Book Chapter: Verse
1 Lev 13:18 | zal geweest zijn, zo het genezen is; ~
2 Lev 13:37 | gewassen is, die schurftheid is genezen, hij is rein; daarom zal
3 Lev 14:3 | melaatsheid van den melaatse genezen is; ~
4 Lev 14:48 | verklaren, dewijl die plaag genezen is. ~
5 Deu 28:27 | waarvan gij niet zult kunnen genezen worden. ~
6 Deu 28:35 | waarvan gij niet zult kunnen genezen worden, van uw voetzool
7 Joz 5:8 | in het leger, totdat zij genezen waren. ~
8 1Sa 6:3 | schuldoffer; dan zult gij genezen worden, en ulieden zal bekend
9 2Kon 1:2 | of ik van deze krankheid genezen zal. ~
10 2Kon 8:8 | Zal ik van deze krankheid genezen? ~
11 2Kon 8:9 | Zal ik van deze krankheid genezen? ~
12 2Kon 8:10| gij zult ganselijk niet genezen; want de HEERE heeft mij
13 2Kon 8:14| gezegd: Gij zult zekerlijk genezen. ~
14 2Kon 22:7 | op de zweer, en hij werd genezen. ~
15 2Kro 8:14| zonden vergeven, en hun land genezen. ~
16 2Kro 22:18| een krankheid, daar geen genezen aan was. ~
17 2Kro 22:38| een krankheid, daar geen genezen aan was. ~
18 2Kro 23:6 | keerde weder om zich te laten genezen te Jizreel; want hij had
19 Psa 30:3 | geroepen, en Gij hebt mij genezen. ~
20 Spre 6:15| verbroken worden, dat er geen genezen aan zij. ~
21 Spre 29:1 | verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij. ~
22 Pred 3:3 | doden, en een tijd om te genezen; een tijd om af te breken,
23 Jes 19:22 | Egyptenaars dapper slaan, en genezen; en zij zullen zich tot
24 Jes 19:22 | verbidden laten, en Hij zal hen genezen. ~
25 Jes 30:26 | waarmede het geslagen is, genezen. ~
26 Jes 38:9 | geweest en van zijn ziekte genezen was. ~
27 Jes 38:16 | mij gezond gemaakt en mij genezen. ~
28 Jes 38:21 | gezwel maken, en hij zal genezen. ~
29 Jes 58:18 | hun wegen, en Ik zal hen genezen; en Ik zal hen geleiden,
30 Jes 58:19 | de HEERE, en Ik zal hen genezen. ~
31 Jer 3:22 | kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij
32 Jer 6:14 | 14 En zij genezen de breuk van de dochter
33 Jer 8:11 | 11 En zij genezen de breuk van de dochter
34 Jer 17:14 | Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal
35 Jer 30:17 | rijzen, en u van uw plagen genezen, spreekt de HEERE; omdat
36 Jer 33:6 | rijzen, en zal henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed
37 Jer 51:8 | pijn, misschien zal zij genezen worden. ~
38 Jer 51:9 | gemeesterd, maar zij is niet genezen; verlaat haar dan, en laat
39 Hos 5:13 | zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel van
40 Hos 6:1 | verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en
41 Hos 14:5 | Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk
42 Matt 8:7 | hem: Ik zal komen en hem genezen. ~
43 Matt 8:8 | woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~
44 Matt 10:1 | ziekte en alle kwaal te genezen. ~
45 Matt 12:10| geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? (opdat zij Hem mochten
46 Matt 17:16| zij hebben hem niet kunnen genezen. ~
47 Matt 17:18| hem uit, en het kind werd genezen van die ure af. ~
48 Mark 3:2 | of Hij op den sabbat hem genezen zou, opdat zij Hem beschuldigen
49 Mark 3:10| 10 Want Hij had er velen genezen, alzo dat Hem al degenen,
50 Mark 3:15| te hebben, de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen. ~
51 Mark 5:29| lichaam, dat zij van die kwaal genezen was. ~
52 Mark 5:34| ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. ~
53 Luk 4:18 | Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; ~
54 Luk 5:15 | Hem te horen, en door Hem genezen te worden van hun krankheden. ~
55 Luk 5:17 | Heeren was er om hen te genezen. ~
56 Luk 6:7 | waar, of Hij op den sabbat genezen zou; opdat zij enige beschuldiging
57 Luk 6:18 | horen, en om van hun ziekten genezen te worden, en die van onreine
58 Luk 6:18 | gekweld waren; en zij werden genezen. ~
59 Luk 7:7 | woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~
60 Luk 8:2 | boze geesten en krankheden genezen waren, namelijk Maria, genaamd
61 Luk 8:43 | en van niemand had kunnen genezen worden, ~
62 Luk 8:47 | had, en hoe zij terstond genezen was. ~
63 Luk 9:1 | duivelen, en om ziekten te genezen. ~
64 Luk 13:14 | dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide
65 Luk 13:14 | dan in dezelve, en laat u genezen, en niet op den dag des
66 Luk 17:15 | van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met
67 Joha 5:10| zeiden dan tot dengene, die genezen was: Het is sabbat; het
68 Hand 4:14| mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen
69 Hand 22:9 | in het eiland, en werden genezen. ~
70 Heb 12:13 | worde, maar dat het veelmeer genezen worde. ~
71 1Pet 2:24| door Wiens striemen gij genezen zijt. ~
72 Open 13:3 | zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde
73 Open 13:12| aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was. ~
|