Book Chapter: Verse
1 Gen 18:5 | 5 En zij riepen Lot toe, en zeiden tot hem:
2 Gen 23:58 | 58 En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar:
3 Gen 37:43 | wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt!
4 Exo 14:10 | zij vreesden zeer; toen riepen de kinderen Israels tot
5 Num 20:16 | 16 Toen riepen wij tot den HEERE, en Hij
6 Deu 26:7 | 7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God
7 Joz 25:7 | 7 Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde
8 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels tot
9 Ric 3:15 | 15 Toen riepen de kinderen Israels tot
10 Ric 4:3 | 3 Toen riepen de kinderen Israels tot
11 Ric 5:6 | vanwege de Midianieten. Toen riepen de kinderen Israels tot
12 Ric 5:7 | kinderen Israels tot den HEERE riepen, ter oorzake van de Midianieten; ~
13 Ric 6:20 | bazuinen om te blazen; en zij riepen: Het zwaard van den HEERE,
14 Ric 9:10 | 10 Toen riepen de kinderen Israels tot
15 Ric 15:25 | hij voor ons spele. En zij riepen Simson uit het gevangenhuis;
16 Ric 17:23 | 23 En zij riepen de kinderen van Dan na;
17 Ric 20:13 | van Rimmon waren, en zij riepen hen vrede toe. ~
18 1Sa 5:10 | ark Gods te Ekron kwam, zo riepen die van Ekron, zeggende:
19 1Sa 6:2 | 2 Zo riepen de Filistijnen de priesters
20 1Sa 12:8 | in Egypte gekomen was, zo riepen uw vaders tot den HEERE;
21 1Sa 12:10 | 10 En zij riepen tot den HEERE, en zeiden:
22 2Sa 9:2 | wiens naam was Ziba; en zij riepen hem tot David. En de koning
23 1Kon 12:20 | en hem in de vergadering riepen, en hem over gans Israel
24 1Kon 18:26 | had, en bereidden hem, en riepen den naam van Baal aan, van
25 1Kon 18:28 | 28 En zij riepen met luider stem, en zij
26 1Kon 21:12 | 12 Zij riepen een vasten uit; en zij zetten
27 2Kon 4:40 | aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man Gods, de
28 2Kon 7:10 | 10 Zo kwamen zij, en riepen tot den poortier der stad,
29 2Kon 10:20 | een verbods dag. en zij riepen dien uit. ~
30 2Kon 20:18 | 18 En zij riepen tot den koning; zo ging
31 1Kro 5:20 | waren; omdat zij tot God riepen in den krijg, zo liet Hij
32 2Kro 14:14 | strijd voor en achter; en zij riepen tot den HEERE, en de priesters
33 2Kro 32:18 | 18 En zij riepen met luider stem, in het
34 2Kro 32:20 | baden daartegen, en zij riepen naar den hemel. ~
35 Neh 9:4 | gestoelte der Levieten, en riepen met luider stem tot den
36 Neh 9:27 | hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel
37 Psa 18:42 | 42 Zij riepen, maar er was geen verlosser;
38 Psa 99:6 | aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde
39 Jer 46:17 | 17 Daar riepen zij: Farao, de koning van
40 Klaa 1:125| 15 Samech. Zij riepen tot hen: Wijkt, hier is
41 Dan 5:29 | keten om zijn hals, en zij riepen overluid van hem, dat hij
42 Hos 11:2 | Maar gelijk zij henlieden riepen, alzo gingen zij van hun
43 Jona 1:5 | vreesden de zeelieden, en riepen een iegelijk tot zijn god,
44 Jona 1:14 | 14 Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden:
45 Jona 3:5 | geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit, en bekleedden
46 Zac 1:4 | dewelke de vorige profeten riepen, zeggende: Alzo zegt de
47 Zac 7:13 | niet gehoord hebben, alzo riepen zij ook, maar Ik hoorde
48 Matt 8:29 | 29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone
49 Matt 20:30 | dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone
50 Matt 20:31 | zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm
51 Matt 21:9 | voorgingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna den Zone
52 Matt 27:23 | dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat
53 Mark 3:11 | vielen voor Hem neder en riepen, zeggende: Gij zijt de Zone
54 Mark 3:31 | zonden zij tot Hem, en riepen Hem. ~
55 Mark 10:49 | men hem roepen zou; en zij riepen den blinde, zeggende tot
56 Mark 11:9 | voorgingen en die volgden riepen, zeggende: Hosanna, gezegend
57 Mark 15:13 | 13 En zij riepen wederom: Kruis Hem. ~
58 Mark 15:14 | dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem! ~
59 Mark 15:16 | welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen; ~
60 Luk 23:21 | 21 Maar zij riepen daartegen, zeggende: Kruis
61 Joha 9:24 | 24 Zij dan riepen voor de tweede maal den
62 Joha 12:13 | gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij,
63 Joha 18:40 | 40 Zij dan riepen allen wederom, zeggende:
64 Joha 19:6 | overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: Kruis Hem,
65 Joha 19:12 | te laten; maar de Joden riepen, zeggende: Indien gij Dezen
66 Joha 19:15 | 15 Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis
67 Hand 13:28 | vol van toornigheid, en riepen, zeggende: Groot is de Diana
68 Hand 13:32 | 32 Zij riepen dan de ene dit, de andere
69 Hand 16:23 | 23 En als zij riepen, en de klederen van zich
70 Hand 16:24 | oorzaak zij alzo over hem riepen. ~
71 Open 6:10 | 10 En zij riepen met grote stem, zeggende:
72 Open 7:10 | 10 En zij riepen met grote stem, zeggende:
73 Open 18:18 | 18 En riepen, ziende den rook van haar
74 Open 18:19 | stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende,
|