Book Chapter: Verse
1 Gen 6:17 | 17 Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde,
2 Gen 18:5 | nacht tot u gekomen zijn? breng hen uit tot ons, opdat wij
3 Gen 18:12 | die gij hebt in deze stad, breng uit deze plaats; ~
4 Gen 23:8 | dezen mijn eed; alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder
5 Gen 25:4 | als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat
6 Gen 25:7 | 7 Breng mij een wildbraad, en maak
7 Gen 34:14 | welstand van de kudde, en breng mij een woord wederom. Zo
8 Gen 35:24 | hoererij. Toen zeide Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand
9 Gen 39:9 | indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht
10 Gen 39:16 | die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis
11 Gen 44:9 | gegeven heeft. En hij zeide: Breng hen toch tot mij, dat ik
12 Exo 18:19 | voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God; ~
13 Lev 9:2 | brandoffer, die volkomen zijn; en breng ze voor het aangezicht des
14 Lev 23:14 | 14 Breng den vloeker uit tot buiten
15 Num 17:10 | zeide de HEERE tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder
16 Num 18:10 | zeide de HEERE tot Mozes: Breng de staf van Aaron weder
17 Deu 33:7 | HEERE! de stem van Juda! en breng hem weder tot zijn volk;
18 Joz 2:3 | Jericho tot Rachab, zeggende: Breng de mannen uit, die tot u
19 Ric 5:30 | mannen van die stad tot Joas: Breng uw zoon uit, dat hij sterve,
20 Ric 18:22 | heer des huizes, zeggende: Breng den man, die in uw huis
21 1Sa 14:18 | Toen zeide Saul tot Ahia: Breng de ark Gods herwaarts. Want
22 1Sa 15:32 | 32 Toen zeide Samuel: Breng Agag, den koning der Amalekieten,
23 1Sa 17:17 | en deze tien broden, en breng ze ter loops in het leger
24 1Sa 17:18 | 18 Maar breng deze tien melkkazen aan
25 1Sa 19:15 | David te bezien, zeggende: Breng hem op het bed tot mij op,
26 1Sa 20:40 | zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad. ~
27 1Sa 23:9 | tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts. ~
28 1Sa 30:7 | den zoon van Achimelech: Breng mij toch den efod hier.
29 2Sa 13:10 | zeide Amnon tot Thamar: Breng de spijze in de kamer, dat
30 2Sa 14:10 | Spreekt iemand tegen u, zo breng hem tot mij; en hij zal
31 2Sa 15:20 | gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom; weldadigheid
32 2Sa 15:25 | zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de
33 1Kon 8:34| zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat
34 1Kon 13:18| woord des HEEREN, zeggende: Breng hem weder met u in uw huis,
35 1Kon 17:13| kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch
36 1Kon 22:26| nu zeide: Neem Micha, en breng hem weder tot Amon, den
37 2Kon 4:6 | zij tot haar zoon zeide: Breng mij nog een vat aan; maar
38 2Kon 9:2 | midden zijner broederen, en breng hem in een binnenste kamer. ~
39 2Kon 10:22| over het klederhuis was: Breng voor alle dienaren van Baal
40 2Kro 7:25| zonden van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat
41 Job 39:7 | Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter
42 Psa 36:3 | 3 En breng de spies voort, en sluit
43 Psa 36:17 | hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder
44 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en laat Uw aanschijn
45 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht
46 Psa 80:20 | HEERE, God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn
47 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils!
48 Psa 94:2 | Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding weder over de
49 Psa 143:12 | Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn
50 Jes 43:6 | zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en
51 Jes 43:8 | 8 Breng voort het blinde volk, hetwelk
52 Jes 46:13 | 13 Ik breng Mijn gerechtigheid nabij,
53 Jer 4:6 | blijft niet staan! want Ik breng een kwaad aan van het noorden,
54 Jer 6:9 | nalezen, gelijk een wijnstok; breng uw hand weder, gelijk een
55 Jer 13:1 | dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. ~
56 Jer 17:18 | niet verschrikt worden; breng over hen den dag des
57 Jer 35:2 | huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN huis,
58 Jer 37:20 | aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder in het huis
59 Jer 45:5 | Zoek ze niet; want zie, Ik breng een kwaad over alle vlees,
60 Eze 6:3 | tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard,
61 Eze 12:5 | den wand voor hun ogen, en breng daardoor uw gereedschap
62 Eze 33:2 | het zwaard over enig land breng, en het volk des lands een
63 Dan 2:24 | en zeide aldus tot hem: Breng de wijzen van Babel niet
64 Dan 2:24 | Babel niet om, maar breng mij in voor den koning,
65 Zac 5:4 | 4 Ik breng dezen vloek voort, spreekt
66 Luk 9:41 | zijn, en ulieden verdragen? Breng uw zoon hier. ~
67 Luk 14:21 | straten en wijken der stad, en breng de armen, en verminkten,
68 Joha 19:4 | zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat
69 Joha 20:27| Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn
70 Joha 20:27| en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in
71 1Kor 9:27| bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid,
72 2Tim 1:5 | Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat
73 2Tim 2:14| 14 Breng deze dingen in gedachtenis,
74 2Tim 4:11| mij. Neem Markus mede, en breng hem met u; want hij is mij
75 2Tim 4:13| 13 Breng den reismantel mede, dien
|