Book Chapter: Verse
1 Gen 8:13 | aarde; toen deed Noach het deksel der ark af, en zag toe,
2 Gen 19:16 | gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met
3 Exo 21:10 | aan deze haar spijs, haar deksel, en haar huwelijksplicht
4 Exo 22:27 | Want dat alleen is zijn deksel, het is zijn kleed over
5 Exo 26:14 | zult ook voor de tent een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen,
6 Exo 26:14 | ramsvellen, en daarover een deksel van dassenvellen. ~
7 Exo 26:36 | aan de deur der tent een deksel maken, van hemelsblauw,
8 Exo 26:37 | 37 En gij zult tot dit deksel vijf pilaren van sittim
9 Exo 27:16 | nu des voorhofs zal een deksel zijn van twintig ellen,
10 Exo 34:56 | spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd. ~
11 Exo 34:57 | spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging;
12 Exo 34:58 | derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht,
13 Exo 35:11 | tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen,
14 Exo 35:15 | welriekende specerijen; en het deksel der deur aan de deur des
15 Exo 35:17 | pilaren en zijn voeten; en het deksel van de poort des voorhofs; ~
16 Exo 36:19 | maakte hij voor de tent een deksel van roodgeverfde ramsvellen,
17 Exo 36:19 | ramsvellen, en daarover een deksel van dassenvellen. ~
18 Exo 36:37 | aan de deur der tent een deksel van hemelsblauw, en purper,
19 Exo 38:18 | 18 En het deksel van de poort des voorhofs
20 Exo 39:34 | 34 En het deksel van roodgeverfde ramsvellen,
21 Exo 39:34 | roodgeverfde ramsvellen, en het deksel van dassenvellen, en den
22 Exo 39:34 | en den voorhang van het deksel; ~
23 Exo 39:38 | welriekende specerijen, en het deksel van de deur der tent. ~
24 Exo 39:40 | pilaren en zijn voeten, en het deksel van de poort des voorhofs,
25 Exo 40:5 | zetten, dan zult gij het deksel van de deur des tabernakels
26 Exo 40:8 | zetten, en gij zult het deksel ophangen aan de poort des
27 Exo 40:19 | tabernakel, en hij zette het deksel der tent daar bovenop, gelijk
28 Exo 40:21 | hing den voorhang van het deksel op, en bedekte de ark der
29 Exo 40:28 | 28 Hij hing ook het deksel van de deur des tabernakels. ~
30 Exo 40:33 | altaar, en hij hing het deksel van de poort des voorhofs
31 Num 3:25 | tabernakel en de tent, haar deksel, en het deksel aan de deur
32 Num 3:25 | tent, haar deksel, en het deksel aan de deur van de tent
33 Num 3:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel van de deur des voorhofs,
34 Num 3:31 | zij dienst doen, en het deksel, en al wat tot zijn dienst
35 Num 4:6 | 6 En zij zullen een deksel van dassenvellen daarop
36 Num 4:8 | uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken;
37 Num 4:10 | zijn gereedschap, in een deksel van dassenvellen doen, en
38 Num 4:11 | uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken;
39 Num 4:12 | zullen hetzelve met een deksel van dassenvellen bedekken;
40 Num 4:14 | zij zullen daarover een deksel van dassenvellen uitspreiden,
41 Num 4:25 | samenkomst; te weten haar deksel, en het dassendeksel, dat
42 Num 4:25 | dat er bovenop is, en het deksel der deur van de tent der
43 Num 4:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van de poort des
44 2Sa 17:19 | vrouw nam en spreidde een deksel over het opene van den put,
45 2Kon 12:9 | en boorde een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar
46 2Kon 13:9 | en boorde een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar
47 2Kon 17:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, dat zij in
48 2Kon 18:18 | 18 Daartoe het deksel des sabbats, dat zij in
49 Job 24:7 | zonder kleding, die geen deksel heeft tegen de koude. ~
50 Job 24:15 | mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht. ~
51 Job 26:6 | naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. ~
52 Job 31:19 | dat de nooddruftige geen deksel had; ~
53 Psa 105:39 | breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te
54 Jes 22:8 | 8 En hij zal het deksel van Juda ontdekken; en te
55 Jes 23:18 | verzadiging, en dat zij durig deksel hebben. ~ ~
56 Jes 25:7 | volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natien bedekt
57 Jes 28:20 | uitstrekken kunne; en het deksel zal te smal wezen, als men
58 Jes 30:22 | zult voor onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden,
59 Jes 50:3 | en stel een zak tot zijn deksel. ~
60 Klaa 1:109| Thau. Geef hun een deksel des harten; Uw vloek zij
61 Eze 27:7 | eilanden van Elisa, was uw deksel. ~
62 Eze 28:13 | kostelijk gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en
63 1Kor 11:15 | het lange haar voor een deksel haar is gegeven? ~
64 2Kor 3:13 | gelijkerwijs Mozes, die een deksel op zijn aangezicht legde,
65 2Kor 3:14 | van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments,
66 2Kor 3:15 | gelezen wordt, ligt een deksel op hun hart. ~
67 2Kor 3:16 | bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen. ~
68 Fili 1:18 | wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid,
69 1Tim 6:8 | Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede
70 1Pet 2:16 | vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten
|