1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303
Book Chapter: Verse
2001 1Kro 15:28 | makende geluid met luiten en met harpen. ~
2002 1Kro 16:5 | en Obed-Edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten
2003 1Kro 16:5 | instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich
2004 1Kro 16:5 | en Asaf liet zich horen met cimbalen; ~
2005 1Kro 16:6 | Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten voor de ark des
2006 1Kro 16:16 | 16 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en
2007 1Kro 16:32 | 32 Dat de zee bruise met haar volheid, dat het veld
2008 1Kro 16:32 | veld huppele van vreugde, met al wat daarin is. ~
2009 1Kro 16:38 | 38 Obed-Edom nu, met hunlieder broederen, waren
2010 1Kro 16:41 | 41 En met hen Heman en Jeduthun, en
2011 1Kro 16:41 | overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn om
2012 1Kro 16:42 | 42 Met hen dan waren Heman en Jeduthun,
2013 1Kro 16:42 | waren Heman en Jeduthun, met trompetten en cimbalen voor
2014 1Kro 16:42 | die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek
2015 1Kro 17:2 | uw hart is, want God is met u. ~
2016 1Kro 17:6 | Overal, waar Ik gewandeld heb met geheel Israel, heb Ik wel
2017 1Kro 17:8 | 8 En Ik ben met u geweest overal, waar gij
2018 1Kro 17:17 | menselijke wijze voorzien met deze verhoging, o HEERE
2019 1Kro 17:20 | Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~
2020 1Kro 17:21 | verschrikkelijke dingen, met de heidenen uit te stoten
2021 1Kro 18:10 | zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, en
2022 1Kro 18:11 | koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud,
2023 1Kro 19:10 | zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, en
2024 1Kro 19:11 | koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud,
2025 1Kro 20:8 | hij Joab en het ganse heir met de helden. ~
2026 1Kro 20:17 | gesteld had, zo streden zij met hem. ~
2027 1Kro 20:19 | Israel, zo maakten zij vrede met David, en dienden hem; en
2028 1Kro 21:3 | daarin was, en hij zaagde ze met de zaag, en met ijzeren
2029 1Kro 21:3 | zaagde ze met de zaag, en met ijzeren dorswagens, en met
2030 1Kro 21:3 | met ijzeren dorswagens, en met bijlen; en alzo deed David
2031 1Kro 21:3 | Toen keerde David wederom met al het volk naar Jeruzalem. ~
2032 1Kro 21:4 | geschiedde daarna, als de krijg met de Filistijnen te Gezer
2033 1Kro 22:16 | aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken zwaard
2034 1Kro 22:16 | David, en de oudsten, bedekt met zakken, op hun aangezichten. ~
2035 1Kro 22:21 | boog zich neder voor David, met het aangezicht ter aarde. ~
2036 1Kro 23:11 | mijn zoon, de HEERE zal met u zijn, en gij zult voorspoedig
2037 1Kro 23:16 | doe het, en de HEERE zal met u zijn. ~
2038 1Kro 23:18 | Is niet de HEERE, uw God, met ulieden, en heeft u rust
2039 1Kro 24:5 | duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten, die ik gemaakt
2040 1Kro 25:5 | hen door loten af, dezen met genen; want de oversten
2041 1Kro 26:1 | Heman, en van Jeduthun, die met harpen, met luiten en met
2042 1Kro 26:1 | Jeduthun, die met harpen, met luiten en met cimbalen profeteren
2043 1Kro 26:1 | met harpen, met luiten en met cimbalen profeteren zouden;
2044 1Kro 26:3 | op harpen profeterende met den HEERE te danken en te
2045 1Kro 26:7 | 7 En hun getal met hun broederen, die geleerd
2046 1Kro 26:8 | als de groten, den meester met den leerling. ~
2047 1Kro 27:16 | en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet, bij
2048 1Kro 28:1 | duizenden en der honderden, met hun ambtlieden, den koning
2049 1Kro 29:1 | konings en zijner zonen, met de kamerlingen, en de helden,
2050 1Kro 29:9 | uws vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met
2051 1Kro 29:9 | met een volkomen hart en met een willige ziel; want de
2052 1Kro 29:11 | voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen, en zijn
2053 1Kro 29:20 | HEERE God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven,
2054 1Kro 29:21 | werk allerlei vrijwilligen, met wijsheid tot allen dienst,
2055 1Kro 30:9 | vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen hart den HEERE
2056 1Kro 30:9 | David verblijdde zich ook met grote blijdschap. ~
2057 1Kro 30:17 | vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw volk, dat hier
2058 1Kro 30:21 | rammen, duizend lammeren, met hun drankofferen; en slachtofferen
2059 1Kro 30:22 | het aangezicht des HEEREN met grote vreugde; en zij maakten
2060 1Kro 30:30 | 30 Met al zijn koninkrijk, en zijn
2061 2Kro 1:1 | de HEERE, zijn God, was met hem, en maakte hem ten hoogste
2062 2Kro 1:3 | Salomo en de ganse gemeente met hem, naar de hoogte, die
2063 2Kro 2:3 | zeggende: Gelijk als gij met mijn vader David gedaan
2064 2Kro 2:3 | daarin te wonen, zo doe ook met mij. ~
2065 2Kro 2:7 | graveerselen te graveren, met de wijzen, die bij mij zijn
2066 2Kro 2:8 | zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn. ~
2067 2Kro 2:14 | zal voorgesteld worden, met uw wijzen, en de wijzen
2068 2Kro 2:16 | nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over de zee, naar
2069 2Kro 2:17 | achtervolgens de telling, met dewelke zijn vader David
2070 2Kro 3:4 | hij van binnen overtrok met louter goud. ~
2071 2Kro 3:5 | grote huis nu overdekte hij met dennenhout; daarna overtoog
2072 2Kro 3:5 | daarna overtoog hij dat met goed goud; en hij maakte
2073 2Kro 3:6 | Hij overtoog ook het huis met kostelijke stenen tot versiering;
2074 2Kro 3:7 | daarvan, en de deuren daarvan met goud; en hij graveerde cherubs
2075 2Kro 3:8 | ellen; en hij overtoog dat met goed goud, tot zeshonderd
2076 2Kro 3:9 | hij overtoog de opperzalen met goud. ~
2077 2Kro 3:10 | werk, en hij overtoog die met goud. ~
2078 2Kro 4:9 | en overtoog hun deuren met koper. ~
2079 2Kro 4:20 | 20 En de kandelaren met hun lampen, van gesloten
2080 2Kro 5:10 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen
2081 2Kro 5:12 | in fijn linnen gekleed, met cimbalen, en met luiten,
2082 2Kro 5:12 | gekleed, met cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden
2083 2Kro 5:12 | het oosten des altaars, en met hen tot honderd en twintig
2084 2Kro 5:12 | priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~
2085 2Kro 5:13 | als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen,
2086 2Kro 5:13 | verhieven met trompetten, en met cimbalen, en andere muzikale
2087 2Kro 5:13 | eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, namelijk
2088 2Kro 6:10 | HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen
2089 2Kro 6:12 | in fijn linnen gekleed, met cimbalen, en met luiten,
2090 2Kro 6:12 | gekleed, met cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden
2091 2Kro 6:12 | het oosten des altaars, en met hen tot honderd en twintig
2092 2Kro 6:12 | priesteren toe, trompettende met trompetten.) ~
2093 2Kro 6:13 | als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen,
2094 2Kro 6:13 | verhieven met trompetten, en met cimbalen, en andere muzikale
2095 2Kro 6:13 | eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, namelijk
2096 2Kro 7:4 | de God van Israel, Die met Zijn mond tot mijn vader
2097 2Kro 7:4 | gesproken heeft, en heeft het met Zijn handen vervuld, zeggende: ~
2098 2Kro 7:11 | HEEREN is, hetwelk Hij maakte met de kinderen Israels. ~
2099 2Kro 7:14 | die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; ~
2100 2Kro 7:15 | hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken,
2101 2Kro 7:15 | mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk
2102 2Kro 7:38 | zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart en met hun
2103 2Kro 7:38 | bekeren, met hun ganse hart en met hun ganse ziel, in het land
2104 2Kro 7:41 | Uw priesters, HEERE God, met heil bekleed worden, en
2105 2Kro 8:3 | het huis, zo bukten zij met hun aangezichten ter aarde
2106 2Kro 8:6 | wachten, en de Levieten met de muzikale instrumenten
2107 2Kro 8:8 | zeven dagen, en gans Israel met hem, een zeer grote gemeente,
2108 2Kro 8:18 | gelijk als Ik een verbond met uw vader David gemaakt heb,
2109 2Kro 9:5 | Beth-horon, vaste steden met muren, deuren en grendelen; ~
2110 2Kro 9:18 | van de zee; en zij gingen met Salomo's knechten naar Ofir,
2111 2Kro 10:1 | hoorde, kwam zij, om Salomo met raadselen te verzoeken,
2112 2Kro 10:1 | verzoeken, te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, en
2113 2Kro 10:1 | kwam tot Salomo, en sprak met hem al wat in haar hart
2114 2Kro 10:17 | en hij overtoog denzelven met louter goud. ~
2115 2Kro 10:21 | schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens
2116 2Kro 10:31 | 31 En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2117 2Kro 11:3 | roepen; zo kwam Jerobeam met het ganse Israel, en zij
2118 2Kro 11:6 | koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan
2119 2Kro 11:8 | hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met
2120 2Kro 11:8 | met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die
2121 2Kro 11:10 | 10 En de jongelingen die met hem opgewassen waren, spraken
2122 2Kro 11:11 | doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
2123 2Kro 11:11 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2124 2Kro 11:14 | toedoen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar
2125 2Kro 11:14 | gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden. ~
2126 2Kro 11:18 | kinderen Israels stenigden hem met stenen, dat hij stierf;
2127 2Kro 13:1 | verliet, en gans Israel met hem. ~
2128 2Kro 13:3 | 3 Met duizend en tweehonderd wagenen,
2129 2Kro 13:3 | tweehonderd wagenen, en met zestig duizend ruiteren;
2130 2Kro 13:3 | volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiers,
2131 2Kro 13:16 | 16 En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven
2132 2Kro 14:3 | Abia bond den strijd aan met een heir van strijdbare
2133 2Kro 14:3 | stelde tegen hem de slagorde, met achthonderd duizend uitgelezen
2134 2Kro 14:5 | eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? ~
2135 2Kro 14:9 | komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen,
2136 2Kro 14:12 | 12 Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn
2137 2Kro 14:12 | spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks,
2138 2Kro 14:14 | de priesters trompetten met de trompetten. ~
2139 2Kro 14:17 | en zijn volk, sloeg hen met een groten slag; want uit
2140 2Kro 14:19 | van hem de steden, Beth-El met haar onderhorige plaatsen,
2141 2Kro 14:19 | onderhorige plaatsen, en Jesana met haar onderhorige plaatsen,
2142 2Kro 14:19 | onderhorige plaatsen, en Efron met haar onderhorige plaatsen. ~
2143 2Kro 15:1 | 1 Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven
2144 2Kro 15:9 | Moor, kwam tegen hen uit, met een heir van duizend maal
2145 2Kro 15:13 | Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na
2146 2Kro 16:2 | en Benjamin! De HEERE is met ulieden, terwijl gij met
2147 2Kro 16:2 | met ulieden, terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem
2148 2Kro 16:6 | werden; want God had hen met allen angst verschrikt. ~
2149 2Kro 16:9 | Benjamin, en de vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse,
2150 2Kro 16:9 | dat de HEERE, zijn God, met hem was. ~
2151 2Kro 16:12 | hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun
2152 2Kro 16:12 | zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel. ~
2153 2Kro 16:14 | En zij zwoeren den HEERE met luider stem en met gejuich,
2154 2Kro 16:14 | HEERE met luider stem en met gejuich, desgelijks met
2155 2Kro 16:14 | met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen. ~
2156 2Kro 16:14 | desgelijks met trompetten en met bazuinen. ~
2157 2Kro 16:15 | dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen,
2158 2Kro 16:15 | ganse hart gezworen, en met hun gansen wil Hem gezocht;
2159 2Kro 17:3 | maak uw verbond te niet met Baesa, den koning van Israel,
2160 2Kro 17:8 | de Libiers een groot heir met zeer veel wagenen en ruiteren?
2161 2Kro 17:11 | geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, ziet, zij zijn
2162 2Kro 17:13 | 13 Alzo ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf
2163 2Kro 17:14 | hetwelk hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene
2164 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat; want hij wandelde
2165 2Kro 18:8 | 8 En met hen de Levieten, Semaja
2166 2Kro 18:8 | Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters Elisama
2167 2Kro 18:11 | brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde geld; ook
2168 2Kro 18:14 | duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend
2169 2Kro 18:15 | was de overste Johanan; en met hem waren tweehonderd tachtig
2170 2Kro 18:16 | HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd duizend
2171 2Kro 18:17 | Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend,
2172 2Kro 18:17 | tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend
2173 2Kro 18:18 | naast hem was Jozabad; en met hem waren honderd en tachtig
2174 2Kro 19:2 | menigte, en voor het volk, dat met hem was; en hij porde hem
2175 2Kro 19:3 | koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in
2176 2Kro 19:3 | volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. ~
2177 2Kro 19:9 | elk op zijn troon, bekleed met hun klederen, en zij zaten
2178 2Kro 19:10 | zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers
2179 2Kro 19:26 | gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en
2180 2Kro 19:26 | brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat
2181 2Kro 19:26 | der bedruktheid, totdat ik met vrede wederkom. ~
2182 2Kro 19:27 | zeide: Indien gij enigszins met vrede wederkomt, zo heeft
2183 2Kro 19:34 | koning van Israel deed zich met den wagen staande houden
2184 2Kro 20:1 | koning van Juda, keerde met vrede weder naar zijn huis
2185 2Kro 20:9 | in de vreze des HEEREN, met getrouwheid en met een volkomen
2186 2Kro 20:9 | HEEREN, met getrouwheid en met een volkomen hart. ~
2187 2Kro 20:11 | doet het, en de HEERE zal met den goede zijn. ~ ~ ~ ~ ~
2188 2Kro 21:17 | ziet het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem!
2189 2Kro 21:17 | tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~
2190 2Kro 21:18 | Toen neigde zich Josafat met het aangezicht ter aarde;
2191 2Kro 21:19 | HEERE, den God Israels, met luider stem ten hoogste
2192 2Kro 21:21 | Hij nu beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde
2193 2Kro 21:22 | Ter tijd nu, als aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang,
2194 2Kro 21:23 | te verdelgen; en als zij met de inwoners van Seir een
2195 2Kro 21:27 | voorspitse van hen, om wederom met blijdschap tot Jeruzalem
2196 2Kro 21:28 | zij kwamen te Jeruzalem, met luiten, en met harpen, en
2197 2Kro 21:28 | Jeruzalem, met luiten, en met harpen, en met trompetten,
2198 2Kro 21:28 | luiten, en met harpen, en met trompetten, tot het huis
2199 2Kro 21:35 | Josafat, de koning van Juda, met Ahazia, den koning van Israel;
2200 2Kro 21:36 | hij vergezelschapte zich met hem, om schepen te maken,
2201 2Kro 21:37 | Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt,
2202 2Kro 22:1 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven
2203 2Kro 22:3 | en van kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar
2204 2Kro 22:4 | doodde hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook
2205 2Kro 22:7 | des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt had; en gelijk
2206 2Kro 22:9 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de
2207 2Kro 22:9 | oversten, en al de wagenen met hem; en hij maakte zich
2208 2Kro 22:14 | Zie, de HEERE zal u plagen met een grote plage aan uw volk,
2209 2Kro 22:18 | de HEERE in zijn ingewand met een krankheid, daar geen
2210 2Kro 22:19 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen,
2211 2Kro 22:21 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven
2212 2Kro 22:23 | en van kostelijkheden, met vaste steden in Juda; maar
2213 2Kro 22:24 | doodde hij al zijn broederen met het zwaard, mitsgaders ook
2214 2Kro 22:27 | des verbonds wil, dat Hij met David gemaakt had; en gelijk
2215 2Kro 22:29 | Daarom toog Joram voort met zijn oversten, en al de
2216 2Kro 22:29 | oversten, en al de wagenen met hem; en hij maakte zich
2217 2Kro 22:34 | Zie, de HEERE zal u plagen met een grote plage aan uw volk,
2218 2Kro 22:38 | de HEERE in zijn ingewand met een krankheid, daar geen
2219 2Kro 22:39 | uitging, zijn ingewanden met de krankheid uitgingen,
2220 2Kro 23:1 | plaats; want een bende, die met de Arabieren in het leger
2221 2Kro 23:5 | hun raad, en toog henen met Joram, den zoon van Achab,
2222 2Kro 23:7 | hij gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, den
2223 2Kro 23:9 | van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht
2224 2Kro 23:14 | Elisafat, den zoon van Zichri, met zich in een verbond. ~
2225 2Kro 23:16 | verbond in het huis Gods, met den koning; en hij zeide
2226 2Kro 23:20 | rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand;
2227 2Kro 23:21 | op den sabbat inkwamen, met degenen, die op den sabbat
2228 2Kro 23:23 | al het volk, en een ieder met zijn geweer in zijn hand,
2229 2Kro 23:26 | lands was blijde, en blies met de trompetten; en de zangers
2230 2Kro 23:26 | en de zangers waren er met muzikale instrumenten, en
2231 2Kro 23:27 | en die haar volgt, zal met het zwaard gedood worden;
2232 2Kro 23:31 | van Mozes geschreven is, met blijdschap en met gezang,
2233 2Kro 23:31 | geschreven is, met blijdschap en met gezang, naar de instelling
2234 2Kro 23:34 | stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden. ~
2235 2Kro 24:21 | tegen hem, en stenigden hem met stenen door het gebod des
2236 2Kro 24:23 | 23 Daarom geschiedde het met den omgang des jaars, dat
2237 2Kro 24:24 | de heirkracht van Syrie met weinig mannen kwam, evenwel
2238 2Kro 25:2 | ogen des HEEREN, doch niet met een volkomen hart. ~
2239 2Kro 25:7 | laat het heir van Israel met u niet gaan; want de HEERE
2240 2Kro 25:7 | gaan; want de HEERE is niet met Israel, met alle kinderen
2241 2Kro 25:7 | HEERE is niet met Israel, met alle kinderen van Efraim. ~
2242 2Kro 25:9 | Gods: Maar wat zal men doen met de honderd talenten, die
2243 2Kro 25:13 | doen wederkeren, dat zij met hem in den strijd niet zouden
2244 2Kro 25:19 | vallen zoudt; gij en Juda met u? ~
2245 2Kro 26:2 | aan Juda, nadat de koning met zijn vaderen ontslapen was. ~
2246 2Kro 26:13 | duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich ten
2247 2Kro 26:15 | de hoeken zijn zouden, om met pijlen en met grote stenen,
2248 2Kro 26:15 | zouden, om met pijlen en met grote stenen, te schieten;
2249 2Kro 26:17 | priester, ging hem na, en met hem des HEEREN priesters,
2250 2Kro 26:20 | voorhoofd, en zij stieten hem met der haast van daar, ja hij
2251 2Kro 26:23 | 23 En Uzzia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2252 2Kro 27:9 | 9En Jotham ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2253 2Kro 28:5 | van Israel, die hem sloeg met een groten slag. ~
2254 2Kro 28:15 | 15 De mannen nu, die met namen uitgedrukt zijn, maakten
2255 2Kro 28:27 | 27 En Achaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2256 2Kro 29:8 | aanfluiting, gelijk als gij ziet met uw ogen. ~
2257 2Kro 29:10 | hart een verbond te maken met den HEERE, den God Israels,
2258 2Kro 29:18 | mitsgaders het brandofferaltaar met al zijn gereedschap, en
2259 2Kro 29:18 | de tafel der toerichting met al haar gereedschap. ~
2260 2Kro 29:24 | slachtten ze, en ontzondigden met derzelver bloed op het altaar,
2261 2Kro 29:25 | in het huis des HEEREN, met cimbalen, met luiten en
2262 2Kro 29:25 | des HEEREN, met cimbalen, met luiten en harpen, naar het
2263 2Kro 29:26 | 26 De Levieten nu stonden met de instrumenten van David,
2264 2Kro 29:26 | van David, en de priesters met de trompetten. ~
2265 2Kro 29:27 | begon het gezang des HEEREN met de trompetten en met de
2266 2Kro 29:27 | HEEREN met de trompetten en met de instrumenten van David,
2267 2Kro 29:28 | men het gezang zong, en met trompetten trompette; dit
2268 2Kro 29:30 | den HEERE loven zouden, met de woorden van David en
2269 2Kro 29:35 | brandofferen in menigte, met het vet der dankofferen,
2270 2Kro 29:35 | vet der dankofferen, en met de drankofferen, voor de
2271 2Kro 30:2 | koning had raad gehouden met zijn oversten en de ganse
2272 2Kro 30:6 | lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des
2273 2Kro 30:21 | ongezuurde broden, zeven dagen, met grote blijdschap. De Levieten
2274 2Kro 30:21 | prezen den HEERE, dag op dag, met sterk luidende instrumenten
2275 2Kro 30:23 | hielden zij nog zeven dagen met blijdschap. ~
2276 2Kro 31:5 | de tienden van alles in met menigte. ~
2277 2Kro 31:15 | de steden der priesteren, met getrouwigheid, om aan hun
2278 2Kro 31:17 | 17 En met die gesteld waren in het
2279 2Kro 31:18 | tot de geslachtsrekening met al hun kinderkens, hun vrouwen,
2280 2Kro 31:19 | in elke stad, mannen, die met namen uitgedrukt waren,
2281 2Kro 31:21 | God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart, en had
2282 2Kro 32:3 | 3 Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden,
2283 2Kro 32:5 | optrok tot aan de torens, met een anderen muur daarbuiten,
2284 2Kro 32:7 | aangezicht der ganse menigte, die met hem is; want met ons is
2285 2Kro 32:7 | menigte, die met hem is; want met ons is er meer, dan met
2286 2Kro 32:7 | met ons is er meer, dan met hem. ~
2287 2Kro 32:8 | 8 Met hem is een vreselijke arm,
2288 2Kro 32:8 | een vreselijke arm, maar met ons is de HEERE, onze God,
2289 2Kro 32:9 | en al zijn heerschappij met hem) tot Jehizkia, den koning
2290 2Kro 32:18 | 18 En zij riepen met luider stem, in het Joods,
2291 2Kro 32:21 | Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts
2292 2Kro 32:21 | was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn
2293 2Kro 32:33 | 33 En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2294 2Kro 33:11 | doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en
2295 2Kro 33:20 | 20 En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven
2296 2Kro 34:25 | Mij tot toorn verwekten met alle werken hunner handen;
2297 2Kro 34:28 | uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld
2298 2Kro 34:31 | getuigenissen, en Zijn inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn
2299 2Kro 34:31 | met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel, te onderhouden,
2300 2Kro 35:12 | boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
2301 2Kro 35:18 | gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten,
2302 2Kro 35:21 | hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van
2303 2Kro 35:21 | houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u niet
2304 2Kro 36:12 | boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
2305 2Kro 36:18 | gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten,
2306 2Kro 36:21 | hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van
2307 2Kro 36:21 | houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u niet
2308 2Kro 37:6 | tegen hem op, en bond hem met twee koperen ketenen, om
2309 2Kro 37:10 | 10 En met de wederkomst des jaars
2310 2Kro 37:10 | liet hem naar Babel halen, met de kostelijke vaten van
2311 2Kro 37:16 | 16 Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten
2312 2Kro 37:17 | Chaldeen, die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns
2313 2Kro 37:19 | daarvan verbrandden zij met vuur, verdervende ook alle
2314 2Kro 37:23 | De HEERE, zijn God, zij met hem, en hij trekke op. ~ ~
2315 Ezra 1:3 | Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar
2316 Ezra 1:4 | plaats bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en
2317 Ezra 1:4 | bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en met have, en met
2318 Ezra 1:4 | zilver, en met goud, en met have, en met beesten; benevens
2319 Ezra 1:4 | met goud, en met have, en met beesten; benevens een vrijwillige
2320 Ezra 1:6 | sterkten hunlieder handen met zilveren vaten, met goud,
2321 Ezra 1:6 | handen met zilveren vaten, met goud, met have, en met beesten,
2322 Ezra 1:6 | zilveren vaten, met goud, met have, en met beesten, en
2323 Ezra 1:6 | met goud, met have, en met beesten, en met kostelijkheden;
2324 Ezra 1:6 | have, en met beesten, en met kostelijkheden; behalve
2325 Ezra 1:11 | alle voerde Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis
2326 Ezra 2:2 | 2 Dewelken kwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia,
2327 Ezra 2:63 | totdat er een priester stond met urim en met thummim. ~
2328 Ezra 2:63 | priester stond met urim en met thummim. ~
2329 Ezra 3:3 | altaar op zijn stelling, maar met verschrikking, die over
2330 Ezra 3:9 | zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van
2331 Ezra 3:9 | deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun
2332 Ezra 3:10 | priesteren, aangekleed zijnde, met trompetten, en de Levieten,
2333 Ezra 3:10 | de Levieten, Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te
2334 Ezra 3:11 | zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te
2335 Ezra 3:11 | En al het volk juichte met groot gejuich, als men den
2336 Ezra 3:12 | hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen
2337 Ezra 3:12 | velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde. ~
2338 Ezra 3:12 | verhieven de stem met gejuich en met vreugde. ~
2339 Ezra 3:13 | volk; want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem
2340 Ezra 4:2 | zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij
2341 Ezra 4:23 | de Joden, en beletten hen met arm en geweld. ~
2342 Ezra 5:2 | Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die
2343 Ezra 5:6 | aan deze zijde der rivier, met Sthar-Boznai, en zijn gezelschap,
2344 Ezra 5:8 | Gods, hetwelk gebouwd wordt met grote stenen, en het hout
2345 Ezra 6:4 | 4 Met drie rijen van groten steen,
2346 Ezra 6:6 | rivier, gij Sthar-Boznai, met ulieder gezelschap, gij
2347 Ezra 6:16 | inwijding van dit huis Gods met vreugde. ~
2348 Ezra 6:22 | ongezuurde broden zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE
2349 Ezra 7:13 | naar Jeruzalem, dat hij met u ga. ~
2350 Ezra 7:16 | ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave des
2351 Ezra 7:17 | runderen, rammen, lammeren, met hun spijsofferen, en hun
2352 Ezra 7:18 | broederen goeddunken zal, met het overige zilver en goud
2353 Ezra 7:28 | uit Israel vergaderd, om met mij op te trekken. ~ ~
2354 Ezra 8:1 | hoofden hunner vaderen, met hun geslachtsrekening, die
2355 Ezra 8:1 | hun geslachtsrekening, die met mij uit Babel optogen, onder
2356 Ezra 8:3 | van Paros, Zacharja; en met hem werden bij geslachtsregisters
2357 Ezra 8:4 | de zoon van Zerahja; en met hem tweehonderd manspersonen. ~
2358 Ezra 8:5 | de zoon van Jahaziel; en met hem driehonderd manspersonen. ~
2359 Ezra 8:6 | de zoon van Jonathan; en met hem vijftig manspersonen. ~
2360 Ezra 8:7 | de zoon van Athalja; en met hem zeventig manspersonen. ~
2361 Ezra 8:8 | de zoon van Michael; en met hem tachtig manspersonen. ~
2362 Ezra 8:9 | de zoon van Jehiel; en met hem tweehonderd en achttien
2363 Ezra 8:10 | de zoon van Josifja; en met hem honderd en zestig manspersonen. ~
2364 Ezra 8:11 | Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem acht en twintig manspersonen. ~
2365 Ezra 8:12 | Johanan, de zoon van Katan; en met hem honderd en tien manspersonen. ~
2366 Ezra 8:13 | Elifelet, Jehiel, en Semaja; en met hen zestig manspersonen. ~
2367 Ezra 8:14 | Bigvai, Uthai en Zabbud; en met hen zeventig manspersonen. ~
2368 Ezra 8:18 | Israel; namelijk Serebja, met zijn zonen en broederen,
2369 Ezra 8:19 | 19 En Hasabja, en met hem Jesaja, van de kinderen
2370 Ezra 8:19 | de kinderen van Merari, met zijn broederen, en hun zonen,
2371 Ezra 8:24 | en tien van hun broederen met hen. ~
2372 Ezra 8:33 | van Uria, den priester, en met hem Eleazar, de zoon van
2373 Ezra 8:33 | de zoon van Pinehas; en met hem Jozabad, de zoon van
2374 Ezra 9:2 | vermengd hebben het heilig zaad met de volken dezer landen;
2375 Ezra 9:11 | einde tot het andere einde, met hun onreinigheid. ~
2376 Ezra 9:14 | vernietigen, en ons te verzwageren met de volken dezer gruwelen?
2377 Ezra 10:1 | kinderen; want het volk weende met groot geween. ~
2378 Ezra 10:3 | dan nu een verbond maken met onze God, dat wij al die
2379 Ezra 10:4 | komt u toe; en wij zullen met u zijn; wees sterk en doe
2380 Ezra 10:12 | gemeente antwoordde en zeide met luider stem: Naar uw woorden,
2381 Ezra 10:14 | gezette tijden komen, en met hen de oudsten van elke
2382 Ezra 10:16 | alzo; en Ezra, de priester, met de mannen, de hoofden der
2383 Ezra 10:17 | 17 En zij voleindden het met alle mannen, die vreemde
2384 Neh 1:3 | verscheurd, en haar poorten zijn met vuur verbrand. ~
2385 Neh 2:3 | woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn?
2386 Neh 2:9 | oversten des heirs en ruiteren met mij gezonden. ~
2387 Neh 2:10 | hoorden, mishaagde het hun met groot mishagen, dat er een
2388 Neh 2:12 | op, ik en weinig mannen met mij, en ik gaf geen mens
2389 Neh 2:12 | doen; en er was geen dier met mij, dan het dier, waarop
2390 Neh 2:13 | verscheurd waren, en haar poorten met vuur verteerd. ~
2391 Neh 2:17 | woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt,
2392 Neh 3:1 | hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren,
2393 Neh 3:3 | richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen. ~
2394 Neh 3:6 | richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen. ~
2395 Neh 3:13 | richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen;
2396 Neh 3:14 | richtte haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen. ~
2397 Neh 3:15 | richtte haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen;
2398 Neh 4:13 | volk naar de geslachten, met hun zwaarden, hun spiesen
2399 Neh 4:17 | oplaadden, waren een ieder met zijn ene hand doende aan
2400 Neh 4:18 | gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij
2401 Neh 4:22 | Een iegelijk vernachte met zijn jongen binnen Jeruzalem,
2402 Neh 5:7 | in mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden,
2403 Neh 5:7 | twistte ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot
2404 Neh 5:14 | zijnde twaalf jaren, heb ik, met mijn broederen, het des
2405 Neh 6:5 | vijfden male, zijn jongen, met een open brief in zijn hand. ~
2406 Neh 7:7 | 7 Dewelke kwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia,
2407 Neh 7:65 | totdat er een priester stond met urim en thummim. ~
2408 Neh 8:7 | antwoordde: Amen, amen! met opheffing hunner handen,
2409 Neh 8:7 | en aanbaden den HEERE, met de aangezichten ter aarde. ~
2410 Neh 9:1 | zich de kinderen Israels met vasten en met zakken, en
2411 Neh 9:1 | kinderen Israels met vasten en met zakken, en aarde was op
2412 Neh 9:4 | der Levieten, en riepen met luider stem tot den HEERE,
2413 Neh 9:8 | aangezicht, en hebt een verbond met hem gemaakt, dat Gij zoudt
2414 Neh 9:12 | hebt ze des daags geleid met een wolkkolom, en des nachts
2415 Neh 9:12 | wolkkolom, en des nachts met een vuurkolom, om hen te
2416 Neh 9:13 | den berg Sinai, en hebt met hen gesproken uit den hemel;
2417 Neh 11:19 | poortiers: Akkub, Talmon, met hun broederen, die wacht
2418 Neh 12:1 | priesters en de Levieten, die met Zerubbabel, den zoon van
2419 Neh 12:27 | om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen,
2420 Neh 12:27 | te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang,
2421 Neh 12:27 | en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten,
2422 Neh 12:27 | gezang, cimbalen, luiten, en met harpen. ~
2423 Neh 12:35 | van de priesters kinderen met trompetten: Zecharja, de
2424 Neh 12:36 | Nethaneel, en Juda, Hanani, met muziekinstrumenten van David,
2425 Neh 12:38 | en ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den
2426 Neh 12:40 | en de helft der overheden met mij. ~
2427 Neh 12:41 | Eljoenai, Zacharja, Hananja, met trompetten; ~
2428 Neh 12:42 | lieten zich de zangers horen, met Jizrahja, den opziener. ~
2429 Neh 12:43 | had hen vrolijk gemaakt met grote vrolijkheid; en ook
2430 Neh 13:2 | niet waren tegengekomen met brood en met water, ja,
2431 Neh 13:2 | tegengekomen met brood en met water, ja, Bileam tegen
2432 Neh 13:9 | de vaten van Gods huis, met het spijsoffer en den wierook.
2433 Neh 13:11 | 11 En ik twistte met de overheden, en zeide:
2434 Neh 13:17 | 17 Zo twistte ik met de edelen van Juda, en zeide
2435 Neh 13:25 | 25 Zo twistte ik met hen, en vloekte hen, en
2436 Est 1:11 | aangezicht des konings, met de koninklijke kroon, om
2437 Est 1:15 | 15 Wat men naar de wet met de koningin Vasthi doen
2438 Est 2:6 | weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden, die weggevoerd
2439 Est 2:6 | weggevoerden, die weggevoerd waren met Jechonia, den koning van
2440 Est 4:1 | aangezicht; daarom haastte hij met haar versierselen en met
2441 Est 4:1 | met haar versierselen en met haar delen haar te geven,
2442 Est 6 | en wat met haar geschieden zou. ~
2443 Est 6:1 | versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden
2444 Est 6:1 | mirre-olie, en zes maanden met specerijen, en met andere
2445 Est 6:1 | maanden met specerijen, en met andere versierselen der
2446 Est 7 | komen zou, begeerde zij niet met al, dan wat Hegai, des konings
2447 Est 16:5 | nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
2448 Est 16:12 | koning Ahasveros, en het werd met des konings ring verzegeld. ~
2449 Est 17:5 | nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
2450 Est 17:12 | koning Ahasveros, en het werd met des konings ring verzegeld. ~
2451 Est 24 | goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot den maaltijd,
2452 Est 25 | Als nu de koning met Haman tot den maaltijd,
2453 Est 28:1 | doen, zo kome de koning met Haman tot den maaltijd,
2454 Est 28:2 | bewoog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai. ~
2455 Est 29 | ook tegen morgen van haar met den koning genodigd. ~
2456 Est 29:2 | daaraan hange; ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd.
2457 Est 30:6 | koning tot hem: Wat zal men met dien man doen, tot wiens
2458 Est 30:12 | naar zijn huis, treurig en met bedekten hoofde. ~
2459 Est 30:14 | 14 Toen zij nog met hem spraken, zo kwamen des
2460 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen was, om te
2461 Est 32:1 | gekomen was, om te drinken met de koningin ~
2462 Est 49:1 | konings naam, en verzegelt het met des konings ring; want het
2463 Est 49:1 | konings naam geschreven, en met des konings ring verzegeld
2464 Est 49:3 | Ahasveros, en men verzegelde het met des konings ring; en men
2465 Est 49:8 | wit koninklijk kleed, en met een grote gouden kroon,
2466 Est 49:8 | een grote gouden kroon, en met een opperkleed van fijn
2467 Est 50:5 | sloegen op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en
2468 Est 50:5 | verderving; en zij deden met hun haters naar hun welbehagen. ~
2469 Est 53 | en Mordechai, de Jood, met alle macht, om dezen brief
2470 Est 53:1 | koninkrijk van Ahasveros, met woorden van vrede en trouw; ~
2471 Job 1:4 | nodigden hun drie zusteren, om met hen te eten en te drinken. ~
2472 Job 1:15 | en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards;
2473 Job 1:17 | en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards;
2474 Job 2:7 | des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool
2475 Job 2:10 | In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. ~
2476 Job 2:13 | 13 Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen
2477 Job 3:14 | 14 Met de koningen en raadsheren
2478 Job 3:15 | 15 Of met de vorsten, die goud hadden,
2479 Job 3:15 | goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden. ~
2480 Job 4:21 | Verreist niet hun uitnemendheid met hen? Zij sterven, maar niet
2481 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds zal
2482 Job 5:23 | het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. ~
2483 Job 6:9 | hand losliet, en een einde met mij maakte! ~
2484 Job 7:5 | 5 Mijn vlees is met het gewormte en met het
2485 Job 7:5 | vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed;
2486 Job 7:14 | 14 Dan ontzet Gij mij met dromen, en door gezichten
2487 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen
2488 Job 8:21 | gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. ~
2489 Job 8:22 | 22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden;
2490 Job 9:3 | 3 Zo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet een
2491 Job 9:18 | maar Hij verzadigt mij met bitterheden. ~
2492 Job 9:26 | Zij zijn voorbijgevaren met jachtschepen; gelijk een
2493 Job 9:30 | 30 Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen
2494 Job 9:30 | en mijn handen zuivere met zeep; ~
2495 Job 10:2 | mij weten, waarover Gij met mij twist. ~
2496 Job 10:11 | 11 Met vel en vlees hebt Gij mij
2497 Job 10:11 | vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen
2498 Job 12:2 | zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven! ~
2499 Job 12:5 | gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. ~
2500 Job 12:6 | verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5303 |