Book Chapter: Verse
1 Joz 2:19 | geschieden, al wie uit de deuren van uw huis naar buiten
2 Ric 3:23 | de voorzaal, en sloot de deuren der opperzaal voor zich
3 Ric 3:24 | en zagen toe, en ziet, de deuren der opperzaal waren in het
4 Ric 3:25 | ziet, zo opende hij de deuren der opperzaal niet. Toen
5 Ric 15:3 | middernacht, en hij greep de deuren der stadspoort met de beide
6 Ric 18:27 | des morgens opstond en de deuren van het huis opendeed, en
7 1Sa 3:15 | morgen; toen deed hij de deuren van het huis des HEEREN
8 1Sa 21:13 | handen; en hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn
9 1Kon 6:31| aanspraakplaats maakte hij deuren van olieachtig hout; de
10 1Kon 6:32| 32 De twee deuren ook waren van olieachtige
11 1Kon 6:33| En alzo maakte hij aan de deuren des tempels posten van olieachtige
12 1Kon 6:34| 34 En de twee deuren waren van dennenhout; de
13 1Kon 7:5 | 5 Ook waren al de deuren en de posten vierkantig
14 1Kon 7:50| goud; daartoe de herren der deuren van het binnenste huis,
15 1Kon 7:50| heilige der heiligen, en der deuren van het huis des tempels,
16 2Kon 20:16| Hizkia het goud af van de deuren van den tempel des HEEREN,
17 1Kro 23:3 | menigte, tot nagelen aan de deuren der poorten, en tot de samenvoegingen;
18 2Kro 3:7 | de wanden daarvan, en de deuren daarvan met goud; en hij
19 2Kro 4:9 | grote voorhof, mitsgaders de deuren voor het voorhof, en overtoog
20 2Kro 4:9 | voorhof, en overtoog hun deuren met koper. ~
21 2Kro 4:22| het huis, zijn binnenste deuren, van het heilige der heiligen,
22 2Kro 4:22| heilige der heiligen, en de deuren van het huis des tempels
23 2Kro 9:5 | vaste steden met muren, deuren en grendelen; ~
24 2Kro 15:7 | daarom trekken, en torens, deuren en grendelen, terwijl het
25 2Kro 28:24| in stukken, en sloot de deuren van het huis des HEEREN
26 2Kro 29:3 | in de eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN
27 2Kro 29:7 | 7 Ook hebben zij de deuren van het voorhuis toegesloten,
28 Neh 3:1 | heiligden ze, en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze
29 Neh 3:3 | zolderden die, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
30 Neh 3:6 | zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
31 Neh 3:13 | bouwden die, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
32 Neh 3:14 | bouwde ze, en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar
33 Neh 3:15 | overdekte ze, en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar
34 Neh 6:1 | ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in de poorten; ~
35 Neh 6:10 | tempels, en laat ons de deuren des tempels toesluiten;
36 Neh 7:1 | muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, en de poortiers,
37 Neh 7:3 | daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan;
38 Neh 13:19 | dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval,
39 Job 3:10 | niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen
40 Job 31:32 | niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg; ~
41 Job 37:8 | Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak,
42 Job 37:10 | doorbrak, en zette grendel en deuren; ~
43 Job 40:5 | 5 Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen?
44 Psa 24:7 | en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere
45 Psa 24:9 | ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere
46 Psa 78:23 | van boven gebood, en de deuren des hemels opende; ~
47 Psa 107:16 | Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren
48 Spre 1:21| voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij
49 Spre 8:3 | stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: ~
50 Spre 8:34| waarnemende de posten Mijner deuren. ~
51 Pred 12:4 | 4 En de twee deuren naar de straat zullen gesloten
52 Hoo 7:13 | geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele vruchten,
53 Jes 13:2 | dat zij intrekken door de deuren der prinsen. ~
54 Jes 26:20 | binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u als
55 Jes 45:1 | voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten
56 Jes 45:2 | recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken, en de
57 Jer 49:31 | spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, die
58 Eze 33:30 | u bij de wanden en in de deuren der huizen; en de een spreekt
59 Eze 38:11 | zonder muur, en grendel noch deuren hebben. ~
60 Eze 40:38 | Haar kameren nu en haar deuren waren bij de posten der
61 Eze 41:11 | 11 De deuren nu van de zijkameren waren
62 Eze 41:23 | heiligdom hadden beide twee deuren. ~
63 Eze 41:24 | waren twee bladen aan de deuren; te weten twee bladen, die
64 Eze 41:25 | dezelve, namelijk aan de deuren des tempels, waren cherubs
65 Eze 42:4 | een weg van een el; en de deuren van dezelve waren tegen
66 Eze 42:11 | wijzen en naar derzelver deuren. ~
67 Eze 42:12 | 12 En gelijk de deuren der kameren, die den weg
68 Mic 7:5 | voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die
69 Zac 11:1 | 1 Doe uw deuren open, o Libanon! opdat het
70 Mal 1:10 | is er ook onder u, die de deuren om niet toesluit? En gij
71 Joha 20:19| dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de
72 Joha 20:26| hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond
73 Hand 10:26| en terstond werden al de deuren geopend, en de banden van
74 Hand 10:27| geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis geopend,
75 Hand 15:30| tempel; en terstond werden de deuren gesloten. ~
|