Book Chapter: Verse
1 Gen 27:32 | en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de
2 Gen 27:49 | 14 En Ruben ging in de dagen van de
3 Gen 32:22 | in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha,
4 Gen 32:23 | De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna
5 Gen 34:21 | 21 Ruben hoorde dat, en verloste
6 Gen 34:22 | 22 Ook zeide Ruben tot hen: Vergiet geen bloed;
7 Gen 34:29 | 29 Als nu Ruben tot den kuil wederkeerde,
8 Gen 38:22 | 22 En Ruben antwoordde hun, zeggende:
9 Gen 38:37 | 37 Toen sprak Ruben tot zijn vader, zeggende:
10 Gen 42:8 | eerstgeborene van Jakob: Ruben. ~
11 Gen 42:9 | 9 En de zonen van Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron,
12 Gen 44:5 | Manasse zullen mijne zijn, als Ruben en Simeon. ~
13 Gen 45:3 | 3 Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene,
14 Exo 1:2 | 2 Ruben, Simeon, Levi, en Juda; ~
15 Exo 6:13 | hunner vaderen: de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel,
16 Exo 6:13 | zijn de huisgezinnen van Ruben. ~
17 Num 1:5 | bij u staan zullen: van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeur. ~
18 Num 1:20 | 20 Zo waren de zonen van Ruben, den eerstgeborene van Israel,
19 Num 1:21 | getelden van den stam van Ruben waren zes en veertig duizend
20 Num 2:10 | De banier des legers van Ruben, naar hun heiren, zal tegen
21 Num 2:10 | de overste der zonen van Ruben zijn. ~
22 Num 2:16 | getelden in het leger van Ruben waren honderd een en vijftig
23 Num 7:30 | overste der kinderen van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeur. ~
24 Num 10:18 | banier van het leger van Ruben, naar hun heiren; en over
25 Num 13:4 | namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon van Zaccur. ~
26 Num 16:1 | zoon van Peleth, zonen van Ruben. ~
27 Num 26:5 | 5 Ruben was de eerstgeborene van
28 Num 26:5 | van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van welken
29 Num 31:55 | van Gad en de kinderen van Ruben, en spraken tot Mozes, en
30 Num 31:59 | Gad en tot de kinderen van Ruben: Zullen uw broeders ten
31 Num 31:78 | van Gad en de kinderen van Ruben tot Mozes, zeggende: Uw
32 Num 31:82 | Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan
33 Num 31:84 | van Gad en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: Wat
34 Num 31:86 | Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van
35 Num 31:90 | 37 En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en Eleale,
36 Deu 11:6 | van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond
37 Deu 27:13 | vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan
38 Deu 33:6 | 6 Dat Ruben leve, en niet sterve, en
39 Joz 4:12 | 12 En de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
40 Joz 13:15 | den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, ~
41 Joz 13:23 | landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver
42 Joz 13:23 | erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,
43 Joz 15:6 | van Bohan, den zoon van Ruben. ~
44 Joz 18:7 | hun erfdeel. Gad nu, en Ruben, en de halve stam van Manasse,
45 Joz 18:17 | van Bohan, den zoon van Ruben; ~
46 Joz 20:8 | platte land, van den stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van
47 Joz 21:7 | huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van Gad,
48 Joz 22:9 | 36 En van den stam van Ruben, Bezer en haar voorsteden,
49 Joz 23:9 | keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
50 Joz 23:10 | bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
51 Joz 23:11 | zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
52 Joz 23:13 | zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen van
53 Joz 23:15 | zij tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van
54 Joz 23:21 | antwoordden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
55 Joz 23:25 | ulieden, gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad!
56 Joz 23:30 | hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad,
57 Joz 23:31 | zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van
58 Joz 23:32 | oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van
59 Joz 23:33 | waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden. ~
60 Joz 23:34 | 34 En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden
61 Ric 4:40 | kudden? De gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen
62 1Kro 2:1 | de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar
63 1Kro 5:1 | 1 De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van
64 1Kro 5:3 | 3 De kinderen van Ruben, den eerstgeborene van Israel,
65 1Kro 5:18| 18 Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten, en
66 1Kro 6:63| hadden van den stam van Ruben, en van den stam van Gad,
67 1Kro 6:78| Jordaan, van den stam van Ruben: Bezer in de woestijn, en
68 Eze 48:6 | tot den westerhoek toe, Ruben een. ~
69 Eze 48:7 | En aan de landpale van Ruben, van den oosterhoek tot
70 Eze 48:31 | noordwaarts; een poort van Ruben, een poort van Juda, een
71 Open 7:5 | verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld;
|