Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
mestvee 1
mesullam 25
mesullemet 1
met 5303
metaal 1
metdegenen 1
meteen 4
Frequency    [«  »]
5967 heere
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op
4462 als
4422 mijn

Bijbel

IntraText - Concordances

met

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303

     Book Chapter: Verse
1501 2Sa 11:17 | mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen er 1502 2Sa 12:9 | hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en 1503 2Sa 12:9 | genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen 1504 2Sa 12:17 | wilde niet, en at geen brood met hen. ~ 1505 2Sa 12:30 | gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd 1506 2Sa 13:5 | Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze 1507 2Sa 13:15 | Daarna haatte haar Amnon met een zeer groten haat; want 1508 2Sa 13:18 | dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed; en zijn 1509 2Sa 13:22 | Doch Absalom sprak niet met Amnon, noch kwaad noch goed; 1510 2Sa 13:24 | koning en zijn knechten met uw knecht gaan. ~ 1511 2Sa 13:26 | toch mijn broeder Amnon met ons gaan. Maar de koning 1512 2Sa 13:26 | tot hem: Waarom zou hij met u gaan? ~ 1513 2Sa 13:27 | en al des konings zonen met hem gaan. ~ 1514 2Sa 13:31 | stonden al zijn knechten met gescheurde klederen. ~ 1515 2Sa 13:36 | al zijn knechten weenden met een zeer groot geween. ~ 1516 2Sa 14:2 | rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw, 1517 2Sa 14:17 | en de HEERE, uw God, zal met u zijn. ~ 1518 2Sa 14:19 | koning zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw 1519 2Sa 14:30 | heen, en steekt het aan met vuur, en Absaloms knechten 1520 2Sa 14:30 | staken dat stuk akkers aan met vuur. ~ 1521 2Sa 14:31 | stuk akkers, dat mijn is, met vuur aangestoken? ~ 1522 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd 1523 2Sa 15:14 | tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: 1524 2Sa 15:14 | drijve, en deze stad sla met de scherpte des zwaards. ~ 1525 2Sa 15:16 | 16 En de koning ging uit met zijn ganse huis te voet; 1526 2Sa 15:17 | 17 Als nu de koning met al het volk te voet was 1527 2Sa 15:19 | Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en 1528 2Sa 15:20 | gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan? 1529 2Sa 15:20 | weldadigheid en trouw zij met u. ~ 1530 2Sa 15:22 | mannen, en al de kinderen die met hem waren. ~ 1531 2Sa 15:23 | En het ganse land weende met luider stem, als al het 1532 2Sa 15:24 | daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des 1533 2Sa 15:27 | ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide 1534 2Sa 15:27 | Jonathan, Abjathars zoon, met u. ~ 1535 2Sa 15:30 | ook had al het volk, dat met hem was, een iegelijk zijn 1536 2Sa 15:31 | onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. 1537 2Sa 15:33 | David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij 1538 2Sa 15:35 | Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, 1539 2Sa 16:1 | Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen, 1540 2Sa 16:1 | daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, 1541 2Sa 16:6 | 6 En hij wierp David met stenen, mitsgaders alle 1542 2Sa 16:10 | koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van 1543 2Sa 16:13 | 13 Alzo ging David met zijn lieden op den weg; 1544 2Sa 16:13 | over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover hem, 1545 2Sa 16:13 | tegenover hem, en stoof met stof. ~ 1546 2Sa 16:14 | in, en al het volk, dat met hem was, moede zijnde; en 1547 2Sa 16:15 | Jeruzalem, en Achitofel met hem. ~ 1548 2Sa 16:17 | vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen? ~ 1549 2Sa 16:21 | de handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt 1550 2Sa 17:2 | verschrikken, en al het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan 1551 2Sa 17:8 | en zal niet vernachten met het volk. ~ 1552 2Sa 17:10 | dappere mannen zijn, die met hem zijn. ~ 1553 2Sa 17:12 | en van al de mannen, die met hem zijn, ook niet een worden 1554 2Sa 17:16 | worde, en al het volk, dat met hem is. ~ 1555 2Sa 17:22 | op, en al het volk, dat met hem was; en zij gingen over 1556 2Sa 17:24 | en alle mannen van Israel met hem. ~ 1557 2Sa 17:29 | David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want 1558 2Sa 18:1 | monsterde het volk, dat met hem was; en hij stelde over 1559 2Sa 18:2 | Ik zal ook zelf zekerlijk met ulieden uittrekken. ~ 1560 2Sa 18:5 | zeggende: Handelt mij zachtkens met den jongeling, met Absalom. 1561 2Sa 18:5 | zachtkens met den jongeling, met Absalom. En al het volk 1562 2Sa 18:16 | 16 Toen blies Joab met de bazuin, en al het volk 1563 2Sa 18:27 | een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen. ~ 1564 2Sa 18:28 | boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, 1565 2Sa 18:29 | zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? 1566 2Sa 18:29 | het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: 1567 2Sa 18:32 | koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? 1568 2Sa 18:32 | het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: 1569 2Sa 19:4 | toegewonden, en de koning riep met luider stem: Mijn zoon Absalom, 1570 2Sa 19:16 | haastte zich, en kwam af met de mannen van Juda, den 1571 2Sa 19:17 | duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht 1572 2Sa 19:17 | en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk 1573 2Sa 19:22 | David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen 1574 2Sa 19:24 | tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam. ~ 1575 2Sa 19:25 | zeide: Waarom zijt gij niet met mij getogen, Mefiboseth? ~ 1576 2Sa 19:30 | naardien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen. ~ 1577 2Sa 19:31 | van Rogelim; en hij toog met den koning over de Jordaan, 1578 2Sa 19:33 | tot Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal u bij 1579 2Sa 19:34 | mijns levens zijn, dat ik met den koning zou optrekken 1580 2Sa 19:36 | knecht zal maar een weinig met den koning over de Jordaan 1581 2Sa 19:37 | knecht Chimham, laat dien met mijn heer den koning overtrekken, 1582 2Sa 19:38 | zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en ik zal 1583 2Sa 19:40 | Gilgal, en Chimham toog met hem voort; en al het volk 1584 2Sa 19:41 | gevoerd, en alle mannen Davids met hem? ~ 1585 2Sa 20:1 | man van Jemini; die blies met de bazuin, en zeide: Wij 1586 2Sa 20:9 | zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En Joab 1587 2Sa 20:9 | mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand den baard 1588 2Sa 20:15 | stond; en al het volk, dat met Joab was, verdorven den 1589 2Sa 20:22 | kwam in tot al het volk, met haar wijsheid; en zij hieuwen 1590 2Sa 20:22 | tot Joab. Toen blies hij met de bazuin, en zij verstrooiden 1591 2Sa 21:4 | te doen om zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook 1592 2Sa 21:4 | zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook is het ons 1593 2Sa 21:15 | toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de 1594 2Sa 21:16 | kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht 1595 2Sa 21:17 | zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken ten strijde, 1596 2Sa 21:19 | Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens 1597 2Sa 22:30 | 30 Want met U loop ik door een bende; 1598 2Sa 22:30 | loop ik door een bende; met mijn God spring ik over 1599 2Sa 22:35 | strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is. ~ 1600 2Sa 22:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij 1601 2Sa 23:6 | weggeworpen worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten; ~ 1602 2Sa 23:7 | aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; 1603 2Sa 23:7 | en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter 1604 2Sa 23:9 | was onder de drie helden met David, toen zij de Filistijnen 1605 2Sa 23:17 | mannen, die heengegaan zijn met gevaar van hun leven? En 1606 2Sa 23:21 | maar hij ging tot hem af met een staf; en hij rukte de 1607 2Sa 23:21 | Egyptenaars, en doodde hem met zijn eigen spies. ~ 1608 2Sa 24:4 | heirs. Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van 1609 2Sa 24:20 | boog zich voor den koning met zijn aangezicht ter aarde. ~ 1610 1Kon 1:1 | bedaagd; en zij dekten hem met klederen, doch hij kreeg 1611 1Kon 1:7 | En zijn raadslagen waren met Joab, den zoon van Zeruja, 1612 1Kon 1:7 | den zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester; 1613 1Kon 1:8 | helden, die David had, waren met Adonia niet. ~ 1614 1Kon 1:14 | 14 Zie, als gij daar nog met den koning spreken zult, 1615 1Kon 1:21 | als mijn heer de koning met zijn vaderen zal ontslapen 1616 1Kon 1:22 | 22 En ziet, zij sprak nog met den koning, als de profeet 1617 1Kon 1:31 | Toen neigde zich Bathseba met het aangezicht ter aarde, 1618 1Kon 1:33 | koning zeide tot hen: Neemt met u de knechten uws heren, 1619 1Kon 1:34 | dat Zadok, de priester, met Nathan, den profeet, hem 1620 1Kon 1:34 | zalven. Daarna zult gij met de bazuin blazen, en zeggen: 1621 1Kon 1:37 | 37 Gelijk als de HEERE met mijn heer den koning geweest 1622 1Kon 1:37 | geweest is, alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn 1623 1Kon 1:38 | Zadok, de priester, af, met Nathan, den profeet, en 1624 1Kon 1:39 | zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, en al het volk 1625 1Kon 1:40 | hem, en het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich 1626 1Kon 1:40 | pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat 1627 1Kon 1:41 | het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd 1628 1Kon 1:44 | 44 En de koning heeft met hem gezonden Zadok, den 1629 1Kon 1:51 | zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet doden zal! ~ 1630 1Kon 2:4 | Mijn aangezicht trouwelijk, met hun ganse hart en met hun 1631 1Kon 2:4 | trouwelijk, met hun ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, 1632 1Kon 2:6 | gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. ~ 1633 1Kon 2:8 | Bahurim, die mij vloekte met een geweldigen vloek, ten 1634 1Kon 2:8 | HEERE, zeggende: Zo ik hem met het zwaard dode! ~ 1635 1Kon 2:9 | opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. ~ 1636 1Kon 2:10 | 10 En David ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1637 1Kon 2:32 | aangevallen is, en die met het zwaard gedood heeft, 1638 1Kon 2:39 | 39 Doch het geschiedde met het einde van drie jaren, 1639 1Kon 3:1 | Salomo verzwagerde zich met Farao, den koning van Egypte; 1640 1Kon 3:6 | in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze 1641 1Kon 3:18 | zamen, geen vreemde was met ons in dat huis, behalve 1642 1Kon 4:13 | Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen. ~ 1643 1Kon 5:6 | en mijn knechten zullen met uw knechten zijn, en het 1644 1Kon 5:8 | hebt; ik zal al uw wil doen met het cederenhout, en met 1645 1Kon 5:8 | met het cederenhout, en met het dennenhout. ~ 1646 1Kon 6:7 | als het gebouwd werd, werd met volmaakten steen, zoals 1647 1Kon 6:9 | het; en bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen. ~ 1648 1Kon 6:10 | voegde ze vast aan dat huis met cederenhout. ~ 1649 1Kon 6:12 | dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u bevestigen, dat Ik tot 1650 1Kon 6:15 | van het huis van binnen met cederen planken; van den 1651 1Kon 6:15 | beschoot hij ze van binnen met hout; en overdekte den vloer 1652 1Kon 6:15 | overdekte den vloer van het huis met dennen planken. ~ 1653 1Kon 6:16 | bouwde hij twintig ellen met cederen planken aan de zijden 1654 1Kon 6:18 | huis inwendig was gesneden met knoppen en open bloemen; 1655 1Kon 6:20 | hoogte, en hij overtoog ze met gesloten goud; ook overtoog 1656 1Kon 6:21 | overtoog het huis van binnen met gesloten goud; en hij toog 1657 1Kon 6:21 | een voorhang henen door met gouden ketenen, en overtoog 1658 1Kon 6:21 | ketenen, en overtoog dien met goud. ~ 1659 1Kon 6:22 | overtoog hij het ganse huis met goud, totdat het ganse huis 1660 1Kon 6:22 | was; daartoe overtoog hij met goud het gehele altaar, 1661 1Kon 6:28 | hij overtoog deze cherubs met goud. ~ 1662 1Kon 6:29 | het ronde, graveerde hij met uitgesneden graveringen 1663 1Kon 6:30 | hij den vloer van het huis met goud van binnen en van buiten. ~ 1664 1Kon 6:31 | olieachtig hout; de bovendorpel met de posten was het vijfde 1665 1Kon 6:32 | open bloemen, dewelke hij met goud overtoog; ook trok 1666 1Kon 6:35 | 35 En hij graveerde ze met cherubs, en palmbomen, en 1667 1Kon 6:35 | open bloemen, dewelke hij met goud overtoog, gericht naar 1668 1Kon 7:3 | 3 En het was bedekt met ceder van boven op de ribben, 1669 1Kon 7:6 | tegenover die, en de pilaren met de dikke balken tegenover 1670 1Kon 7:7 | voorhuis des gerichts, dat met ceder bedekt was, van vloer 1671 1Kon 7:9 | van binnen en van buiten met de zaag gezaagd; en dat 1672 1Kon 7:10 | Het was ook gegrondvest met kostelijke stenen, grote 1673 1Kon 7:10 | kostelijke stenen, grote stenen; met stenen van tien ellen, en 1674 1Kon 7:12 | drie rijen gehouwen stenen, met een rij van cederen balken. 1675 1Kon 7:12 | cederen balken. Zo was het met het binnenste voorhof, van 1676 1Kon 7:12 | het huis des HEEREN, en met het voorhuis van dat huis. ~ 1677 1Kon 7:14 | koperwerker, die vervuld was met wijsheid, en met verstand, 1678 1Kon 7:14 | vervuld was met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, 1679 1Kon 7:14 | wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, om alle werk 1680 1Kon 8:5 | hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende 1681 1Kon 8:9 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen 1682 1Kon 8:15 | HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader 1683 1Kon 8:15 | gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende: ~ 1684 1Kon 8:21 | des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als 1685 1Kon 8:23 | die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~ 1686 1Kon 8:24 | hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, 1687 1Kon 8:24 | mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk 1688 1Kon 8:48 | zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, en met hun 1689 1Kon 8:48 | met hun ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land 1690 1Kon 8:54 | knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar 1691 1Kon 8:55 | gemeente van Israel, zeggende met luider stem: ~ 1692 1Kon 8:57 | De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest 1693 1Kon 8:57 | gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate 1694 1Kon 8:61 | ulieder hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om 1695 1Kon 8:62 | de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen 1696 1Kon 8:65 | het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente, 1697 1Kon 9:4 | vader David gewandeld heeft, met volkomenheid des harten, 1698 1Kon 9:4 | volkomenheid des harten, en met oprechtheid, om te doen 1699 1Kon 9:16 | Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de Kanaanieten, 1700 1Kon 9:27 | 27 En Hiram zond met die schepen zijn knechten, 1701 1Kon 9:27 | scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo. ~ 1702 1Kon 10:1 | HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen te verzoeken. ~ 1703 1Kon 10:2 | En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met 1704 1Kon 10:2 | met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen, 1705 1Kon 10:7 | niet aangezegd; gij hebt met wijsheid, en goed overtroffen 1706 1Kon 10:18 | en hij overtoog denzelven met dicht goud. ~ 1707 1Kon 10:22 | zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze 1708 1Kon 11:2 | neigen; aan deze hing Salomo met liefde. ~ 1709 1Kon 11:4 | zijn hart niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk 1710 1Kon 11:16 | bleef aldaar zes maanden, met het ganse Israel, totdat 1711 1Kon 11:17 | uit zijns vaders knechten met hem, om in Egypte te komen; 1712 1Kon 11:21 | Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen, 1713 1Kon 11:38 | David gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig 1714 1Kon 11:43 | 43 Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven 1715 1Kon 12:6 | koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan 1716 1Kon 12:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met 1717 1Kon 12:8 | met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die 1718 1Kon 12:10 | 10 En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken 1719 1Kon 12:11 | doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar 1720 1Kon 12:11 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~ 1721 1Kon 12:14 | doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar 1722 1Kon 12:14 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~ 1723 1Kon 12:18 | ganse Israel stenigde hem met stenen, dat hij stierf; 1724 1Kon 13:7 | sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk 1725 1Kon 13:8 | uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze 1726 1Kon 13:11 | dage in Beth-El gedaan had, met de woorden, die hij tot 1727 1Kon 13:15 | Toen zeide hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet brood. ~ 1728 1Kon 13:16 | Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met u 1729 1Kon 13:16 | niet met u wederkeren, noch met u inkomen; ik zal ook geen 1730 1Kon 13:16 | ook geen brood eten, noch met u water drinken, in deze 1731 1Kon 13:18 | zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood 1732 1Kon 13:19 | 19 En hij keerde met hem wederom, en at brood 1733 1Kon 14:6 | Want ik ben tot u gezonden met een harde boodschap. ~ 1734 1Kon 14:8 | geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde, 1735 1Kon 14:20 | twintig jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab, 1736 1Kon 14:22 | hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij zondigden. ~ 1737 1Kon 14:31 | 31 En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1738 1Kon 15:3 | zijn hart was niet volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk 1739 1Kon 15:8 | 8 En Abiam ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 1740 1Kon 15:14 | het hart van Asa volkomen met den HEERE, al zijn dagen. ~ 1741 1Kon 15:19 | maak uw verbond te niet met Baesa, den koning van Israel, 1742 1Kon 15:20 | en het ganse Cinneroth, met het ganse land Nafthali. ~ 1743 1Kon 15:24 | 24 En Asa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1744 1Kon 15:24 | vaderen, en werd begraven met zijn vaderen, in de stad 1745 1Kon 16:6 | 6 En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1746 1Kon 16:17 | toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon, en belegerde 1747 1Kon 16:18 | zich het huis des konings met vuur, en stierf; ~ 1748 1Kon 16:28 | 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1749 1Kon 17:18 | zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? 1750 1Kon 18:4 | spelonk, en onderhield hen met brood en water. ~ 1751 1Kon 18:13 | man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden 1752 1Kon 18:27 | op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept 1753 1Kon 18:27 | spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is 1754 1Kon 18:28 | 28 En zij riepen met luider stem, en zij sneden 1755 1Kon 18:28 | en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar 1756 1Kon 18:28 | zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze, 1757 1Kon 18:32 | 32 En hij bouwde met die stenen het altaar in 1758 1Kon 18:34 | zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het 1759 1Kon 18:35 | vulde hij ook de groeve met water. ~ 1760 1Kon 19:1 | te weten al de profeten, met het zwaard. ~ 1761 1Kon 19:6 | kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij, en dronk, 1762 1Kon 19:10 | afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik 1763 1Kon 19:13 | hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, 1764 1Kon 19:14 | afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik 1765 1Kon 19:19 | van Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor 1766 1Kon 19:21 | runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen 1767 1Kon 20:1 | en dertig koningen waren met hem, en paarden en wagenen; 1768 1Kon 20:20 | Syrie, ontkwam op een paard, met enige ruiteren. ~ 1769 1Kon 20:22 | wat gij doen zult; want met de wederkomst des jaars 1770 1Kon 20:26 | 26 Het geschiedde nu met de wederkomst des jaars, 1771 1Kon 20:34 | antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten gaan. 1772 1Kon 20:34 | Zo maakte hij een verbond met hem, en liet hem gaan. ~ 1773 1Kon 20:38 | weg; en hij verstelde zich met as boven zijn ogen. ~ 1774 1Kon 21:8 | Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de 1775 1Kon 21:8 | zijn stad waren, wonende met Naboth. ~ 1776 1Kon 21:13 | de stad, en stenigden hem met stenen, dat hij stierf. ~ 1777 1Kon 22:4 | hij tot Josafat: Zult gij met mij trekken in den strijd 1778 1Kon 22:10 | elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, op het plein, 1779 1Kon 22:11 | zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers 1780 1Kon 22:27 | gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en 1781 1Kon 22:27 | brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat 1782 1Kon 22:27 | der bedruktheid, totdat ik met vrede weder kom. ~ 1783 1Kon 22:28 | zeide: Indien gij enigszins met vrede wederkomt, zo heeft 1784 1Kon 22:35 | dag toe, en de koning werd met den wagen staande gehouden 1785 1Kon 22:40 | 40 Alzo ontsliep Achab met zijn vaderen; en zijn zoon 1786 1Kon 22:45 | En Josafat maakte vrede met den koning van Israel. ~ 1787 1Kon 22:50 | Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen 1788 1Kon 22:51 | 51 En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij 1789 2Kon 1:8 | tot hem: Hij was een man met een harig kleed, en met 1790 2Kon 1:8 | met een harig kleed, en met een lederen gordel gegord 1791 2Kon 1:9 | een hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. En als hij 1792 2Kon 1:11 | anderen hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde 1793 2Kon 1:13 | hoofdman van de derde vijftigen met zijn vijftigen. Zo ging 1794 2Kon 1:14 | hoofdmannen van vijftigen met hun vijftigen verteerd; 1795 2Kon 1:15 | des HEEREN tot Elia: Ga af met hem; vrees niet voor zijn 1796 2Kon 1:15 | En hij stond op, en ging met hem af tot den koning. ~ 1797 2Kon 2:1 | geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen 1798 2Kon 2:1 | hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. ~ 1799 2Kon 2:11 | was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen 1800 2Kon 2:11 | maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. ~ 1801 2Kon 3:4 | en honderd duizend rammen met de wol. ~ 1802 2Kon 3:7 | mij afgevallen, zult gij met mij trekken in den oorlog 1803 2Kon 3:13 | koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot de 1804 2Kon 3:17 | zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden, zodat 1805 2Kon 3:19 | goede stukken lands zult gij met stenen verderven. ~ 1806 2Kon 3:20 | van Edom kwam, en het land met water vervuld werd. ~ 1807 2Kon 3:23 | koningen hebben voorzeker zich met het zwaard verdorven, en 1808 2Kon 4:2 | Uw dienstmaagd heeft niet met al in het huis, dan een 1809 2Kon 4:2 | het huis, dan een kruik met olie. ~ 1810 2Kon 4:7 | betaal uw schuldheer; gij dan met uw zonen, leef bij het overige. ~ 1811 2Kon 4:13 | zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; 1812 2Kon 4:26 | zeg tot haar: Is het wel met u? Is het wel met uw man? 1813 2Kon 4:26 | het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw 1814 2Kon 4:26 | wel met uw man? Is het wel met uw kind? En zij zeide: Het 1815 2Kon 5:9 | 9 Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn 1816 2Kon 5:9 | Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor 1817 2Kon 5:12 | wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~ 1818 2Kon 5:23 | zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, en 1819 2Kon 6:3 | Het believe u toch te gaan met uw knechten. En hij zeide: 1820 2Kon 6:4 | 4 Zo ging hij met hen. Als zij nu aan de Jordaan 1821 2Kon 6:8 | Israel, en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende: 1822 2Kon 6:15 | een heir omringde de stad met paarden en wagenen. Toen 1823 2Kon 6:18 | zeide: Sla toch dit volk met verblindheden. En Hij sloeg 1824 2Kon 6:18 | verblindheden. En Hij sloeg hen met verblindheden, naar het 1825 2Kon 6:22 | zoudt gij ook slaan, die gij met uw zwaard en met uw boog 1826 2Kon 6:22 | die gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? Zet 1827 2Kon 6:32 | deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis 1828 2Kon 6:33 | 33 Als hij nog met hen sprak, ziet, zo kwam 1829 2Kon 7:2 | zeide: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan 1830 2Kon 7:19 | gezegd: Zie, gij zult het met uw ogen zien, doch daarvan 1831 2Kon 8:2 | Gods; want zij was gegaan met haar huisgezin, en had als 1832 2Kon 8:3 | 3 En het geschiedde met het einde der zeven jaren, 1833 2Kon 8:12 | zetten, en hun jonge manschap met het zwaard doden, en hun 1834 2Kon 8:21 | naar Zair, en al de wagenen met hem; en hij maakte zich 1835 2Kon 8:24 | 24 En Joram ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1836 2Kon 8:28 | 28 En hij toog met Joram, den zoon van Achab, 1837 2Kon 9:13 | hoogsten trap; en zij bliezen met de bazuin, en zeiden: Jehu 1838 2Kon 9:18 | Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer 1839 2Kon 9:19 | Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer 1840 2Kon 9:24 | Maar Jehu spande den boog met volle kracht, en schoot 1841 2Kon 9:32 | venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? Toen zagen op 1842 2Kon 10:15 | recht, gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide: 1843 2Kon 10:16 | 16 En hij zeide: Ga met mij, en zie mijn ijver aan 1844 2Kon 10:23 | 23 En Jehu kwam met Jonadab, den zoon van Rechab, 1845 2Kon 10:25 | uitkome. En zij sloegen hen met de scherpte des zwaard; 1846 2Kon 10:31 | HEEREN, des Gods van Israel, met zijn ganse hart; hij week 1847 2Kon 10:35 | 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 1848 2Kon 11:3 | 3 En hij was met haar verstoken in het huis 1849 2Kon 11:4 | de oversten van honderd met de hoofdmannen, en met de 1850 2Kon 11:4 | honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht 1851 2Kon 11:4 | en hij maakte een verbond met hen, en hij beedigde hen 1852 2Kon 11:8 | rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand, 1853 2Kon 11:9 | op den sabbat ingingen, met degenen, die op den sabbat 1854 2Kon 11:11 | trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand, 1855 2Kon 11:12 | hem; daartoe klapten zij met de handen, en zeiden: De 1856 2Kon 11:14 | lands was blijde, en blies met trompetten. Toen verscheurde 1857 2Kon 11:15 | en doodt, wie haar volgt, met het zwaard; want de priester 1858 2Kon 11:20 | stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden 1859 2Kon 12:10 | dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam, 1860 2Kon 12:21 | stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad 1861 2Kon 13:10 | dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam, 1862 2Kon 13:21 | stierf; en zij begroeven hem met zijn vaderen in de stad 1863 2Kon 14:9 | 9 En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 1864 2Kon 14:13 | 13 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam 1865 2Kon 14:20 | Moabieten kwamen in het land met het ingaan des jaars. ~ 1866 2Kon 14:23 | hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob; 1867 2Kon 14:25 | van Joahaz, zijn vader, met krijg genomen had; Joas 1868 2Kon 15:7 | duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam 1869 2Kon 15:10 | vallen zoudt, gij en Juda met u? ~ 1870 2Kon 15:16 | 16 En Joas ontsliep met zijn vaderen, en werd te 1871 2Kon 15:22 | aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~ 1872 2Kon 15:29 | 29 En Jerobeam ontsliep met zijn vaderen, met de koningen 1873 2Kon 15:29 | ontsliep met zijn vaderen, met de koningen van Israel; 1874 2Kon 16:7 | 7 En Azaria ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven 1875 2Kon 16:16 | Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, 1876 2Kon 16:19 | zilvers, opdat zijn hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk 1877 2Kon 16:22 | Daarna ontsliep Menahem met zijn vaderen; en zijn zoon 1878 2Kon 16:25 | van het huis des konings, met Argob en met Arje, en met 1879 2Kon 16:25 | des konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig 1880 2Kon 16:25 | met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de 1881 2Kon 16:38 | 38 En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1882 2Kon 17:5 | de koning van Syrie, op, met Pekah, den zoon van Remalia, 1883 2Kon 17:5 | maar zij vermochten niet met strijden. ~ 1884 2Kon 17:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1885 2Kon 18:5 | de koning van Syrie, op, met Pekah, den zoon van Remalia, 1886 2Kon 18:5 | maar zij vermochten niet met strijden. ~ 1887 2Kon 18:20 | 20 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1888 2Kon 19:15 | en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt had, 1889 2Kon 19:31 | de goden van Sefarvaim, met vuur. ~ 1890 2Kon 19:35 | had de HEERE een verbond met hen gemaakt, en had hun 1891 2Kon 19:36 | HEERE, Die u uit Egypteland met grote kracht en met een 1892 2Kon 19:36 | Egypteland met grote kracht en met een uitgestrekten arm opgevoerd 1893 2Kon 19:38 | 38 En het verbond, dat Ik met u gemaakt heb, zult gij 1894 2Kon 20:7 | 7 Zo was de HEERE met hem; overal, waar hij henen 1895 2Kon 20:17 | Lachis tot den koning Hizkia, met een zwaar heir naar Jeruzalem; 1896 2Kon 20:23 | 23 Nu dan, wed toch met mijn heer, den koning van 1897 2Kon 20:26 | verstaan het wel; en spreek met ons niet in het Joods, voor 1898 2Kon 20:27 | den muur zitten, dat zij met ulieden hun drek eten, en 1899 2Kon 20:28 | Alzo stond Rabsake, en riep met luider stem in het Joods; 1900 2Kon 20:31 | koning van Assyrie: Handelt met mij door een geschenk, en 1901 2Kon 20:37 | de kanselier, tot Hizkia, met gescheurde klederen; en 1902 2Kon 21:1 | klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het 1903 2Kon 21:2 | oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja, 1904 2Kon 21:4 | te honen, en te schelden, met woorden, die de HEERE, uw 1905 2Kon 21:23 | gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen 1906 2Kon 21:24 | vreemde wateren; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren 1907 2Kon 21:32 | inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, 1908 2Kon 21:37 | Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen; doch 1909 2Kon 22:3 | aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, 1910 2Kon 22:21 | 21 En Hizkia ontsliep met zijn vaderen; en zijn zoon 1911 2Kon 23:18 | 18 En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven 1912 2Kon 24:7 | 7 Doch er werd met hen geen rekening gehouden 1913 2Kon 24:17 | Mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen, 1914 2Kon 24:20 | uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld 1915 2Kon 25:2 | het huis des HEEREN, en met hem alle inwoners van Jeruzalem, 1916 2Kon 25:3 | getuigenissen, en Zijn inzettingen met ganser harte en met ganser 1917 2Kon 25:3 | inzettingen met ganser harte en met ganser ziele te houden, 1918 2Kon 25:11 | wagenen der zon verbrandde hij met vuur. ~ 1919 2Kon 25:14 | hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen. ~ 1920 2Kon 25:18 | bevrijdden zij zijn beenderen, met de beenderen van den profeet, 1921 2Kon 25:25 | die zich tot den HEERE, met zijn ganse hart, en met 1922 2Kon 25:25 | met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met 1923 2Kon 25:25 | met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar 1924 2Kon 26:4 | had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vervuld 1925 2Kon 26:6 | 6 En Jojakim ontsliep met zijn vaderen; en zijn zoon 1926 2Kon 27:7 | ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en 1927 2Kon 27:9 | der groten verbrandde hij met vuur. ~ 1928 2Kon 27:10 | ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der trawanten 1929 2Kon 27:17 | gelijk had de andere pilaar, met het net. ~ 1930 2Kon 27:25 | zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia, 1931 2Kon 27:25 | Joden en de Chaldeen, die met hem te Mizpa waren. ~ 1932 2Kon 27:28 | En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel 1933 1Kro 2:23 | En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken van Jair, van 1934 1Kro 2:23 | vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath, en haar onderhorige 1935 1Kro 4:9 | zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. ~ 1936 1Kro 4:10 | vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het 1937 1Kro 4:10 | hand met mij zijn zal, en met het kwade alzo maakt, dat 1938 1Kro 4:41 | 41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen 1939 1Kro 5:20 | hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat zij tot 1940 1Kro 6:32 | van de tent der samenkomst met gezangen, totdat Salomo 1941 1Kro 6:33 | zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van de zonen 1942 1Kro 7:4 | 4 En met hen naar hun geslachten, 1943 1Kro 8:32 | broederen te Jeruzalem, met hun broederen. ~ 1944 1Kro 9:20 | voorganger bij hen was, met welken de HEERE was. ~ 1945 1Kro 9:25 | dage van tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~ 1946 1Kro 9:38 | tegenover hun broederen, met hun broederen. ~ 1947 1Kro 10:3 | tegen Saul, en de schutters met de bogen troffen hem aan; 1948 1Kro 10:4 | onbesnedenen niet komen, en met mij den spot drijven. Maar 1949 1Kro 11:3 | David maakte een verbond met hen te Hebron, voor het 1950 1Kro 11:9 | HEERE der heirscharen was met hem. ~ 1951 1Kro 11:13 | 13 Hij was met David te Pas-Dammim, als 1952 1Kro 11:19 | bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, 1953 1Kro 11:19 | gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben 1954 1Kro 11:23 | maar hij ging tot hem af met een staf, en rukte de spies 1955 1Kro 11:23 | Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn eigen spies. ~ 1956 1Kro 12:2 | 2 Gewapend met bogen, rechts en links met 1957 1Kro 12:2 | met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met 1958 1Kro 12:2 | met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den 1959 1Kro 12:8 | krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun 1960 1Kro 12:18 | Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon van 1961 1Kro 12:19 | Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen kwam, om 1962 1Kro 12:19 | Filistijnen verlieten hem met raad, zeggende: Met gevaar 1963 1Kro 12:19 | hem met raad, zeggende: Met gevaar van onze hoofden 1964 1Kro 12:27 | overste der Aaronieten; en met hem waren er drie duizend 1965 1Kro 12:29 | er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden; ~ 1966 1Kro 12:31 | Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat 1967 1Kro 12:33 | heir, toegerust ten strijde met alle krijgswapenen, vijftig 1968 1Kro 12:33 | om een slagorde te houden met een onwankelbaar hart; ~ 1969 1Kro 12:34 | duizend oversten, en bij hen met rondas en spies, zeven en 1970 1Kro 12:37 | halven stam van Manasse, met allerlei krijgsgereedschap 1971 1Kro 12:38 | slagorde konden houden, kwamen met een volkomen hart te Hebron, 1972 1Kro 13:1 | 1 En David hield raad met de oversten der duizenden 1973 1Kro 13:1 | duizenden en der honderden, en met alle vorsten. ~ 1974 1Kro 13:2 | priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden, met 1975 1Kro 13:2 | met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat zij 1976 1Kro 13:6 | 6 Toen toog David op met het ganse Israel naar Baala, 1977 1Kro 13:8 | voor het aangezicht Gods met alle macht, zo met liederen, 1978 1Kro 13:8 | Gods met alle macht, zo met liederen, als met harpen, 1979 1Kro 13:8 | macht, zo met liederen, als met harpen, en met luiten, en 1980 1Kro 13:8 | liederen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, 1981 1Kro 13:8 | harpen, en met luiten, en met trommelen, en met cimbalen, 1982 1Kro 13:8 | luiten, en met trommelen, en met cimbalen, en met trompetten. ~ 1983 1Kro 13:8 | trommelen, en met cimbalen, en met trompetten. ~ 1984 1Kro 14:12 | David gebood, en zij werden met vuur verbrand. ~ 1985 1Kro 15:15 | Gods op hun schouderen, met de draagbomen, die op hen 1986 1Kro 15:16 | zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met 1987 1Kro 15:16 | met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, 1988 1Kro 15:16 | horen, verheffende de stem met blijdschap. ~ 1989 1Kro 15:18 | 18 En met hen hun broeders van de 1990 1Kro 15:19 | Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen; ~ 1991 1Kro 15:20 | en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth. ~ 1992 1Kro 15:21 | Obed-Edom, en Jeiel, en Azazja, met harpen op de Scheminith, 1993 1Kro 15:24 | de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods; 1994 1Kro 15:25 | het huis van Obed-Edom, met vreugde; ~ 1995 1Kro 15:27 | 27 David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; 1996 1Kro 15:28 | verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met geluid der 1997 1Kro 15:28 | HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en met 1998 1Kro 15:28 | met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, 1999 1Kro 15:28 | bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid 2000 1Kro 15:28 | cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License