Book Chapter: Verse
1 Gen 18:2 | heren! keert toch in ten huize van uw knecht, en vernacht,
2 Gen 23:23 | te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons,
3 Gen 23:27 | op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. ~
4 Gen 23:28 | dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen,
5 Gen 26:2 | ga naar Paddan-Aram, ten huize van Bethuel, den vader uwer
6 Gen 26:21 | 21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal
7 Gen 36:26 | leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der trawanten,
8 Gen 37:10 | leverde mij in bewaring ten huize van den overste der trawanten,
9 Num 30:10 | 10 Maar indien zij ten huize haars mans gelofte gedaan
10 Num 30:16 | zijnde in haar jonkheid, ten huize haars vaders. ~ ~
11 Joz 2:1 | dan gingen, en kwamen ten huize van een vrouw, een hoer,
12 Joz 2:3 | gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn; want zij zijn
13 Joz 9:23 | houthouwers, noch waterputters ten huize mijns Gods. ~
14 Ric 17:15 | jongeling, den Leviet, ten huize van Micha; en zij vraagden
15 Ric 17:18 | 18 Als die nu ten huize van Micha waren ingegaan,
16 Ric 19:18 | op, en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden God, en
17 Ric 19:26 | het volk op, en kwamen ten huize Gods, en weenden, en bleven
18 1Sa 25:6 | welvarende: Vrede zij u, en uw huize zij vrede, en alles, wat
19 2Sa 4:5 | gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, als de dag
20 2Kon 12:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
21 2Kon 12:13| vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
22 2Kon 12:16| van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht;
23 2Kon 13:9 | daarin al het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
24 2Kon 13:13| vat, van het geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
25 2Kon 13:16| van zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht;
26 1Kro 30:3 | daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms bereid heb; ~
27 2Kro 24:16| Israel, beide aan God en zijn huize. ~
28 2Kro 34:9 | gaven het geld, dat ten huize Gods gebracht was, hetwelk
29 Ezra 2:68| vaderen, als zij kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem
30 Ezra 2:68| gaven vrijwilliglijk ten huize Gods, om dat te zetten op
31 Ezra 3:8 | jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de
32 Ezra 5:8 | het landschap Juda, ten huize des groten Gods, hetwelk
33 Ezra 6:5 | men zal ze afvoeren ten huize Gods. ~
34 Ezra 7:16| vrijwilliglijk geven, ten huize huns Gods, dat te Jeruzalem
35 Ezra 8:30| brengen te Jeruzalem, ten huize onzes Gods. ~
36 Neh 10:34 | dat men brengen zou ten huize onzes Gods, naar het huis
37 Neh 10:35 | jaar, zouden brengen ten huize des HEEREN; ~
38 Neh 10:36 | schapen zouden brengen ten huize onzes Gods, tot de priesteren,
39 Neh 10:38 | tienden zouden opbrengen ten huize onzes Gods, in de kameren
40 Psa 52:2 | had: David is gekomen ten huize van Achimelech. ~
41 Psa 55:15 | wandelden in gezelschap ten huize Gods. ~
42 Psa 93:5 | getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange
43 Spre 27:10| uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den
44 Jes 7:2 | 2 Als men den huize Davids boodschapte, zeggende:
45 Jes 22:21 | inwoneren te Jeruzalem en den huize van Juda tot een vader
46 Jes 38:22 | het teken zijn, dat ik ten huize des HEEREN zal opgaan? ~ ~
47 Jes 67:20 | een rein vat brengen ten huize des HEEREN. ~
48 Jer 17:26 | aanbrengende lofoffer, ten huize des HEEREN. ~
49 Jer 33:11 | die lof aanbrengen ten huize des HEEREN; want Ik zal
50 Jer 36:12 | Zo ging hij af ten huize des konings in de kamer
51 Jer 37:15 | in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver;
52 Jer 41:5 | waren in hun hand, om ten huize des HEEREN te brengen. ~
53 Eze 4:3 | belegeren. Dit zij den huize Israels een teken. ~
54 Eze 12:6 | ziet; want Ik heb u den huize Israels tot een wonderteken
55 Eze 29:6 | HEERE ben, omdat zij den huize Israels een rietstaf geweest
56 Eze 29:16 | 16 En het zal den huize Israels niet meer zijn tot
57 Eze 40:4 | gebracht; verkondig daarna den huize Israels alles, wat gij ziet. ~
58 Eze 43:10 | Gij mensenkind; wijs den huize Israels dit huis, opdat
59 Eze 44:12 | hunner drekgoden, en den huize Israels tot een aanstoot
60 Eze 45:8 | meer verdrukken, maar den huize Israels het land laten,
61 Hos 5:12 | zijn als een mot, en den huize van Juda als een verrotting. ~
62 Hos 5:14 | een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw;
63 Joe 1:14 | inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en
64 Mic 4:2 | berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat
65 Zac 6:10 | dien dage, en ga in ten huize van Josia, den zoon van
66 Zac 8:19 | der tiende maand, zal den huize van Juda tot vreugde,
67 Matt 26:6 | Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse, ~
68 Luk 1:27 | naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd
69 Luk 10:5 | zegt eerst: Vrede zij dezen huize! ~
70 Luk 19:9 | tot hem: Heden is dezen huize zaligheid geschied, nademaal
71 Hand 5:22| zou ontbieden te zijnen huize, en dat hij van u woorden
72 1Kor 16:19| Gemeente, die te hunnen huize is. ~
73 2Tim 1:16| 16 De Heere geve den huize van Onesiforus barmhartigheid;
74 File 1:2 | de Gemeente, die te uwen huize is: ~
|