Book Chapter: Verse
1 1Kon 17:1 | 1 En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren
2 1Kon 17:13| 13 En Elia zeide tot haar: Vrees niet,
3 1Kon 17:15| deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar
4 1Kon 17:16| had door den dienst van Elia. ~
5 1Kon 17:18| 18 En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen,
6 1Kon 17:22| HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind
7 1Kon 17:23| 23 En Elia nam het kind, en bracht
8 1Kon 17:23| het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. ~
9 1Kon 17:24| Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een
10 1Kon 18:1 | des HEEREN geschiedde tot Elia, in het derde jaar, zeggende:
11 1Kon 18:2 | 2 En Elia ging heen, om zich aan Achab
12 1Kon 18:7 | weg was, ziet, zo was hem Elia tegemoet; en hem kennende,
13 1Kon 18:7 | zeide: Zijt gij mijn heer Elia? ~
14 1Kon 18:8 | heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier. ~
15 1Kon 18:11| heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier. ~
16 1Kon 18:14| heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier, en hij zou mij
17 1Kon 18:15| 15 En Elia zeide: Zo waarachtig als
18 1Kon 18:16| het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet. ~
19 1Kon 18:17| het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide:
20 1Kon 18:21| 21 Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide:
21 1Kon 18:22| 22 Toen zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen
22 1Kon 18:25| 25 En Elia zeide tot de profeten van
23 1Kon 18:27| geschiedde op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide:
24 1Kon 18:30| 30 Toen zeide Elia tot het ganse volk: Nadert
25 1Kon 18:31| 31 En Elia nam twaalf stenen, naar
26 1Kon 18:36| offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE,
27 1Kon 18:40| 40 En Elia zeide tot hen: Grijpt de
28 1Kon 18:40| ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen af naar de beek
29 1Kon 18:41| 41 Daarna zeide Elia tot Achab: Trek op, eet
30 1Kon 18:42| eten en te drinken; maar Elia ging op naar de hoogte van
31 1Kon 18:46| hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn lenden,
32 1Kon 19:1 | zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had, en allen, die
33 1Kon 19:2 | zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij
34 1Kon 19:9 | hem: Wat maakt gij hier, Elia? ~
35 1Kon 19:13| 13 En het geschiedde, als Elia dat hoorde, dat hij zijn
36 1Kon 19:13| zeide: Wat maakt gij hier, Elia? ~
37 1Kon 19:19| was bij het twaalfde; en Elia ging over tot hem, en wierp
38 1Kon 19:20| verliet de runderen, en liep Elia na, en zeide: Dat ik toch
39 1Kon 19:21| stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem. ~
40 1Kon 21:17| des HEEREN geschiedde tot Elia, den Thisbiet, zeggende: ~
41 1Kon 21:20| 20 En Achab zeide tot Elia: Hebt gij mij gevonden,
42 1Kon 21:28| des HEEREN geschiedde tot Elia, den Thisbiet, zeggende: ~
43 2Kon 1:3 | Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op,
44 2Kon 1:4 | zult den dood sterven. En Elia ging weg. ~
45 2Kon 1:8 | Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet. ~
46 2Kon 1:10| 10 Maar Elia antwoordde en sprak tot
47 2Kon 1:12| 12 En Elia antwoordde en sprak tot
48 2Kon 1:13| zich op zijn knieen, voor Elia, en smeekte hem, en sprak
49 2Kon 1:15| de Engel des HEEREN tot Elia: Ga af met hem; vrees niet
50 2Kon 1:17| het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had; en Joram
51 2Kon 2:1 | geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten hemel
52 2Kon 2:1 | ten hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. ~
53 2Kon 2:2 | 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch
54 2Kon 2:4 | 4 En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf
55 2Kon 2:6 | 6 En Elia zeide tot hem: Blijf toch
56 2Kon 2:8 | 8 Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem
57 2Kon 2:9 | zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer
58 2Kon 2:11| scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. ~
59 2Kon 2:13| 13 Hij hief ook Elia's mantel op, die van hem
60 2Kon 2:14| En hij nam den mantel van Elia, die van hem afgevallen
61 2Kon 2:14| is de HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg
62 2Kon 2:15| zeiden zij: De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen
63 2Kon 3:11| van Safat, die water op Elia's handen goot. ~
64 2Kon 9:36| den dienst van Zijn knecht Elia, den Thisbiet, zeggende:
65 2Kon 10:10| den dienst van Zijn knecht Elia gesproken heeft. ~
66 2Kon 10:17| des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken had. ~
67 1Kro 8:27| 27 En Jaaresja, en Elia, en Zichri waren zonen van
68 2Kro 22:12| tot hem van den profeet Elia, zeggende: Alzo zegt de
69 2Kro 22:32| tot hem van den profeet Elia, zeggende: Alzo zegt de
70 Ezra 10:21| kinderen van Harim: Maaseja, en Elia, en Semaja, en Jehiel, en
71 Ezra 10:26| en Abdi, en Jeremoth, en Elia. ~
72 Mal 4:5 | zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die
73 Rom 11:2 | wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt
|