1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303
Book Chapter: Verse
1501 2Sa 11:17 | mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen er
1502 2Sa 12:9 | hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en
1503 2Sa 12:9 | genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen
1504 2Sa 12:17 | wilde niet, en at geen brood met hen. ~
1505 2Sa 12:30 | gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd
1506 2Sa 13:5 | Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze
1507 2Sa 13:15 | Daarna haatte haar Amnon met een zeer groten haat; want
1508 2Sa 13:18 | dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed; en zijn
1509 2Sa 13:22 | Doch Absalom sprak niet met Amnon, noch kwaad noch goed;
1510 2Sa 13:24 | koning en zijn knechten met uw knecht gaan. ~
1511 2Sa 13:26 | toch mijn broeder Amnon met ons gaan. Maar de koning
1512 2Sa 13:26 | tot hem: Waarom zou hij met u gaan? ~
1513 2Sa 13:27 | en al des konings zonen met hem gaan. ~
1514 2Sa 13:31 | stonden al zijn knechten met gescheurde klederen. ~
1515 2Sa 13:36 | al zijn knechten weenden met een zeer groot geween. ~
1516 2Sa 14:2 | rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw,
1517 2Sa 14:17 | en de HEERE, uw God, zal met u zijn. ~
1518 2Sa 14:19 | koning zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw
1519 2Sa 14:30 | heen, en steekt het aan met vuur, en Absaloms knechten
1520 2Sa 14:30 | staken dat stuk akkers aan met vuur. ~
1521 2Sa 14:31 | stuk akkers, dat mijn is, met vuur aangestoken? ~
1522 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd
1523 2Sa 15:14 | tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren:
1524 2Sa 15:14 | drijve, en deze stad sla met de scherpte des zwaards. ~
1525 2Sa 15:16 | 16 En de koning ging uit met zijn ganse huis te voet;
1526 2Sa 15:17 | 17 Als nu de koning met al het volk te voet was
1527 2Sa 15:19 | Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en
1528 2Sa 15:20 | gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan?
1529 2Sa 15:20 | weldadigheid en trouw zij met u. ~
1530 2Sa 15:22 | mannen, en al de kinderen die met hem waren. ~
1531 2Sa 15:23 | En het ganse land weende met luider stem, als al het
1532 2Sa 15:24 | daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des
1533 2Sa 15:27 | ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide
1534 2Sa 15:27 | Jonathan, Abjathars zoon, met u. ~
1535 2Sa 15:30 | ook had al het volk, dat met hem was, een iegelijk zijn
1536 2Sa 15:31 | onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden.
1537 2Sa 15:33 | David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij
1538 2Sa 15:35 | Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden,
1539 2Sa 16:1 | Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen,
1540 2Sa 16:1 | daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen,
1541 2Sa 16:6 | 6 En hij wierp David met stenen, mitsgaders alle
1542 2Sa 16:10 | koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van
1543 2Sa 16:13 | 13 Alzo ging David met zijn lieden op den weg;
1544 2Sa 16:13 | over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover hem,
1545 2Sa 16:13 | tegenover hem, en stoof met stof. ~
1546 2Sa 16:14 | in, en al het volk, dat met hem was, moede zijnde; en
1547 2Sa 16:15 | Jeruzalem, en Achitofel met hem. ~
1548 2Sa 16:17 | vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen? ~
1549 2Sa 16:21 | de handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt
1550 2Sa 17:2 | verschrikken, en al het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan
1551 2Sa 17:8 | en zal niet vernachten met het volk. ~
1552 2Sa 17:10 | dappere mannen zijn, die met hem zijn. ~
1553 2Sa 17:12 | en van al de mannen, die met hem zijn, ook niet een worden
1554 2Sa 17:16 | worde, en al het volk, dat met hem is. ~
1555 2Sa 17:22 | op, en al het volk, dat met hem was; en zij gingen over
1556 2Sa 17:24 | en alle mannen van Israel met hem. ~
1557 2Sa 17:29 | David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want
1558 2Sa 18:1 | monsterde het volk, dat met hem was; en hij stelde over
1559 2Sa 18:2 | Ik zal ook zelf zekerlijk met ulieden uittrekken. ~
1560 2Sa 18:5 | zeggende: Handelt mij zachtkens met den jongeling, met Absalom.
1561 2Sa 18:5 | zachtkens met den jongeling, met Absalom. En al het volk
1562 2Sa 18:16 | 16 Toen blies Joab met de bazuin, en al het volk
1563 2Sa 18:27 | een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen. ~
1564 2Sa 18:28 | boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde,
1565 2Sa 18:29 | zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom?
1566 2Sa 18:29 | het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide:
1567 2Sa 18:32 | koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom?
1568 2Sa 18:32 | het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide:
1569 2Sa 19:4 | toegewonden, en de koning riep met luider stem: Mijn zoon Absalom,
1570 2Sa 19:16 | haastte zich, en kwam af met de mannen van Juda, den
1571 2Sa 19:17 | duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht
1572 2Sa 19:17 | en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk
1573 2Sa 19:22 | David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen
1574 2Sa 19:24 | tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. ~
1575 2Sa 19:25 | zeide: Waarom zijt gij niet met mij getogen, Mefiboseth? ~
1576 2Sa 19:30 | naardien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen. ~
1577 2Sa 19:31 | van Rogelim; en hij toog met den koning over de Jordaan,
1578 2Sa 19:33 | tot Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal u bij
1579 2Sa 19:34 | mijns levens zijn, dat ik met den koning zou optrekken
1580 2Sa 19:36 | knecht zal maar een weinig met den koning over de Jordaan
1581 2Sa 19:37 | knecht Chimham, laat dien met mijn heer den koning overtrekken,
1582 2Sa 19:38 | zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en ik zal
1583 2Sa 19:40 | Gilgal, en Chimham toog met hem voort; en al het volk
1584 2Sa 19:41 | gevoerd, en alle mannen Davids met hem? ~
1585 2Sa 20:1 | man van Jemini; die blies met de bazuin, en zeide: Wij
1586 2Sa 20:9 | zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En Joab
1587 2Sa 20:9 | mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand den baard
1588 2Sa 20:15 | stond; en al het volk, dat met Joab was, verdorven den
1589 2Sa 20:22 | kwam in tot al het volk, met haar wijsheid; en zij hieuwen
1590 2Sa 20:22 | tot Joab. Toen blies hij met de bazuin, en zij verstrooiden
1591 2Sa 21:4 | te doen om zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook
1592 2Sa 21:4 | zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook is het ons
1593 2Sa 21:15 | toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de
1594 2Sa 21:16 | kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht
1595 2Sa 21:17 | zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken ten strijde,
1596 2Sa 21:19 | Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens
1597 2Sa 22:30 | 30 Want met U loop ik door een bende;
1598 2Sa 22:30 | loop ik door een bende; met mijn God spring ik over
1599 2Sa 22:35 | strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is. ~
1600 2Sa 22:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij
1601 2Sa 23:6 | weggeworpen worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten; ~
1602 2Sa 23:7 | aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies;
1603 2Sa 23:7 | en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter
1604 2Sa 23:9 | was onder de drie helden met David, toen zij de Filistijnen
1605 2Sa 23:17 | mannen, die heengegaan zijn met gevaar van hun leven? En
1606 2Sa 23:21 | maar hij ging tot hem af met een staf; en hij rukte de
1607 2Sa 23:21 | Egyptenaars, en doodde hem met zijn eigen spies. ~
1608 2Sa 24:4 | heirs. Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van
1609 2Sa 24:20 | boog zich voor den koning met zijn aangezicht ter aarde. ~
1610 1Kon 1:1 | bedaagd; en zij dekten hem met klederen, doch hij kreeg
1611 1Kon 1:7 | En zijn raadslagen waren met Joab, den zoon van Zeruja,
1612 1Kon 1:7 | den zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester;
1613 1Kon 1:8 | helden, die David had, waren met Adonia niet. ~
1614 1Kon 1:14 | 14 Zie, als gij daar nog met den koning spreken zult,
1615 1Kon 1:21 | als mijn heer de koning met zijn vaderen zal ontslapen
1616 1Kon 1:22 | 22 En ziet, zij sprak nog met den koning, als de profeet
1617 1Kon 1:31 | Toen neigde zich Bathseba met het aangezicht ter aarde,
1618 1Kon 1:33 | koning zeide tot hen: Neemt met u de knechten uws heren,
1619 1Kon 1:34 | dat Zadok, de priester, met Nathan, den profeet, hem
1620 1Kon 1:34 | zalven. Daarna zult gij met de bazuin blazen, en zeggen:
1621 1Kon 1:37 | 37 Gelijk als de HEERE met mijn heer den koning geweest
1622 1Kon 1:37 | geweest is, alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn
1623 1Kon 1:38 | Zadok, de priester, af, met Nathan, den profeet, en
1624 1Kon 1:39 | zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, en al het volk
1625 1Kon 1:40 | hem, en het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich
1626 1Kon 1:40 | pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat
1627 1Kon 1:41 | het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd
1628 1Kon 1:44 | 44 En de koning heeft met hem gezonden Zadok, den
1629 1Kon 1:51 | zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet doden zal! ~
1630 1Kon 2:4 | Mijn aangezicht trouwelijk, met hun ganse hart en met hun
1631 1Kon 2:4 | trouwelijk, met hun ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen,
1632 1Kon 2:6 | gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. ~
1633 1Kon 2:8 | Bahurim, die mij vloekte met een geweldigen vloek, ten
1634 1Kon 2:8 | HEERE, zeggende: Zo ik hem met het zwaard dode! ~
1635 1Kon 2:9 | opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. ~
1636 1Kon 2:10 | 10 En David ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1637 1Kon 2:32 | aangevallen is, en die met het zwaard gedood heeft,
1638 1Kon 2:39 | 39 Doch het geschiedde met het einde van drie jaren,
1639 1Kon 3:1 | Salomo verzwagerde zich met Farao, den koning van Egypte;
1640 1Kon 3:6 | in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze
1641 1Kon 3:18 | zamen, geen vreemde was met ons in dat huis, behalve
1642 1Kon 4:13 | Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen. ~
1643 1Kon 5:6 | en mijn knechten zullen met uw knechten zijn, en het
1644 1Kon 5:8 | hebt; ik zal al uw wil doen met het cederenhout, en met
1645 1Kon 5:8 | met het cederenhout, en met het dennenhout. ~
1646 1Kon 6:7 | als het gebouwd werd, werd met volmaakten steen, zoals
1647 1Kon 6:9 | het; en bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen. ~
1648 1Kon 6:10 | voegde ze vast aan dat huis met cederenhout. ~
1649 1Kon 6:12 | dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik tot
1650 1Kon 6:15 | van het huis van binnen met cederen planken; van den
1651 1Kon 6:15 | beschoot hij ze van binnen met hout; en overdekte den vloer
1652 1Kon 6:15 | overdekte den vloer van het huis met dennen planken. ~
1653 1Kon 6:16 | bouwde hij twintig ellen met cederen planken aan de zijden
1654 1Kon 6:18 | huis inwendig was gesneden met knoppen en open bloemen;
1655 1Kon 6:20 | hoogte, en hij overtoog ze met gesloten goud; ook overtoog
1656 1Kon 6:21 | overtoog het huis van binnen met gesloten goud; en hij toog
1657 1Kon 6:21 | een voorhang henen door met gouden ketenen, en overtoog
1658 1Kon 6:21 | ketenen, en overtoog dien met goud. ~
1659 1Kon 6:22 | overtoog hij het ganse huis met goud, totdat het ganse huis
1660 1Kon 6:22 | was; daartoe overtoog hij met goud het gehele altaar,
1661 1Kon 6:28 | hij overtoog deze cherubs met goud. ~
1662 1Kon 6:29 | het ronde, graveerde hij met uitgesneden graveringen
1663 1Kon 6:30 | hij den vloer van het huis met goud van binnen en van buiten. ~
1664 1Kon 6:31 | olieachtig hout; de bovendorpel met de posten was het vijfde
1665 1Kon 6:32 | open bloemen, dewelke hij met goud overtoog; ook trok
1666 1Kon 6:35 | 35 En hij graveerde ze met cherubs, en palmbomen, en
1667 1Kon 6:35 | open bloemen, dewelke hij met goud overtoog, gericht naar
1668 1Kon 7:3 | 3 En het was bedekt met ceder van boven op de ribben,
1669 1Kon 7:6 | tegenover die, en de pilaren met de dikke balken tegenover
1670 1Kon 7:7 | voorhuis des gerichts, dat met ceder bedekt was, van vloer
1671 1Kon 7:9 | van binnen en van buiten met de zaag gezaagd; en dat
1672 1Kon 7:10 | Het was ook gegrondvest met kostelijke stenen, grote
1673 1Kon 7:10 | kostelijke stenen, grote stenen; met stenen van tien ellen, en
1674 1Kon 7:12 | drie rijen gehouwen stenen, met een rij van cederen balken.
1675 1Kon 7:12 | cederen balken. Zo was het met het binnenste voorhof, van
1676 1Kon 7:12 | het huis des HEEREN, en met het voorhuis van dat huis. ~
1677 1Kon 7:14 | koperwerker, die vervuld was met wijsheid, en met verstand,
1678 1Kon 7:14 | vervuld was met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap,
1679 1Kon 7:14 | wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, om alle werk
1680 1Kon 8:5 | hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende
1681 1Kon 8:9 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen
1682 1Kon 8:15 | HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader
1683 1Kon 8:15 | gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende: ~
1684 1Kon 8:21 | des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als
1685 1Kon 8:23 | die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
1686 1Kon 8:24 | hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken,
1687 1Kon 8:24 | mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk
1688 1Kon 8:48 | zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, en met hun
1689 1Kon 8:48 | met hun ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land
1690 1Kon 8:54 | knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar
1691 1Kon 8:55 | gemeente van Israel, zeggende met luider stem: ~
1692 1Kon 8:57 | De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest
1693 1Kon 8:57 | gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate
1694 1Kon 8:61 | ulieder hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om
1695 1Kon 8:62 | de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen
1696 1Kon 8:65 | het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente,
1697 1Kon 9:4 | vader David gewandeld heeft, met volkomenheid des harten,
1698 1Kon 9:4 | volkomenheid des harten, en met oprechtheid, om te doen
1699 1Kon 9:16 | Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten,
1700 1Kon 9:27 | 27 En Hiram zond met die schepen zijn knechten,
1701 1Kon 9:27 | scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~
1702 1Kon 10:1 | HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen te verzoeken. ~
1703 1Kon 10:2 | En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met
1704 1Kon 10:2 | met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen,
1705 1Kon 10:7 | niet aangezegd; gij hebt met wijsheid, en goed overtroffen
1706 1Kon 10:18 | en hij overtoog denzelven met dicht goud. ~
1707 1Kon 10:22 | zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze
1708 1Kon 11:2 | neigen; aan deze hing Salomo met liefde. ~
1709 1Kon 11:4 | zijn hart niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk
1710 1Kon 11:16 | bleef aldaar zes maanden, met het ganse Israel, totdat
1711 1Kon 11:17 | uit zijns vaders knechten met hem, om in Egypte te komen;
1712 1Kon 11:21 | Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen,
1713 1Kon 11:38 | David gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig
1714 1Kon 11:43 | 43 Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven
1715 1Kon 12:6 | koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan
1716 1Kon 12:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met
1717 1Kon 12:8 | met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die
1718 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken
1719 1Kon 12:11 | doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
1720 1Kon 12:11 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
1721 1Kon 12:14 | doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
1722 1Kon 12:14 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
1723 1Kon 12:18 | ganse Israel stenigde hem met stenen, dat hij stierf;
1724 1Kon 13:7 | sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk
1725 1Kon 13:8 | uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze
1726 1Kon 13:11 | dage in Beth-El gedaan had, met de woorden, die hij tot
1727 1Kon 13:15 | Toen zeide hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet brood. ~
1728 1Kon 13:16 | Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met u
1729 1Kon 13:16 | niet met u wederkeren, noch met u inkomen; ik zal ook geen
1730 1Kon 13:16 | ook geen brood eten, noch met u water drinken, in deze
1731 1Kon 13:18 | zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood
1732 1Kon 13:19 | 19 En hij keerde met hem wederom, en at brood
1733 1Kon 14:6 | Want ik ben tot u gezonden met een harde boodschap. ~
1734 1Kon 14:8 | geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde,
1735 1Kon 14:20 | twintig jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab,
1736 1Kon 14:22 | hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij zondigden. ~
1737 1Kon 14:31 | 31 En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1738 1Kon 15:3 | zijn hart was niet volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk
1739 1Kon 15:8 | 8 En Abiam ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
1740 1Kon 15:14 | het hart van Asa volkomen met den HEERE, al zijn dagen. ~
1741 1Kon 15:19 | maak uw verbond te niet met Baesa, den koning van Israel,
1742 1Kon 15:20 | en het ganse Cinneroth, met het ganse land Nafthali. ~
1743 1Kon 15:24 | 24 En Asa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1744 1Kon 15:24 | vaderen, en werd begraven met zijn vaderen, in de stad
1745 1Kon 16:6 | 6 En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1746 1Kon 16:17 | toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon, en belegerde
1747 1Kon 16:18 | zich het huis des konings met vuur, en stierf; ~
1748 1Kon 16:28 | 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1749 1Kon 17:18 | zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods?
1750 1Kon 18:4 | spelonk, en onderhield hen met brood en water. ~
1751 1Kon 18:13 | man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden
1752 1Kon 18:27 | op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept
1753 1Kon 18:27 | spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is
1754 1Kon 18:28 | 28 En zij riepen met luider stem, en zij sneden
1755 1Kon 18:28 | en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar
1756 1Kon 18:28 | zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze,
1757 1Kon 18:32 | 32 En hij bouwde met die stenen het altaar in
1758 1Kon 18:34 | zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het
1759 1Kon 18:35 | vulde hij ook de groeve met water. ~
1760 1Kon 19:1 | te weten al de profeten, met het zwaard. ~
1761 1Kon 19:6 | kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij, en dronk,
1762 1Kon 19:10 | afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik
1763 1Kon 19:13 | hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging,
1764 1Kon 19:14 | afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik
1765 1Kon 19:19 | van Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor
1766 1Kon 19:21 | runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen
1767 1Kon 20:1 | en dertig koningen waren met hem, en paarden en wagenen;
1768 1Kon 20:20 | Syrie, ontkwam op een paard, met enige ruiteren. ~
1769 1Kon 20:22 | wat gij doen zult; want met de wederkomst des jaars
1770 1Kon 20:26 | 26 Het geschiedde nu met de wederkomst des jaars,
1771 1Kon 20:34 | antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten gaan.
1772 1Kon 20:34 | Zo maakte hij een verbond met hem, en liet hem gaan. ~
1773 1Kon 20:38 | weg; en hij verstelde zich met as boven zijn ogen. ~
1774 1Kon 21:8 | Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de
1775 1Kon 21:8 | zijn stad waren, wonende met Naboth. ~
1776 1Kon 21:13 | de stad, en stenigden hem met stenen, dat hij stierf. ~
1777 1Kon 22:4 | hij tot Josafat: Zult gij met mij trekken in den strijd
1778 1Kon 22:10 | elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, op het plein,
1779 1Kon 22:11 | zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers
1780 1Kon 22:27 | gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en
1781 1Kon 22:27 | brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat
1782 1Kon 22:27 | der bedruktheid, totdat ik met vrede weder kom. ~
1783 1Kon 22:28 | zeide: Indien gij enigszins met vrede wederkomt, zo heeft
1784 1Kon 22:35 | dag toe, en de koning werd met den wagen staande gehouden
1785 1Kon 22:40 | 40 Alzo ontsliep Achab met zijn vaderen; en zijn zoon
1786 1Kon 22:45 | En Josafat maakte vrede met den koning van Israel. ~
1787 1Kon 22:50 | Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen
1788 1Kon 22:51 | 51 En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij
1789 2Kon 1:8 | tot hem: Hij was een man met een harig kleed, en met
1790 2Kon 1:8 | met een harig kleed, en met een lederen gordel gegord
1791 2Kon 1:9 | een hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. En als hij
1792 2Kon 1:11 | anderen hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde
1793 2Kon 1:13 | hoofdman van de derde vijftigen met zijn vijftigen. Zo ging
1794 2Kon 1:14 | hoofdmannen van vijftigen met hun vijftigen verteerd;
1795 2Kon 1:15 | des HEEREN tot Elia: Ga af met hem; vrees niet voor zijn
1796 2Kon 1:15 | En hij stond op, en ging met hem af tot den koning. ~
1797 2Kon 2:1 | geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen
1798 2Kon 2:1 | hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. ~
1799 2Kon 2:11 | was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen
1800 2Kon 2:11 | maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. ~
1801 2Kon 3:4 | en honderd duizend rammen met de wol. ~
1802 2Kon 3:7 | mij afgevallen, zult gij met mij trekken in den oorlog
1803 2Kon 3:13 | koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot de
1804 2Kon 3:17 | zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden, zodat
1805 2Kon 3:19 | goede stukken lands zult gij met stenen verderven. ~
1806 2Kon 3:20 | van Edom kwam, en het land met water vervuld werd. ~
1807 2Kon 3:23 | koningen hebben voorzeker zich met het zwaard verdorven, en
1808 2Kon 4:2 | Uw dienstmaagd heeft niet met al in het huis, dan een
1809 2Kon 4:2 | het huis, dan een kruik met olie. ~
1810 2Kon 4:7 | betaal uw schuldheer; gij dan met uw zonen, leef bij het overige. ~
1811 2Kon 4:13 | zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid;
1812 2Kon 4:26 | zeg tot haar: Is het wel met u? Is het wel met uw man?
1813 2Kon 4:26 | het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw
1814 2Kon 4:26 | wel met uw man? Is het wel met uw kind? En zij zeide: Het
1815 2Kon 5:9 | 9 Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn
1816 2Kon 5:9 | Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor
1817 2Kon 5:12 | wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~
1818 2Kon 5:23 | zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, en
1819 2Kon 6:3 | Het believe u toch te gaan met uw knechten. En hij zeide:
1820 2Kon 6:4 | 4 Zo ging hij met hen. Als zij nu aan de Jordaan
1821 2Kon 6:8 | Israel, en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende:
1822 2Kon 6:15 | een heir omringde de stad met paarden en wagenen. Toen
1823 2Kon 6:18 | zeide: Sla toch dit volk met verblindheden. En Hij sloeg
1824 2Kon 6:18 | verblindheden. En Hij sloeg hen met verblindheden, naar het
1825 2Kon 6:22 | zoudt gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met uw boog
1826 2Kon 6:22 | die gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? Zet
1827 2Kon 6:32 | deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis
1828 2Kon 6:33 | 33 Als hij nog met hen sprak, ziet, zo kwam
1829 2Kon 7:2 | zeide: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan
1830 2Kon 7:19 | gezegd: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan
1831 2Kon 8:2 | Gods; want zij was gegaan met haar huisgezin, en had als
1832 2Kon 8:3 | 3 En het geschiedde met het einde der zeven jaren,
1833 2Kon 8:12 | zetten, en hun jonge manschap met het zwaard doden, en hun
1834 2Kon 8:21 | naar Zair, en al de wagenen met hem; en hij maakte zich
1835 2Kon 8:24 | 24 En Joram ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1836 2Kon 8:28 | 28 En hij toog met Joram, den zoon van Achab,
1837 2Kon 9:13 | hoogsten trap; en zij bliezen met de bazuin, en zeiden: Jehu
1838 2Kon 9:18 | Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer
1839 2Kon 9:19 | Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer
1840 2Kon 9:24 | Maar Jehu spande den boog met volle kracht, en schoot
1841 2Kon 9:32 | venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? Toen zagen op
1842 2Kon 10:15 | recht, gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide:
1843 2Kon 10:16 | 16 En hij zeide: Ga met mij, en zie mijn ijver aan
1844 2Kon 10:23 | 23 En Jehu kwam met Jonadab, den zoon van Rechab,
1845 2Kon 10:25 | uitkome. En zij sloegen hen met de scherpte des zwaard;
1846 2Kon 10:31 | HEEREN, des Gods van Israel, met zijn ganse hart; hij week
1847 2Kon 10:35 | 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
1848 2Kon 11:3 | 3 En hij was met haar verstoken in het huis
1849 2Kon 11:4 | de oversten van honderd met de hoofdmannen, en met de
1850 2Kon 11:4 | honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht
1851 2Kon 11:4 | en hij maakte een verbond met hen, en hij beedigde hen
1852 2Kon 11:8 | rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand,
1853 2Kon 11:9 | op den sabbat ingingen, met degenen, die op den sabbat
1854 2Kon 11:11 | trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand,
1855 2Kon 11:12 | hem; daartoe klapten zij met de handen, en zeiden: De
1856 2Kon 11:14 | lands was blijde, en blies met trompetten. Toen verscheurde
1857 2Kon 11:15 | en doodt, wie haar volgt, met het zwaard; want de priester
1858 2Kon 11:20 | stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden
1859 2Kon 12:10 | dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam,
1860 2Kon 12:21 | stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad
1861 2Kon 13:10 | dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam,
1862 2Kon 13:21 | stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad
1863 2Kon 14:9 | 9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
1864 2Kon 14:13 | 13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam
1865 2Kon 14:20 | Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars. ~
1866 2Kon 14:23 | hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob;
1867 2Kon 14:25 | van Joahaz, zijn vader, met krijg genomen had; Joas
1868 2Kon 15:7 | duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam
1869 2Kon 15:10 | vallen zoudt, gij en Juda met u? ~
1870 2Kon 15:16 | 16 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te
1871 2Kon 15:22 | aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~
1872 2Kon 15:29 | 29 En Jerobeam ontsliep met zijn vaderen, met de koningen
1873 2Kon 15:29 | ontsliep met zijn vaderen, met de koningen van Israel;
1874 2Kon 16:7 | 7 En Azaria ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
1875 2Kon 16:16 | Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren,
1876 2Kon 16:19 | zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk
1877 2Kon 16:22 | Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon
1878 2Kon 16:25 | van het huis des konings, met Argob en met Arje, en met
1879 2Kon 16:25 | des konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig
1880 2Kon 16:25 | met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de
1881 2Kon 16:38 | 38 En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1882 2Kon 17:5 | de koning van Syrie, op, met Pekah, den zoon van Remalia,
1883 2Kon 17:5 | maar zij vermochten niet met strijden. ~
1884 2Kon 17:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1885 2Kon 18:5 | de koning van Syrie, op, met Pekah, den zoon van Remalia,
1886 2Kon 18:5 | maar zij vermochten niet met strijden. ~
1887 2Kon 18:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1888 2Kon 19:15 | en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt had,
1889 2Kon 19:31 | de goden van Sefarvaim, met vuur. ~
1890 2Kon 19:35 | had de HEERE een verbond met hen gemaakt, en had hun
1891 2Kon 19:36 | HEERE, Die u uit Egypteland met grote kracht en met een
1892 2Kon 19:36 | Egypteland met grote kracht en met een uitgestrekten arm opgevoerd
1893 2Kon 19:38 | 38 En het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult gij
1894 2Kon 20:7 | 7 Zo was de HEERE met hem; overal, waar hij henen
1895 2Kon 20:17 | Lachis tot den koning Hizkia, met een zwaar heir naar Jeruzalem;
1896 2Kon 20:23 | 23 Nu dan, wed toch met mijn heer, den koning van
1897 2Kon 20:26 | verstaan het wel; en spreek met ons niet in het Joods, voor
1898 2Kon 20:27 | den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek eten, en
1899 2Kon 20:28 | Alzo stond Rabsake, en riep met luider stem in het Joods;
1900 2Kon 20:31 | koning van Assyrie: Handelt met mij door een geschenk, en
1901 2Kon 20:37 | de kanselier, tot Hizkia, met gescheurde klederen; en
1902 2Kon 21:1 | klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het
1903 2Kon 21:2 | oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja,
1904 2Kon 21:4 | te honen, en te schelden, met woorden, die de HEERE, uw
1905 2Kon 21:23 | gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen
1906 2Kon 21:24 | vreemde wateren; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren
1907 2Kon 21:32 | inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen,
1908 2Kon 21:37 | Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen; doch
1909 2Kon 22:3 | aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld,
1910 2Kon 22:21 | 21 En Hizkia ontsliep met zijn vaderen; en zijn zoon
1911 2Kon 23:18 | 18 En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
1912 2Kon 24:7 | 7 Doch er werd met hen geen rekening gehouden
1913 2Kon 24:17 | Mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen,
1914 2Kon 24:20 | uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld
1915 2Kon 25:2 | het huis des HEEREN, en met hem alle inwoners van Jeruzalem,
1916 2Kon 25:3 | getuigenissen, en Zijn inzettingen met ganser harte en met ganser
1917 2Kon 25:3 | inzettingen met ganser harte en met ganser ziele te houden,
1918 2Kon 25:11 | wagenen der zon verbrandde hij met vuur. ~
1919 2Kon 25:14 | hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen. ~
1920 2Kon 25:18 | bevrijdden zij zijn beenderen, met de beenderen van den profeet,
1921 2Kon 25:25 | die zich tot den HEERE, met zijn ganse hart, en met
1922 2Kon 25:25 | met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met
1923 2Kon 25:25 | met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar
1924 2Kon 26:4 | had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vervuld
1925 2Kon 26:6 | 6 En Jojakim ontsliep met zijn vaderen; en zijn zoon
1926 2Kon 27:7 | ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en
1927 2Kon 27:9 | der groten verbrandde hij met vuur. ~
1928 2Kon 27:10 | ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der trawanten
1929 2Kon 27:17 | gelijk had de andere pilaar, met het net. ~
1930 2Kon 27:25 | zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia,
1931 2Kon 27:25 | Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~
1932 2Kon 27:28 | En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel
1933 1Kro 2:23 | En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken van Jair, van
1934 1Kro 2:23 | vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath, en haar onderhorige
1935 1Kro 4:9 | zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. ~
1936 1Kro 4:10 | vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het
1937 1Kro 4:10 | hand met mij zijn zal, en met het kwade alzo maakt, dat
1938 1Kro 4:41 | 41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen
1939 1Kro 5:20 | hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat zij tot
1940 1Kro 6:32 | van de tent der samenkomst met gezangen, totdat Salomo
1941 1Kro 6:33 | zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van de zonen
1942 1Kro 7:4 | 4 En met hen naar hun geslachten,
1943 1Kro 8:32 | broederen te Jeruzalem, met hun broederen. ~
1944 1Kro 9:20 | voorganger bij hen was, met welken de HEERE was. ~
1945 1Kro 9:25 | dage van tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~
1946 1Kro 9:38 | tegenover hun broederen, met hun broederen. ~
1947 1Kro 10:3 | tegen Saul, en de schutters met de bogen troffen hem aan;
1948 1Kro 10:4 | onbesnedenen niet komen, en met mij den spot drijven. Maar
1949 1Kro 11:3 | David maakte een verbond met hen te Hebron, voor het
1950 1Kro 11:9 | HEERE der heirscharen was met hem. ~
1951 1Kro 11:13 | 13 Hij was met David te Pas-Dammim, als
1952 1Kro 11:19 | bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja,
1953 1Kro 11:19 | gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben
1954 1Kro 11:23 | maar hij ging tot hem af met een staf, en rukte de spies
1955 1Kro 11:23 | Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn eigen spies. ~
1956 1Kro 12:2 | 2 Gewapend met bogen, rechts en links met
1957 1Kro 12:2 | met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met
1958 1Kro 12:2 | met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den
1959 1Kro 12:8 | krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun
1960 1Kro 12:18 | Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van
1961 1Kro 12:19 | Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen kwam, om
1962 1Kro 12:19 | Filistijnen verlieten hem met raad, zeggende: Met gevaar
1963 1Kro 12:19 | hem met raad, zeggende: Met gevaar van onze hoofden
1964 1Kro 12:27 | overste der Aaronieten; en met hem waren er drie duizend
1965 1Kro 12:29 | er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden; ~
1966 1Kro 12:31 | Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat
1967 1Kro 12:33 | heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen, vijftig
1968 1Kro 12:33 | om een slagorde te houden met een onwankelbaar hart; ~
1969 1Kro 12:34 | duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en
1970 1Kro 12:37 | halven stam van Manasse, met allerlei krijgsgereedschap
1971 1Kro 12:38 | slagorde konden houden, kwamen met een volkomen hart te Hebron,
1972 1Kro 13:1 | 1 En David hield raad met de oversten der duizenden
1973 1Kro 13:1 | duizenden en der honderden, en met alle vorsten. ~
1974 1Kro 13:2 | priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden, met
1975 1Kro 13:2 | met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat zij
1976 1Kro 13:6 | 6 Toen toog David op met het ganse Israel naar Baala,
1977 1Kro 13:8 | voor het aangezicht Gods met alle macht, zo met liederen,
1978 1Kro 13:8 | Gods met alle macht, zo met liederen, als met harpen,
1979 1Kro 13:8 | macht, zo met liederen, als met harpen, en met luiten, en
1980 1Kro 13:8 | liederen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen,
1981 1Kro 13:8 | harpen, en met luiten, en met trommelen, en met cimbalen,
1982 1Kro 13:8 | luiten, en met trommelen, en met cimbalen, en met trompetten. ~
1983 1Kro 13:8 | trommelen, en met cimbalen, en met trompetten. ~
1984 1Kro 14:12 | David gebood, en zij werden met vuur verbrand. ~
1985 1Kro 15:15 | Gods op hun schouderen, met de draagbomen, die op hen
1986 1Kro 15:16 | zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met
1987 1Kro 15:16 | met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen,
1988 1Kro 15:16 | horen, verheffende de stem met blijdschap. ~
1989 1Kro 15:18 | 18 En met hen hun broeders van de
1990 1Kro 15:19 | Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen; ~
1991 1Kro 15:20 | en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth. ~
1992 1Kro 15:21 | Obed-Edom, en Jeiel, en Azazja, met harpen op de Scheminith,
1993 1Kro 15:24 | de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods;
1994 1Kro 15:25 | het huis van Obed-Edom, met vreugde; ~
1995 1Kro 15:27 | 27 David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen;
1996 1Kro 15:28 | verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der
1997 1Kro 15:28 | HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met
1998 1Kro 15:28 | met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen,
1999 1Kro 15:28 | bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid
2000 1Kro 15:28 | cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303 |