1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:2 | ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest
2 Gen 1:2 | en de Geest Gods zweefde op de wateren. ~
3 Gen 1:11 | aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. ~
4 Gen 1:15 | hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. ~
5 Gen 1:17 | hemels, om licht te geven op de aarde. ~
6 Gen 1:18 | 18 En om te heersen op den dag, en in den nacht,
7 Gen 1:22 | gevogelte vermenigvuldige op de aarde! ~
8 Gen 1:26 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. ~
9 Gen 1:28 | over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! ~
10 Gen 1:29 | zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle
11 Gen 1:30 | al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende
12 Gen 2:2 | 2 Als nu God op de zevende dag volbracht
13 Gen 2:2 | gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevende dag van al Zijn
14 Gen 2:3 | die geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van
15 Gen 2:5 | God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen
16 Gen 2:21 | HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep;
17 Gen 3:14 | het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en
18 Gen 4:12 | zwervende en dolende zijn op aarde. ~
19 Gen 4:14 | zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden,
20 Gen 6:1 | geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te
21 Gen 6:4 | die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna,
22 Gen 6:5 | des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel
23 Gen 6:6 | HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en
24 Gen 6:12 | vlees had zijn weg verdorven op de aarde. ~
25 Gen 6:17 | hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest
26 Gen 7:3 | om zaad levend te houden op de ganse aarde. ~
27 Gen 7:4 | dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen,
28 Gen 7:6 | als de vloed der wateren op de aarde was. ~
29 Gen 7:8 | het gevogelte, en al wat op den aardbodem kruipt, ~
30 Gen 7:10 | dat de wateren des vloeds op de aarde waren. ~
31 Gen 7:11 | Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand,
32 Gen 7:11 | zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle
33 Gen 7:12 | 12 En een plasregen was op de aarde veertig dagen en
34 Gen 7:13 | 13 Even op dienzelfden dag ging Noach,
35 Gen 7:14 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn
36 Gen 7:17 | vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren
37 Gen 7:17 | vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven
38 Gen 7:18 | overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging
39 Gen 7:18 | de aarde; en de ark ging op de wateren. ~
40 Gen 7:19 | namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge
41 Gen 7:21 | En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den
42 Gen 7:21 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle
43 Gen 7:22 | neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven. ~
44 Gen 7:23 | verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den
45 Gen 8:4 | rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag der
46 Gen 8:4 | zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat. ~
47 Gen 8:5 | maand; in de tiende maand, op den eerste der maand, werden
48 Gen 8:9 | ark; want de wateren waren op de ganse aarde; en hij stak
49 Gen 8:13 | jaar, in de eerste maand, op den eersten derzelver maand,
50 Gen 8:14 | 14 En in de tweede maand, op den zeven en twintigsten
51 Gen 8:17 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, doe met
52 Gen 8:17 | overvloediglijk voorttelen op de aarde, en vruchtbaar
53 Gen 8:17 | zijn, en vermenigvuldigen op de aarde. ~
54 Gen 8:19 | het gevogelte, al wat zich op de aarde roert, naar hun
55 Gen 8:20 | en offerde brandofferen op dat altaar.
56 Gen 9:2 | des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, en
57 Gen 9:7 | teelt overvloediglijk voort op de aarde, en vermenigvuldigt
58 Gen 9:7 | aarde, en vermenigvuldigt op dezelve. ~
59 Gen 9:9 | ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na
60 Gen 9:11 | En Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle
61 Gen 9:16 | ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. ~
62 Gen 9:17 | en tussen alle vlees, dat op de aarde is. ~
63 Gen 9:23 | kleed, en zij legden het op hun beider schouderen, en
64 Gen 10:8 | deze begon geweldig te zijn op de aarde. ~
65 Gen 10:32 | van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den
66 Gen 11:8 | ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. ~
67 Gen 12:8 | 8 En hij brak op van daar naar het gebergte,
68 Gen 12:8 | en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El tegen het
69 Gen 13:1 | 1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden,
70 Gen 13:10 | 10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte
71 Gen 13:14 | gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar
72 Gen 13:17 | 17 Maak u op, wandel door dit land, in
73 Gen 13:18 | 18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de
74 Gen 14:6 | 6 En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan
75 Gen 14:29 | buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de
76 Gen 14:35 | wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg
77 Gen 14:36 | zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik,
78 Gen 14:36 | en grote duisternis viel op hem. ~
79 Gen 15:5 | Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd
80 Gen 15:7 | woestijn, aan de fontein op den weg van Sur. ~
81 Gen 16:3 | 3 Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God
82 Gen 16:17 | 17 Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij
83 Gen 16:21 | Izak oprichten, die u Sara op dezen gezetten tijd in het
84 Gen 16:22 | te spreken, en God voer op van Abraham. ~
85 Gen 16:26 | 26 Even op dezen zelfden dag werd Abraham
86 Gen 17:2 | 2 En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden
87 Gen 17:16 | Toen stonden die mannen op van daar, en zagen naar
88 Gen 18:1 | als Lot hen zag, stond hij op hun tegemoet, en boog zich
89 Gen 18:2 | zeiden: Neen, maar wij zullen op de straat vernachten. ~
90 Gen 18:9 | hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij
91 Gen 18:9 | drongen zeer op den man, op Lot, en zij traden toe om
92 Gen 18:14 | zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want
93 Gen 18:15 | Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw
94 Gen 18:17 | achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud
95 Gen 18:23 | 23 De zon ging op boven de aarde, als Lot
96 Gen 18:27 | deszelven morgens vroeg op, naar de plaats, waar hij
97 Gen 18:28 | ging een rook van het land op, gelijk de rook eens ovens. ~
98 Gen 18:30 | 30 En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den
99 Gen 18:30 | toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee dochters
100 Gen 18:35 | drinken, en de jongste stond op, en lag bij hem. En hij
101 Gen 18:37 | vader der Moabieten, tot op dezen dag. ~
102 Gen 18:38 | der kinderen Ammons, tot op dezen dag. ~ ~
103 Gen 19:8 | Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten,
104 Gen 20:8 | Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend
105 Gen 20:14 | Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles
106 Gen 20:14 | aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij
107 Gen 20:16 | tegenover, en hief haar stem op, en weende. ~
108 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en houd
109 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe
110 Gen 20:32 | Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste,
111 Gen 21:2 | aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien
112 Gen 21:3 | Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en
113 Gen 21:3 | brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats,
114 Gen 21:4 | toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. ~
115 Gen 21:6 | brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij
116 Gen 21:9 | zoon Izak, en legde hem op het altaar boven op het
117 Gen 21:9 | hem op het altaar boven op het hout. ~
118 Gen 21:13 | Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter
119 Gen 21:14 | heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal
120 Gen 21:19 | jongeren, en zij maakten zich op, en zij gingen samen naar
121 Gen 22:3 | 3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner
122 Gen 22:7 | 7 Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor
123 Gen 22:17 | en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom
124 Gen 23:10 | hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie,
125 Gen 23:15 | Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder. ~
126 Gen 23:16 | vulde haar kruik, en ging op. ~
127 Gen 23:18 | en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te
128 Gen 23:27 | mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize
129 Gen 23:42 | voorspoedig maken zult, op welke ik ga; ~
130 Gen 23:45 | Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam
131 Gen 23:47 | ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen
132 Gen 23:48 | mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had,
133 Gen 23:54 | zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij
134 Gen 23:56 | tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg
135 Gen 23:61 | 61 En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren,
136 Gen 23:61 | dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den
137 Gen 23:63 | avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de
138 Gen 23:64 | Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij
139 Gen 23:94 | Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman; maar
140 Gen 23:98 | zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte. ~
141 Gen 23:100 | Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer
142 Gen 23:101 | at en dronk, en hij stond op en ging heen; alzo verachtte
143 Gen 24:18 | groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham,
144 Gen 24:22 | 22 En hij brak op van daar, en groef een andere
145 Gen 24:23 | Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba. ~
146 Gen 24:25 | hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven
147 Gen 24:31 | stonden des morgens vroeg op, en zwoeren de een den ander;
148 Gen 24:33 | dier stad Ber-seba, tot op dezen dag. ~
149 Gen 25:13 | zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen
150 Gen 25:19 | gesproken hadt; sta toch op, zit, en eet van mijn wildbraad,
151 Gen 25:31 | zijn vader: Mijn vader sta op en ete van het wildbraad
152 Gen 25:38 | En Ezau hief zijn stem op, en weende. ~
153 Gen 25:40 | 40 En op uw zwaard zult gij leven,
154 Gen 25:43 | naar mijn stem, en maak u op, vlied gij naar Haran, tot
155 Gen 25:45 | u beiden beroofd worden op een dag? ~
156 Gen 26:2 | 2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten
157 Gen 26:11 | 11 En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte;
158 Gen 26:12 | een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste
159 Gen 26:12 | engelen Gods klommen daarbij op en neder. ~
160 Gen 26:13 | En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben
161 Gen 26:18 | Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen,
162 Gen 26:18 | en goot daar olie boven op. ~
163 Gen 26:20 | en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize,
164 Gen 27:1 | Toen hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der
165 Gen 27:2 | en er was een grote steen op den mond van dien put. ~
166 Gen 27:3 | en legden den steen weder op den mond van dien put, op
167 Gen 27:3 | op den mond van dien put, op zijn plaats. ~
168 Gen 27:11 | Rachel; en hij hief zijn stem op en weende. ~
169 Gen 27:35 | naam Juda. En zij hield op van baren. ~ ~ ~ ~
170 Gen 27:38 | ga tot haar in; dat zij op mijn knieen bare, en ik
171 Gen 27:68 | Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij
172 Gen 27:75 | wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al
173 Gen 28:4 | en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde; ~
174 Gen 28:12 | zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die
175 Gen 28:13 | beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek uit dit land, en
176 Gen 28:17 | 17 Toen maakte zich Jakob op, en laadde zijn zonen en
177 Gen 28:17 | zijn zonen en zijn vrouwen op kemelen. ~
178 Gen 28:21 | was, en hij maakte zich op, en voer over de rivier,
179 Gen 28:23 | dagen, en hij kreeg hem op het gebergte van Gilead.
180 Gen 28:25 | nu had zijn tent geslagen op dat gebergte; ook sloeg
181 Gen 28:25 | zijn broederen de zijne op het gebergte van Gilead. ~
182 Gen 28:34 | zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban betastte
183 Gen 28:46 | hoop; en zij aten aldaar op dien hoop. ~
184 Gen 28:54 | slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij nodigde
185 Gen 28:54 | aten brood, en vernachtten op dat gebergte. ~
186 Gen 28:55 | stond des morgens vroeg op, en kuste zijn zonen, en
187 Gen 29:8 | Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat
188 Gen 29:22 | 22 En hij stond op in dienzelfden nacht, en
189 Gen 29:31 | 31 En de zon rees hem op, als hij door Pniel gegaan
190 Gen 29:32 | verrukte zenuw niet, die op het gewricht der heup is,
191 Gen 29:32 | gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het
192 Gen 30:1 | En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam,
193 Gen 30:5 | Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die
194 Gen 30:14 | zijn knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman
195 Gen 30:20 | richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels
196 Gen 31:8 | Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem
197 Gen 32:1 | zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en
198 Gen 32:1 | tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en woon aldaar;
199 Gen 32:3 | benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld
200 Gen 32:13 | 13 Toen voer God van hem op in die plaats, waar Hij
201 Gen 32:14 | stelde een opgericht teken op in die plaats, waar Hij
202 Gen 32:20 | richtte een gedenkteken op boven haar graf, dit is
203 Gen 32:20 | gedenkteken van Rachels graf tot op dezen dag. ~
204 Gen 32:21 | en hij spande zijn tent op gene zijde van Migdal-Eder. ~
205 Gen 33:8 | 8 Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau
206 Gen 33:9 | de vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. ~
207 Gen 34:7 | ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staande; en
208 Gen 34:25 | eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een
209 Gen 34:28 | trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten
210 Gen 34:35 | zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar
211 Gen 35:12 | troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders
212 Gen 35:13 | Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen
213 Gen 35:14 | der twee fonteinen, die op den weg naar Timna is; want
214 Gen 35:19 | 19 En zij maakte zich op, en ging heen, en legde
215 Gen 35:29 | Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde
216 Gen 36:7 | huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide:
217 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar
218 Gen 36:11 | 11 Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in
219 Gen 36:23 | het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in zijn hand
220 Gen 36:25 | Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op
221 Gen 36:25 | op zijn twee hovelingen, op den overste der schenkers,
222 Gen 36:25 | overste der schenkers, en op den overste der bakkers. ~
223 Gen 36:33 | bottende, zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe
224 Gen 36:34 | beker, en ik gaf den beker op Farao's hand. ~
225 Gen 36:39 | getraliede korven waren op mijn hoofd. ~
226 Gen 36:43 | 20 En het geschiedde op den derden dag, den dag
227 Gen 36:44 | schenkambt, zodat hij den beker op Farao's hand gaf. ~
228 Gen 36:45 | overste der bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd
229 Gen 37:2 | ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van
230 Gen 37:3 | andere koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van
231 Gen 37:4 | en dun van vlees, aten op die zeven koeien, schoon
232 Gen 37:5 | en ziet, zeven aren rezen op, in een halm, vet en goed. ~
233 Gen 37:10 | Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde
234 Gen 37:18 | zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees
235 Gen 37:19 | zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer lelijk
236 Gen 37:20 | eerste zeven vette koeien op; ~
237 Gen 37:22 | en zie zeven aren rezen op in een halm, vol en goed. ~
238 Gen 37:40 | over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk
239 Gen 37:43 | 43 En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien
240 Gen 38:1 | zijn zonen: Waarom ziet gij op elkander? ~
241 Gen 38:26 | En zij laadden hun koren op hun ezels, en togen van
242 Gen 38:38 | hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan,
243 Gen 39:3 | zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigd, zeggende:
244 Gen 39:13 | broeder mede, en maakt u op, keert weder tot dien man. ~
245 Gen 39:15 | Benjamin; en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte,
246 Gen 39:25 | geschenk, totdat Jozef kwam op den middag; want zij hadden
247 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder,
248 Gen 39:31 | zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~
249 Gen 40:4 | huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna;
250 Gen 40:11 | iegelijk zette zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende
251 Gen 40:13 | ieder man laadde zijn ezel op, en zij keerden weder naar
252 Gen 40:17 | zijn; doch trekt gijlieden op in vrede tot uw vader. ~
253 Gen 40:21 | tot mij, dat ik mijn oog op hem sla. ~
254 Gen 41:7 | overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het
255 Gen 41:9 | 9 Haast u en trekt op tot mijn vader, en zegt
256 Gen 41:21 | ook gaf hij hun teerkost op den weg. ~
257 Gen 41:23 | en spijze voor zijn vader op den weg. ~
258 Gen 41:24 | tot hen: Verstoort u niet op den weg. ~
259 Gen 41:25 | 25 En zij trokken op uit Egypte, en zij kwamen
260 Gen 42:4 | en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~
261 Gen 42:5 | 5 Toen maakte zich Jakob op van Ber-seba; en de zonen
262 Gen 42:5 | kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, die Farao gezonden
263 Gen 42:29 | zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israel tegemoet
264 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~
265 Gen 44:7 | gestorven in het land Kanaan, op den weg, als het nog een
266 Gen 44:14 | rechterhand uit, en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel
267 Gen 44:14 | was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij
268 Gen 44:15 | heeft, van dat ik was, tot op dezen dag; ~
269 Gen 44:17 | zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde,
270 Gen 44:17 | van het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af
271 Gen 44:18 | eerstgeborene; leg uw rechterhand op zijn hoofd. ~
272 Gen 45:8 | loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor
273 Gen 45:18 | 18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE! ~
274 Gen 45:26 | heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en
275 Gen 45:26 | het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden
276 Gen 45:30 | In de spelonk, welke is op den akker van Machpela,
277 Gen 45:33 | legde hij zijn voeten samen op het bed, en hij gaf den
278 Gen 46:1 | 1 Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht,
279 Gen 46:6 | 6 En Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk
280 Gen 46:7 | 7 En Jozef toog op, om zijn vader te begraven;
281 Gen 46:7 | begraven; en met hem togen op alle Farao's knechten, de
282 Gen 46:9 | 9 En met hem togen op, zo wagenen als ruiteren;
283 Gen 46:11 | Kanaanieten, dien rouw zagen op het plein van het doornbos,
284 Gen 46:23 | Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs knieen geboren. ~
285 Exo 1:8 | stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet
286 Exo 1:14 | tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst,
287 Exo 1:16 | baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon,
288 Exo 2:17 | van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte
289 Exo 2:23 | gekrijt over hun dienst kwam op tot God. ~
290 Exo 3:12 | zult gijlieden God dienen op dezen berg. ~
291 Exo 3:22 | klederen; die zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren
292 Exo 3:22 | gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en
293 Exo 4:9 | wateren der rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de
294 Exo 4:9 | zullen tot bloed worden op het droge. ~
295 Exo 4:20 | zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerde weder
296 Exo 4:24 | 24 En het geschiedde op den weg, in de herberg,
297 Exo 5:13 | Voleindigt uw werken, elk dagwerk op zijn dag, gelijk toen er
298 Exo 5:19 | tichelstenen, van het dagwerk op zijn dag. ~
299 Exo 5:21 | zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl
300 Exo 7:17 | staf, die in mijn hand is, op het water, dat in deze rivier
301 Exo 7:20 | had; en hij hief den staf op, en sloeg het water, dat
302 Exo 7:23 | zijn hart daar ook niet op. ~
303 Exo 8:3 | en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen
304 Exo 8:3 | huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens,
305 Exo 8:4 | de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op
306 Exo 8:4 | zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al uw knechten. ~
307 Exo 8:4 | op u, en op uw volk, en op al uw knechten. ~
308 Exo 8:6 | Egypte, en er kwamen vorsen op en bedekten Egypteland. ~
309 Exo 8:20 | Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's
310 Exo 8:21 | vermenging van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en
311 Exo 8:21 | ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en op uw volk,
312 Exo 8:21 | u, en op uw knechten, en op uw volk, en in uw huizen;
313 Exo 8:32 | verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het
314 Exo 9:13 | Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's
315 Exo 9:14 | er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde. ~
316 Exo 9:16 | opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse aarde. ~
317 Exo 9:19 | uw vee, en alles wat gij op het veld hebt; alle mens
318 Exo 9:19 | alle mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal worden,
319 Exo 9:19 | zal zijn, als deze hagel op hen vallen zal, zo zullen
320 Exo 9:21 | zijn knechten en zijn vee op het veld. ~
321 Exo 9:25 | ganse Egypteland, alles wat op het veld was, van de mensen
322 Exo 9:33 | donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer
323 Exo 9:33 | werd niet meer uitgegoten op de aarde. ~
324 Exo 10:6 | van dien dag af, dat zij op den aardbodem geweest zijn,
325 Exo 10:6 | aardbodem geweest zijn, tot op dezen dag. En hij keerde
326 Exo 10:14 | En de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland,
327 Exo 10:15 | aten al het kruid des lands op, en al de vruchten der bomen,
328 Exo 10:19 | die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee;
329 Exo 10:23 | niet; er stond ook niemand op van zijn plaats, in drie
330 Exo 10:28 | mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht
331 Exo 11:5 | s eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot
332 Exo 12:15 | van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve
333 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal er een
334 Exo 12:16 | heilige verzameling hebben op den zevenden dag; er zal
335 Exo 12:16 | zevenden dag; er zal geen werk op denzelven gedaan worden;
336 Exo 12:29 | eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot
337 Exo 12:29 | zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van de
338 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn
339 Exo 12:31 | nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van
340 Exo 12:34 | En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun
341 Exo 12:34 | gebonden in hun klederen, op hun schouderen. ~
342 Exo 12:38 | vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen,
343 Exo 12:41 | dertig jaren, zo is het even op denzelfden dag geschied,
344 Exo 12:42 | nacht zal men den HEERE op het vlijtigst houden, omdat
345 Exo 12:42 | de nacht des HEEREN, die op het vlijtigst moet gehouden
346 Exo 13:3 | Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit Egypte,
347 Exo 13:9 | zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis
348 Exo 13:16 | het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen
349 Exo 13:17 | zo leidde hen God niet op den weg van het land der
350 Exo 13:19 | mijn beenderen met ulieden op van hier! ~
351 Exo 13:21 | een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts
352 Exo 14:10 | kinderen Israels hun ogen op, en ziet, de Egyptenaars
353 Exo 14:16 | 16 En gij, hef uw staf op, en strek uw hand uit over
354 Exo 14:16 | het midden der zee gaan op het droge. ~
355 Exo 14:22 | in het midden van de zee, op het droge; en de wateren
356 Exo 14:24 | des vuurs en der wolk, zag op het leger der Egyptenaren;
357 Exo 14:29 | kinderen Israels gingen op het droge, in het midden
358 Exo 15:16 | Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid
359 Exo 15:17 | inbrengen, en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter
360 Exo 15:19 | de kinderen Israels zijn op het droge in het midden
361 Exo 15:26 | Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland
362 Exo 15:26 | krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want
363 Exo 16:4 | verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke,
364 Exo 16:5 | 5 En het zal geschieden op den zesden dag, dat zij
365 Exo 16:14 | ding, klein als de rijm, op de aarde. ~
366 Exo 16:20 | werd Mozes zeer toornig op hen. ~
367 Exo 16:22 | 22 En het geschiedde op den zesden dag, dat zij
368 Exo 16:23 | wat over blijft, legt het op voor u in bewaring tot den
369 Exo 16:24 | 24 En zij legden het op tot den morgen, gelijk als
370 Exo 16:25 | HEEREN; gij zult het heden op het veld niet vinden. ~
371 Exo 16:26 | gij het verzamelen; doch op den zevenden dag is het
372 Exo 16:26 | zevenden dag is het sabbat, op denzelven zal het niet zijn. ~
373 Exo 16:29 | niemand uit zijn plaats ga op den zevenden dag! ~
374 Exo 16:30 | 30 Alzo rustte het volk op den zevenden dag! ~
375 Exo 17:1 | dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en
376 Exo 17:6 | aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan;
377 Exo 17:6 | Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo
378 Exo 17:9 | tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan,
379 Exo 17:10 | Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels. ~
380 Exo 17:12 | onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere
381 Exo 17:12 | de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo waren
382 Exo 17:16 | hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is,
383 Exo 18:8 | wil; al de moeite, die hun op dien weg ontmoet was, en
384 Exo 19:3 | 3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep
385 Exo 19:4 | Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen
386 Exo 19:11 | tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE
387 Exo 19:11 | van al het volk afkomen, op den berg Sinai. ~
388 Exo 19:12 | rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en
389 Exo 19:13 | langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen. ~
390 Exo 19:16 | 16 En het geschiedde op den derden dag, toen het
391 Exo 19:16 | toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen
392 Exo 19:18 | Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur;
393 Exo 19:18 | vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven;
394 Exo 19:20 | de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits
395 Exo 19:20 | nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep
396 Exo 19:20 | zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes
397 Exo 19:20 | des bergs; en Mozes klom op. ~
398 Exo 19:23 | den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen
399 Exo 19:24 | volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE,
400 Exo 20:4 | noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen
401 Exo 21:19 | Indien hij weder opstaat, en op straat gaat bij zijn stok,
402 Exo 22:25 | een woekeraar; gij zult op hetzelve geen woeker leggen. ~
403 Exo 22:30 | zij bij hun moeder zijn, op den achtsten dag zult gij
404 Exo 22:31 | gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd is,
405 Exo 23:12 | gij uw werken doen; maar op den zevenden dag zult gij
406 Exo 23:13 | ulieden gezegd heb, zult gij op uw hoede zijn; en den naam
407 Exo 23:16 | vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben.
408 Exo 23:16 | het feest der inzameling, op den uitgang des jaars, wanneer
409 Exo 23:18 | vette Mijns feestes tot op den morgen niet vernachten. ~
410 Exo 23:20 | aangezicht, om u te behoeden op dezen weg, en om u te brengen
411 Exo 24:1 | zeide Hij tot Mozes: Klim op tot den HEERE, gij en Aaron,
412 Exo 24:2 | het volk klimme ook niet op met hem. ~
413 Exo 24:4 | maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar
414 Exo 24:6 | van het bloed sprengde hij op het altaar. ~
415 Exo 24:8 | dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide:
416 Exo 24:12 | HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en wees aldaar;
417 Exo 24:13 | 13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar;
418 Exo 24:13 | zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods. ~
419 Exo 24:15 | 15 Toen Mozes op den berg geklommen was,
420 Exo 24:16 | heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk
421 Exo 24:16 | bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij
422 Exo 24:17 | als een verterend vuur, op het opperste diens bergs,
423 Exo 24:18 | midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was;
424 Exo 24:18 | geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen
425 Exo 25:11 | overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans
426 Exo 25:12 | hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn,
427 Exo 25:12 | derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. ~
428 Exo 25:21 | het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij
429 Exo 25:22 | tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn
430 Exo 25:30 | 30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood
431 Exo 25:40 | hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. ~ ~
432 Exo 26:30 | oprichten naar zijn wijze, die u op den berg getoond is. ~
433 Exo 26:32 | zullen van goud zijn; staande op vier zilveren voeten. ~
434 Exo 26:34 | het verzoendeksel zetten op de ark der getuigenis, in
435 Exo 27:2 | zult zijn hoornen maken op zijn vier hoeken; uit hetzelve
436 Exo 27:8 | maken; gelijk als Hij u op den berg gewezen heeft,
437 Exo 27:14 | vijftien ellen der behangselen op de ene zijde zijn; hun pilaren
438 Exo 28:8 | kunstelijkste riem zijns efods, die op hem is, zal zijn gelijk
439 Exo 28:10 | 10 Zes van hun namen op een steen, en de zes overige
440 Exo 28:10 | en de zes overige namen op den anderen steen, naar
441 Exo 28:12 | en Aaron zal hun namen op zijn beide schouders dragen,
442 Exo 28:25 | schouderbanden van den efod, recht op de voorste zijde van dien. ~
443 Exo 28:28 | hemelsblauw snoer, dat hij op den kunstelijken riem van
444 Exo 28:29 | den borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het
445 Exo 28:30 | Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn,
446 Exo 28:30 | kinderen Israels geduriglijk op zijn hart dragen, voor het
447 Exo 28:38 | 38 En zij zal op het voorhoofd van Aaron
448 Exo 29:6 | 6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon
449 Exo 29:7 | zult de zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo
450 Exo 29:10 | zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. ~
451 Exo 29:12 | nemen, en met uw vinger op de hoornen des altaars doen;
452 Exo 29:13 | en gij zult ze aansteken op het altaar. ~
453 Exo 29:15 | zonen zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; ~
454 Exo 29:16 | zijn bloed nemen, en rondom op het altaar sprengen. ~
455 Exo 29:17 | zijn schenkelen wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd
456 Exo 29:17 | wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd leggen. ~
457 Exo 29:18 | den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer
458 Exo 29:19 | zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~
459 Exo 29:20 | bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje van
460 Exo 29:20 | rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje van
461 Exo 29:20 | van zijn zonen, desgelijks op den duim hunner rechterhand,
462 Exo 29:20 | duim hunner rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets;
463 Exo 29:20 | rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom
464 Exo 29:21 | nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van de
465 Exo 29:21 | de zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen
466 Exo 29:21 | en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen,
467 Exo 29:21 | zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen
468 Exo 29:21 | sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen
469 Exo 29:24 | 24 En leg ze alle op de handen van Aaron, en
470 Exo 29:24 | de handen van Aaron, en op de handen zijner zonen,
471 Exo 29:25 | hun hand, en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer,
472 Exo 29:25 | steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot een
473 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het altaar bereiden zult:
474 Exo 30:9 | zult geen vreemd reukwerk op hetzelve aansteken, noch
475 Exo 30:32 | 32 Op geens mensen vlees zal men
476 Exo 30:33 | als deze, of die daarvan op wat vreemds doet, die zal
477 Exo 31:14 | worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet,
478 Exo 31:15 | men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat
479 Exo 31:15 | heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet,
480 Exo 31:17 | en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust
481 Exo 31:18 | aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken
482 Exo 32:1 | zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor
483 Exo 32:6 | des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer,
484 Exo 32:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
485 Exo 32:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij
486 Exo 32:15 | hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven,
487 Exo 32:15 | zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde
488 Exo 32:15 | zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven. ~
489 Exo 32:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het den
490 Exo 32:28 | er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend
491 Exo 33:1 | zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor
492 Exo 33:6 | des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer,
493 Exo 33:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~
494 Exo 33:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij
495 Exo 33:15 | hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven,
496 Exo 33:15 | zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde
497 Exo 33:15 | zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven. ~
498 Exo 33:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het den
499 Exo 33:28 | er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend
500 Exo 34:1 | tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157 |