1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824
Book Chapter: Verse
4001 Matt 25:21| 21 En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe
4002 Matt 25:22| ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heer, twee talenten
4003 Matt 25:23| 23 Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe
4004 Matt 25:26| antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht!
4005 Matt 25:28| 28 Neemt dan van hem het talent weg, en geeft
4006 Matt 25:31| al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den
4007 Matt 25:32| 32 En voor Hem zullen al de volken vergaderd
4008 Matt 25:37| zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere!
4009 Matt 25:44| 44 Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere,
4010 Matt 26:7 | 7 Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een
4011 Matt 26:15| gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben
4012 Matt 26:15| overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren
4013 Matt 26:16| hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht. ~
4014 Matt 26:17| tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij
4015 Matt 26:18| stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd
4016 Matt 26:22| een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere? ~
4017 Matt 26:24| gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee
4018 Matt 26:24| verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren
4019 Matt 26:25| 25 En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide:
4020 Matt 26:25| het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. ~
4021 Matt 26:33| antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen
4022 Matt 26:34| 34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat
4023 Matt 26:35| 35 Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven,
4024 Matt 26:42| kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! ~
4025 Matt 26:47| de twaalven, kwam, en met hem een grote schare, met zwaarden
4026 Matt 26:48| 48 En die Hem verried, had hun een teken
4027 Matt 26:48| Dezelve is het, grijpt Hem. ~
4028 Matt 26:49| gegroet, Rabbi! en hij kuste Hem. ~
4029 Matt 26:50| 50 Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij
4030 Matt 26:50| handen aan Jezus en grepen Hem. ~
4031 Matt 26:52| 52 Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in
4032 Matt 26:56| vluchtten al de discipelen, Hem verlatende. ~
4033 Matt 26:57| gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, den hogepriester,
4034 Matt 26:58| 58 En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal
4035 Matt 26:59| getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden
4036 Matt 26:62| hogepriester, opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat
4037 Matt 26:63| antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden
4038 Matt 26:64| 64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch
4039 Matt 26:67| Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten. ~
4040 Matt 26:68| 68 En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende:
4041 Matt 26:69| een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook
4042 Matt 26:71| de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd,
4043 Matt 26:75| woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan
4044 Matt 27:1 | genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden. ~
4045 Matt 27:2 | 2 En Hem gebonden hebbende, leidden
4046 Matt 27:2 | gebonden hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan
4047 Matt 27:2 | leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Pontius Pilatus,
4048 Matt 27:3 | 3 Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat
4049 Matt 27:11| en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning
4050 Matt 27:11| Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het. ~
4051 Matt 27:13| 13 Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele
4052 Matt 27:14| 14 Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord,
4053 Matt 27:18| 18 Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd
4054 Matt 27:19| heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb
4055 Matt 27:22| Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. ~
4056 Matt 27:22| zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. ~
4057 Matt 27:23| te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden! ~
4058 Matt 27:26| gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden. ~
4059 Matt 27:27| rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. ~
4060 Matt 27:28| 28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij
4061 Matt 27:28| ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; ~
4062 Matt 27:29| vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende:
4063 Matt 27:29| voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet,
4064 Matt 27:30| 30 En op Hem gespogen hebbende, namen
4065 Matt 27:31| 31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij
4066 Matt 27:31| bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden
4067 Matt 27:31| den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden
4068 Matt 27:31| klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. ~
4069 Matt 27:34| 34 Gaven zij Hem te drinken edik met gal
4070 Matt 27:35| 35 Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden
4071 Matt 27:36| nederzittende, bewaarden Hem aldaar. ~
4072 Matt 27:38| 38 Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd,
4073 Matt 27:39| voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, ~
4074 Matt 27:41| ouderlingen, en Farizeen, Hem bespottende, zeiden: ~
4075 Matt 27:42| het kruis, en wij zullen Hem geloven. ~
4076 Matt 27:43| op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij
4077 Matt 27:43| nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft
4078 Matt 27:44| 44 En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die
4079 Matt 27:44| de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren. ~
4080 Matt 27:48| op een rietstok, en gaf Hem te drinken. ~
4081 Matt 27:49| zien, of Elias komt, om Hem te verlossen. ~
4082 Matt 27:54| over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende
4083 Matt 27:55| gevolgd waren van Galilea, om Hem te dienen. ~
4084 Matt 27:58| Toen beval Pilatus, dat hem het lichaam gegeven zou
4085 Matt 27:64| komen bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot het volk:
4086 Matt 28:4 | 4 En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt
4087 Matt 28:7 | naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden
4088 Matt 28:9 | Weest gegroet! En zij, tot Hem komende, grepen Zijn voeten,
4089 Matt 28:9 | Zijn voeten, en aanbaden Hem. ~
4090 Matt 28:13| nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. ~
4091 Matt 28:14| den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken,
4092 Matt 28:17| 17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan;
4093 Matt 28:17| zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden. ~
4094 Mark 1:5 | het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem;
4095 Mark 1:5 | Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier de
4096 Mark 1:10| Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen. ~
4097 Mark 1:12| 12 En terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn. ~
4098 Mark 1:13| gedierten; en de engelen dienden Hem. ~
4099 Mark 1:18| netten verlatende, zijn Hem gevolgd. ~
4100 Mark 1:20| met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd. ~
4101 Mark 1:25| 25 En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en
4102 Mark 1:25| Zwijg stil, en ga uit van hem. ~
4103 Mark 1:26| 26 En de onreine geest, hem scheurende, en roepende
4104 Mark 1:26| grote stem, ging uit van hem. ~
4105 Mark 1:27| geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn! ~
4106 Mark 1:30| en terstond zeiden zij Hem van haar. ~
4107 Mark 1:32| onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld,
4108 Mark 1:34| toe te spreken, omdat zij Hem kenden. ~
4109 Mark 1:36| 36 En Simon, en die met hem waren, zijn Hem nagevolgd. ~
4110 Mark 1:36| die met hem waren, zijn Hem nagevolgd. ~
4111 Mark 1:37| 37 En zij Hem gevonden hebbende, zeiden
4112 Mark 1:37| gevonden hebbende, zeiden tot Hem: Zij zoeken U allen. ~
4113 Mark 1:40| 40 En tot Hem kwam een melaatse, biddende
4114 Mark 1:40| kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op
4115 Mark 1:40| biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieen, en tot Hem
4116 Mark 1:40| Hem op de knieen, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt,
4117 Mark 1:41| strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik
4118 Mark 1:41| raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd! ~
4119 Mark 1:42| melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd. ~
4120 Mark 1:43| 43 En als Hij hem strengelijk verboden had,
4121 Mark 1:43| strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van Zich gaan; ~
4122 Mark 1:44| 44 En zeide tot hem: Zie, dat gij niemand iets
4123 Mark 1:45| plaatsen; en zij kwamen tot Hem van alle kanten. ~ ~
4124 Mark 2:3 | En er kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte,
4125 Mark 2:4 | 4 En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare,
4126 Mark 2:13| de gehele schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen. ~
4127 Mark 2:14| het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande,
4128 Mark 2:14| En hij opstaande, volgde Hem. ~
4129 Mark 2:15| zij waren velen, en waren Hem gevolgd. ~
4130 Mark 2:16| Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem eten met de tollenaren en
4131 Mark 2:18| zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen
4132 Mark 2:24| En de Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op
4133 Mark 2:25| heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die
4134 Mark 2:25| hongerde, en dengenen, die met hem waren? ~
4135 Mark 2:26| heeft dengenen, die met hem waren? ~
4136 Mark 3:2 | 2 En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat
4137 Mark 3:2 | waar, of Hij op den sabbat hem genezen zou, opdat zij Hem
4138 Mark 3:2 | hem genezen zou, opdat zij Hem beschuldigen mochten. ~
4139 Mark 3:6 | zamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem zouden doden. ~
4140 Mark 3:6 | gehouden tegen Hem, hoe zij Hem zouden doden. ~
4141 Mark 3:7 | discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte
4142 Mark 3:8 | dingen Hij deed, kwamen tot Hem. ~
4143 Mark 3:9 | scheepje steeds omtrent Hem blijven zou, om der schare
4144 Mark 3:9 | der schare wil, opdat zij Hem niet zouden verdringen. ~
4145 Mark 3:10| velen genezen, alzo dat Hem al degenen, die enige kwalen
4146 Mark 3:10| hadden, overvielen, opdat zij Hem mochten aanraken. ~
4147 Mark 3:11| onreine geesten, als zij Hem zagen, vielen voor Hem neder
4148 Mark 3:11| zij Hem zagen, vielen voor Hem neder en riepen, zeggende:
4149 Mark 3:12| hun scherpelijk dat zij Hem niet zouden openbaar maken. ~
4150 Mark 3:13| wilde; en zij kwamen tot Hem. ~
4151 Mark 3:14| er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij
4152 Mark 3:19| 19 En Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. ~
4153 Mark 3:21| 21 En als degenen, die Hem bestonden, dit hoorden,
4154 Mark 3:21| hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te houden; want zij
4155 Mark 3:31| staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem. ~
4156 Mark 3:31| zonden zij tot Hem, en riepen Hem. ~
4157 Mark 3:32| En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem:
4158 Mark 3:32| rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders
4159 Mark 3:34| overzien hebbende, die om Hem zaten, zeide Hij: Ziet,
4160 Mark 4:1 | vergaderde een grote schare bij Hem, alzo dat Hij, in het schip
4161 Mark 4:10| nu alleen was, vraagden Hem degenen, die omtrent Hem
4162 Mark 4:10| Hem degenen, die omtrent Hem waren, met de twaalven,
4163 Mark 4:36| gelaten hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het
4164 Mark 4:36| nog andere scheepjes met Hem. ~
4165 Mark 4:38| oorkussen; en zij wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester,
4166 Mark 4:38| wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester, bekommert het
4167 Mark 4:41| dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? ~ ~
4168 Mark 5:2 | was, terstond ontmoette Hem, uit de graven, een mens
4169 Mark 5:3 | graven had, en niemand kon hem binden, ook zelfs niet met
4170 Mark 5:4 | en de ketenen waren van hem in stukken getrokken, en
4171 Mark 5:4 | en niemand was machtig om hem te temmen. ~
4172 Mark 5:6 | liep hij toe, en aanbad Hem.
4173 Mark 5:8 | 8 (Want Hij zeide tot hem: Gij onreine geest, ga uit
4174 Mark 5:9 | 9 En Hij vraagde hem: Welke is uw naam? En hij
4175 Mark 5:10| 10 En hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten
4176 Mark 5:12| En al de duivelen baden Hem, zeggende: Zend ons in die
4177 Mark 5:17| 17 En zij begonnen Hem te bidden, dat Hij van hun
4178 Mark 5:18| Hij in het schip ging, bad Hem degene, die bezeten was
4179 Mark 5:18| was geweest, dat hij met Hem mocht zijn. ~
4180 Mark 5:19| 19 Doch Jezus liet hem dat niet toe, maar zeide
4181 Mark 5:19| niet toe, maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot
4182 Mark 5:20| Dekapolis, wat grote dingen hem Jezus gedaan had; en zij
4183 Mark 5:21| vergaderde een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee. ~
4184 Mark 5:22| synagoge, met name Jairus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn
4185 Mark 5:23| 23 En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje
4186 Mark 5:24| 24 En Hij ging met hem; en een grote schare volgde
4187 Mark 5:24| een grote schare volgde Hem, en zij verdrongen Hem. ~
4188 Mark 5:24| volgde Hem, en zij verdrongen Hem. ~
4189 Mark 5:30| Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich
4190 Mark 5:31| Zijn discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare
4191 Mark 5:33| geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de
4192 Mark 5:33| voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. ~
4193 Mark 5:37| En Hij liet niemand toe Hem te volgen, dan Petrus, en
4194 Mark 5:40| 40 En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen
4195 Mark 5:40| kinds, en degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar
4196 Mark 6:1 | Zijn discipelen volgden Hem. ~
4197 Mark 6:2 | te leren; en velen, die Hem hoorden, ontzetten zich,
4198 Mark 6:2 | wat wijsheid is dit, die Hem gegeven is, dat ook zulke
4199 Mark 6:3 | bij ons? En zij werden aan Hem geergerd. ~
4200 Mark 6:14| daarom werken die krachten in Hem. ~
4201 Mark 6:17| Johannes gevangen genomen, en hem in de gevangenis gebonden,
4202 Mark 6:19| 19 En Herodias legde op hem toe; en wilde hem doden,
4203 Mark 6:19| legde op hem toe; en wilde hem doden, en kon niet; ~
4204 Mark 6:20| heilig man was, en hield hem in waarde; en als hij hem
4205 Mark 6:20| hem in waarde; en als hij hem hoorde, deed hij vele dingen,
4206 Mark 6:20| hij vele dingen, en hoorde hem gaarne. ~
4207 Mark 6:27| ging heen, en onthoofdde hem in de gevangenis; ~
4208 Mark 6:30| tot Jezus, en boodschapten Hem alles, beide wat zij gedaan
4209 Mark 6:33| heenvaren, en velen werden Hem kennende, en liepen gezamenlijk
4210 Mark 6:33| voor, en gingen samen tot Hem. ~
4211 Mark 6:35| kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden: Deze plaats
4212 Mark 6:37| eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en
4213 Mark 6:49| 49 En zij, ziende Hem wandelen op de zee, meenden,
4214 Mark 6:50| 50 Want zij zagen Hem allen, en werden ontroerd;
4215 Mark 6:54| waren, terstond werden zij Hem kennende. ~
4216 Mark 6:56| op de markten, en baden Hem, dat zij maar den zoom Zijns
4217 Mark 6:56| mochten; en zovelen, als er Hem aanraakten, werden gezond. ~ ~ ~
4218 Mark 7:1 | 1 En tot Hem vergaderden de Farizeen,
4219 Mark 7:5 | 5 Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden:
4220 Mark 7:12| 12 En gij laat hem niet meer toe, iets aan
4221 Mark 7:15| niets van buiten den mens in hem ingaande, hetwelk hem kan
4222 Mark 7:15| in hem ingaande, hetwelk hem kan ontreinigen; maar de
4223 Mark 7:15| maar de dingen, die van hem uitgaan, die zijn het, welke
4224 Mark 7:17| huis gekomen was, vraagden Hem Zijn discipelen van de gelijkenis. ~
4225 Mark 7:18| buiten in den mens ingaat, hem niet kan ontreinigen? ~
4226 Mark 7:25| onreinen geest had, van Hem gehoord hebbende, kwam en
4227 Mark 7:26| Syro-Fenicie; en zij bad Hem, dat Hij den duivel uitwierp
4228 Mark 7:28| antwoordde en zeide tot Hem: Ja, Heere, doch ook de
4229 Mark 7:32| 32 En zij brachten tot Hem een dove, die zwaarlijk
4230 Mark 7:32| zwaarlijk sprak, en baden Hem, dat Hij de hand op hem
4231 Mark 7:32| Hem, dat Hij de hand op hem legde. ~
4232 Mark 7:33| 33 En hem van de schare alleen genomen
4233 Mark 7:34| zuchtte Hij, en zeide tot hem: Effatha! dat is: wordt
4234 Mark 8:4 | Zijn discipelen antwoordden Hem: Van waar zal iemand dezen
4235 Mark 8:11| gingen uit, en begonnen met Hem te twisten, begerende van
4236 Mark 8:11| te twisten, begerende van Hem een teken van den hemel,
4237 Mark 8:11| een teken van den hemel, Hem verzoekende. ~
4238 Mark 8:19| gij opnaamt? Zij zeiden Hem: Twaalf. ~
4239 Mark 8:22| Bethsaida; en zij brachten tot Hem een blinde, en baden Hem,
4240 Mark 8:22| Hem een blinde, en baden Hem, dat Hij hem aanraakte. ~
4241 Mark 8:22| blinde, en baden Hem, dat Hij hem aanraakte. ~
4242 Mark 8:23| genomen hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en
4243 Mark 8:23| ogen, en legde de handen op hem, en vraagde hem, of hij
4244 Mark 8:23| handen op hem, en vraagde hem, of hij iets zag. ~
4245 Mark 8:25| wederom op zijn ogen, en deed hem opzien. En hij werd hersteld,
4246 Mark 8:26| 26 En Hij zond hem naar zijn huis, zeggende:
4247 Mark 8:29| antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus. ~
4248 Mark 8:30| niemand zouden zeggen van Hem. ~
4249 Mark 8:32| Hij vrij uit; en Petrus, Hem tot zich genomen hebbende,
4250 Mark 8:32| genomen hebbende, begon Hem te bestraffen; ~
4251 Mark 9:7 | Mijn geliefde Zoon, hoort Hem! ~
4252 Mark 9:11| 11 En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen
4253 Mark 9:13| gekomen is, en zij hebben hem gedaan al wat zij gewild
4254 Mark 9:13| gewild hebben, gelijk van hem geschreven is. ~
4255 Mark 9:15| terstond de gehele schare Hem ziende, werd verbaasd, en
4256 Mark 9:15| toelopende groetten zij Hem. ~
4257 Mark 9:18| 18 En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt
4258 Mark 9:18| aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met
4259 Mark 9:18| discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij
4260 Mark 9:19| 19 En Hij antwoordden hem, en zeide: O ongelovig geslacht,
4261 Mark 9:19| u nog verdragen? Brengt hem tot Mij. ~
4262 Mark 9:20| zij brachten denzelven tot Hem; en als hij Hem zag, scheurde
4263 Mark 9:20| denzelven tot Hem; en als hij Hem zag, scheurde hem terstond
4264 Mark 9:20| als hij Hem zag, scheurde hem terstond de geest; en hij
4265 Mark 9:21| langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij
4266 Mark 9:22| 22 En menigmaal heeft hij hem ook in het vuur en in het
4267 Mark 9:22| in het water geworpen, om hem te verderven; maar zo Gij
4268 Mark 9:23| 23 En Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle
4269 Mark 9:25| onreinen geest, zeggende tot hem: Gij stomme en dove geest!
4270 Mark 9:25| Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer in hem. ~
4271 Mark 9:25| hem, en kom niet meer in hem. ~
4272 Mark 9:26| 26 En hij, roepende en hem zeer scheurende, ging uit;
4273 Mark 9:27| 27 En Jezus, hem bij de hand grijpende, richtte
4274 Mark 9:27| hand grijpende, richtte hem op; en hij stond op. ~
4275 Mark 9:28| huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen:
4276 Mark 9:28| alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
4277 Mark 9:31| der mensen, en zij zullen Hem doden, en gedood zijnde,
4278 Mark 9:32| woord niet, en zij vreesden Hem te vragen. ~
4279 Mark 9:38| 38 En Johannes antwoordde Hem, zeggende: Meester! wij
4280 Mark 9:38| volgt; en wij hebben het hem verboden, omdat hij ons
4281 Mark 9:39| Doch Jezus zeide: Verbiedt hem niet; want er is niemand,
4282 Mark 9:42| geloven, ergert, het ware hem beter, dat een molensteen
4283 Mark 9:45| uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel
4284 Mark 10:1 | kwamen wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was,
4285 Mark 10:2 | 2 En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of
4286 Mark 10:2 | tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd
4287 Mark 10:2 | zijn vrouw te verlaten, Hem verzoekende. ~
4288 Mark 10:10| En in het huis vraagden Hem Zijn discipelen wederom
4289 Mark 10:13| brachten kinderkens tot Hem, opdat Hij ze aanraken zou;
4290 Mark 10:13| bestraften degenen, die ze tot Hem brachten. ~
4291 Mark 10:17| op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen
4292 Mark 10:17| liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde
4293 Mark 10:17| knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal
4294 Mark 10:18| 18 En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed?
4295 Mark 10:20| antwoordende, zeide tot Hem: Meester! al deze dingen
4296 Mark 10:21| 21 En Jezus, hem aanziende, beminde hem,
4297 Mark 10:21| hem aanziende, beminde hem, en zeide tot hem: Een ding
4298 Mark 10:21| beminde hem, en zeide tot hem: Een ding ontbreekt u; ga
4299 Mark 10:28| 28 En Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben
4300 Mark 10:32| en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd.
4301 Mark 10:32| te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden; ~
4302 Mark 10:33| overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen, en
4303 Mark 10:33| ter dood veroordelen, en Hem den heidenen overleveren; ~
4304 Mark 10:34| 34 En zij zullen Hem bespotten, en Hem geselen,
4305 Mark 10:34| zullen Hem bespotten, en Hem geselen, en Hem bespuwen,
4306 Mark 10:34| bespotten, en Hem geselen, en Hem bespuwen, en Hem doden;
4307 Mark 10:34| geselen, en Hem bespuwen, en Hem doden; en ten derden dage
4308 Mark 10:35| 35 En tot Hem kwamen Jakobus en Johannes,
4309 Mark 10:37| 37 En zij zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen
4310 Mark 10:39| 39 En zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus
4311 Mark 10:48| 48 En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou;
4312 Mark 10:49| staande, zeide, dat men hem roepen zou; en zij riepen
4313 Mark 10:49| den blinde, zeggende tot hem: Heb goeden moed; sta op;
4314 Mark 10:51| antwoordende, zeide tot hem: Wat wilt gij, dat Ik u
4315 Mark 10:51| En de blinde zeide tot Hem: Rabboni! dat ik ziende
4316 Mark 10:52| 52 En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft
4317 Mark 11:12| Bethanie gingen, hongerde Hem. ~
4318 Mark 11:18| dat, en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden
4319 Mark 11:18| zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet
4320 Mark 11:21| geworden zijnde, zeide tot Hem: Rabbi, zie, de vijgeboom,
4321 Mark 11:23| geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt. ~
4322 Mark 11:27| tempel wandelde, kwamen tot Hem de overpriesters, en de
4323 Mark 11:28| 28 En zeiden tot Hem: Door wat macht doet Gij
4324 Mark 11:31| zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? ~
4325 Mark 12:3 | Maar zij namen en sloegen hem, en zonden hem ledig heen. ~
4326 Mark 12:3 | en sloegen hem, en zonden hem ledig heen. ~
4327 Mark 12:4 | stenigden zij, en wondden hem het hoofd, en zonden hem
4328 Mark 12:4 | hem het hoofd, en zonden hem henen, schandelijk behandeld
4329 Mark 12:6 | dan nog een zoon had, die hem lief was, zo heeft hij ook
4330 Mark 12:7 | erfgenaam; komt, laat ons hem doden, en de erfenis zal
4331 Mark 12:8 | En zij namen en doodden hem, en wierpen hem uit, buiten
4332 Mark 12:8 | doodden hem, en wierpen hem uit, buiten den wijngaard. ~
4333 Mark 12:12| 12 En zij zochten Hem te vangen, maar zij vreesden
4334 Mark 12:12| sprak; en zij verlieten Hem en gingen weg. ~
4335 Mark 12:13| 13 En zij zonden tot Hem enigen der Farizeen en der
4336 Mark 12:13| der Herodianen, opdat zij Hem in Zijn rede vangen zouden. ~
4337 Mark 12:14| nu kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat
4338 Mark 12:15| Mij een penning, dat Ik hem zie. ~
4339 Mark 12:16| opschrift? En zij zeiden tot Hem: Des keizers. ~
4340 Mark 12:17| zij verwonderden zich over Hem. ~
4341 Mark 12:18| de Sadduceen kwamen tot Hem, welke zeggen, dat er geen
4342 Mark 12:18| opstanding is, en vraagden Hem, zeggende: ~
4343 Mark 12:26| God in het doornenbos tot hem gesproken heeft, zeggende:
4344 Mark 12:28| geantwoord had, kwam tot Hem, en vraagde Hem: Welk is
4345 Mark 12:28| kwam tot Hem, en vraagde Hem: Welk is het eerste gebod
4346 Mark 12:29| 29 En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden
4347 Mark 12:32| schriftgeleerde zeide tot Hem: Meester, Gij hebt wel in
4348 Mark 12:33| 33 En Hem lief te hebben uit geheel
4349 Mark 12:34| geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van
4350 Mark 12:34| Gods. En niemand durfde Hem meer vragen. ~
4351 Mark 12:37| 37 David dan zelf noemt Hem zijn Heere, en hoe is Hij
4352 Mark 12:37| menigte der schare hoorde Hem gaarne. ~
4353 Mark 13:1 | van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige
4354 Mark 13:2 | antwoordende, zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen?
4355 Mark 13:3 | de tempel over, vraagden Hem Petrus, en Jakobus, en Johannes,
4356 Mark 14:1 | Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen en
4357 Mark 14:10| overpriesters, opdat hij Hem hun zou overleveren. ~
4358 Mark 14:11| waren verblijd, en beloofden hem geld te geven; en hij zocht,
4359 Mark 14:11| geven; en hij zocht, hoe hij Hem bekwamelijk overleveren
4360 Mark 14:12| zeiden Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij
4361 Mark 14:19| en de een na de ander tot Hem te zeggen: Ben ik het? En
4362 Mark 14:21| gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee
4363 Mark 14:21| verraden wordt! Het ware hem goed, zo die mens niet geboren
4364 Mark 14:29| 29 En Petrus zeide tot Hem: Of zij ook allen geergerd
4365 Mark 14:30| 30 En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat
4366 Mark 14:35| mogelijk ware, dat die ure van Hem voorbijging. ~
4367 Mark 14:40| zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden. ~
4368 Mark 14:43| van de twaalven, en met hem een grote schare, met zwaarden
4369 Mark 14:44| 44 En die Hem verried, had hun een gemeen
4370 Mark 14:44| zal, Die is het, grijpt Hem, en leidt Hem zekerlijk
4371 Mark 14:44| het, grijpt Hem, en leidt Hem zekerlijk henen. ~
4372 Mark 14:45| was, ging hij terstond tot Hem, en zeide: Rabbi, Rabbi,
4373 Mark 14:45| Rabbi, Rabbi, en kuste Hem. ~
4374 Mark 14:46| zij sloegen hun handen aan Hem, en grepen Hem. ~
4375 Mark 14:46| handen aan Hem, en grepen Hem. ~
4376 Mark 14:47| hogepriesters, en hieuw hem zijn oor af. ~
4377 Mark 14:50| 50 En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden. ~
4378 Mark 14:51| een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan
4379 Mark 14:51| en de jongelingen grepen hem. ~
4380 Mark 14:53| den hogepriester; en bij hem vergaderden al de overpriesters,
4381 Mark 14:54| 54 En Petrus volgde Hem van verre, tot binnen in
4382 Mark 14:55| getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, en vonden niet. ~
4383 Mark 14:56| getuigden valselijk tegen Hem, en de getuigenissen waren
4384 Mark 14:57| getuigden valselijk tegen Hem, zeggende: ~
4385 Mark 14:58| 58 Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal dezen
4386 Mark 14:61| antwoordde niets. Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide
4387 Mark 14:61| hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de
4388 Mark 14:64| zij allen veroordeelden Hem, des doods schuldig te zijn. ~
4389 Mark 14:65| 65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht
4390 Mark 14:65| vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En
4391 Mark 14:65| Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen. ~
4392 Mark 14:67| Petrus zich warmende, zag zij hem aan, en zeide: Ook gij waart
4393 Mark 14:68| geloochend, zeggende: Ik ken Hem niet, en ik weet niet, wat
4394 Mark 14:69| 69 En de dienstmaagd, hem wederom ziende, begon te
4395 Mark 14:72| woord, hetwelk Jezus tot hem gezegd had: Eer de haan
4396 Mark 15:1 | gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus
4397 Mark 15:1 | brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over. ~
4398 Mark 15:2 | 2 En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der
4399 Mark 15:2 | antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het. ~
4400 Mark 15:3 | overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij
4401 Mark 15:4 | 4 En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt
4402 Mark 15:10| wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.) ~
4403 Mark 15:12| wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning
4404 Mark 15:13| zij riepen wederom: Kruis Hem. ~
4405 Mark 15:14| zij riepen te meer: Kruis Hem! ~
4406 Mark 15:15| gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist
4407 Mark 15:16| de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke
4408 Mark 15:17| 17 En deden Hem een purperen mantel aan,
4409 Mark 15:17| gevlochten hebbende, zetten Hem die op; ~
4410 Mark 15:18| 18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees
4411 Mark 15:19| een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieen,
4412 Mark 15:19| vallende op de knieen, aanbaden Hem. ~
4413 Mark 15:20| 20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij
4414 Mark 15:20| bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af,
4415 Mark 15:20| purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan,
4416 Mark 15:20| klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen. ~
4417 Mark 15:20| en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen. ~
4418 Mark 15:22| 22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha,
4419 Mark 15:23| 23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken;
4420 Mark 15:24| 24 En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden
4421 Mark 15:25| derde ure, en zij kruisigden Hem. ~
4422 Mark 15:26| beschuldiging was boven Hem geschreven: De KONING DER
4423 Mark 15:27| 27 En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan
4424 Mark 15:29| voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden,
4425 Mark 15:32| geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden
4426 Mark 15:32| gekruist waren, smaadden Hem. ~
4427 Mark 15:36| op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt
4428 Mark 15:36| zien, of Elias komt, om Hem af te nemen. ~
4429 Mark 15:39| honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo
4430 Mark 15:41| toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend
4431 Mark 15:41| was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele
4432 Mark 15:41| andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen
4433 Mark 15:44| geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was. ~
4434 Mark 15:46| kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond
4435 Mark 15:46| afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en
4436 Mark 15:46| fijne lijnwaad, en legde Hem in een graf, hetwelk uit
4437 Mark 16:1 | gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden. ~
4438 Mark 16:6 | ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. ~
4439 Mark 16:7 | Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden
4440 Mark 16:10| boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden
4441 Mark 16:14| geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij
4442 Luk 1:9 | priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen, dat
4443 Luk 1:11 | 11 En van hem werd gezien een engel des
4444 Luk 1:12 | 12 En Zacharias, hem ziende, werd ontroerd, en
4445 Luk 1:12 | ontroerd, en vreze is op hem gevallen. ~
4446 Luk 1:13 | Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias!
4447 Luk 1:17 | 17 En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en
4448 Luk 1:19 | antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriel, die voor
4449 Luk 1:29 | 29 En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd
4450 Luk 1:32 | worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader
4451 Luk 1:50 | geslacht over degenen, die Hem vrezen. ~
4452 Luk 1:66 | hand des Heeren was met hem. ~
4453 Luk 1:74 | de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze. ~
4454 Luk 1:75 | heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens. ~
4455 Luk 2:7 | eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem
4456 Luk 2:7 | Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat
4457 Luk 2:22 | van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij
4458 Luk 2:22 | te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden; ~
4459 Luk 2:25 | de Heilige Geest was op hem. ~
4460 Luk 2:26 | 26 En hem was een Goddelijke openbaring
4461 Luk 2:27 | de gewoonte der wet met Hem te doen; ~
4462 Luk 2:33 | verwonderden zich over hetgeen van Hem gezegd werd. ~
4463 Luk 2:38 | Heere beleden, en sprak van Hem tot allen, die de verlossing
4464 Luk 2:40 | de genade Gods was over Hem. ~
4465 Luk 2:44 | een dagreize, en zochten Hem onder de magen, en onder
4466 Luk 2:45 | 45 En als zij Hem niet vonden, keerden zij
4467 Luk 2:45 | wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende. ~
4468 Luk 2:46 | na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende
4469 Luk 2:47 | 47 En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich
4470 Luk 2:48 | 48 En zij, Hem ziende, werden verslagen;
4471 Luk 2:48 | en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons
4472 Luk 3:7 | scharen, die uitkwamen, om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroedsels,
4473 Luk 3:10 | 10 En de scharen vraagden hem, zeggende: Wat zullen wij
4474 Luk 3:11 | twee rokken heeft, dele hem mede, die geen heeft; en
4475 Luk 3:12 | te worden, en zeiden tot hem: Meester! wat zullen wij
4476 Luk 3:14 | 14 En hem vraagden ook de krijgslieden,
4477 Luk 3:19 | Herodes, de viervorst van hem bestraft werd, om Herodias'
4478 Luk 3:22 | dat de Heilige Geest op Hem nederdaalde, in lichamelijke
4479 Luk 4:2 | geeindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste.
4480 Luk 4:3 | 3 En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt,
4481 Luk 4:4 | 4 En Jezus antwoordde hem, zeggende: Er is geschreven,
4482 Luk 4:5 | 5 En als Hem de duivel geleid had op
4483 Luk 4:5 | een hogen berg, toonde hij Hem al de koninkrijken der wereld,
4484 Luk 4:6 | 6 En de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht,
4485 Luk 4:8 | antwoordende, zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan,
4486 Luk 4:8 | Heere, uw God, aanbidden, en Hem alleen dienen. ~
4487 Luk 4:9 | 9 En hij leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde
4488 Luk 4:9 | naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels,
4489 Luk 4:9 | des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij de Zoon Gods
4490 Luk 4:12 | antwoordende, zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult
4491 Luk 4:13 | voleindigd had, week hij van Hem voor een tijd. ~
4492 Luk 4:14 | Galilea; en het gerucht van Hem ging uit door het gehele
4493 Luk 4:17 | 17 En Hem werd gegeven het boek van
4494 Luk 4:20 | in de synagoge waren op Hem geslagen. ~
4495 Luk 4:22 | 22 En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden
4496 Luk 4:29 | En opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en
4497 Luk 4:29 | buiten de stad, en leidden Hem op den top des bergs, op
4498 Luk 4:29 | hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen. ~
4499 Luk 4:35 | 35 En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en
4500 Luk 4:35 | zeggende: Zwijg stil, en ga van hem uit. En de duivel, hem in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-5824 |