Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ootmoedigen 1
ootmoedigheid 5
ootmoediglijk 1
op 5157
opaten 2
opbinden 2
opblaast 1
Frequency    [«  »]
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op
4462 als
4422 mijn
4250 want

Bijbel

IntraText - Concordances

op

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:2 | ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest 2 Gen 1:2 | en de Geest Gods zweefde op de wateren. ~ 3 Gen 1:11 | aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. ~ 4 Gen 1:15 | hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. ~ 5 Gen 1:17 | hemels, om licht te geven op de aarde. ~ 6 Gen 1:18 | 18 En om te heersen op den dag, en in den nacht, 7 Gen 1:22 | gevogelte vermenigvuldige op de aarde! ~ 8 Gen 1:26 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. ~ 9 Gen 1:28 | over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! ~ 10 Gen 1:29 | zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle 11 Gen 1:30 | al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende 12 Gen 2:2 | 2 Als nu God op de zevende dag volbracht 13 Gen 2:2 | gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevende dag van al Zijn 14 Gen 2:3 | die geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van 15 Gen 2:5 | God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen 16 Gen 2:21 | HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; 17 Gen 3:14 | het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en 18 Gen 4:12 | zwervende en dolende zijn op aarde. ~ 19 Gen 4:14 | zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, 20 Gen 6:1 | geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te 21 Gen 6:4 | die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, 22 Gen 6:5 | des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel 23 Gen 6:6 | HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en 24 Gen 6:12 | vlees had zijn weg verdorven op de aarde. ~ 25 Gen 6:17 | hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest 26 Gen 7:3 | om zaad levend te houden op de ganse aarde. ~ 27 Gen 7:4 | dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, 28 Gen 7:6 | als de vloed der wateren op de aarde was. ~ 29 Gen 7:8 | het gevogelte, en al wat op den aardbodem kruipt, ~ 30 Gen 7:10 | dat de wateren des vloeds op de aarde waren. ~ 31 Gen 7:11 | Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, 32 Gen 7:11 | zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle 33 Gen 7:12 | 12 En een plasregen was op de aarde veertig dagen en 34 Gen 7:13 | 13 Even op dienzelfden dag ging Noach, 35 Gen 7:14 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn 36 Gen 7:17 | vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren 37 Gen 7:17 | vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven 38 Gen 7:18 | overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging 39 Gen 7:18 | de aarde; en de ark ging op de wateren. ~ 40 Gen 7:19 | namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge 41 Gen 7:21 | En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf den 42 Gen 7:21 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kroop, en alle 43 Gen 7:22 | neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven. ~ 44 Gen 7:23 | verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den 45 Gen 8:4 | rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag der 46 Gen 8:4 | zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat. ~ 47 Gen 8:5 | maand; in de tiende maand, op den eerste der maand, werden 48 Gen 8:9 | ark; want de wateren waren op de ganse aarde; en hij stak 49 Gen 8:13 | jaar, in de eerste maand, op den eersten derzelver maand, 50 Gen 8:14 | 14 En in de tweede maand, op den zeven en twintigsten 51 Gen 8:17 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, doe met 52 Gen 8:17 | overvloediglijk voorttelen op de aarde, en vruchtbaar 53 Gen 8:17 | zijn, en vermenigvuldigen op de aarde. ~ 54 Gen 8:19 | het gevogelte, al wat zich op de aarde roert, naar hun 55 Gen 8:20 | en offerde brandofferen op dat altaar. 56 Gen 9:2 | des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, en 57 Gen 9:7 | teelt overvloediglijk voort op de aarde, en vermenigvuldigt 58 Gen 9:7 | aarde, en vermenigvuldigt op dezelve. ~ 59 Gen 9:9 | ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na 60 Gen 9:11 | En Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle 61 Gen 9:16 | ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. ~ 62 Gen 9:17 | en tussen alle vlees, dat op de aarde is. ~ 63 Gen 9:23 | kleed, en zij legden het op hun beider schouderen, en 64 Gen 10:8 | deze begon geweldig te zijn op de aarde. ~ 65 Gen 10:32 | van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den 66 Gen 11:8 | ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. ~ 67 Gen 12:8 | 8 En hij brak op van daar naar het gebergte, 68 Gen 12:8 | en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El tegen het 69 Gen 13:1 | 1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, 70 Gen 13:10 | 10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte 71 Gen 13:14 | gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar 72 Gen 13:17 | 17 Maak u op, wandel door dit land, in 73 Gen 13:18 | 18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de 74 Gen 14:6 | 6 En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan 75 Gen 14:29 | buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de 76 Gen 14:35 | wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg 77 Gen 14:36 | zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, 78 Gen 14:36 | en grote duisternis viel op hem. ~ 79 Gen 15:5 | Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd 80 Gen 15:7 | woestijn, aan de fontein op den weg van Sur. ~ 81 Gen 16:3 | 3 Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God 82 Gen 16:17 | 17 Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij 83 Gen 16:21 | Izak oprichten, die u Sara op dezen gezetten tijd in het 84 Gen 16:22 | te spreken, en God voer op van Abraham. ~ 85 Gen 16:26 | 26 Even op dezen zelfden dag werd Abraham 86 Gen 17:2 | 2 En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden 87 Gen 17:16 | Toen stonden die mannen op van daar, en zagen naar 88 Gen 18:1 | als Lot hen zag, stond hij op hun tegemoet, en boog zich 89 Gen 18:2 | zeiden: Neen, maar wij zullen op de straat vernachten. ~ 90 Gen 18:9 | hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij 91 Gen 18:9 | drongen zeer op den man, op Lot, en zij traden toe om 92 Gen 18:14 | zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want 93 Gen 18:15 | Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw 94 Gen 18:17 | achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud 95 Gen 18:23 | 23 De zon ging op boven de aarde, als Lot 96 Gen 18:27 | deszelven morgens vroeg op, naar de plaats, waar hij 97 Gen 18:28 | ging een rook van het land op, gelijk de rook eens ovens. ~ 98 Gen 18:30 | 30 En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den 99 Gen 18:30 | toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee dochters 100 Gen 18:35 | drinken, en de jongste stond op, en lag bij hem. En hij 101 Gen 18:37 | vader der Moabieten, tot op dezen dag. ~ 102 Gen 18:38 | der kinderen Ammons, tot op dezen dag. ~  ~ 103 Gen 19:8 | Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, 104 Gen 20:8 | Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend 105 Gen 20:14 | Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles 106 Gen 20:14 | aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij 107 Gen 20:16 | tegenover, en hief haar stem op, en weende. ~ 108 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en houd 109 Gen 20:18 | 18 Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe 110 Gen 20:32 | Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste, 111 Gen 21:2 | aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien 112 Gen 21:3 | Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en 113 Gen 21:3 | brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, 114 Gen 21:4 | toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. ~ 115 Gen 21:6 | brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij 116 Gen 21:9 | zoon Izak, en legde hem op het altaar boven op het 117 Gen 21:9 | hem op het altaar boven op het hout. ~ 118 Gen 21:13 | Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter 119 Gen 21:14 | heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal 120 Gen 21:19 | jongeren, en zij maakten zich op, en zij gingen samen naar 121 Gen 22:3 | 3 Daarna stond Abraham op van het aangezicht van zijner 122 Gen 22:7 | 7 Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor 123 Gen 22:17 | en al het geboomte, dat op den akker stond, dat rondom 124 Gen 23:10 | hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, 125 Gen 23:15 | Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder. ~ 126 Gen 23:16 | vulde haar kruik, en ging op. ~ 127 Gen 23:18 | en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te 128 Gen 23:27 | mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize 129 Gen 23:42 | voorspoedig maken zult, op welke ik ga; ~ 130 Gen 23:45 | Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam 131 Gen 23:47 | ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen 132 Gen 23:48 | mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, 133 Gen 23:54 | zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij 134 Gen 23:56 | tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg 135 Gen 23:61 | 61 En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, 136 Gen 23:61 | dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den 137 Gen 23:63 | avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de 138 Gen 23:64 | Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij 139 Gen 23:94 | Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman; maar 140 Gen 23:98 | zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte. ~ 141 Gen 23:100 | Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer 142 Gen 23:101 | at en dronk, en hij stond op en ging heen; alzo verachtte 143 Gen 24:18 | groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, 144 Gen 24:22 | 22 En hij brak op van daar, en groef een andere 145 Gen 24:23 | Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba. ~ 146 Gen 24:25 | hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven 147 Gen 24:31 | stonden des morgens vroeg op, en zwoeren de een den ander; 148 Gen 24:33 | dier stad Ber-seba, tot op dezen dag. ~ 149 Gen 25:13 | zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen 150 Gen 25:19 | gesproken hadt; sta toch op, zit, en eet van mijn wildbraad, 151 Gen 25:31 | zijn vader: Mijn vader sta op en ete van het wildbraad 152 Gen 25:38 | En Ezau hief zijn stem op, en weende. ~ 153 Gen 25:40 | 40 En op uw zwaard zult gij leven, 154 Gen 25:43 | naar mijn stem, en maak u op, vlied gij naar Haran, tot 155 Gen 25:45 | u beiden beroofd worden op een dag? ~ 156 Gen 26:2 | 2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten 157 Gen 26:11 | 11 En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; 158 Gen 26:12 | een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste 159 Gen 26:12 | engelen Gods klommen daarbij op en neder. ~ 160 Gen 26:13 | En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben 161 Gen 26:18 | Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, 162 Gen 26:18 | en goot daar olie boven op. ~ 163 Gen 26:20 | en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, 164 Gen 27:1 | Toen hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der 165 Gen 27:2 | en er was een grote steen op den mond van dien put. ~ 166 Gen 27:3 | en legden den steen weder op den mond van dien put, op 167 Gen 27:3 | op den mond van dien put, op zijn plaats. ~ 168 Gen 27:11 | Rachel; en hij hief zijn stem op en weende. ~ 169 Gen 27:35 | naam Juda. En zij hield op van baren. ~  ~  ~  ~                            170 Gen 27:38 | ga tot haar in; dat zij op mijn knieen bare, en ik 171 Gen 27:68 | Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij 172 Gen 27:75 | wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al 173 Gen 28:4 | en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde; ~ 174 Gen 28:12 | zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die 175 Gen 28:13 | beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek uit dit land, en 176 Gen 28:17 | 17 Toen maakte zich Jakob op, en laadde zijn zonen en 177 Gen 28:17 | zijn zonen en zijn vrouwen op kemelen. ~ 178 Gen 28:21 | was, en hij maakte zich op, en voer over de rivier, 179 Gen 28:23 | dagen, en hij kreeg hem op het gebergte van Gilead. 180 Gen 28:25 | nu had zijn tent geslagen op dat gebergte; ook sloeg 181 Gen 28:25 | zijn broederen de zijne op het gebergte van Gilead. ~ 182 Gen 28:34 | zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban betastte 183 Gen 28:46 | hoop; en zij aten aldaar op dien hoop. ~ 184 Gen 28:54 | slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij nodigde 185 Gen 28:54 | aten brood, en vernachtten op dat gebergte. ~ 186 Gen 28:55 | stond des morgens vroeg op, en kuste zijn zonen, en 187 Gen 29:8 | Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat 188 Gen 29:22 | 22 En hij stond op in dienzelfden nacht, en 189 Gen 29:31 | 31 En de zon rees hem op, als hij door Pniel gegaan 190 Gen 29:32 | verrukte zenuw niet, die op het gewricht der heup is, 191 Gen 29:32 | gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het 192 Gen 30:1 | En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam, 193 Gen 30:5 | Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die 194 Gen 30:14 | zijn knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman 195 Gen 30:20 | richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels 196 Gen 31:8 | Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem 197 Gen 32:1 | zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en 198 Gen 32:1 | tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en woon aldaar; 199 Gen 32:3 | benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld 200 Gen 32:13 | 13 Toen voer God van hem op in die plaats, waar Hij 201 Gen 32:14 | stelde een opgericht teken op in die plaats, waar Hij 202 Gen 32:20 | richtte een gedenkteken op boven haar graf, dit is 203 Gen 32:20 | gedenkteken van Rachels graf tot op dezen dag. ~ 204 Gen 32:21 | en hij spande zijn tent op gene zijde van Migdal-Eder. ~ 205 Gen 33:8 | 8 Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau 206 Gen 33:9 | de vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. ~ 207 Gen 34:7 | ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staande; en 208 Gen 34:25 | eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een 209 Gen 34:28 | trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten 210 Gen 34:35 | zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar 211 Gen 35:12 | troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders 212 Gen 35:13 | Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen 213 Gen 35:14 | der twee fonteinen, die op den weg naar Timna is; want 214 Gen 35:19 | 19 En zij maakte zich op, en ging heen, en legde 215 Gen 35:29 | Hoe zijt gij doorgebroken? op u is de breuke! en men noemde 216 Gen 36:7 | huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: 217 Gen 36:10 | geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar 218 Gen 36:11 | 11 Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in 219 Gen 36:23 | het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in zijn hand 220 Gen 36:25 | Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op 221 Gen 36:25 | op zijn twee hovelingen, op den overste der schenkers, 222 Gen 36:25 | overste der schenkers, en op den overste der bakkers. ~ 223 Gen 36:33 | bottende, zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe 224 Gen 36:34 | beker, en ik gaf den beker op Farao's hand. ~ 225 Gen 36:39 | getraliede korven waren op mijn hoofd. ~ 226 Gen 36:43 | 20 En het geschiedde op den derden dag, den dag 227 Gen 36:44 | schenkambt, zodat hij den beker op Farao's hand gaf. ~ 228 Gen 36:45 | overste der bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun uitgelegd 229 Gen 37:2 | ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van 230 Gen 37:3 | andere koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van 231 Gen 37:4 | en dun van vlees, aten op die zeven koeien, schoon 232 Gen 37:5 | en ziet, zeven aren rezen op, in een halm, vet en goed. ~ 233 Gen 37:10 | Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde 234 Gen 37:18 | zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees 235 Gen 37:19 | zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer lelijk 236 Gen 37:20 | eerste zeven vette koeien op; ~ 237 Gen 37:22 | en zie zeven aren rezen op in een halm, vol en goed. ~ 238 Gen 37:40 | over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk 239 Gen 37:43 | 43 En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien 240 Gen 38:1 | zijn zonen: Waarom ziet gij op elkander? ~ 241 Gen 38:26 | En zij laadden hun koren op hun ezels, en togen van 242 Gen 38:38 | hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, 243 Gen 39:3 | zeggende: Die man heeft ons op het hoogste betuigd, zeggende: 244 Gen 39:13 | broeder mede, en maakt u op, keert weder tot dien man. ~ 245 Gen 39:15 | Benjamin; en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, 246 Gen 39:25 | geschenk, totdat Jozef kwam op den middag; want zij hadden 247 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, 248 Gen 39:31 | zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~ 249 Gen 40:4 | huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; 250 Gen 40:11 | iegelijk zette zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende 251 Gen 40:13 | ieder man laadde zijn ezel op, en zij keerden weder naar 252 Gen 40:17 | zijn; doch trekt gijlieden op in vrede tot uw vader. ~ 253 Gen 40:21 | tot mij, dat ik mijn oog op hem sla. ~ 254 Gen 41:7 | overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het 255 Gen 41:9 | 9 Haast u en trekt op tot mijn vader, en zegt 256 Gen 41:21 | ook gaf hij hun teerkost op den weg. ~ 257 Gen 41:23 | en spijze voor zijn vader op den weg. ~ 258 Gen 41:24 | tot hen: Verstoort u niet op den weg. ~ 259 Gen 41:25 | 25 En zij trokken op uit Egypte, en zij kwamen 260 Gen 42:4 | en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. ~ 261 Gen 42:5 | 5 Toen maakte zich Jakob op van Ber-seba; en de zonen 262 Gen 42:5 | kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, die Farao gezonden 263 Gen 42:29 | zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israel tegemoet 264 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~ 265 Gen 44:7 | gestorven in het land Kanaan, op den weg, als het nog een 266 Gen 44:14 | rechterhand uit, en legde die op het hoofd van Efraim, hoewel 267 Gen 44:14 | was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij 268 Gen 44:15 | heeft, van dat ik was, tot op dezen dag; ~ 269 Gen 44:17 | zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraim legde, 270 Gen 44:17 | van het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af 271 Gen 44:18 | eerstgeborene; leg uw rechterhand op zijn hoofd. ~ 272 Gen 45:8 | loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor 273 Gen 45:18 | 18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE! ~ 274 Gen 45:26 | heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en 275 Gen 45:26 | het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden 276 Gen 45:30 | In de spelonk, welke is op den akker van Machpela, 277 Gen 45:33 | legde hij zijn voeten samen op het bed, en hij gaf den 278 Gen 46:1 | 1 Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, 279 Gen 46:6 | 6 En Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk 280 Gen 46:7 | 7 En Jozef toog op, om zijn vader te begraven; 281 Gen 46:7 | begraven; en met hem togen op alle Farao's knechten, de 282 Gen 46:9 | 9 En met hem togen op, zo wagenen als ruiteren; 283 Gen 46:11 | Kanaanieten, dien rouw zagen op het plein van het doornbos, 284 Gen 46:23 | Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs knieen geboren. ~ 285 Exo 1:8 | stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet 286 Exo 1:14 | tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, 287 Exo 1:16 | baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, 288 Exo 2:17 | van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte 289 Exo 2:23 | gekrijt over hun dienst kwam op tot God. ~ 290 Exo 3:12 | zult gijlieden God dienen op dezen berg. ~ 291 Exo 3:22 | klederen; die zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren 292 Exo 3:22 | gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en 293 Exo 4:9 | wateren der rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de 294 Exo 4:9 | zullen tot bloed worden op het droge. ~ 295 Exo 4:20 | zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerde weder 296 Exo 4:24 | 24 En het geschiedde op den weg, in de herberg, 297 Exo 5:13 | Voleindigt uw werken, elk dagwerk op zijn dag, gelijk toen er 298 Exo 5:19 | tichelstenen, van het dagwerk op zijn dag. ~ 299 Exo 5:21 | zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl 300 Exo 7:17 | staf, die in mijn hand is, op het water, dat in deze rivier 301 Exo 7:20 | had; en hij hief den staf op, en sloeg het water, dat 302 Exo 7:23 | zijn hart daar ook niet op. ~ 303 Exo 8:3 | en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen 304 Exo 8:3 | huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, 305 Exo 8:4 | de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op 306 Exo 8:4 | zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al uw knechten. ~ 307 Exo 8:4 | op u, en op uw volk, en op al uw knechten. ~ 308 Exo 8:6 | Egypte, en er kwamen vorsen op en bedekten Egypteland. ~ 309 Exo 8:20 | Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's 310 Exo 8:21 | vermenging van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en 311 Exo 8:21 | ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en op uw volk, 312 Exo 8:21 | u, en op uw knechten, en op uw volk, en in uw huizen; 313 Exo 8:32 | verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het 314 Exo 9:13 | Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's 315 Exo 9:14 | er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde. ~ 316 Exo 9:16 | opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse aarde. ~ 317 Exo 9:19 | uw vee, en alles wat gij op het veld hebt; alle mens 318 Exo 9:19 | alle mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal worden, 319 Exo 9:19 | zal zijn, als deze hagel op hen vallen zal, zo zullen 320 Exo 9:21 | zijn knechten en zijn vee op het veld. ~ 321 Exo 9:25 | ganse Egypteland, alles wat op het veld was, van de mensen 322 Exo 9:33 | donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer 323 Exo 9:33 | werd niet meer uitgegoten op de aarde. ~ 324 Exo 10:6 | van dien dag af, dat zij op den aardbodem geweest zijn, 325 Exo 10:6 | aardbodem geweest zijn, tot op dezen dag. En hij keerde 326 Exo 10:14 | En de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, 327 Exo 10:15 | aten al het kruid des lands op, en al de vruchten der bomen, 328 Exo 10:19 | die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; 329 Exo 10:23 | niet; er stond ook niemand op van zijn plaats, in drie 330 Exo 10:28 | mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht 331 Exo 11:5 | s eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot 332 Exo 12:15 | van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve 333 Exo 12:16 | 16 En op den eersten dag zal er een 334 Exo 12:16 | heilige verzameling hebben op den zevenden dag; er zal 335 Exo 12:16 | zevenden dag; er zal geen werk op denzelven gedaan worden; 336 Exo 12:29 | eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot 337 Exo 12:29 | zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van de 338 Exo 12:30 | 30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn 339 Exo 12:31 | nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van 340 Exo 12:34 | En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun 341 Exo 12:34 | gebonden in hun klederen, op hun schouderen. ~ 342 Exo 12:38 | vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen, 343 Exo 12:41 | dertig jaren, zo is het even op denzelfden dag geschied, 344 Exo 12:42 | nacht zal men den HEERE op het vlijtigst houden, omdat 345 Exo 12:42 | de nacht des HEEREN, die op het vlijtigst moet gehouden 346 Exo 13:3 | Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken gijlieden uit Egypte, 347 Exo 13:9 | zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis 348 Exo 13:16 | het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen 349 Exo 13:17 | zo leidde hen God niet op den weg van het land der 350 Exo 13:19 | mijn beenderen met ulieden op van hier! ~ 351 Exo 13:21 | een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts 352 Exo 14:10 | kinderen Israels hun ogen op, en ziet, de Egyptenaars 353 Exo 14:16 | 16 En gij, hef uw staf op, en strek uw hand uit over 354 Exo 14:16 | het midden der zee gaan op het droge. ~ 355 Exo 14:22 | in het midden van de zee, op het droge; en de wateren 356 Exo 14:24 | des vuurs en der wolk, zag op het leger der Egyptenaren; 357 Exo 14:29 | kinderen Israels gingen op het droge, in het midden 358 Exo 15:16 | Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid 359 Exo 15:17 | inbrengen, en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter 360 Exo 15:19 | de kinderen Israels zijn op het droge in het midden 361 Exo 15:26 | Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland 362 Exo 15:26 | krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want 363 Exo 16:4 | verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke, 364 Exo 16:5 | 5 En het zal geschieden op den zesden dag, dat zij 365 Exo 16:14 | ding, klein als de rijm, op de aarde. ~ 366 Exo 16:20 | werd Mozes zeer toornig op hen. ~ 367 Exo 16:22 | 22 En het geschiedde op den zesden dag, dat zij 368 Exo 16:23 | wat over blijft, legt het op voor u in bewaring tot den 369 Exo 16:24 | 24 En zij legden het op tot den morgen, gelijk als 370 Exo 16:25 | HEEREN; gij zult het heden op het veld niet vinden. ~ 371 Exo 16:26 | gij het verzamelen; doch op den zevenden dag is het 372 Exo 16:26 | zevenden dag is het sabbat, op denzelven zal het niet zijn. ~ 373 Exo 16:29 | niemand uit zijn plaats ga op den zevenden dag! ~ 374 Exo 16:30 | 30 Alzo rustte het volk op den zevenden dag! ~ 375 Exo 17:1 | dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en 376 Exo 17:6 | aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; 377 Exo 17:6 | Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo 378 Exo 17:9 | tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, 379 Exo 17:10 | Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels. ~ 380 Exo 17:12 | onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere 381 Exo 17:12 | de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo waren 382 Exo 17:16 | hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, 383 Exo 18:8 | wil; al de moeite, die hun op dien weg ontmoet was, en 384 Exo 19:3 | 3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep 385 Exo 19:4 | Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen 386 Exo 19:11 | tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE 387 Exo 19:11 | van al het volk afkomen, op den berg Sinai. ~ 388 Exo 19:12 | rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en 389 Exo 19:13 | langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen. ~ 390 Exo 19:16 | 16 En het geschiedde op den derden dag, toen het 391 Exo 19:16 | toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen 392 Exo 19:18 | Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; 393 Exo 19:18 | vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; 394 Exo 19:20 | de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits 395 Exo 19:20 | nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep 396 Exo 19:20 | zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes 397 Exo 19:20 | des bergs; en Mozes klom op. ~ 398 Exo 19:23 | den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen 399 Exo 19:24 | volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, 400 Exo 20:4 | noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen 401 Exo 21:19 | Indien hij weder opstaat, en op straat gaat bij zijn stok, 402 Exo 22:25 | een woekeraar; gij zult op hetzelve geen woeker leggen. ~ 403 Exo 22:30 | zij bij hun moeder zijn, op den achtsten dag zult gij 404 Exo 22:31 | gij geen vlees eten, dat op het veld verscheurd is, 405 Exo 23:12 | gij uw werken doen; maar op den zevenden dag zult gij 406 Exo 23:13 | ulieden gezegd heb, zult gij op uw hoede zijn; en den naam 407 Exo 23:16 | vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben. 408 Exo 23:16 | het feest der inzameling, op den uitgang des jaars, wanneer 409 Exo 23:18 | vette Mijns feestes tot op den morgen niet vernachten. ~ 410 Exo 23:20 | aangezicht, om u te behoeden op dezen weg, en om u te brengen 411 Exo 24:1 | zeide Hij tot Mozes: Klim op tot den HEERE, gij en Aaron, 412 Exo 24:2 | het volk klimme ook niet op met hem. ~ 413 Exo 24:4 | maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar 414 Exo 24:6 | van het bloed sprengde hij op het altaar. ~ 415 Exo 24:8 | dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: 416 Exo 24:12 | HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en wees aldaar; 417 Exo 24:13 | 13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; 418 Exo 24:13 | zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods. ~ 419 Exo 24:15 | 15 Toen Mozes op den berg geklommen was, 420 Exo 24:16 | heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk 421 Exo 24:16 | bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij 422 Exo 24:17 | als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, 423 Exo 24:18 | midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; 424 Exo 24:18 | geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen 425 Exo 25:11 | overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans 426 Exo 25:12 | hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, 427 Exo 25:12 | derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. ~ 428 Exo 25:21 | het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij 429 Exo 25:22 | tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn 430 Exo 25:30 | 30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood 431 Exo 25:40 | hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. ~  ~ 432 Exo 26:30 | oprichten naar zijn wijze, die u op den berg getoond is. ~ 433 Exo 26:32 | zullen van goud zijn; staande op vier zilveren voeten. ~ 434 Exo 26:34 | het verzoendeksel zetten op de ark der getuigenis, in 435 Exo 27:2 | zult zijn hoornen maken op zijn vier hoeken; uit hetzelve 436 Exo 27:8 | maken; gelijk als Hij u op den berg gewezen heeft, 437 Exo 27:14 | vijftien ellen der behangselen op de ene zijde zijn; hun pilaren 438 Exo 28:8 | kunstelijkste riem zijns efods, die op hem is, zal zijn gelijk 439 Exo 28:10 | 10 Zes van hun namen op een steen, en de zes overige 440 Exo 28:10 | en de zes overige namen op den anderen steen, naar 441 Exo 28:12 | en Aaron zal hun namen op zijn beide schouders dragen, 442 Exo 28:25 | schouderbanden van den efod, recht op de voorste zijde van dien. ~ 443 Exo 28:28 | hemelsblauw snoer, dat hij op den kunstelijken riem van 444 Exo 28:29 | den borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het 445 Exo 28:30 | Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn, 446 Exo 28:30 | kinderen Israels geduriglijk op zijn hart dragen, voor het 447 Exo 28:38 | 38 En zij zal op het voorhoofd van Aaron 448 Exo 29:6 | 6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon 449 Exo 29:7 | zult de zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo 450 Exo 29:10 | zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen. ~ 451 Exo 29:12 | nemen, en met uw vinger op de hoornen des altaars doen; 452 Exo 29:13 | en gij zult ze aansteken op het altaar. ~ 453 Exo 29:15 | zonen zullen hun handen op het hoofd des rams leggen; ~ 454 Exo 29:16 | zijn bloed nemen, en rondom op het altaar sprengen. ~ 455 Exo 29:17 | zijn schenkelen wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd 456 Exo 29:17 | wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd leggen. ~ 457 Exo 29:18 | den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer 458 Exo 29:19 | zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen; ~ 459 Exo 29:20 | bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje van 460 Exo 29:20 | rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje van 461 Exo 29:20 | van zijn zonen, desgelijks op den duim hunner rechterhand, 462 Exo 29:20 | duim hunner rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets; 463 Exo 29:20 | rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom 464 Exo 29:21 | nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van de 465 Exo 29:21 | de zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen 466 Exo 29:21 | en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen, 467 Exo 29:21 | zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen 468 Exo 29:21 | sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen 469 Exo 29:24 | 24 En leg ze alle op de handen van Aaron, en 470 Exo 29:24 | de handen van Aaron, en op de handen zijner zonen, 471 Exo 29:25 | hun hand, en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, 472 Exo 29:25 | steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot een 473 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het altaar bereiden zult: 474 Exo 30:9 | zult geen vreemd reukwerk op hetzelve aansteken, noch 475 Exo 30:32 | 32 Op geens mensen vlees zal men 476 Exo 30:33 | als deze, of die daarvan op wat vreemds doet, die zal 477 Exo 31:14 | worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, 478 Exo 31:15 | men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat 479 Exo 31:15 | heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet, 480 Exo 31:17 | en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust 481 Exo 31:18 | aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken 482 Exo 32:1 | zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor 483 Exo 32:6 | des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer, 484 Exo 32:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~ 485 Exo 32:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij 486 Exo 32:15 | hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, 487 Exo 32:15 | zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde 488 Exo 32:15 | zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven. ~ 489 Exo 32:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het den 490 Exo 32:28 | er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend 491 Exo 33:1 | zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor 492 Exo 33:6 | des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer, 493 Exo 33:6 | drinken; daarna stonden zij op, om te spelen. ~ 494 Exo 33:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij 495 Exo 33:15 | hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, 496 Exo 33:15 | zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde 497 Exo 33:15 | zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven. ~ 498 Exo 33:20 | klein werd, en strooide het op het water, en deed het den 499 Exo 33:28 | er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend 500 Exo 34:1 | tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License