Book Chapter: Verse
1 Exo 4:1 | zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want
2 Exo 4:5 | 5 Opdat zij geloven, dat u verschenen is de
3 Exo 4:8 | geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem van het
4 Exo 4:8 | stem van het laatste teken geloven. ~
5 Exo 4:9 | ook deze twee tekenen niet geloven, noch naar uw stem horen,
6 Exo 19:9 | zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had de HEERE
7 Num 14:11 | zullen zij aan Mij niet geloven, door alle tekenen, die
8 Job 9:16 | mij antwoordt; ik zal niet geloven, dat Hij mijn stem ter ore
9 Job 38:15 | 15 Zult gij hem geloven, dat hij uw zaad zal wederbrengen,
10 Matt 18:6 | deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter,
11 Matt 21:32| berouw gehad, om hem te geloven. ~
12 Matt 27:42| kruis, en wij zullen Hem geloven. ~
13 Mark 9:23| zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk
14 Mark 9:42| deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter,
15 Mark 11:23| twijfelen in zijn hart, maar zal geloven hetgeen hij zegt, geschieden
16 Mark 15:32| kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist
17 Luk 8:12 | weg, opdat zij niet zouden geloven, en zalig worden. ~
18 Luk 8:13 | die maar voor een tijd geloven, en in den tijd der verzoeking
19 Luk 22:67 | u zeg, gij zult het niet geloven; ~
20 Luk 24:25 | en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken
21 Joha 1:7 | opdat zij allen door hem geloven zouden. ~
22 Joha 1:12| namelijk die in Zijn Naam geloven; ~
23 Joha 3:12| niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien Ik ulieden de hemelse
24 Joha 4:42| zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens
25 Joha 4:48| wonderen ziet, zo zult gij niet geloven. ~
26 Joha 5:44| 44 Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander
27 Joha 5:46| geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij
28 Joha 5:47| hoe zult gij Mijn woorden geloven? ~ ~ ~
29 Joha 6:30| wij het mogen zien, en U geloven? Wat werkt Gij? ~
30 Joha 6:64| sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den
31 Joha 7:39| ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was
32 Joha 9:36| Heere, opdat ik in Hem moge geloven? ~
33 Joha 10:38| opdat gij moogt bekennen en geloven, dat de Vader in Mij is,
34 Joha 11:15| niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot
35 Joha 11:42| gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. ~
36 Joha 11:48| zij zullen allen in Hem geloven, en de Romeinen zullen komen,
37 Joha 12:39| 39 Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd
38 Joha 13:19| het geschied zal zijn, gij geloven moogt, dat Ik het ben. ~
39 Joha 14:29| het geschied zal zijn, gij geloven moogt. ~
40 Joha 16:9 | zonde, omdat zij in Mij niet geloven; ~
41 Joha 16:30| dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan
42 Joha 17:20| die door hun woord in Mij geloven zullen. ~
43 Joha 19:35| hetgeen waar is, opdat ook gij geloven moogt. ~
44 Joha 20:25| zijde, ik zal geenszins geloven. ~
45 Hand 7:41| werk, hetwelk gij niet zult geloven, zo het u iemand verhaalt. ~
46 Hand 9:7 | Evangelies zouden horen, en geloven. ~
47 Hand 9:11| 11 Maar wij geloven, door de genade van den
48 Hand 13:4 | zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene, Die na
49 Hand 15:20| duizenden van Joden er zijn, die geloven; en zij zijn allen ijveraars
50 Hand 15:25| Doch van de heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en
51 Rom 3:22 | allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. ~
52 Rom 4:11 | een vader van allen, die geloven in de voorhuid zijnde, ten
53 Rom 4:24 | namelijk dengenen, die geloven in Hem, Die Jezus, onzen
54 Rom 6:8 | Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem
55 Rom 10:9 | Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden
56 Rom 10:14 | En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord
57 Rom 15:13 | blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt
58 1Kor 1:21| prediking, zalig te maken, die geloven; ~
59 1Kor 14:22| teken niet dengenen, die geloven, maar den ongelovigen; en
60 1Kor 14:22| ongelovigen, maar dengenen, die geloven. ~
61 2Kor 4:13| daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken
62 Efez 1:19| kracht zij aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte
63 Fili 1:29| Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden; ~
64 1The 4:14| 14 Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is
65 2The 1:10| te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis
66 2The 2:11| dat zij de leugen zouden geloven; ~
67 1Tim 1:16| voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. ~
68 Tit 3:8 | opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken
69 Heb 10:39 | verderve, maar van degenen, die geloven tot behouding der ziel. ~ ~
70 Heb 11:6 | Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner
71 Jako 2:19| gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen. ~
72 1Joh 3:23| dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon
|