1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:21 | sloot derzelver plaats toe met vlees. ~
2 Gen 3:6 | en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. ~
3 Gen 3:16 | smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen
4 Gen 3:17 | om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten
5 Gen 4:8 | 8 En Kain sprak met zijn broeder Habel; en het
6 Gen 5:22 | 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach
7 Gen 5:24 | 24 Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer;
8 Gen 6:3 | niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook
9 Gen 6:9 | geslachten. Noach wandelde met God. ~
10 Gen 6:11 | en de aarde was vervuld met wrevel. ~
11 Gen 6:13 | aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen
12 Gen 6:13 | wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven. ~
13 Gen 6:14 | u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze ark
14 Gen 6:14 | van binnen en van buiten met pek. ~
15 Gen 6:16 | zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde
16 Gen 6:18 | 18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten;
17 Gen 6:18 | en de vrouwen uwer zonen met u. ~
18 Gen 6:19 | doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden:
19 Gen 7:7 | de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de
20 Gen 7:13 | drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark; ~
21 Gen 7:23 | alleen bleef over, en wat met hem in de ark was. ~
22 Gen 8:1 | en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God
23 Gen 8:16 | en de vrouwen uwer zonen met u. ~
24 Gen 8:17 | 17 Al het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan
25 Gen 8:17 | op de aarde kruipt, doe met u uitgaan; en dat zij overvloediglijk
26 Gen 8:18 | de vrouwen zijner zonen met hem. ~
27 Gen 9:4 | 4 Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed,
28 Gen 9:8 | Noach, en tot zijn zonen met hem, zeggende: ~
29 Gen 9:9 | Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u; ~
30 Gen 9:9 | Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u; ~
31 Gen 9:10 | 10 En met alle levende ziel, die met
32 Gen 9:10 | met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte,
33 Gen 9:10 | alle gedierte der aarde met u; van allen, die uit de
34 Gen 9:11 | Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees
35 Gen 9:12 | tussen alle levende ziel, die met u is, tot eeuwige geslachten. ~
36 Gen 11:31 | zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen,
37 Gen 12:4 | gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en
38 Gen 12:17 | Maar de HEERE plaagde Farao met grote plagen, ook zijn huis,
39 Gen 13:1 | en al wat hij had, en Lot met hem. ~
40 Gen 13:5 | 5 En Lot, die met Abram toog, had ook schapen,
41 Gen 14:2 | 2 Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom,
42 Gen 14:2 | Bera, koning van Sodom, en met Birsa, koning van Gomorra,
43 Gen 14:5 | jaar, en de koningen, die met hem waren, en sloegen de
44 Gen 14:17 | en van de koningen, die met hem waren), tot het dal
45 Gen 14:24 | het deel dezer mannen, die met mij getogen zijn, Aner,
46 Gen 14:38 | daarna zullen zij uittrekken met grote have. ~
47 Gen 14:39 | zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden
48 Gen 14:42 | maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw
49 Gen 16:3 | aangezicht, en God sprak met hem, zeggende: ~
50 Gen 16:4 | aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader
51 Gen 16:12 | het huis, en de gekochte met geld van allen vreemde,
52 Gen 16:13 | uw huis, en de gekochte met uw geld zal zekerlijk besneden
53 Gen 16:19 | en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig
54 Gen 16:21 | Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die u Sara
55 Gen 16:22 | 22 En Hij eindigde met hem te spreken, en God voer
56 Gen 16:23 | huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk
57 Gen 16:23 | zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had. ~
58 Gen 16:27 | huizes, en de gekochten met geld, van den vreemde af,
59 Gen 16:27 | van den vreemde af, werden met hem besneden. ~ ~
60 Gen 17:16 | Sodom toe; en Abraham ging met hen, om hen te geleiden. ~
61 Gen 17:23 | Gij ook den rechtvaardige met den goddeloze ombrengen? ~
62 Gen 17:25 | doden den rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige
63 Gen 18:1 | hun tegemoet, en boog zich met het aangezicht ter aarde. ~
64 Gen 18:11 | deur van het huis waren, met verblindheden, van den kleinste
65 Gen 18:30 | berg, en zijn twee dochters met hem; want hij vreesde binnen
66 Gen 19:3 | weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd. ~
67 Gen 19:9 | gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, die niet zouden
68 Gen 19:16 | deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en
69 Gen 20:6 | gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen. ~
70 Gen 20:10 | zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet
71 Gen 20:10 | dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. ~
72 Gen 20:16 | afgaande zo verre, als die met de boog schieten; want zij
73 Gen 20:18 | jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem
74 Gen 20:19 | zij ging, en vulde de fles met water, en gaf den jongen
75 Gen 20:20 | 20 En God was met den jongen; en hij werd
76 Gen 20:22 | sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij doet. ~
77 Gen 20:25 | die Abimelechs knechten met geweld genomen hadden. ~
78 Gen 21:3 | nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon;
79 Gen 21:5 | jongeren: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen
80 Gen 21:13 | de verwarde struiken vast met zijn hoornen; en Abraham
81 Gen 22:8 | 8 En hij sprak met hen, zeggende: Is het met
82 Gen 22:8 | met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode
83 Gen 23:40 | gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw
84 Gen 23:58 | zeiden tot haar: Zult gij met deze man trekken? En zij
85 Gen 23:61 | En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, en
86 Gen 23:80 | namen der zonen van Ismael, met hun namen naar hun geboorten.
87 Gen 24:3 | vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen;
88 Gen 24:8 | ziet, Izak was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw. ~
89 Gen 24:15 | Filistijnen, en vulden dezelve met aarde. ~
90 Gen 24:20 | herders van Gerar twistten met Izaks herders, zeggende:
91 Gen 24:20 | die put Esek, omdat zij met hem gekeven hadden. ~
92 Gen 24:24 | vrees niet; want Ik ben met u; en Ik zal u zegenen,
93 Gen 24:26 | trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, zijn vriend, en
94 Gen 24:28 | merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij
95 Gen 24:28 | en laat ons een verbond met u maken: ~
96 Gen 25:33 | 33 Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking,
97 Gen 25:34 | hoorde, zo schreeuwde hij met een groten en bitteren schreeuw,
98 Gen 25:35 | zeide: Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft uw zegen
99 Gen 25:37 | knechten gegeven; en ik heb hem met koorn en most ondersteund;
100 Gen 26:4 | Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit
101 Gen 26:15 | 15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden
102 Gen 26:20 | gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, en
103 Gen 27:6 | hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: Het
104 Gen 27:6 | Rachel, zijn dochter, komt met de schapen. ~
105 Gen 27:9 | 9 Als hij nog met hen sprak, zo kwam Rachel
106 Gen 27:9 | hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die haar vader
107 Gen 27:43 | Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld;
108 Gen 27:55 | mij heeft Hij begiftigd met een goede gift; ditmaal
109 Gen 27:66 | Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij
110 Gen 27:68 | gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen, als gij komen
111 Gen 28:3 | uw maagschap, en Ik zal met u zijn. ~
112 Gen 28:6 | En gijlieden weet, dat ik met al mijn macht uw vader gediend
113 Gen 28:7 | vader heeft bedriegelijk met mij gehandeld, en heeft
114 Gen 28:23 | Toen nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem achterna,
115 Gen 28:24 | tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob spreekt, noch goed,
116 Gen 28:25 | gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen de zijne
117 Gen 28:26 | ontvoerd hebt, als gevangenen met het zwaard? ~
118 Gen 28:27 | aangezegd, dat ik u geleid had met vreugde, en met gezangen,
119 Gen 28:27 | geleid had met vreugde, en met gezangen, met trommel en
120 Gen 28:27 | vreugde, en met gezangen, met trommel en met harp? ~
121 Gen 28:27 | gezangen, met trommel en met harp? ~
122 Gen 28:29 | zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken, of goed,
123 Gen 28:36 | ontstak Jakob, en twistte met Laban; en Jakob antwoordde
124 Gen 29:2 | 2 En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is
125 Gen 29:6 | tegemoet, en vierhonderd mannen met hem. ~
126 Gen 29:7 | verdeelde het volk, dat met hem was, en de schapen,
127 Gen 29:10 | gedaan hebt; want ik ben met mijn staf over deze Jordaan
128 Gen 29:11 | kome, en mij sla, de moeder met de zonen! ~
129 Gen 29:15 | Dertig zogende kemelinnen met haar veulens, veertig koeien
130 Gen 29:20 | zijn aangezicht verzoenen met dit geschenk, dat voor mijn
131 Gen 29:24 | over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad
132 Gen 29:25 | verwrongen werd, als Hij met hem worstelde. ~
133 Gen 29:28 | hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en
134 Gen 29:28 | vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht. ~
135 Gen 30:1 | kwam, en vierhonderd mannen met hem. Toen verdeelde hij
136 Gen 30:7 | 7 En Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij bogen
137 Gen 30:15 | mij toch van dit volk, dat met mij is, u bijstellen. En
138 Gen 31:5 | had, zo waren zijn zonen met het vee in het veld; en
139 Gen 31:6 | ging uit tot Jakob, om met hem te spreken. ~
140 Gen 31:8 | 8 Toen sprak Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons
141 Gen 31:9 | 9 En verzwagert u met ons; geeft ons uw dochteren;
142 Gen 31:10 | 10 En woont met ons; en het land zal voor
143 Gen 31:16 | ons nemen, en wij zullen met u wonen, en wij zullen tot
144 Gen 31:21 | Deze mannen zijn vreedzaam met ons; daarom laat hen in
145 Gen 31:22 | ter wille zijn, dat zij met ons wonen, om tot een volk
146 Gen 31:23 | wille zijn, en zij zullen met ons wonen.
147 Gen 31:26 | en zijn zoon Sichem, dood met de scherpte des zwaards;
148 Gen 31:31 | zij zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een
149 Gen 31:31 | dan met onze zuster als met een hoer doen? ~
150 Gen 32:3 | dage mijner benauwdheid, en met mij geweest is op den weg,
151 Gen 32:13 | in die plaats, waar Hij met hem gesproken had. ~
152 Gen 32:14 | in die plaats, waar Hij met hem gesproken had, een stenen
153 Gen 32:15 | dier plaats, alwaar God met hem gesproken had, Beth-El. ~
154 Gen 33:40 | geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: de vorst Timna,
155 Gen 34:2 | zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was
156 Gen 34:2 | hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de
157 Gen 35:14 | af, en zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich,
158 Gen 36:2 | 2 En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig
159 Gen 36:3 | zijn heer zag, dat de HEERE met hem was, en dat de HEERE
160 Gen 36:6 | in Jozefs hand, zodat hij met hem van geen ding kennis
161 Gen 36:8 | mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis
162 Gen 36:14 | Hebreeuwsen man ingebracht, om met ons te spotten; hij is tot
163 Gen 36:14 | liggen, en ik heb geroepen met luider stem; ~
164 Gen 36:17 | is tot mij gekomen, om met mij te spotten. ~
165 Gen 36:21 | 21 Doch de HEERE was met Jozef, en wende Zijn goedertierenheid
166 Gen 36:23 | was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat hij deed,
167 Gen 38:4 | broeder, zond Jakob niet met zijn broederen; want hij
168 Gen 38:6 | en bogen zich voor hem, met de aangezichten ter aarde. ~
169 Gen 38:7 | jegens hen, en sprak hard met hen, en zeide tot hen: Van
170 Gen 38:25 | gebood, dat men hun zakken met koren vullen zou, en dat
171 Gen 38:30 | van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft
172 Gen 38:38 | hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken;
173 Gen 38:38 | zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen
174 Gen 39:3 | zien, tenzij dat uw broeder met u is. ~
175 Gen 39:4 | Indien gij onzen broeder met ons zendt, wij zullen aftrekken,
176 Gen 39:5 | zien, tenzij dat uw broeder met u is. ~
177 Gen 39:8 | vader: Zend den jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken
178 Gen 39:14 | anderen broeder en Benjamin met u late gaan! En mij aangaande,
179 Gen 39:16 | 16 Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot
180 Gen 39:16 | mannen zullen te middag met mij eten. ~
181 Gen 39:18 | en ons tot slaven neme, met onze ezelen. ~
182 Gen 39:27 | welstand, en zeide: Is het wel met uw vader, den oude, waarvan
183 Gen 39:28 | En zij zeiden: Het is wel met uw knecht, onzen vader,
184 Gen 39:32 | voor de Egyptenaren, die met hem aten, in het bijzonder;
185 Gen 39:32 | Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreen, dewijl zulks
186 Gen 39:34 | dronken, en zij werden dronken met hem. ~ ~ ~ ~
187 Gen 40:1 | Vul de zakken dezer mannen met spijze, naar dat zij zullen
188 Gen 40:2 | van den zak des kleinsten, met het geld van zijn koren.
189 Gen 40:12 | hij doorzocht, beginnende met den grootste, en voleindigende
190 Gen 40:12 | grootste, en voleindigende met den kleinste; en die beker
191 Gen 40:14 | 14 En Juda kwam met zijn broederen in het huis
192 Gen 40:23 | Indien uw kleinste broeder met u niet afkomt, zo zult gij
193 Gen 40:29 | zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! ~
194 Gen 40:31 | uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen
195 Gen 40:33 | blijven, en laat den jongeling met zijn broederen optrekken! ~
196 Gen 40:34 | indien de jongeling niet met mij was, opdat ik den jammer
197 Gen 41:2 | En hij verhief zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaren
198 Gen 41:15 | daarna spraken zijn broeders met hem. ~
199 Gen 42:1 | 1 En Israel verreisde met al wat hij had, en hij kwam
200 Gen 42:4 | 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte
201 Gen 42:6 | Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
202 Gen 42:7 | en de zonen zijner zonen met hem; zijn dochteren, en
203 Gen 42:7 | al zijn zaad bracht hij met zich in Egypte. ~
204 Gen 42:15 | gebaard heeft in Paddan-Aram, met Dina zijn dochter; al de
205 Gen 42:26 | 26 Al de zielen, die met Jakob in Egypte kwamen,
206 Gen 42:32 | want het zijn mannen, die met vee omgaan; en zij hebben
207 Gen 42:34 | onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo
208 Gen 43:1 | schapen, en hun runderen, met alles wat zij hebben, zijn
209 Gen 43:12 | ganse huis zijns vaders, met brood, tot den mond der
210 Gen 43:17 | ezels; en hij voedde hen met brood, datzelve jaar, voor
211 Gen 43:24 | 24 Doch met de inkomsten zal het geschieden,
212 Gen 44:1 | nam hij zijn twee zonen met zich, Manasse en Efraim! ~
213 Gen 44:13 | Jozef nam die beiden, Efraim met zijn rechterhand, tegenover
214 Gen 44:13 | Israels linkerhand, en Manasse met zijn linkerhand, tegenover
215 Gen 44:21 | ik sterf; maar God zal met ulieden wezen, en Hij zal
216 Gen 44:22 | uw broederen; hetwelk ik, met mijn zwaard en met mijn
217 Gen 44:22 | hetwelk ik, met mijn zwaard en met mijn boog, uit de hand der
218 Gen 45:6 | eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in
219 Gen 45:25 | Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van
220 Gen 45:25 | zegeningen des hemels van boven, met zegeningen des afgronds,
221 Gen 45:25 | afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der borsten en
222 Gen 45:30 | land Kanaan, die Abraham met dien akker gekocht heeft
223 Gen 46:7 | zijn vader te begraven; en met hem togen op alle Farao'
224 Gen 46:9 | 9 En met hem togen op, zo wagenen
225 Gen 46:13 | Machpela, welke Abraham met den akker gekocht had tot
226 Gen 46:14 | broeders, en allen, die met hem opgetogen waren, om
227 Exo 1:1 | in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in,
228 Exo 1:1 | Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis. ~
229 Exo 1:7 | machtig, zodat het land met hen vervuld werd. ~
230 Exo 1:11 | hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; want men bouwde
231 Exo 1:13 | kinderen Israels dienen met hardigheid. ~
232 Exo 1:14 | het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en
233 Exo 1:14 | leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld,
234 Exo 1:14 | allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij
235 Exo 1:14 | dien zij hen deden dienen met hardigheid. ~
236 Exo 2:3 | biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij
237 Exo 2:3 | belijmde het met lijm en met pek; en zij legde het knechtje
238 Exo 2:6 | jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over
239 Exo 2:24 | gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak, en met
240 Exo 2:24 | Zijn verbond met Abraham, met Izak, en met Jakob. ~
241 Exo 2:24 | met Abraham, met Izak, en met Jakob. ~
242 Exo 3:12 | zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een
243 Exo 3:20 | uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn wonderen, die Ik
244 Exo 4:12 | En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren,
245 Exo 4:15 | zijn mond leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond
246 Exo 4:15 | en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal
247 Exo 5:3 | dat Hij ons niet overkome met pestilentie, of met het
248 Exo 5:3 | overkome met pestilentie, of met het zwaard. ~
249 Exo 5:19 | Israels, dat het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide:
250 Exo 6:2 | God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun
251 Exo 6:3 | ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun
252 Exo 7:11 | tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen. ~
253 Exo 7:17 | de HEERE ben; zie, ik zal met dezen staf, die in mijn
254 Exo 7:22 | tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen; zodat Farao'
255 Exo 8:2 | zal Ik uw ganse landpale met vorsen slaan; ~
256 Exo 8:5 | Aaron: Strek uw hand uit met uw staf, over de stromen,
257 Exo 8:7 | deden de tovenaars ook alzo, met hun bezweringen; en zij
258 Exo 8:17 | Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf, en sloeg het
259 Exo 8:18 | tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen, opdat zij
260 Exo 8:21 | de huizen der Egyptenaren met deze vermenging zullen vervuld
261 Exo 9:2 | trekken, en gij hen nog met geweld ophoudt, ~
262 Exo 9:9 | tot zweren, uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland. ~
263 Exo 9:10 | werden er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en
264 Exo 9:15 | uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met de pestilentie zou slaan,
265 Exo 10:9 | Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze oude
266 Exo 10:9 | zullen gaan met onze jonge en met onze oude lieden; met onze
267 Exo 10:9 | en met onze oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren,
268 Exo 10:9 | lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze
269 Exo 10:9 | zonen en met onze dochteren, met onze schapen en met onze
270 Exo 10:9 | dochteren, met onze schapen en met onze runderen zullen wij
271 Exo 10:10 | tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik u en
272 Exo 10:24 | ook zullen uw kinderkens met u gaan. ~
273 Exo 10:26 | 26 En ons vee zal ook met ons gaan, er zal niet een
274 Exo 12:8 | aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen
275 Exo 12:8 | ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten. ~
276 Exo 12:9 | vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met zijn
277 Exo 12:9 | hoofd met zijn schenkelen en met zijn ingewand. ~
278 Exo 12:10 | tot den morgen, zult gij met vuur verbranden. ~
279 Exo 12:11 | uw hand; en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN
280 Exo 12:32 | 32 Neemt ook met u uw schapen en uw runderen,
281 Exo 12:38 | veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen,
282 Exo 13:13 | ezelin opent, zult gij lossen met een lam; wanneer gij het
283 Exo 13:19 | nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een
284 Exo 13:19 | Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen
285 Exo 13:19 | voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier! ~
286 Exo 14:6 | wagen aan, en nam zijn volk met zich. ~
287 Exo 15:10 | 10 Gij hebt met Uw wind geblazen; de zee
288 Exo 15:19 | 19 Want Farao's paard, met zijn wagen, met zijn ruiters,
289 Exo 15:19 | s paard, met zijn wagen, met zijn ruiters, zijn in de
290 Exo 15:20 | vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien. ~
291 Exo 15:20 | haar na, met trommelen en met reien. ~
292 Exo 15:21 | verheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort! ~
293 Exo 15:26 | En zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN
294 Exo 16:12 | aan den morgen zult gij met brood verzadigd worden;
295 Exo 16:18 | 18 Doch als zij het met de gomer maten, zo had hij,
296 Exo 17:2 | 2 Toen twistte het volk met Mozes, en zeide: Geeft gijlieden
297 Exo 17:2 | zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij
298 Exo 17:5 | aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel;
299 Exo 18:3 | 3 Met haar twee zonen, welker
300 Exo 18:5 | Jethro, Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn huisvrouw,
301 Exo 18:6 | schoonvader Jethro, kom tot u, met uw huisvrouw, en haar beide
302 Exo 18:6 | huisvrouw, en haar beide zonen met haar. ~
303 Exo 18:12 | Israel, om brood te eten met den schoonvader van Mozes,
304 Exo 18:19 | zal u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het
305 Exo 18:22 | alzo uzelven, en laat hen met u dragen. ~
306 Exo 19:9 | opdat het volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook
307 Exo 19:19 | Mozes; en God antwoordde hem met een stem. ~
308 Exo 19:24 | daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de
309 Exo 20:19 | zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen;
310 Exo 20:19 | zullen horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij
311 Exo 20:22 | Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden van den hemel gesproken
312 Exo 20:26 | 26 Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar
313 Exo 21:3 | 3 Indien hij met zijn lijf ingekomen zal
314 Exo 21:3 | ingekomen zal zijn, zo zal hij met zijn lijf uitgaan; indien
315 Exo 21:3 | man was, zo zal zijn vrouw met hem uitgaan. ~
316 Exo 21:4 | haars heren zijn, en hij zal met zijn lijf uitgaan. ~
317 Exo 21:6 | brengen; en zijn heer zal hem met een priem zijn oor doorboren,
318 Exo 21:8 | vermogen, dewijl hij trouweloos met haar gehandeld heeft. ~
319 Exo 21:9 | ondertrouwt, zo zal hij met haar doen naar het recht
320 Exo 21:14 | gehandeld heeft, om hem met list te doden, zo zult gij
321 Exo 21:18 | en de een slaat den ander met een steen, of met een vuist,
322 Exo 21:18 | ander met een steen, of met een vuist, en hij sterft
323 Exo 21:20 | dienstknecht of zijn dienstmaagd met een stok slaat, dat hij
324 Exo 22:24 | ontsteken, en Ik zal ulieden met het zwaard doden; en uw
325 Exo 22:30 | Desgelijks zult gij doen met uw ossen en met uw schapen;
326 Exo 22:30 | gij doen met uw ossen en met uw schapen; zeven dagen
327 Exo 23:5 | zult het in alle manier met hem verlaten. ~
328 Exo 23:11 | alzo zult gij ook doen met uw wijngaard, en met uw
329 Exo 23:11 | doen met uw wijngaard, en met uw olijfbomen. ~
330 Exo 23:18 | zult het bloed Mijns offers met geen gedesemde broden offeren;
331 Exo 23:32 | 32 Gij zult met hen, noch met hun goden,
332 Exo 23:32 | 32 Gij zult met hen, noch met hun goden, een verbond maken. ~
333 Exo 24:2 | volk klimme ook niet op met hem. ~
334 Exo 24:3 | toen antwoordde al het volk met een stem, en zij zeiden:
335 Exo 24:8 | verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over
336 Exo 24:13 | Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; en
337 Exo 25:11 | 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken,
338 Exo 25:13 | sittimhout, en overtrek ze met goud. ~
339 Exo 25:20 | omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel;
340 Exo 25:22 | Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het
341 Exo 25:24 | 24 En gij zult ze met louter goud overtrekken;
342 Exo 25:28 | maken, en gij zult dezelve met goud overtrekken; en de
343 Exo 25:29 | platelen, en haar kroezen (met welke zij bedekt zal worden);
344 Exo 25:34 | zijn, gelijk amandelnoten, met knopen, en met zijn bloemen. ~
345 Exo 25:34 | amandelnoten, met knopen, en met zijn bloemen. ~
346 Exo 25:35 | uitgaande; alzo zal het zijn met zes rieten, die uit den
347 Exo 25:39 | goud zal men dat maken, met al dit gereedschap. ~
348 Exo 26:1 | en purper, en scharlaken, met cherubim; van het allerkunstelijkste
349 Exo 26:6 | samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het
350 Exo 26:17 | andere; alzo zult gij het met al de berderen des tabernakels
351 Exo 26:21 | 21 Met hun veertig zilveren voeten;
352 Exo 26:24 | deszelven samengevoegd zijn, met een ring; alzo zal het met
353 Exo 26:24 | met een ring; alzo zal het met de twee berderen zijn; tot
354 Exo 26:25 | zullen de acht berderen zijn met hun zilveren voeten, zijnde
355 Exo 26:29 | En gij zult de berderen met goud overtrekken, en hun
356 Exo 26:29 | de richelen zult gij ook met goud overtrekken. ~
357 Exo 26:31 | werk zal men dien maken, met cherubim. ~
358 Exo 26:32 | pilaren van sittim hout, met goud overtogen; hun haken
359 Exo 26:37 | sittim hout maken, en die met goud overtrekken; hun haken
360 Exo 27:2 | hoornen zijn, en gij zult het met koper overtrekken. ~
361 Exo 27:6 | sittimhout; en gij zult ze met koper overtrekken. ~
362 Exo 27:17 | des voorhofs zullen rondom met zilveren banden bezet zijn;
363 Exo 28:1 | broeder Aaron, en zijn zonen met hem, tot u doen naderen
364 Exo 28:3 | wijs van hart zijn, die Ik met de geest der wijsheid vervuld
365 Exo 28:11 | deze twee stenen graveren, met de namen der zonen van Israel;
366 Exo 28:20 | en een Jaspis; zij zullen met goud ingevat zijn in hun
367 Exo 28:21 | deze stenen zullen zijn met de twaalf namen der zonen
368 Exo 28:21 | namen der zonen van Israel, met hun namen; zij zullen als
369 Exo 28:21 | zegelen gegraveerd worden, elk met zijn naam; voor de twaalf
370 Exo 28:28 | zij zullen den borstlap met zijn ringen aan de ringen
371 Exo 28:28 | den efod opwaarts binden, met een hemelsblauw snoer, dat
372 Exo 28:37 | zult dezelve aanhechten met een hemelsblauw snoer, alzo
373 Exo 29:2 | brood, en ongezuurde koeken, met olie gemengd, en ongezuurde
374 Exo 29:2 | gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken; van tarwemeelbloem
375 Exo 29:3 | in den korf toebrengen, met den var en de twee rammen. ~
376 Exo 29:4 | samenkomst; en gij zult hen met water wassen. ~
377 Exo 29:5 | en gij zult hem omgorden met den kunstelijken riem des
378 Exo 29:9 | 9 En gij zult hen met den gordel omgorden, namelijk
379 Exo 29:12 | bloed des vars nemen, en met uw vinger op de hoornen
380 Exo 29:14 | en zijn drek, zult gij met vuur verbranden, buiten
381 Exo 29:21 | de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd
382 Exo 29:21 | de klederen zijner zonen met hem. ~
383 Exo 29:22 | lever en de beide nieren, met het vet, dat aan dezelve
384 Exo 29:33 | zullen die dingen eten, met welke de verzoening zal
385 Exo 29:34 | zult gij het overgeblevene met vuur verbranden; het zal
386 Exo 29:40 | 40 Met een tiende deel meelbloem,
387 Exo 29:40 | deel meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin
388 Exo 29:41 | zult daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer, en
389 Exo 29:41 | morgenspijsoffer, en gelijk met het drankoffer deszelven,
390 Exo 29:42 | des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden komen, dat Ik aldaar
391 Exo 29:42 | ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke. ~
392 Exo 30:3 | 3 En gij zult het met louter goud overtrekken,
393 Exo 30:5 | sittimhout maken, en gij zult die met goud overtrekken. ~
394 Exo 30:6 | getuigenis, waarheen Ik met u samenkomen zal. ~
395 Exo 30:10 | hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers
396 Exo 30:18 | een koperen wasvat maken, met zijn koperen voet, om te
397 Exo 30:20 | gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat zij
398 Exo 30:26 | 26 En met dezelve zult gij zalven
399 Exo 30:27 | 27 En de tafel met al haar gereedschap, en
400 Exo 30:27 | gereedschap, en de kandelaar met zijn gereedschap, en het
401 Exo 30:28 | altaar des brandoffers, met al zijn gereedschap, en
402 Exo 30:28 | gereedschap, en het wasvat met zijn voet. ~
403 Exo 31:2 | 2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel,
404 Exo 31:3 | 3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid,
405 Exo 31:3 | vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand,
406 Exo 31:3 | Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap,
407 Exo 31:3 | wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in
408 Exo 31:8 | 8 En de tafel, met haar gereedschap; en den
409 Exo 31:8 | den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en
410 Exo 31:9 | des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en
411 Exo 31:9 | gereedschap; en het wasvat met zijn voet; ~
412 Exo 31:18 | Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te
413 Exo 31:18 | tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods. ~ ~
414 Exo 32:4 | hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij maakte
415 Exo 32:11 | tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een
416 Exo 32:11 | Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland
417 Exo 32:15 | en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis
418 Exo 33:4 | hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij maakte
419 Exo 33:11 | tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een
420 Exo 33:11 | Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland
421 Exo 33:15 | en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis
422 Exo 34:9 | deur der tent, en Hij sprak met Mozes.
423 Exo 34:11 | aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna
424 Exo 34:12 | mij niet weten, wien Gij met mij zult zenden; daar Gij
425 Exo 34:16 | het niet daarbij, dat Gij met ons gaat? Alzo zullen wij
426 Exo 34:22 | steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat
427 Exo 34:26 | 3 En niemand zal met u opklimmen; dat er ook
428 Exo 34:33 | schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe. ~
429 Exo 34:35 | toch geen verbond maakt met den inwoners des lands,
430 Exo 34:38 | misschien geen verbond maakt met den inwoner van dat land;
431 Exo 34:43 | baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen;
432 Exo 34:48 | slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer
433 Exo 34:50 | woorden heb Ik een verbond met u en met Israel gemaakt. ~
434 Exo 34:50 | Ik een verbond met u en met Israel gemaakt. ~
435 Exo 34:51 | 28 En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen
436 Exo 34:52 | aangezichts glinsterde, toen Hij met hem sprak. ~
437 Exo 34:55 | gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den
438 Exo 34:56 | 33 Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had
439 Exo 34:57 | aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij
440 Exo 34:58 | aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken. ~ ~
441 Exo 35:18 | de pennen des voorhofs, met derzelver zelen; ~
442 Exo 35:22 | Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen
443 Exo 35:25 | van hart waren, sponnen met haar handen, en zij brachten
444 Exo 35:30 | Israels: Ziet, de HEERE heeft met name geroepen Bezaleel,
445 Exo 35:31 | Geest Gods heeft hem vervuld met wijsheid, met verstand,
446 Exo 35:31 | hem vervuld met wijsheid, met verstand, en met wetenschap,
447 Exo 35:31 | wijsheid, met verstand, en met wetenschap, namelijk in
448 Exo 35:35 | 35 Hij heeft hen vervuld met wijsheid des harten, om
449 Exo 36:8 | en purper, en scharlaken met cherubim; van het allerkunstelijkste
450 Exo 36:13 | samen, de ene aan de andere, met deze haakjes, dat het een
451 Exo 36:22 | andere; alzo maakte hij het met al de berderen des tabernakels. ~
452 Exo 36:26 | 26 Met hun veertig zilveren voeten;
453 Exo 36:29 | oppereinde samengevoegd met een ring; alzo deed hij
454 Exo 36:29 | een ring; alzo deed hij met die beide, aan de twee hoeken. ~
455 Exo 36:30 | Alzo waren er acht berderen met hun zilveren voeten, zijnde
456 Exo 36:34 | hij overtrok de berderen met goud, en hun ringen (de
457 Exo 36:34 | richelen overtrok hij ook met goud. ~
458 Exo 36:35 | werk maakte hij denzelven, met cherubim. ~
459 Exo 36:36 | sittim hout, die hij overtrok met goud; hun haken waren van
460 Exo 36:38 | hoofden en derzelver banden met goud; en hun vijf voeten
461 Exo 37:2 | 2 En hij overtrok ze met louter goud, van binnen
462 Exo 37:4 | sittimhout, en hij overtrok ze met goud. ~
463 Exo 37:9 | uitbreidende, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel;
464 Exo 37:11 | 11 En hij overtrok ze met louter goud; en hij maakte
465 Exo 37:15 | sittimhout; en hij overtrok ze met goud, om de tafel te dragen. ~
466 Exo 37:16 | kroezen, en haar platelen (met welke ze bedekt zoude worden),
467 Exo 37:20 | schaaltjes, gelijk amandelnoten, met zijn knopen, en met zijn
468 Exo 37:20 | amandelnoten, met zijn knopen, en met zijn bloemen. ~
469 Exo 37:21 | uitgaande; alzo was het met de zes rieten, die uit denzelven
470 Exo 37:24 | een talent louter goud, met al zijn vaten, ~
471 Exo 37:26 | 26 En hij overtrok het met louter goud, zijn dak, en
472 Exo 37:28 | sittimhout, en hij overtrok ze met goud. ~
473 Exo 38:2 | hoornen; en hij overtrok het met koper. ~
474 Exo 38:6 | sittimhout, en hij overtrok ze met koper. ~
475 Exo 38:7 | des altaars, dat men het met dezelve droeg; hij maakte
476 Exo 38:8 | ook het koperen wasvat, met zijn koperen voet, van de
477 Exo 38:17 | pilaren des voorhofs waren met zilver omtogen. ~
478 Exo 38:23 | 23 En met hem Aholiab, de zoon van
479 Exo 38:28 | hun hoofden, en omtoog ze met banden. ~
480 Exo 39:6 | zegelgravering gegraveerd, met de namen der zonen van Israel. ~
481 Exo 39:14 | 14 Deze stenen nu, met de namen der zonen van Israel,
482 Exo 39:14 | van Israel, waren twaalf, met hun namen, met zegelgravering;
483 Exo 39:14 | waren twaalf, met hun namen, met zegelgravering; ieder met
484 Exo 39:14 | met zegelgravering; ieder met zijn naam, naar de twaalf
485 Exo 39:21 | zij bonden den borstlap met zijn ringen aan de ringen
486 Exo 39:21 | de ringen van den efod, met een hemelsblauw snoer, dat
487 Exo 39:30 | schreven daarop een schrift, met zegelgravering: De HEILIGHEID
488 Exo 39:36 | 36 De tafel, met al haar gereedschap, en
489 Exo 39:37 | 37 De louteren kandelaar met zijn lampen, de lampen,
490 Exo 40:3 | getuigenis; en gij zult de ark met de voorhang bedekken. ~
491 Exo 40:9 | zult dezelven heiligen, met al zijn gereedschap, en
492 Exo 40:12 | samenkomst; en gij zult hen met water wassen. ~
493 Lev 1:9 | zijn schenkelen zal men met water wassen; en de priester
494 Lev 1:13 | en de schenkelen zal men met water wassen; en de priester
495 Lev 1:15 | brengen, en deszelfs hoofd met zijn nagel splijten, en
496 Lev 1:16 | 16 En zijn krop met zijn vederen zal hij wegdoen,
497 Lev 1:17 | 17 Verder zal hij die met zijn vleugelen klieven,
498 Lev 2:2 | meelbloem, en uit deszelfs olie, met al deszelfs wierook; en
499 Lev 2:4 | ongezuurde koeken van meelbloem, met olie gemengd, en ongezuurde
500 Lev 2:4 | gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303 |