en bracht hem in een land van koophandel;
3510 Eze 17:4 | van koophandel; hij zette hem in een stad van kooplieden. ~
3511 Eze 17:6 | ziende met zijn takken naar hem, dewijl zijn wortelen onder
3512 Eze 17:6 | dewijl zijn wortelen onder hem waren. Zo werd hij tot een
3513 Eze 17:7 | en wierp zijn takken tot hem uit, opdat hij hem
3514 Eze 17:7 | hem uit, opdat hij hem bevochtigen zou naar de
3515 Eze 17:10 | niet, als de oostenwind hem aanroert, gans verdrogen?
3516 Eze 17:13 | verbond gemaakt, en heeft hem tot een eed gebracht, en
3517 Eze 17:15 | Maar hij rebelleerde tegen hem, zendende zijn boden in
3518 Eze 17:15 | boden in Egypte, opdat men hem paarden en veel volks bestellen
3519 Eze 17:16 | plaats des konings, die hem koning gemaakt heeft, wiens
3520 Eze 17:16 | gebroken heeft, bij hem in het midden van Babel
3521 Eze 17:17 | krijgs vergadering, met hem in oorlog niets uitrichten
3522 Eze 17:20 | En Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, dat hij gegrepen
3523 Eze 17:20 | jachtgaren; en Ik zal daar met hem rechten over zijn overtreding,
3524 Eze 17:23 | hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken
3525 Eze 17:23 | ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte
3526 Eze 18:13 | worden; zijn bloed zal op hem zijn! ~
3527 Eze 18:20 | rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid
3528 Eze 18:20 | goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn. ~
3529 Eze 18:22 | hij gedaan heeft, zullen hem niet gedacht worden; in
3530 Eze 19:4 | Dit hoorden de volken van hem, hij werd gegrepen in hun
3531 Eze 19:4 | groeve; en zij brachten hem met haken naar Egypteland.
3532 Eze 19:8 | begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen,
3533 Eze 19:8 | zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd
3534 Eze 19:9 | 9 En zij stelden hem in gesloten bewaring met
3535 Eze 19:9 | bewaring met haken, opdat zij hem brachten tot den koning
3536 Eze 19:9 | van Babel; zij brachten hem in vestingen, opdat zijn
3537 Eze 19:14 | verteerd heeft; zodat aan hem geen sterke roede is tot
3538 Eze 23:34 | 34 Gij zult hem drinken en uitzuigen, en
3539 Eze 24:3 | HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water daarin. ~
3540 Eze 24:4 | dij en den schouder, vul hem met de keur der beenderen. ~
3541 Eze 24:5 | beenderen daaronder; doe hem wel opzieden; ook zullen
3542 Eze 24:6 | den pot, welks schuim in hem is, en van welken zijn schuim
3543 Eze 24:6 | en laat het lot over hem niet vallen. ~
3544 Eze 24:11 | 11 Stel hem daarna ledig op zijn kolen,
3545 Eze 24:11 | onreinigheid in het midden van hem versmelte, zijn schuim verteerd
3546 Eze 28:12 | koning van Tyrus, en zeg tot hem: Zo zegt de Heere HEERE:
3547 Eze 29:2 | Egypte, en profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. ~
3548 Eze 29:20 | haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat
3549 Eze 30:11 | Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste der heidenen
3550 Eze 31:4 | De wateren maakten hem groot, de afgrond maakte
3551 Eze 31:4 | groot, de afgrond maakte hem hoog; die ging met zijn
3552 Eze 31:8 | in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren
3553 Eze 31:8 | boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid. ~
3554 Eze 31:9 | 9 Ik had hem zo schoon gemaakt door de
3555 Eze 31:9 | die in Gods hof waren, hem benijdden. ~
3556 Eze 31:11 | 11 Daarom gaf Ik hem in de hand van den machtigste
3557 Eze 31:11 | machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou behandelen;
3558 Eze 31:11 | zou behandelen; Ik dreef hem uit om zijn goddeloosheid. ~
3559 Eze 31:12 | tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn
3560 Eze 31:12 | roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de
3561 Eze 31:12 | zijn schaduw, en verlieten hem. ~
3562 Eze 31:16 | de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen,
3563 Eze 31:17 | Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de
3564 Eze 32:2 | koning van Egypte, en zeg tot hem: Gij waart een jongen leeuw
3565 Eze 32:21 | machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken,
3566 Eze 32:22 | zijn graven zijn rondom hem; zij zijn allen verslagen,
3567 Eze 32:25 | haar ganse menigte, rondom hem zijn haar graven; zij zijn
3568 Eze 32:26 | haar ganse menigte; rondom hem zijn haar graven; zij zijn
3569 Eze 33:4 | het zwaard komt, en neemt hem weg, diens bloed is op zijn
3570 Eze 33:5 | waarschuwen, zijn bloed is op hem; maar hij, die zich laat
3571 Eze 33:12 | gerechtigheid des rechtvaardigen zal hem niet redden ten dage zijner
3572 Eze 33:16 | gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij
3573 Eze 33:27 | gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen
3574 Eze 37:19 | Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van
3575 Eze 38:2 | Tubal; en profeteer tegen hem, ~
3576 Eze 38:21 | Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen,
3577 Eze 38:22 | 22 En Ik zal met hem rechten, door pestilentie
3578 Eze 38:22 | vuur en zwavel regenen op hem, en op zijn benden, en
3579 Eze 38:22 | de vele volken, die met hem zullen zijn. ~
3580 Eze 40:46 | tot den HEERE naderen, om Hem te dienen. ~
3581 Eze 43:21 | zondoffers nemen; en hij zal hem verbranden in een bestelde
3582 Eze 44:26 | zijn reiniging zullen zij hem zeven dagen tellen. ~
3583 Eze 45:8 | land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in
3584 Eze 46:12 | offer den HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar
3585 Eze 47:23 | verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis geven, spreekt
3586 Dan 2:1 | verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken. ~
3587 Dan 2:16 | van den koning, dat hij hem een bestemden tijd wilde
3588 Dan 2:22 | want het licht woont bij Hem. ~
3589 Dan 2:24 | henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel
3590 Dan 2:25 | koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk
3591 Dan 2:46 | Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en liefelijk
3592 Dan 2:48 | Daniel groot, en hij gaf hem vele grote geschenken, en
3593 Dan 2:48 | geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over het
3594 Dan 3:28 | knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd hebben, en
3595 Dan 4:8 | vertelde den droom voor hem, zeggende: ~
3596 Dan 4:12 | denzelve voor allen; onder hem vond het gedierte des velds
3597 Dan 4:14 | dat de dieren van onder hem wegzwerven, en de vogelen
3598 Dan 4:15 | gras des velds; en laat hem in de dauw des hemels nat
3599 Dan 4:16 | mensen hart meer zij, en hem worde eens beesten hart
3600 Dan 4:16 | en laat zeven tijden over hem voorbijgaan. ~
3601 Dan 4:19 | zijn gedachten beroerden hem. De koning antwoordde en
3602 Dan 4:23 | dezen boom af, en verderft hem; doch laat den stam met
3603 Dan 4:23 | totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan; ~
3604 Dan 4:35 | Zijn hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: Wat doet
3605 Dan 5:6 | zijn gedachten verschrikten hem; en de banden zijner lendenen
3606 Dan 5:9 | en zijn glans werd aan hem veranderd, en zijn geweldigen
3607 Dan 5:11 | dagen uws vaders is bij hem gevonden licht, en verstand,
3608 Dan 5:11 | goden is; daarom stelde hem de koning Nebukadnezar,
3609 Dan 5:12 | ontbindt, gevonden werd in hem, in Daniel, dien de koning
3610 Dan 5:17 | de uitlegging zal ik hem bekend maken. ~
3611 Dan 5:19 | vanwege de grootheid, die Hij hem gegeven had, beefden en
3612 Dan 5:19 | volken, natien en tongen voor hem; dien hij wilde, doodde
3613 Dan 5:20 | afgestoten, en men nam de eer van hem weg. ~
3614 Dan 5:21 | bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk den
3615 Dan 5:24 | is dat deel der hand van Hem gezonden, en dit schrift
3616 Dan 5:29 | zij riepen overluid van hem, dat hij de derde heerser
3617 Dan 6:4 | voortreffelijke geest in hem was; en de koning dacht
3618 Dan 6:4 | was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele
3619 Dan 6:5 | vergrijping noch misdaad in hem gevonden werd. ~
3620 Dan 6:6 | vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in te wet zijns
3621 Dan 6:7 | koning, en zeiden aldus tot hem: O koning Darius, leef in
3622 Dan 6:15 | stelde het hart op Daniel om hem te verlossen; ja, tot den
3623 Dan 6:15 | bemoeide hij zich, om hem te redden. ~
3624 Dan 6:17 | Daniel voor, en wierpen hem in den kuil der leeuwen;
3625 Dan 6:19 | zijn slaap week verre van hem. ~
3626 Dan 6:23 | beschadigd hebben, omdat voor Hem onschuld in mij gevonden
3627 Dan 6:24 | werd er geen schade aan hem gevonden, dewijl hij
3628 Dan 7:10 | vloeide, en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden
3629 Dan 7:10 | duizendmaal duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal tien
3630 Dan 7:10 | tien duizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich,
3631 Dan 7:13 | van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. ~
3632 Dan 7:14 | 14 En Hem werd gegeven heerschappij,
3633 Dan 7:14 | en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien en tongen
3634 Dan 7:16 | stonden, en verzocht van hem de zekerheid over dit alles;
3635 Dan 7:26 | zijn heerschappij wegnemen, hem verdelgende en verdoende,
3636 Dan 7:27 | alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen. ~
3637 Dan 8:6 | den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner
3638 Dan 8:7 | 7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en
3639 Dan 8:7 | hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en
3640 Dan 8:7 | te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad
3641 Dan 8:7 | ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die
3642 Dan 9:3 | aangezicht tot God, den Heere, om Hem te zoeken met het gebed,
3643 Dan 9:4 | weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijn
3644 Dan 9:9 | vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. ~
3645 Dan 9:11 | knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. ~
3646 Dan 9:26 | maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk
3647 Dan 11:1 | van Darius den Meder, om hem te versterken en te stijven. ~
3648 Dan 11:11 | uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het
3649 Dan 11:16 | Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar zijn
3650 Dan 11:17 | zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen
3651 Dan 11:17 | vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. ~
3652 Dan 11:18 | overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat
3653 Dan 11:18 | behalve dat hij zijn smaad op hem zal doen wederkeren. ~
3654 Dan 11:23 | En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en
3655 Dan 11:25 | zij zullen gedachten tegen hem denken. ~
3656 Dan 11:26 | spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht
3657 Dan 11:30 | schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met
3658 Dan 11:31 | En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen
3659 Dan 11:40 | koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de
3660 Dan 11:40 | van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen,
3661 Dan 11:44 | en van het Noorden zullen hem verschrikken; daarom zal
3662 Hos 1:3 | en zij ontving; en baarde hem een zoon. ~
3663 Hos 1:4 | En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel,
3664 Hos 1:6 | dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama;
3665 Hos 4:9 | en Ik zal zijn wegen over hem bezoeken, en zijn handelingen
3666 Hos 4:9 | bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden. ~
3667 Hos 4:12 | hout, en zijn stok zal het hem bekend maken; want de geest
3668 Hos 4:17 | vergezeld met de afgoden; laat hem varen. ~
3669 Hos 7:5 | konings; de vorsten maken hem krank door verhitting van
3670 Hos 7:9 | ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt
3671 Hos 7:10 | den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle deze. ~
3672 Hos 8:3 | verstoten; de vijand zal hem vervolgen. ~
3673 Hos 8:11 | heeft tot zondigen, zo zijn hem de altaren geworden tot
3674 Hos 8:12 | 12 Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner
3675 Hos 9:4 | van wijn, ook zouden zij Hem niet zoet zijn, hun offeranden
3676 Hos 9:17 | verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen
3677 Hos 11:1 | een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn
3678 Hos 11:4 | oplichten, en Ik reikte hem voeder toe. ~
3679 Hos 11:7 | maar niet een verhoogt Hem. ~
3680 Hos 12:3 | zijn handelingen zal Hij hem vergelden. ~
3681 Hos 12:5 | den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem.
3682 Hos 12:5 | Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-El vond hij Hem,
3683 Hos 12:5 | Hem. Te Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met
3684 Hos 12:15 | daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal
3685 Hos 12:15 | laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden. ~ ~
3686 Hos 13:11 | koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~
3687 Hos 13:13 | ener barende vrouw zullen hem aankomen; hij is een onwijs
3688 Hos 14:3 | u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid,
3689 Hos 14:5 | want Mijn toorn is van hem gekeerd. ~
3690 Hos 14:9 | afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem
3691 Hos 14:9 | hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als
3692 Hos 14:9 | zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom;
3693 Joe 1:7 | vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen,
3694 Joe 2:11 | vreselijk, en wie zal hem verdragen? ~
3695 Joe 2:20 | ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en
3696 Amos 2:3 | haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE. ~
3697 Amos 3:5 | als er geen strik voor hem is? Zal men den strik van
3698 Amos 3:14| Israels overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking
3699 Amos 5:11| vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen
3700 Amos 5:19| aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat
3701 Amos 5:19| zijn hand aan den wand, en hem beet een slang. ~
3702 Amos 6:10| van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen
3703 Oba 1:7 | er is geen verstand in hem. ~
3704 Jona 1:6 | opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is
3705 Jona 1:6 | naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende?
3706 Jona 1:8 | Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, om wiens
3707 Jona 1:10| grote vreze, en zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan?
3708 Jona 1:11| Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen,
3709 Jona 1:15| namen Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de
3710 Jona 4:6 | een wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona, opdat
3711 Jona 4:6 | zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet.
3712 Mic 1:4 | En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen
3713 Mic 4:1 | de volken zullen tot hem toevloeien. ~
3714 Mic 5:4 | treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en
3715 Mic 6:5 | Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor,
3716 Mic 6:6 | voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen,
3717 Mic 7:9 | dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn
3718 Nah 1:5 | De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten;
3719 Nah 1:6 | de rotsstenen worden van Hem vermorzeld. ~
3720 Nah 1:7 | en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. ~
3721 Zep 1:6 | niet zoeken, en vragen naar Hem niet. ~
3722 Zep 2:11 | iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden
3723 Zep 3:9 | HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen
3724 Zac 1:8 | diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine en witte
3725 Zac 2:3 | een andere Engel ging uit, hem tegemoet. ~
3726 Zac 2:4 | 4 En hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen jongeling
3727 Zac 3:1 | aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. ~
3728 Zac 3:4 | deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot
3729 Zac 3:4 | weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid
3730 Zac 3:5 | zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de Engel
3731 Zac 4:11 | antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen,
3732 Zac 4:12 | antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes
3733 Zac 6:12 | 12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt
3734 Zac 12:10 | hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage
3735 Zac 12:10 | zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk
3736 Zac 13:3 | vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot
3737 Zac 13:3 | gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult
3738 Zac 13:3 | vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen
3739 Zac 13:3 | gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij
3740 Zac 13:6 | 6 En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden
3741 Mal 2:5 | 5 Mijn verbond met hem was het leven, en de vrede;
3742 Mal 2:5 | en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en hij
3743 Mal 2:17 | Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt:
3744 Mal 3:17 | zijn zoon verschoont, die hem dient. ~
3745 Mal 3:18 | God dient, en dien, die Hem niet dient. ~ ~ ~ ~ ~
3746 Matt 1:20| engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende:
3747 Matt 1:24| gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn
3748 Matt 2:2 | Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. ~
3749 Matt 2:3 | en geheel Jeruzalem, met hem. ~
3750 Matt 2:5 | 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea
3751 Matt 2:11| opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook,
3752 Matt 2:28| 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel
3753 Matt 2:29| 6 En werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende
3754 Matt 2:34| schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u
3755 Matt 2:36| Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. ~
3756 Matt 2:37| 14 Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig
3757 Matt 2:38| antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus
3758 Matt 2:38| vervullen. Toen liet hij van Hem af. ~
3759 Matt 2:39| ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den
3760 Matt 2:39| gelijk een duive, en op Hem komen. ~
3761 Matt 4:2 | nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. ~
3762 Matt 4:3 | 3 En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien
3763 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige
3764 Matt 4:5 | heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; ~
3765 Matt 4:6 | 6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt,
3766 Matt 4:7 | 7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven:
3767 Matt 4:8 | 8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer
3768 Matt 4:8 | zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld,
3769 Matt 4:9 | 9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U
3770 Matt 4:10| 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er
3771 Matt 4:10| zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. ~
3772 Matt 4:11| Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen
3773 Matt 4:11| zijn toegekomen, en dienden Hem. ~
3774 Matt 4:20| netten verlatende, zijn Hem nagevolgd.
3775 Matt 4:22| schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd. ~
3776 Matt 4:24| Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld
3777 Matt 4:25| En vele scharen volgden Hem na, van Galilea en van Dekapolis,
3778 Matt 5:1 | kwamen Zijn discipelen tot Hem. ~
3779 Matt 5:25| wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de
3780 Matt 5:39| rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; ~
3781 Matt 5:40| wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; ~
3782 Matt 5:41| een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen. ~
3783 Matt 6:8 | gij van node hebt, eer gij Hem bidt. ~
3784 Matt 7:9 | er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die
3785 Matt 7:9 | zou bidden om brood, die hem een steen zal geven? ~
3786 Matt 7:10| 10 En zo hij hem om een vis zou bidden, die
3787 Matt 7:10| een vis zou bidden, die hem een slang zal geven? ~
3788 Matt 7:11| geven dengenen, die ze van Hem bidden! ~
3789 Matt 8:1 | berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd. ~
3790 Matt 8:2 | melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende: Heere! indien
3791 Matt 8:3 | hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik
3792 Matt 8:4 | 4 En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand
3793 Matt 8:5 | Kapernaum ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd,
3794 Matt 8:5 | hoofdman over honderd, biddende Hem, ~
3795 Matt 8:7 | 7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. ~
3796 Matt 8:7 | tot hem: Ik zal komen en hem genezen. ~
3797 Matt 8:10| zeide tot dengenen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik
3798 Matt 8:16| den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de
3799 Matt 8:19| zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester!
3800 Matt 8:19| Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen,
3801 Matt 8:20| 20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen,
3802 Matt 8:21| Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat
3803 Matt 8:22| 22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden
3804 Matt 8:23| het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. ~
3805 Matt 8:25| En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt,
3806 Matt 8:25| bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere,
3807 Matt 8:27| ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~
3808 Matt 8:28| land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten,
3809 Matt 8:31| 31 En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons
3810 Matt 8:34| Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij
3811 Matt 9:1 | En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed
3812 Matt 9:9 | genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande,
3813 Matt 9:9 | En hij opstaande, volgde Hem. ~
3814 Matt 9:14| discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten
3815 Matt 9:18| een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter
3816 Matt 9:19| opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen. ~
3817 Matt 9:20| bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den
3818 Matt 9:24| slaapt. En zij belachten Hem. ~
3819 Matt 9:27| van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende
3820 Matt 9:28| was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen:
3821 Matt 9:28| doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~
3822 Matt 9:31| uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat
3823 Matt 9:32| ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom en van
3824 Matt 10:4 | en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. ~
3825 Matt 10:28| doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam
3826 Matt 10:40| die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. ~
3827 Matt 11:3 | 3 En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen
3828 Matt 12:2 | dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen,
3829 Matt 12:3 | David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die met
3830 Matt 12:3 | hongerde, en hun, die met hem waren? ~
3831 Matt 12:4 | toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te
3832 Matt 12:4 | eten, noch ook hun, die met hem waren, maar den priesteren
3833 Matt 12:10| hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: Is het ook geoorloofd
3834 Matt 12:10| sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten beschuldigen). ~
3835 Matt 12:14| hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~
3836 Matt 12:14| raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~
3837 Matt 12:15| en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen. ~
3838 Matt 12:16| hun scherpelijk, dat zij Hem niet openbaar maken zouden; ~
3839 Matt 12:18| heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel
3840 Matt 12:22| 22 Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel
3841 Matt 12:22| en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme
3842 Matt 12:32| Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo
3843 Matt 12:32| gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch
3844 Matt 12:46| stonden buiten, zoekende Hem te spreken. ~
3845 Matt 12:47| 47 En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders
3846 Matt 12:48| antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder,
3847 Matt 13:2 | 2 En tot Hem vergaderden vele scharen,
3848 Matt 13:10| 10 En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem:
3849 Matt 13:10| Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot
3850 Matt 13:27| huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed
3851 Matt 13:28| dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan
3852 Matt 13:36| Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons
3853 Matt 13:51| verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~
3854 Matt 13:57| 57 En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus zeide
3855 Matt 14:2 | daarom werken die krachten in Hem. ~
3856 Matt 14:3 | Johannes gevangen genomen, en hem gebonden, en in den kerker
3857 Matt 14:4 | Want Johannes zeide tot hem: Het is u niet geoorloofd
3858 Matt 14:5 | 5 En willende hem doden, vreesde hij het volk,
3859 Matt 14:5 | hij het volk, omdat zij hem hielden voor een profeet. ~
3860 Matt 14:9 | eden, en degenen, die met hem aanzaten, gebood hij, dat
3861 Matt 14:13| scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. ~
3862 Matt 14:15| kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is
3863 Matt 14:17| 17 Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet, dan
3864 Matt 14:22| het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere
3865 Matt 14:26| En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden
3866 Matt 14:28| 28 En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien
3867 Matt 14:31| hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij
3868 Matt 14:31| greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom
3869 Matt 14:33| waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij
3870 Matt 14:35| de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden
3871 Matt 14:35| omliggende land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld
3872 Matt 14:36| 36 En baden Hem, dat zij alleenlijk den
3873 Matt 14:36| aanraken; en zovelen als Hem aanraakten, werden gezond. ~ ~
3874 Matt 15:12| kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet
3875 Matt 15:12| discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen
3876 Matt 15:15| antwoordende, zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. ~
3877 Matt 15:22| landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone
3878 Matt 15:23| En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende:
3879 Matt 15:23| tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van
3880 Matt 15:25| 25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! ~
3881 Matt 15:30| En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende bij zich
3882 Matt 15:33| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele
3883 Matt 16:1 | Farizeen en Sadduceen tot Hem gekomen zijnde, en Hem verzoekende,
3884 Matt 16:1 | tot Hem gekomen zijnde, en Hem verzoekende, begeerden van
3885 Matt 16:1 | verzoekende, begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit
3886 Matt 16:17| antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon,
3887 Matt 16:22| 22 En Petrus, Hem tot zich genomen hebbende,
3888 Matt 16:22| genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende:
3889 Matt 17:3 | gezien Mozes en Elias, met Hem samensprekende. ~
3890 Matt 17:5 | Mijn welbehagen heb; hoort Hem! ~
3891 Matt 17:10| Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan
3892 Matt 17:12| gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben
3893 Matt 17:12| gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben
3894 Matt 17:14| gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor
3895 Matt 17:14| een mens, vallende voor Hem op de knieen, en zeggende: ~
3896 Matt 17:16| 16 En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht,
3897 Matt 17:16| gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. ~
3898 Matt 17:17| u nog verdragen? Brengt hem Mij hier. ~
3899 Matt 17:18| 18 En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem
3900 Matt 17:18| hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen
3901 Matt 17:19| zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
3902 Matt 17:23| 23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage
3903 Matt 17:25| huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt
3904 Matt 17:26| 26 Petrus zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus
3905 Matt 17:26| vreemden. Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. ~
3906 Matt 17:27| vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u. ~ ~
3907 Matt 18:6 | geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen
3908 Matt 18:15| heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen;
3909 Matt 18:15| bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort,
3910 Matt 18:21| 21 Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal
3911 Matt 18:21| tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? ~
3912 Matt 18:22| 22 Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal,
3913 Matt 18:24| begon te rekenen, werd tot hem gebracht een, die hem schuldig
3914 Matt 18:24| tot hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend
3915 Matt 18:25| beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw
3916 Matt 18:26| dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig
3917 Matt 18:27| innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld
3918 Matt 18:27| ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden. ~
3919 Matt 18:28| mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig
3920 Matt 18:28| penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij
3921 Matt 18:28| en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal
3922 Matt 18:29| nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende: Wees lankmoedig
3923 Matt 18:30| maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat
3924 Matt 18:32| 32 Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen,
3925 Matt 18:32| zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht,
3926 Matt 18:34| vertoornd zijnde, leverde hem den pijnigers over, totdat
3927 Matt 18:34| betaald hebben al wat hij hem schuldig was. ~
3928 Matt 19:2 | En vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze aldaar. ~
3929 Matt 19:3 | En de Farizeen kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende
3930 Matt 19:3 | kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is
3931 Matt 19:3 | verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd
3932 Matt 19:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Waarom heeft dan Mozes
3933 Matt 19:10| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Indien de zaak des mensen
3934 Matt 19:13| Toen werden kinderkens tot Hem gebracht, opdat Hij de handen
3935 Matt 19:16| En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede
3936 Matt 19:16| een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal
3937 Matt 19:17| 17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed?
3938 Matt 19:18| 18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide:
3939 Matt 19:20| 20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden
3940 Matt 19:21| 21 Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn,
3941 Matt 19:27| antwoordde Petrus, en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten,
3942 Matt 20:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd
3943 Matt 20:18| overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; ~
3944 Matt 20:19| 19 En zij zullen Hem den heidenen overleveren,
3945 Matt 20:19| heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen,
3946 Matt 20:20| der zonen van Zebedeus tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende,
3947 Matt 20:20| tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, en begerende
3948 Matt 20:20| aanbiddende, en begerende wat van Hem. ~
3949 Matt 20:21| wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee
3950 Matt 20:22| gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. ~
3951 Matt 20:29| van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd. ~
3952 Matt 20:33| 33 Zij zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend
3953 Matt 20:34| ogen ziende, en zij volgden Hem. ~ ~
3954 Matt 21:7 | klederen op dezelve, en zetten Hem daarop. ~
3955 Matt 21:14| blinden en kreupelen tot Hem in den tempel, en Hij genas
3956 Matt 21:16| 16 En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen
3957 Matt 21:18| wederkeerde naar de stad, hongerde Hem. ~
3958 Matt 21:19| aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven,
3959 Matt 21:19| alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht
3960 Matt 21:23| gekomen was, kwamen tot Hem, terwijl Hij leerde, de
3961 Matt 21:25| zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? ~
3962 Matt 21:31| vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide
3963 Matt 21:32| gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars
3964 Matt 21:32| tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks
3965 Matt 21:32| daarna geen berouw gehad, om hem te geloven. ~
3966 Matt 21:38| erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan
3967 Matt 21:39| 39 En hem nemende, wierpen zij hem
3968 Matt 21:39| hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten de wijngaard,
3969 Matt 21:39| de wijngaard, en doodden hem. ~
3970 Matt 21:41| 41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een
3971 Matt 21:41| landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden
3972 Matt 21:46| 46 En zoekende Hem te vangen, vreesden zij
3973 Matt 21:46| de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. ~ ~
3974 Matt 22:12| 12 En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier
3975 Matt 22:13| handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in
3976 Matt 22:13| neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis;
3977 Matt 22:15| hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden in Zijn
3978 Matt 22:16| 16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen,
3979 Matt 22:19| schattingpenning. En zij brachten Hem een penning. ~
3980 Matt 22:21| 21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide
3981 Matt 22:22| horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan. ~
3982 Matt 22:23| dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen, die zeggen,
3983 Matt 22:23| opstanding is, en vraagden Hem, ~
3984 Matt 22:35| Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: ~
3985 Matt 22:37| 37 En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den
3986 Matt 22:42| Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. ~
3987 Matt 22:43| zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest,
3988 Matt 22:45| 45 Indien Hem dan David noemt zijn Heere,
3989 Matt 22:46| 46 En niemand kon Hem een woord antwoorden; noch
3990 Matt 22:46| antwoorden; noch iemand durfde Hem van dien dag aan iets meer
3991 Matt 23:15| geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal
3992 Matt 24:1 | Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des
3993 Matt 24:1 | discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels
3994 Matt 24:3 | gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons,
3995 Matt 24:47| Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn
3996 Matt 24:50| ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure,
3997 Matt 24:51| 51 En zal hem afscheiden, en zijn deel
3998 Matt 25:6 | bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! ~
3999 Matt 25:10| gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de
4000 Matt 25:20| had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende:
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824 |