Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
helpt 8
helse 4
helt 1
hem 5824
hemam 1
heman 19
hemdan 1
Frequency    [«  »]
6026 te
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op
4462 als

Bijbel

IntraText - Concordances

hem

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824

     Book Chapter: Verse
3501 Eze 14:4 | profeet, Ik, de HEERE zal hem, als hij komt, antwoorden 3502 Eze 14:7 | den profeet, om Mij door hem te vragen; Ik ben de HEERE, 3503 Eze 14:7 | vragen; Ik ben de HEERE, hem zal geantwoord worden door 3504 Eze 14:8 | dienzelven man zetten, en zal hem stellen tot een teken en 3505 Eze 14:8 | tot spreekwoorden, en zal hem uitroeien uit het midden 3506 Eze 14:9 | en Ik zal Mijn hand tegen hem uitstrekken, en zal hem      3507 Eze 14:9 | hem uitstrekken, en zal hem      verdelgen uit het midden 3508 Eze 16:15 | ieder, die voorbijging; voor hem was zij. ~ 3509 Eze 17:4 | jonge takjes af, en bracht hem in een land van koophandel; 3510 Eze 17:4 | van koophandel; hij zette hem in een stad van kooplieden. ~ 3511 Eze 17:6 | ziende met zijn takken naar hem, dewijl zijn wortelen onder 3512 Eze 17:6 | dewijl zijn wortelen onder hem waren. Zo werd hij tot een      3513 Eze 17:7 | en wierp zijn takken tot hem uit,      opdat hij hem 3514 Eze 17:7 | hem uit,      opdat hij hem bevochtigen zou naar de 3515 Eze 17:10 | niet, als de oostenwind hem aanroert, gans verdrogen? 3516 Eze 17:13 | verbond gemaakt, en heeft hem tot een eed gebracht, en 3517 Eze 17:15 | Maar hij rebelleerde tegen hem, zendende zijn boden in 3518 Eze 17:15 | boden in Egypte, opdat men hem paarden en veel volks bestellen 3519 Eze 17:16 | plaats des konings, die hem koning gemaakt heeft, wiens 3520 Eze 17:16 | gebroken      heeft, bij hem in het midden van Babel 3521 Eze 17:17 | krijgs vergadering, met hem in oorlog niets uitrichten 3522 Eze 17:20 | En Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, dat hij gegrepen 3523 Eze 17:20 | jachtgaren; en Ik zal daar met hem rechten over zijn overtreding, 3524 Eze 17:23 | hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken 3525 Eze 17:23 | ceder worden, dat onder hem wonen zal alle      gevogelte 3526 Eze 18:13 | worden; zijn bloed zal op hem zijn! ~ 3527 Eze 18:20 | rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid 3528 Eze 18:20 | goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn. ~ 3529 Eze 18:22 | hij gedaan heeft, zullen hem niet gedacht worden; in 3530 Eze 19:4 | Dit hoorden de volken van hem, hij werd gegrepen in hun 3531 Eze 19:4 | groeve; en zij brachten hem met haken naar Egypteland. 3532 Eze 19:8 | begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, 3533 Eze 19:8 | zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd 3534 Eze 19:9 | 9      En zij stelden hem in gesloten bewaring met 3535 Eze 19:9 | bewaring met haken, opdat zij hem brachten tot den koning 3536 Eze 19:9 | van Babel; zij brachten hem in vestingen, opdat zijn 3537 Eze 19:14 | verteerd heeft; zodat aan hem geen sterke roede is tot 3538 Eze 23:34 | 34      Gij zult hem drinken en uitzuigen, en 3539 Eze 24:3 | HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water daarin. ~ 3540 Eze 24:4 | dij en den schouder, vul hem met de keur der beenderen. ~ 3541 Eze 24:5 | beenderen daaronder; doe hem wel opzieden; ook zullen 3542 Eze 24:6 | den pot, welks schuim in hem is, en van welken zijn schuim 3543 Eze 24:6 | en laat het lot      over hem niet vallen. ~ 3544 Eze 24:11 | 11      Stel hem daarna ledig op zijn kolen, 3545 Eze 24:11 | onreinigheid in het midden van hem versmelte, zijn schuim verteerd 3546 Eze 28:12 | koning van Tyrus, en zeg tot hem: Zo zegt de Heere HEERE: 3547 Eze 29:2 | Egypte, en profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. ~ 3548 Eze 29:20 | haar gediend heeft, heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat 3549 Eze 30:11 | Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste der heidenen 3550 Eze 31:4 | De wateren maakten hem groot, de afgrond maakte 3551 Eze 31:4 | groot, de afgrond maakte hem hoog; die ging met zijn 3552 Eze 31:8 | in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren 3553 Eze 31:8 | boom in Gods hof was      hem gelijk in zijn schoonheid. ~ 3554 Eze 31:9 | 9      Ik had hem zo schoon gemaakt door de 3555 Eze 31:9 | die in Gods hof waren, hem benijdden. ~ 3556 Eze 31:11 | 11      Daarom gaf Ik hem in de hand van den machtigste 3557 Eze 31:11 | machtigste der heidenen, dat die hem rechtschapen zou behandelen; 3558 Eze 31:11 | zou behandelen; Ik dreef hem uit om zijn goddeloosheid. ~ 3559 Eze 31:12 | tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn 3560 Eze 31:12 | roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de 3561 Eze 31:12 | zijn schaduw, en verlieten hem. ~ 3562 Eze 31:16 | de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, 3563 Eze 31:17 | Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de 3564 Eze 32:2 | koning van Egypte, en zeg tot hem: Gij waart een jongen leeuw 3565 Eze 32:21 | machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, 3566 Eze 32:22 | zijn graven zijn rondom hem; zij zijn allen verslagen, 3567 Eze 32:25 | haar ganse menigte, rondom hem zijn haar graven; zij zijn 3568 Eze 32:26 | haar ganse menigte; rondom hem zijn haar graven; zij zijn 3569 Eze 33:4 | het zwaard komt, en neemt hem weg, diens bloed is op zijn 3570 Eze 33:5 | waarschuwen, zijn bloed is op hem; maar hij, die zich laat 3571 Eze 33:12 | gerechtigheid des rechtvaardigen zal hem niet redden ten dage zijner 3572 Eze 33:16 | gezondigd heeft, zullen hem niet gedacht worden; hij 3573 Eze 33:27 | gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen 3574 Eze 37:19 | Ik zal      dezelve met hem voegen tot het hout van 3575 Eze 38:2 | Tubal; en profeteer tegen hem, ~ 3576 Eze 38:21 | Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, 3577 Eze 38:22 | 22      En Ik zal met hem rechten, door pestilentie 3578 Eze 38:22 | vuur en zwavel regenen op hem, en op zijn benden, en      3579 Eze 38:22 | de vele volken, die met hem zullen zijn. ~ 3580 Eze 40:46 | tot den HEERE naderen, om Hem te dienen. ~ 3581 Eze 43:21 | zondoffers nemen; en hij zal hem verbranden in een bestelde 3582 Eze 44:26 | zijn reiniging zullen zij hem zeven dagen tellen. ~ 3583 Eze 45:8 | land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in 3584 Eze 46:12 | offer den HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar 3585 Eze 47:23 | verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis geven, spreekt 3586 Dan 2:1 | verslagen, en zijn slaap werd in hem gebroken. ~ 3587 Dan 2:16 | van den koning, dat hij hem een bestemden tijd wilde 3588 Dan 2:22 | want het licht woont bij Hem. ~ 3589 Dan 2:24 | henen en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel 3590 Dan 2:25 | koning, en hij sprak alzo tot hem: Ik heb een man van de gevankelijk 3591 Dan 2:46 | Daniel; en hij zeide, dat men hem met spijsoffer en liefelijk 3592 Dan 2:48 | Daniel groot, en hij gaf hem vele grote geschenken, en 3593 Dan 2:48 | geschenken, en hij stelde hem tot een heerser over het 3594 Dan 3:28 | knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd      hebben, en 3595 Dan 4:8 | vertelde den droom voor hem,      zeggende: ~ 3596 Dan 4:12 | denzelve voor allen; onder hem vond het gedierte des velds 3597 Dan 4:14 | dat de dieren van onder hem wegzwerven, en      de vogelen 3598 Dan 4:15 | gras des velds; en laat hem in de dauw des hemels nat 3599 Dan 4:16 | mensen hart meer zij, en hem worde eens beesten hart 3600 Dan 4:16 | en laat zeven tijden over hem voorbijgaan. ~ 3601 Dan 4:19 | zijn gedachten beroerden hem. De koning antwoordde en 3602 Dan 4:23 | dezen boom af, en verderft hem; doch laat den stam met 3603 Dan 4:23 | totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan; ~ 3604 Dan 4:35 | Zijn hand afslaan, of tot Hem      zeggen kan: Wat doet 3605 Dan 5:6 | zijn gedachten verschrikten hem; en de banden zijner lendenen 3606 Dan 5:9 | en zijn glans werd aan hem veranderd, en zijn geweldigen 3607 Dan 5:11 | dagen uws vaders is bij hem gevonden licht, en verstand, 3608 Dan 5:11 | goden is; daarom stelde hem de koning Nebukadnezar, 3609 Dan 5:12 | ontbindt, gevonden werd in      hem, in Daniel, dien de koning 3610 Dan 5:17 | de      uitlegging zal ik hem bekend maken. ~ 3611 Dan 5:19 | vanwege de grootheid, die Hij hem gegeven had, beefden en 3612 Dan 5:19 | volken, natien en tongen voor hem; dien hij wilde, doodde 3613 Dan 5:20 | afgestoten, en men nam de eer van hem weg. ~ 3614 Dan 5:21 | bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk den      3615 Dan 5:24 | is dat deel der hand van Hem gezonden, en dit schrift 3616 Dan 5:29 | zij riepen overluid van hem, dat hij de derde heerser 3617 Dan 6:4 | voortreffelijke geest in hem was; en de koning dacht 3618 Dan 6:4 | was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele 3619 Dan 6:5 | vergrijping noch misdaad in hem gevonden werd. ~ 3620 Dan 6:6 | vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in te wet zijns 3621 Dan 6:7 | koning, en zeiden aldus tot hem: O koning Darius, leef in 3622 Dan 6:15 | stelde het hart op Daniel om hem te verlossen; ja, tot den 3623 Dan 6:15 | bemoeide hij zich,      om hem te redden. ~ 3624 Dan 6:17 | Daniel voor, en wierpen hem in den kuil der leeuwen; 3625 Dan 6:19 | zijn slaap week verre van hem. ~ 3626 Dan 6:23 | beschadigd hebben, omdat voor Hem onschuld in mij gevonden 3627 Dan 6:24 | werd er geen schade aan hem      gevonden, dewijl hij 3628 Dan 7:10 | vloeide, en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden 3629 Dan 7:10 | duizendmaal duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal tien 3630 Dan 7:10 | tien duizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, 3631 Dan 7:13 | van dagen, en zij deden Hem voor      Denzelven naderen. ~ 3632 Dan 7:14 | 14      En Hem werd gegeven heerschappij, 3633 Dan 7:14 | en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien en tongen 3634 Dan 7:16 | stonden, en verzocht van hem de zekerheid over dit alles; 3635 Dan 7:26 | zijn heerschappij wegnemen, hem verdelgende en verdoende, 3636 Dan 7:27 | alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen. ~ 3637 Dan 8:6 | den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner 3638 Dan 8:7 | 7      En ik zag hem, nakende aan den ram, en 3639 Dan 8:7 | hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en 3640 Dan 8:7 | te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad 3641 Dan 8:7 | ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die 3642 Dan 9:3 | aangezicht tot God, den Heere, om Hem te zoeken met het gebed, 3643 Dan 9:4 | weldadigheid houdt dien, die Hem      liefhebben en Zijn 3644 Dan 9:9 | vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. ~ 3645 Dan 9:11 | knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. ~ 3646 Dan 9:26 | maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk 3647 Dan 11:1 | van Darius den Meder, om hem te versterken en te stijven. ~ 3648 Dan 11:11 | uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het 3649 Dan 11:16 | Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar zijn 3650 Dan 11:17 | zal het doen; want hij zal hem een dochter der      vrouwen 3651 Dan 11:17 | vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. ~ 3652 Dan 11:18 | overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat 3653 Dan 11:18 | behalve dat hij zijn smaad op hem      zal doen wederkeren. ~ 3654 Dan 11:23 | En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en 3655 Dan 11:25 | zij zullen gedachten tegen hem denken. ~ 3656 Dan 11:26 | spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht 3657 Dan 11:30 | schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met 3658 Dan 11:31 | En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen 3659 Dan 11:40 | koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de 3660 Dan 11:40 | van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, 3661 Dan 11:44 | en van het Noorden zullen hem verschrikken; daarom zal 3662 Hos 1:3 | en zij ontving; en baarde hem een zoon. ~ 3663 Hos 1:4 | En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel, 3664 Hos 1:6 | dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama; 3665 Hos 4:9 | en Ik zal zijn wegen over hem bezoeken, en zijn handelingen 3666 Hos 4:9 | bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden. ~ 3667 Hos 4:12 | hout, en zijn stok zal het hem bekend maken; want de geest 3668 Hos 4:17 | vergezeld met de afgoden; laat hem varen. ~ 3669 Hos 7:5 | konings; de vorsten maken hem krank door verhitting van 3670 Hos 7:9 | ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt 3671 Hos 7:10 | den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle deze. ~ 3672 Hos 8:3 | verstoten; de vijand zal hem vervolgen. ~ 3673 Hos 8:11 | heeft tot zondigen, zo zijn hem de altaren geworden tot 3674 Hos 8:12 | 12      Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner 3675 Hos 9:4 | van wijn, ook zouden zij Hem niet zoet zijn, hun offeranden 3676 Hos 9:17 | verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen 3677 Hos 11:1 | een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn 3678 Hos 11:4 | oplichten, en Ik reikte hem voeder toe. ~ 3679 Hos 11:7 | maar niet een verhoogt Hem. ~ 3680 Hos 12:3 | zijn handelingen zal Hij hem vergelden. ~ 3681 Hos 12:5 | den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. 3682 Hos 12:5 | Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-El vond hij Hem, 3683 Hos 12:5 | Hem. Te Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met 3684 Hos 12:15 | daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal 3685 Hos 12:15 | laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden. ~  ~ 3686 Hos 13:11 | koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~ 3687 Hos 13:13 | ener barende vrouw zullen hem aankomen; hij is een onwijs 3688 Hos 14:3 | u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, 3689 Hos 14:5 | want Mijn toorn is van hem gekeerd. ~ 3690 Hos 14:9 | afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem 3691 Hos 14:9 | hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als 3692 Hos 14:9 | zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; 3693 Joe 1:7 | vijgeboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen, 3694 Joe 2:11 | vreselijk, en      wie zal hem verdragen? ~ 3695 Joe 2:20 | ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en 3696 Amos 2:3 | haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE. ~ 3697 Amos 3:5 | als er geen strik voor hem is? Zal men den strik van 3698 Amos 3:14| Israels overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking 3699 Amos 5:11| vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen 3700 Amos 5:19| aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat 3701 Amos 5:19| zijn hand aan den wand, en hem beet een      slang. ~ 3702 Amos 6:10| van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen 3703 Oba 1:7 | er is geen verstand in hem. ~ 3704 Jona 1:6 | opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is 3705 Jona 1:6 | naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? 3706 Jona 1:8 | Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, om wiens 3707 Jona 1:10| grote vreze, en zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? 3708 Jona 1:11| Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen, 3709 Jona 1:15| namen Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de 3710 Jona 4:6 | een wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona, opdat 3711 Jona 4:6 | zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet. 3712 Mic 1:4 | En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen 3713 Mic 4:1 | de volken zullen tot hem toevloeien. ~ 3714 Mic 5:4 | treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en 3715 Mic 6:5 | Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, 3716 Mic 6:6 | voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, 3717 Mic 7:9 | dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn 3718 Nah 1:5 | De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten; 3719 Nah 1:6 | de rotsstenen worden van Hem vermorzeld. ~ 3720 Nah 1:7 | en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. ~ 3721 Zep 1:6 | niet zoeken, en vragen naar Hem niet. ~ 3722 Zep 2:11 | iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden 3723 Zep 3:9 | HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen 3724 Zac 1:8 | diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine en witte 3725 Zac 2:3 | een andere Engel ging uit, hem tegemoet. ~ 3726 Zac 2:4 | 4      En hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen jongeling 3727 Zac 3:1 | aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. ~ 3728 Zac 3:4 | deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot 3729 Zac 3:4 | weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie, Ik heb uw      ongerechtigheid 3730 Zac 3:5 | zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de Engel 3731 Zac 4:11 | antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen, 3732 Zac 4:12 | antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes 3733 Zac 6:12 | 12      En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt 3734 Zac 12:10 | hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage 3735 Zac 12:10 | zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk 3736 Zac 13:3 | vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot 3737 Zac 13:3 | gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult 3738 Zac 13:3 | vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen 3739 Zac 13:3 | gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij 3740 Zac 13:6 | 6   En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden 3741 Mal 2:5 | 5      Mijn verbond met hem was het leven, en de vrede; 3742 Mal 2:5 | en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en hij 3743 Mal 2:17 | Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt: 3744 Mal 3:17 | zijn zoon verschoont, die hem      dient. ~ 3745 Mal 3:18 | God dient, en dien, die Hem niet dient. ~  ~  ~  ~ ~ 3746 Matt 1:20| engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: 3747 Matt 1:24| gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn 3748 Matt 2:2 | Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. ~ 3749 Matt 2:3 | en geheel Jeruzalem, met hem. ~ 3750 Matt 2:5 | 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea 3751 Matt 2:11| opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, 3752 Matt 2:28| 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel 3753 Matt 2:29| 6 En werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende 3754 Matt 2:34| schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u 3755 Matt 2:36| Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. ~ 3756 Matt 2:37| 14 Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig 3757 Matt 2:38| antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus 3758 Matt 2:38| vervullen. Toen liet hij van Hem af. ~ 3759 Matt 2:39| ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den 3760 Matt 2:39| gelijk een duive, en op Hem komen. ~ 3761 Matt 4:2 | nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. ~ 3762 Matt 4:3 | 3 En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien 3763 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige 3764 Matt 4:5 | heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; ~ 3765 Matt 4:6 | 6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, 3766 Matt 4:7 | 7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: 3767 Matt 4:8 | 8 Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer 3768 Matt 4:8 | zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, 3769 Matt 4:9 | 9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U 3770 Matt 4:10| 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er 3771 Matt 4:10| zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. ~ 3772 Matt 4:11| Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen 3773 Matt 4:11| zijn toegekomen, en dienden Hem. ~ 3774 Matt 4:20| netten verlatende, zijn Hem nagevolgd. 3775 Matt 4:22| schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd. ~ 3776 Matt 4:24| Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld 3777 Matt 4:25| En vele scharen volgden Hem na, van Galilea en van Dekapolis, 3778 Matt 5:1 | kwamen Zijn discipelen tot Hem. ~ 3779 Matt 5:25| wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de 3780 Matt 5:39| rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; ~ 3781 Matt 5:40| wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; ~ 3782 Matt 5:41| een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen. ~ 3783 Matt 6:8 | gij van node hebt, eer gij Hem bidt. ~ 3784 Matt 7:9 | er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die 3785 Matt 7:9 | zou bidden om brood, die hem een steen zal geven? ~ 3786 Matt 7:10| 10 En zo hij hem om een vis zou bidden, die 3787 Matt 7:10| een vis zou bidden, die hem een slang zal geven? ~ 3788 Matt 7:11| geven dengenen, die ze van Hem bidden! ~ 3789 Matt 8:1 | berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd. ~ 3790 Matt 8:2 | melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende: Heere! indien 3791 Matt 8:3 | hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik 3792 Matt 8:4 | 4 En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand 3793 Matt 8:5 | Kapernaum ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, 3794 Matt 8:5 | hoofdman over honderd, biddende Hem, ~ 3795 Matt 8:7 | 7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. ~ 3796 Matt 8:7 | tot hem: Ik zal komen en hem genezen. ~ 3797 Matt 8:10| zeide tot dengenen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik 3798 Matt 8:16| den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de 3799 Matt 8:19| zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! 3800 Matt 8:19| Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, 3801 Matt 8:20| 20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, 3802 Matt 8:21| Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat 3803 Matt 8:22| 22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden 3804 Matt 8:23| het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. ~ 3805 Matt 8:25| En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, 3806 Matt 8:25| bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, 3807 Matt 8:27| ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! ~ 3808 Matt 8:28| land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten, 3809 Matt 8:31| 31 En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons 3810 Matt 8:34| Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij 3811 Matt 9:1 | En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed 3812 Matt 9:9 | genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, 3813 Matt 9:9 | En hij opstaande, volgde Hem. ~ 3814 Matt 9:14| discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten 3815 Matt 9:18| een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter 3816 Matt 9:19| opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen. ~ 3817 Matt 9:20| bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den 3818 Matt 9:24| slaapt. En zij belachten Hem. ~ 3819 Matt 9:27| van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende 3820 Matt 9:28| was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: 3821 Matt 9:28| doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 3822 Matt 9:31| uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat 3823 Matt 9:32| ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom en van 3824 Matt 10:4 | en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. ~ 3825 Matt 10:28| doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam 3826 Matt 10:40| die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. ~ 3827 Matt 11:3 | 3 En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen 3828 Matt 12:2 | dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen, 3829 Matt 12:3 | David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die met 3830 Matt 12:3 | hongerde, en hun, die met hem waren? ~ 3831 Matt 12:4 | toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te 3832 Matt 12:4 | eten, noch ook hun, die met hem waren, maar den priesteren 3833 Matt 12:10| hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: Is het ook geoorloofd 3834 Matt 12:10| sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten beschuldigen). ~ 3835 Matt 12:14| hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~ 3836 Matt 12:14| raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~ 3837 Matt 12:15| en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen. ~ 3838 Matt 12:16| hun scherpelijk, dat zij Hem niet openbaar maken zouden; ~ 3839 Matt 12:18| heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel 3840 Matt 12:22| 22 Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel 3841 Matt 12:22| en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme 3842 Matt 12:32| Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo 3843 Matt 12:32| gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch 3844 Matt 12:46| stonden buiten, zoekende Hem te spreken. ~ 3845 Matt 12:47| 47 En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders 3846 Matt 12:48| antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, 3847 Matt 13:2 | 2 En tot Hem vergaderden vele scharen, 3848 Matt 13:10| 10 En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: 3849 Matt 13:10| Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot 3850 Matt 13:27| huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed 3851 Matt 13:28| dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan 3852 Matt 13:36| Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons 3853 Matt 13:51| verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! ~ 3854 Matt 13:57| 57 En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus zeide 3855 Matt 14:2 | daarom werken die krachten in Hem. ~ 3856 Matt 14:3 | Johannes gevangen genomen, en hem gebonden, en in den kerker 3857 Matt 14:4 | Want Johannes zeide tot hem: Het is u niet geoorloofd 3858 Matt 14:5 | 5 En willende hem doden, vreesde hij het volk, 3859 Matt 14:5 | hij het volk, omdat zij hem hielden voor een profeet. ~ 3860 Matt 14:9 | eden, en degenen, die met hem aanzaten, gebood hij, dat 3861 Matt 14:13| scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. ~ 3862 Matt 14:15| kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is 3863 Matt 14:17| 17 Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet, dan 3864 Matt 14:22| het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere 3865 Matt 14:26| En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden 3866 Matt 14:28| 28 En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien 3867 Matt 14:31| hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij 3868 Matt 14:31| greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom 3869 Matt 14:33| waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij 3870 Matt 14:35| de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden 3871 Matt 14:35| omliggende land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld 3872 Matt 14:36| 36 En baden Hem, dat zij alleenlijk den 3873 Matt 14:36| aanraken; en zovelen als Hem aanraakten, werden gezond. ~  ~ 3874 Matt 15:12| kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet 3875 Matt 15:12| discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen 3876 Matt 15:15| antwoordende, zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. ~ 3877 Matt 15:22| landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone 3878 Matt 15:23| En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: 3879 Matt 15:23| tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van 3880 Matt 15:25| 25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! ~ 3881 Matt 15:30| En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende bij zich 3882 Matt 15:33| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele 3883 Matt 16:1 | Farizeen en Sadduceen tot Hem gekomen zijnde, en Hem verzoekende, 3884 Matt 16:1 | tot Hem gekomen zijnde, en Hem verzoekende, begeerden van 3885 Matt 16:1 | verzoekende, begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit 3886 Matt 16:17| antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, 3887 Matt 16:22| 22 En Petrus, Hem tot zich genomen hebbende, 3888 Matt 16:22| genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: 3889 Matt 17:3 | gezien Mozes en Elias, met Hem samensprekende. ~ 3890 Matt 17:5 | Mijn welbehagen heb; hoort Hem! ~ 3891 Matt 17:10| Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan 3892 Matt 17:12| gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben 3893 Matt 17:12| gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben 3894 Matt 17:14| gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor 3895 Matt 17:14| een mens, vallende voor Hem op de knieen, en zeggende: ~ 3896 Matt 17:16| 16 En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, 3897 Matt 17:16| gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. ~ 3898 Matt 17:17| u nog verdragen? Brengt hem Mij hier. ~ 3899 Matt 17:18| 18 En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem 3900 Matt 17:18| hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen 3901 Matt 17:19| zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~ 3902 Matt 17:23| 23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage 3903 Matt 17:25| huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt 3904 Matt 17:26| 26 Petrus zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus 3905 Matt 17:26| vreemden. Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. ~ 3906 Matt 17:27| vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u. ~  ~ 3907 Matt 18:6 | geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen 3908 Matt 18:15| heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; 3909 Matt 18:15| bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, 3910 Matt 18:21| 21 Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal 3911 Matt 18:21| tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? ~ 3912 Matt 18:22| 22 Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, 3913 Matt 18:24| begon te rekenen, werd tot hem gebracht een, die hem schuldig 3914 Matt 18:24| tot hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend 3915 Matt 18:25| beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw 3916 Matt 18:26| dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig 3917 Matt 18:27| innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld 3918 Matt 18:27| ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden. ~ 3919 Matt 18:28| mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig 3920 Matt 18:28| penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij 3921 Matt 18:28| en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal 3922 Matt 18:29| nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende: Wees lankmoedig 3923 Matt 18:30| maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat 3924 Matt 18:32| 32 Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, 3925 Matt 18:32| zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, 3926 Matt 18:34| vertoornd zijnde, leverde hem den pijnigers over, totdat 3927 Matt 18:34| betaald hebben al wat hij hem schuldig was. ~ 3928 Matt 19:2 | En vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze aldaar. ~ 3929 Matt 19:3 | En de Farizeen kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende 3930 Matt 19:3 | kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is 3931 Matt 19:3 | verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd 3932 Matt 19:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Waarom heeft dan Mozes 3933 Matt 19:10| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Indien de zaak des mensen 3934 Matt 19:13| Toen werden kinderkens tot Hem gebracht, opdat Hij de handen 3935 Matt 19:16| En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede 3936 Matt 19:16| een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal 3937 Matt 19:17| 17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? 3938 Matt 19:18| 18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: 3939 Matt 19:20| 20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden 3940 Matt 19:21| 21 Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, 3941 Matt 19:27| antwoordde Petrus, en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten, 3942 Matt 20:7 | 7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd 3943 Matt 20:18| overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; ~ 3944 Matt 20:19| 19 En zij zullen Hem den heidenen overleveren, 3945 Matt 20:19| heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, 3946 Matt 20:20| der zonen van Zebedeus tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, 3947 Matt 20:20| tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, en begerende 3948 Matt 20:20| aanbiddende, en begerende wat van Hem. ~ 3949 Matt 20:21| wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee 3950 Matt 20:22| gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. ~ 3951 Matt 20:29| van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd. ~ 3952 Matt 20:33| 33 Zij zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend 3953 Matt 20:34| ogen ziende, en zij volgden Hem. ~  ~ 3954 Matt 21:7 | klederen op dezelve, en zetten Hem daarop. ~ 3955 Matt 21:14| blinden en kreupelen tot Hem in den tempel, en Hij genas 3956 Matt 21:16| 16 En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen 3957 Matt 21:18| wederkeerde naar de stad, hongerde Hem. ~ 3958 Matt 21:19| aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, 3959 Matt 21:19| alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht 3960 Matt 21:23| gekomen was, kwamen tot Hem, terwijl Hij leerde, de 3961 Matt 21:25| zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? ~ 3962 Matt 21:31| vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide 3963 Matt 21:32| gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars 3964 Matt 21:32| tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks 3965 Matt 21:32| daarna geen berouw gehad, om hem te geloven. ~ 3966 Matt 21:38| erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan 3967 Matt 21:39| 39 En hem nemende, wierpen zij hem 3968 Matt 21:39| hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten de wijngaard, 3969 Matt 21:39| de wijngaard, en doodden hem. ~ 3970 Matt 21:41| 41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een 3971 Matt 21:41| landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden 3972 Matt 21:46| 46 En zoekende Hem te vangen, vreesden zij 3973 Matt 21:46| de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. ~  ~ 3974 Matt 22:12| 12 En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier 3975 Matt 22:13| handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in 3976 Matt 22:13| neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; 3977 Matt 22:15| hielden te zamen raad, hoe zij Hem verstrikken zouden in Zijn 3978 Matt 22:16| 16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen, 3979 Matt 22:19| schattingpenning. En zij brachten Hem een penning. ~ 3980 Matt 22:21| 21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide 3981 Matt 22:22| horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan. ~ 3982 Matt 22:23| dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen, die zeggen, 3983 Matt 22:23| opstanding is, en vraagden Hem, ~ 3984 Matt 22:35| Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: ~ 3985 Matt 22:37| 37 En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den 3986 Matt 22:42| Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids Zoon. ~ 3987 Matt 22:43| zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, 3988 Matt 22:45| 45 Indien Hem dan David noemt zijn Heere, 3989 Matt 22:46| 46 En niemand kon Hem een woord antwoorden; noch 3990 Matt 22:46| antwoorden; noch iemand durfde Hem van dien dag aan iets meer 3991 Matt 23:15| geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal 3992 Matt 24:1 | Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des 3993 Matt 24:1 | discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels 3994 Matt 24:3 | gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, 3995 Matt 24:47| Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn 3996 Matt 24:50| ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, 3997 Matt 24:51| 51 En zal hem afscheiden, en zijn deel 3998 Matt 25:6 | bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! ~ 3999 Matt 25:10| gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de 4000 Matt 25:20| had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende:


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License