Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
getekend 7
geteld 37
getelde 2
getelden 76
getemd 2
getergd 6
gether 2
Frequency    [«  »]
77 vond
76 gelijkenis
76 gereedschap
76 getelden
76 nachts
76 syrie
76 tienden

Bijbel

IntraText - Concordances

getelden

   Book Chapter: Verse
1 Exo 30:12| Israels opnemen zult, naar de getelden onder hen, zo zullen zij 2 Exo 30:13| zij geven, al die tot de getelden overgaat, de helft eens 3 Exo 30:14| 14 Al wie overgaat tot de getelden, van twintig jaren oud en 4 Exo 38:25| 25 Het zilver nu van de getelden der vergadering was honderd 5 Exo 38:26| ieder, die overging tot de getelden, van twintig jaren oud en 6 Num 1:21| 21 Hun getelden van den stam van Ruben waren 7 Num 1:22| huis hunner vaderen, zijn getelden, in het getal der namen, 8 Num 1:23| 23 Hun getelden van den stam van Simeon 9 Num 1:25| 25 Waren hun getelden van den stam van Gad vijf 10 Num 1:27| 27 Waren hun getelden van den stam van Juda vier 11 Num 1:29| 29 Waren hun getelden van den stam van Issaschar 12 Num 1:31| 31 Waren hun getelden van den stam van Zebulon 13 Num 1:33| 33 Waren hun getelden van den stam van Efraim 14 Num 1:35| 35 Waren hun getelden van den stam van Manasse 15 Num 1:37| 37 Waren hun getelden van den stam van Benjamin 16 Num 1:39| 39 Waren hun getelden van den stam van Dan twee 17 Num 1:41| 41 Waren hun getelden van den stam van Aser een 18 Num 1:43| 43 Waren hun getelden van den stam van Nafthali 19 Num 1:44| 44 Dezen zijn de getelden, welke Mozes geteld heeft, 20 Num 1:45| 45 Alzo waren al de getelden der zonen van Israel, naar 21 Num 1:46| 46 Al de getelden dan waren zeshonderd drie 22 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en zeventig duizend 23 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en vijftig duizend 24 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zeven en vijftig duizend 25 Num 2:9 | 9 Al de getelden des legers van Juda waren 26 Num 2:11| 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zes en veertig duizend 27 Num 2:13| 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren negen en vijftig duizend 28 Num 2:15| 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en veertig duizend 29 Num 2:16| 16 Al de getelden in het leger van Ruben waren 30 Num 2:19| 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren veertig duizend en 31 Num 2:21| 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en dertig duizend 32 Num 2:23| 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en dertig duizend 33 Num 2:24| 24 Al de getelden in het leger van Efraim 34 Num 2:26| 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en zestig duizend 35 Num 2:28| 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren een en veertig duizend 36 Num 2:30| 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren drie en vijftig duizend 37 Num 2:31| 31 Al de getelden in het leger van Dan waren 38 Num 2:32| 32 Dezen zijn de getelden van de kinderen Israels, 39 Num 2:32| huis hunner vaderen; al de getelden der legers, naar hun heiren 40 Num 3:22| 22 Hun getelden in getal waren van al wat 41 Num 3:22| maand oud en daarboven; hun getelden waren zeven duizend en vijfhonderd. ~ 42 Num 3:34| 34 En hun getelden in getal van al wat mannelijk 43 Num 3:39| 39 Alle getelden der Levieten, welke Mozes 44 Num 3:43| oud en daarboven, naar hun getelden, waren twee en twintig duizend 45 Num 4:36| 36 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, 46 Num 4:37| 37 Dit zijn de getelden van de geslachten der Kahathieten, 47 Num 4:38| 38 Insgelijks de getelden der zonen van Gerson, naar 48 Num 4:40| 40 Hun getelden waren, naar hun geslachten, 49 Num 4:41| 41 Dezen zijn de getelden van de geslachten der zonen 50 Num 4:42| 42 En de getelden van de geslachten der zonen 51 Num 4:44| 44 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, 52 Num 4:45| 45 Dezen zijn de getelden van de geslachten der zonen 53 Num 4:46| 46 Al de getelden, welke Mozes en Aaron, en 54 Num 4:48| 48 Hun getelden waren acht duizend vijfhonderd 55 Num 4:49| naar zijn last; en zijn getelden waren, die de HEERE Mozes 56 Num 7:2 | der stammen, die over de getelden stonden. ~ 57 Num 14:29| woestijn vallen; en al uw getelden, naar uw gehele getal, van 58 Num 26:7 | geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend 59 Num 26:18| zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd. ~ 60 Num 26:22| geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend 61 Num 26:25| van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend 62 Num 26:27| der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd. ~ 63 Num 26:34| geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend 64 Num 26:37| zonen van Efraim, naar hun getelden: twee en dertig duizend 65 Num 26:41| naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend 66 Num 26:43| der Suhamieten, naar hun getelden, waren vier en zestig duizend 67 Num 26:47| zonen van Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend 68 Num 26:50| naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend 69 Num 26:51| 51 Dat zijn de getelden van de zonen Israels: zeshonderd 70 Num 26:54| iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden. ~ 71 Num 26:57| 57 Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: 72 Num 26:62| 62 En hun getelden waren drie en twintig duizend, 73 Num 26:63| 63 Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, den 74 Num 26:64| dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aaron, den 75 2Kon 12:4| desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een ieder 76 2Kon 13:4| desgenen, die overgaat tot de getelden, het geld van een ieder


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License