1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157
Book Chapter: Verse
501 Exo 34:3 | hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere. ~
502 Exo 34:8 | tent, stond al het volk op, en een ieder stelde zich
503 Exo 34:10 | tent, zo stond al het volk op, en zij bogen zich, een
504 Exo 34:12 | zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij niet
505 Exo 34:16 | volk, van alle volk, dat op den aardbodem is. ~
506 Exo 34:21 | bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen. ~
507 Exo 34:24 | eerste waren, zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde
508 Exo 34:24 | schrijven dezelfde woorden, die op de eerste tafelen geweest
509 Exo 34:25 | dat gij in den morgenstond op den berg Sinai klimt, en
510 Exo 34:25 | stel u aldaar voor Mij, op den top des bergs. ~
511 Exo 34:26 | ook niemand gezien worde op den gansen berg; ook het
512 Exo 34:27 | stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinai,
513 Exo 34:27 | morgens vroeg op, en klom op den berg Sinai, gelijk als
514 Exo 34:33 | die niet geschapen zijn op de ganse aarde, noch onder
515 Exo 34:44 | zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij
516 Exo 34:51 | geen water; en Hij schreef op de tafelen de woorden des
517 Exo 34:55 | HEERE met hem gesproken had op den berg Sinai. ~
518 Exo 34:56 | spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd. ~
519 Exo 34:58 | deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat
520 Exo 35:2 | men het werk doen; maar op den zevenden dag zal ulieden
521 Exo 35:3 | aansteken in enige uwer woningen op den sabbatdag. ~
522 Exo 37:3 | hoeken, alzo dat twee ringen op derzelver ene zijde waren,
523 Exo 37:3 | zijde waren, en twee ringen op haar andere zijde. ~
524 Exo 37:16 | maakte het gereedschap, dat op de tafel zijn zoude, haar
525 Exo 38:2 | maakte deszelfs hoornen op zijn vier hoeken; uit hetzelve
526 Exo 39:7 | 7 En hij zette ze op de schouderbanden des efods,
527 Exo 39:18 | schouderbanden des efods, recht op de voorste zijde van dien. ~
528 Exo 39:21 | hemelsblauw snoer, dat hij op den kunstelijke riem van
529 Exo 40:2 | 2 Op den dag der eerste maand,
530 Exo 40:2 | der eerste maand, te weten op den eersten der maand, zult
531 Exo 40:17 | maand, in het tweede jaar, op den eersten der maand, dat
532 Exo 40:18 | Mozes richtte den tabernakel op, en zette zijn voeten, en
533 Exo 40:18 | richtte deszelfs pilaren op. ~
534 Exo 40:20 | het verzoendeksel boven op de ark. ~
535 Exo 40:21 | voorhang van het deksel op, en bedekte de ark der getuigenis,
536 Exo 40:33 | richtte ook den voorhof op, rondom den tabernakel en
537 Exo 40:33 | van de poort des voorhofs op. Alzo voleindigde Mozes
538 Exo 40:37 | zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven
539 Exo 40:38 | Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag,
540 Exo 40:38 | het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van het ganse
541 Lev 1:4 | 4 En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers
542 Lev 1:7 | priester, zullen vuur maken op het altaar, en zullen het
543 Lev 1:7 | altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. ~
544 Lev 1:8 | hoofd en het smeer, schikken op het hout, dat op het vuur
545 Lev 1:8 | schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op
546 Lev 1:8 | op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
547 Lev 1:9 | zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
548 Lev 1:11 | zullen zijn bloed rondom op het altaar sprengen. ~
549 Lev 1:12 | priester zal die schikken op het hout, dat op het vuur
550 Lev 1:12 | schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op
551 Lev 1:12 | op het vuur is, hetwelk op het altaar is. ~
552 Lev 1:13 | alles offeren en aansteken op het altaar; het is een brandoffer,
553 Lev 1:15 | zijn nagel splijten, en op het altaar aansteken; en
554 Lev 1:17 | priester zal die aansteken op het altaar, op het hout,
555 Lev 1:17 | aansteken op het altaar, op het hout, dat op het vuur
556 Lev 1:17 | altaar, op het hout, dat op het vuur is; het is een
557 Lev 2:2 | deszelfs gedenkoffer aansteken op het altaar; het is een vuuroffer,
558 Lev 2:9 | gedenkoffer opnemen, en op het altaar aansteken, het
559 Lev 2:12 | den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet
560 Lev 3:2 | 2 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande
561 Lev 3:2 | zullen het bloed rondom op het altaar sprengen. ~
562 Lev 3:5 | Aaron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer,
563 Lev 3:5 | aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk
564 Lev 3:5 | het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn, dat op
565 Lev 3:5 | op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een
566 Lev 3:8 | 8 En hij zal zijn hand op het hoofd zijner offerande
567 Lev 3:8 | het bloed daarvan sprengen op het altaar rondom. ~
568 Lev 3:11 | priester zal dat aansteken op het altaar; het is een spijs
569 Lev 3:13 | 13 En hij zal zijn hand op haar hoofd leggen, en hij
570 Lev 3:13 | Aaron zullen haar bloed op het altaar sprengen rondom. ~
571 Lev 3:16 | priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs
572 Lev 4:4 | HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen,
573 Lev 4:7 | priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars
574 Lev 4:10 | priester zal die aansteken op het altaar des brandoffers. ~
575 Lev 4:12 | uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij
576 Lev 4:15 | vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var leggen,
577 Lev 4:18 | van dat bloed zal hij doen op de hoornen van het altaar,
578 Lev 4:19 | vet van hem opnemen, en op het altaar aansteken. ~
579 Lev 4:24 | 24 En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen,
580 Lev 4:25 | zijn vinger nemen, en dat op de hoornen van het altaar
581 Lev 4:26 | Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk
582 Lev 4:29 | 29 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers
583 Lev 4:30 | vinger nemen, en doen het op de hoornen van het altaar
584 Lev 4:31 | priester zal het aansteken op het altaar, tot een liefelijken
585 Lev 4:33 | 33 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers
586 Lev 4:34 | vinger nemen, en zal het doen op de hoornen van het altaar
587 Lev 4:35 | priester zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen
588 Lev 4:35 | aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN;
589 Lev 5:12 | grijpen, en dat aansteken op het altaar, op de vuurofferen
590 Lev 5:12 | aansteken op het altaar, op de vuurofferen des HEEREN;
591 Lev 6:5 | dien zal hij dat geven op den dag zijner schuld. ~
592 Lev 6:9 | hetgeen, wat door de branding op het altaar den gansen nacht
593 Lev 6:10 | het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd
594 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende
595 Lev 6:13 | Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden
596 Lev 6:15 | en al den wierook, die op het spijsoffer is; dan zal
597 Lev 6:15 | dan zal hij het aansteken op het altaar; het is een liefelijke
598 Lev 6:20 | gedurig; de helft daarvan op den morgen, en de helft
599 Lev 6:20 | morgen, en de helft daarvan op den avond. ~
600 Lev 6:27 | zijn; zo wie van zijn bloed op een kleed zal gesprengd
601 Lev 7:2 | zal deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen. ~
602 Lev 7:4 | vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is; en het
603 Lev 7:5 | priester zal die aansteken op het altaar, ten vuuroffer
604 Lev 7:15 | lofoffer zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande
605 Lev 7:17 | slachtoffers overgebleven is, zal op den derden dag met vuur
606 Lev 7:18 | dat vlees zijns dankoffers op den derden dag gegeten wordt,
607 Lev 7:31 | de priester zal dat vet op het altaar aansteken; doch
608 Lev 7:38 | 38 Die de HEERE Mozes op den berg Sinai geboden heeft,
609 Lev 8:9 | 9 En hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed
610 Lev 8:11 | En hij sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en
611 Lev 8:12 | goot hij van de zalfolie op het hoofd van Aaron, en
612 Lev 8:13 | gordel, en bond hun mutsen op, gelijk als de HEERE Mozes
613 Lev 8:14 | zonen legden hun handen op het hoofd van den var des
614 Lev 8:15 | het met zijn vinger rondom op de hoornen des altaars,
615 Lev 8:16 | vet; en Mozes stak het aan op het altaar. ~
616 Lev 8:18 | zonen legden hun handen op het hoofd van den ram. ~
617 Lev 8:19 | Mozes sprengde het bloed op het altaar rondom. ~
618 Lev 8:21 | stak dien gehelen ram aan op het altaar; het was een
619 Lev 8:22 | zonen legden hun handen op het hoofd van den ram.
620 Lev 8:23 | zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons rechteroor,
621 Lev 8:23 | van Aarons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand,
622 Lev 8:23 | duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn
623 Lev 8:24 | Mozes deed van dat bloed op het lapje van hun rechteroor,
624 Lev 8:24 | lapje van hun rechteroor, en op den duim van hun rechterhand,
625 Lev 8:24 | van hun rechterhand, en op den groten teen van hun
626 Lev 8:24 | sprengde Mozes dat bloed rondom op het altaar. ~
627 Lev 8:26 | een vlade; en hij legde ze op dat vet, en op den rechterschouder. ~
628 Lev 8:26 | legde ze op dat vet, en op den rechterschouder. ~
629 Lev 8:28 | hun handen, en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer;
630 Lev 8:28 | stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; zij waren
631 Lev 8:30 | en van het bloed, hetwelk op het altaar was, en sprengde
632 Lev 8:30 | altaar was, en sprengde het op Aaron, op zijn klederen,
633 Lev 8:30 | en sprengde het op Aaron, op zijn klederen, en op zijn
634 Lev 8:30 | Aaron, op zijn klederen, en op zijn zonen, en op de klederen
635 Lev 8:30 | klederen, en op zijn zonen, en op de klederen zijner zonen
636 Lev 8:34 | Gelijk men gedaan heeft op dezen dag, heeft de HEERE
637 Lev 9:1 | 1 En het geschiedde op den achtsten dag, dat Mozes
638 Lev 9:9 | in dat bloed, en deed het op de hoornen des altaars;
639 Lev 9:10 | het zondoffer heeft hij op het altaar aangestoken,
640 Lev 9:12 | hij sprengde dat rondom op het altaar. ~
641 Lev 9:13 | hoofd; en hij stak het aan op het altaar. ~
642 Lev 9:14 | schenkelen; en hij stak ze aan op het brandoffer, op het altaar. ~
643 Lev 9:14 | ze aan op het brandoffer, op het altaar. ~
644 Lev 9:17 | zijn hand, en stak het aan op het altaar, behalve het
645 Lev 9:18 | hem, hetwelk hij rondom op het altaar sprengde; ~
646 Lev 9:20 | 20 En zij legden het vet op de borsten; en hij stak
647 Lev 9:20 | en hij stak dat vet aan op het altaar. ~
648 Lev 9:22 | Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk, en zegende
649 Lev 9:24 | des HEEREN, en verteerde op het altaar het brandoffer,
650 Lev 9:24 | juichten zij, en vielen op hun aangezichten. ~
651 Lev 10:7 | de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het
652 Lev 10:16 | was verbrand. Dies was hij op Eleazar en op Ithamar, de
653 Lev 10:16 | Dies was hij op Eleazar en op Ithamar, de overgebleven
654 Lev 11:2 | zult uit alle beesten, die op de aarde zijn. ~
655 Lev 11:20 | kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u
656 Lev 11:21 | kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, hetwelk
657 Lev 11:21 | schenkelen heeft, om daarmede op de aarde te springen; ~
658 Lev 11:27 | 27 En al wat op zijn poten gaat onder alle
659 Lev 11:27 | gaat onder alle gedierte, op vier voeten gaande, die
660 Lev 11:29 | het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, onrein
661 Lev 11:37 | dood aas zal gevallen zijn op enig zaaibaar zaad, dat
662 Lev 11:38 | 38 Maar als water op het zaad gedaan zal worden,
663 Lev 11:41 | alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, zal een
664 Lev 11:42 | 42 Al wat op zijn buik gaat, en al wat
665 Lev 11:42 | buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten, of al
666 Lev 11:42 | alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult
667 Lev 11:44 | kruipend gedierte, dat zich op de aarde roert. ~
668 Lev 11:46 | van alle ziel, die kruipt op de aarde; ~
669 Lev 12:3 | 3En op den achtsten dag zal het
670 Lev 13:5 | 5 Daarna zal de priester op den zevenden dag hem bezien;
671 Lev 13:6 | priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien;
672 Lev 13:25 | hebben, dat, ziet, het haar op de blaar in wit veranderd
673 Lev 13:26 | die merken zal, dat, ziet, op de blaar geen wit haar is,
674 Lev 13:27 | Daarna zal de priester hem op den zevenden dag bezien;
675 Lev 13:32 | zal de priester die plaag op den zevenden dag bezien;
676 Lev 13:34 | priester die schurftheid op den zevenden dag bezien;
677 Lev 13:44 | verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd. ~
678 Lev 13:51 | 51 Daarna zal hij op den zevenden dag de plaag
679 Lev 14:9 | 9 En op den zevenden dag zal het
680 Lev 14:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij
681 Lev 14:14 | hetwelk de priester doen zal op het lapje van het rechteroor
682 Lev 14:14 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
683 Lev 14:14 | duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
684 Lev 14:15 | der olie nemen, en zal ze op des priesters linkerhand
685 Lev 14:17 | zijn, zal de priester doen op het lapje van het rechteroor
686 Lev 14:17 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
687 Lev 14:17 | duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets,
688 Lev 14:17 | zijns rechtervoets, boven op het bloed des schuldoffers. ~
689 Lev 14:18 | geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die
690 Lev 14:20 | brandoffer en dat spijsoffer op het altaar offeren; zo zal
691 Lev 14:23 | 23 En hij zal die, op den achtsten dag zijner
692 Lev 14:25 | schuldoffers nemen, en doen op het rechteroorlapje desgenen,
693 Lev 14:25 | die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand,
694 Lev 14:25 | duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets. ~
695 Lev 14:26 | de priester van die olie op des priesters linkerhand
696 Lev 14:27 | rechtervinger van die olie, die op zijn linkerhand is, sprengen,
697 Lev 14:28 | priester zal van de olie, die op zijn hand is, doen aan het
698 Lev 14:28 | teen zijns rechtervoets, op de plaats van het bloed
699 Lev 14:29 | priesters is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die
700 Lev 14:39 | 39 Daarna zal de priester op den zevenden dag wederkeren;
701 Lev 14:57 | 57 Om te leren, op welken dag iets onrein,
702 Lev 14:57 | welken dag iets onrein, en op welken dag iets rein is.
703 Lev 15:6 | 6 En die op dat tuig zit, waarop hij,
704 Lev 15:8 | hij, die den vloed heeft, op een reine zal gespogen hebben,
705 Lev 15:14 | 14 En op den achtsten dag zal hij
706 Lev 15:23 | 23 Zelfs indien het op het leger geweest zal zijn,
707 Lev 15:23 | leger geweest zal zijn, of op het tuig, waarop zij zat,
708 Lev 15:24 | heeft, dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij zeven
709 Lev 15:29 | 29 En op den achtsten dag zal zij
710 Lev 16:2 | voor het verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij niet
711 Lev 16:2 | Ik verschijn in een wolk op het verzoendeksel. ~
712 Lev 16:9 | 9 Dan zal Aaron den bok, op denwelken het lot voor den
713 Lev 16:10 | 10 Maar de bok, op denwelken het lot zal gekomen
714 Lev 16:13 | En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen, voor het
715 Lev 16:13 | verzoendeksel, hetwelk is op de getuigenis, bedekke,
716 Lev 16:14 | en zal met zijn vinger op het verzoendeksel oostwaarts
717 Lev 16:15 | heeft, en zal dat sprengen op het verzoendeksel, en voor
718 Lev 16:18 | nemen, en doen het rondom op de hoornen des altaars. ~
719 Lev 16:21 | Aaron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden
720 Lev 16:21 | belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen,
721 Lev 16:22 | 22 Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden
722 Lev 16:25 | hij het vet des zondoffers op het altaar aansteken.
723 Lev 16:29 | zult in de zevende maand, op den tienden der maand, uw
724 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij voor u
725 Lev 17:5 | slachtofferen brengen, welke zij op het veld slachten, dat zij
726 Lev 17:6 | de priester zal het bloed op het altaar des HEEREN, aan
727 Lev 17:11 | bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over
728 Lev 19:6 | 6 Op den dag van uw offeren,
729 Lev 19:6 | gegeten worden; maar wat tot op den derden dag overblijft
730 Lev 19:7 | 7 En zo het op den derden dag enigzins
731 Lev 19:9 | afoogsten, en dat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. ~
732 Lev 19:26 | het bloed eten. Gij zult op geen vogelgeschrei acht
733 Lev 20:9 | gevloekt; zijn bloed is op hem! ~
734 Lev 20:11 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
735 Lev 20:12 | vermenging gedaan; hun bloed is op hen! ~
736 Lev 20:13 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
737 Lev 20:16 | gedood worden; hun bloed is op hen! ~
738 Lev 20:23 | zij gedaan; daarom ben Ik op hen verdrietig geworden. ~
739 Lev 20:25 | gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk
740 Lev 20:27 | stenen stenigen; hun bloed is op hen. ~
741 Lev 21:5 | 5 Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid
742 Lev 21:10 | onder zijn broederen is, op wiens hoofd de zalfolie
743 Lev 21:12 | der zalfolie zijns Gods is op hem; Ik ben de HEERE! ~
744 Lev 21:20 | dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben, of
745 Lev 22:3 | zal, als zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens zal
746 Lev 22:22 | den HEERE geen vuuroffer op het altaar geven. ~
747 Lev 22:28 | klein vee, hem en zijn jong, op een dag niet slachten. ~
748 Lev 22:30 | 30 Het zal op denzelfden dag gegeten worden;
749 Lev 22:30 | daarvan niet overlaten tot op den morgen; Ik ben de HEERE! ~
750 Lev 22:34 | men het werk doen, maar op den zevenden dag is de sabbat
751 Lev 22:35 | welke gij uitroepen zult op hun gezetten tijd. ~
752 Lev 22:36 | 5 In de eerste maand, op den veertienden der maand,
753 Lev 22:37 | 6 En op den vijftienden dag der
754 Lev 22:38 | 7 Op den eersten dag zult gij
755 Lev 22:39 | vuuroffer den HEERE offeren; en op den zevenden dag zal een
756 Lev 22:43 | 12 Gij zult ook op den dag, als gij die garf
757 Lev 22:45 | noch groen aren eten, tot op dienzelven dag, dat gij
758 Lev 22:52 | 21 En gij zult op dienzelfden dag uitroepen,
759 Lev 22:55 | zeggende: In de zevende maand, op den eersten der maand, zult
760 Lev 22:58 | 27 Doch op den tienden dezer zevende
761 Lev 22:59 | 28 En op dienzelven dag zult gij
762 Lev 22:60 | 29 Want alle ziel, welken op dienzelven dag niet zal
763 Lev 22:61 | alle ziel, die enig werk op dienzelven dag gedaan zal
764 Lev 22:63 | uw zielen verootmoedigen; op den negenden der maand in
765 Lev 22:65 | kinderen Israels, zeggende: Op den vijftienden dag van
766 Lev 22:66 | 35 Op den eersten dag zal een
767 Lev 22:67 | HEERE vuurofferen offeren; op den achtsten dag zult gij
768 Lev 22:68 | drankofferen, elk dagelijks op zijn dag, te offeren;
769 Lev 22:70 | 39 Doch op den vijftienden dag der
770 Lev 22:70 | feest zeven dagen vieren; op den eersten dag zal er rust
771 Lev 22:70 | dag zal er rust zijn, en op den achtsten dag zal er
772 Lev 22:71 | 40 En op den eersten dag zult gij
773 Lev 23:4 | 4 Hij zal op den louteren kandelaar die
774 Lev 23:6 | leggen, zes in een rij, op de reine tafel, voor het
775 Lev 23:7 | 7 En op elke rij zult gij zuiveren
776 Lev 23:8 | 8 Op elken sabbatdag gedurig
777 Lev 23:14 | hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna
778 Lev 24:9 | gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de
779 Lev 24:9 | geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij
780 Lev 24:13 | 13 Op dat jubeljaar zult gij ieder
781 Lev 24:37 | Uw geld zult gij hem niet op woeker geven, en gij zult
782 Lev 24:37 | gij zult uw spijze niet op overwinst geven. ~
783 Lev 25:4 | Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal
784 Lev 25:30 | en zal uw dode lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden
785 Lev 25:37 | 37 En zij zullen de een op den ander als voor het zwaard
786 Lev 25:46 | tussen de kinderen Israels, op den berg Sinai, door de
787 Lev 26:16 | homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilvers. ~
788 Lev 26:23 | het jubeljaar; en hij zal op denzelven dag uw schatting
789 Lev 26:34 | aan de kinderen Israels, op den berg Sinai. ~
790 Num 1:1 | de tent der samenkomst, op den eersten der tweede maand,
791 Num 1:2 | 2 Neem op de som van de gehele vergadering
792 Num 1:18 | verzamelden de gehele vergadering, op den eersten dag der tweede
793 Num 2:34 | banieren, en zo trokken zij op, een iegelijk naar zijn
794 Num 3:1 | met Mozes gesproken heeft op den berg Sinai. ~
795 Num 3:39 | Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar
796 Num 3:40 | neem het getal hunner namen op. ~
797 Num 4:2 | 2 Neemt op de som der zonen van Kahath,
798 Num 4:7 | 7 Zij zullen ook op de toontafel een kleed van
799 Num 4:10 | dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen. ~
800 Num 4:12 | bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen. ~
801 Num 4:22 | 22 Neem ook op de som der zonen van Gerson,
802 Num 5:17 | en van het stof, hetwelk op den vloer des tabernakels
803 Num 5:18 | spijsoffer der gedachtenis op haar handen leggen, hetwelk
804 Num 5:23 | priester deze zelfde vloeken op een cedeltje schrijven,
805 Num 5:25 | HEEREN bewegen, en zal dat op het altaar offeren. ~
806 Num 5:26 | handvol grijpen, en zal het op het altaar aansteken; en
807 Num 6:7 | Nazireerschap zijns Gods is op zijn hoofd. ~
808 Num 6:9 | verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging
809 Num 6:9 | reiniging zijn hoofd bescheren; op den zevenden dag zal hij
810 Num 6:10 | 10 En op den achtsten dag zal hij
811 Num 6:11 | alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. ~
812 Num 6:13 | is de wet des Nazireers: op den dag, als de dagen van
813 Num 6:18 | nemen, en hij zal het leggen op het vuur, dat onder het
814 Num 6:19 | ongezuurde vlade; en hij zal ze op de handen des Nazireers
815 Num 6:27 | Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israels leggen;
816 Num 7:1 | geeindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij dien
817 Num 7:9 | dienst der heilige dingen was op hen, die zij op de schouderen
818 Num 7:9 | dingen was op hen, die zij op de schouderen droegen. ~
819 Num 7:10 | ter inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd
820 Num 7:11 | overste zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande
821 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn offerande
822 Num 7:18 | 18 Op den tweeden dag offerde
823 Num 7:24 | 24 Op den derden dag offerde de
824 Num 7:30 | 30 Op den vierden dag offerde
825 Num 7:36 | 36 Op den vijfden dag offerde
826 Num 7:42 | 42 Op den zesden dag offerde de
827 Num 7:48 | 48 Op den zevenden dag offerde
828 Num 7:54 | 54 Op den achtsten dag offerde
829 Num 7:60 | 60 Op den negenden dag offerde
830 Num 7:66 | 66 Op den tienden dag offerde
831 Num 7:72 | 72 Op den elfden dag offerde de
832 Num 7:78 | 78 Op den twaalfden dag offerde
833 Num 7:84 | de oversten van Israel, op den dag als hetzelve gezalfd
834 Num 7:89 | verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, van
835 Num 8:7 | hen te reinigen: spreng op hen water der ontzondiging;
836 Num 8:10 | Israels zullen hun handen op de Levieten leggen. ~
837 Num 8:12 | Levieten zullen hun handen op het hoofd der varren leggen;
838 Num 9:2 | het pascha houden zouden, op zijn gezetten tijd. ~
839 Num 9:3 | 3 Op den veertienden dag in deze
840 Num 9:3 | avonden zult gij dat houden, op zijn gezetten tijd; naar
841 Num 9:5 | En zij hielden het pascha op den veertienden dag der
842 Num 9:6 | mensen onrein waren, en op denzelven dag het pascha
843 Num 9:6 | het aangezicht van Aaron op dienzelven dag. ~
844 Num 9:7 | de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet
845 Num 9:10 | dood lichaam onrein, of op een verren weg zal zijn,
846 Num 9:11 | 11 In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen
847 Num 9:13 | een man, die rein is, en op den weg niet is, en nalaten
848 Num 9:13 | de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet
849 Num 9:15 | 15 En op den dag van het oprichten
850 Num 9:15 | de wolk den tabernakel, op de tent der getuigenis;
851 Num 9:20 | dat de wolk weinige dagen op den tabernakel was, naar
852 Num 9:22 | maand, of vele dagen vertoog op den tabernakel, blijvende
853 Num 10:11 | jaar, in de tweede maand, op den twintigsten van de maand,
854 Num 10:12 | de kinderen Israels togen op, naar hun tochten, uit de
855 Num 10:13 | Alzo togen zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN,
856 Num 10:14 | 14 Want vooreerst toog op de banier van het leger
857 Num 10:17 | de zonen van Merari togen op, dragende den tabernakel. ~
858 Num 10:21 | 21 Toen togen op de Kohathieten, dragende
859 Num 10:21 | richtten den tabernakel op, tegen dat dezen kwamen. ~
860 Num 10:22 | 22 Daarna toog op de banier van het leger
861 Num 10:25 | 25 Toen toog op de banier van het leger
862 Num 10:35 | ark, dat Mozes zeide: Sta op, HEERE! en laat Uw vijanden
863 Num 11:9 | wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, viel
864 Num 11:9 | nederviel, viel het Man op hetzelve neder. ~
865 Num 11:11 | last van dit ganse volk op mij legt? ~
866 Num 11:17 | spreken; en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen,
867 Num 11:17 | is, zal Ik afzonderen, en op hen leggen; en zij zullen
868 Num 11:25 | afzonderende van den Geest, die op hem was, legde Hem op de
869 Num 11:25 | die op hem was, legde Hem op de zeventig mannen, die
870 Num 11:25 | geschiedde, als de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden,
871 Num 11:26 | Medad; en die Geest rustte op hen (want zij waren onder
872 Num 11:32 | Toen maakte zich het volk op, dien gehelen dag, en dien
873 Num 12:3 | meer dan alle mensen, die op den aardbodem waren. ~
874 Num 12:11 | mijn heer! leg toch niet op ons de zonde, waarmede wij
875 Num 13:17 | tot hen: Trekt dit henen op tegen het zuiden, en klimt
876 Num 13:17 | tegen het zuiden, en klimt op het gebergte; ~
877 Num 13:21 | 21 Alzo trokken zij op, en verspiedden het land,
878 Num 13:22 | 22 En zij trokken op in het zuiden, en kwamen
879 Num 13:23 | zij droegen met tweeen, op een draagstok; ook van de
880 Num 13:29 | Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaanieten
881 Num 14:1 | en zij hieven hun stem op, en het volk weende in dienzelven
882 Num 14:5 | Toen vielen Mozes en Aaron op hun aangezichten, voor het
883 Num 14:25 | reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. ~
884 Num 14:40 | stonden des morgens vroeg op, en klommen op de hoogte
885 Num 14:40 | morgens vroeg op, en klommen op de hoogte des bergs, zeggende:
886 Num 14:42 | 42 Trekt niet op, want de HEERE zal in het
887 Num 14:44 | poogden zij vermetel, om op de hoogte des bergs te klimmen;
888 Num 15:31 | haar ongerechtigheid is op haar. ~
889 Num 15:32 | zij een man, hout lezende op den sabbatdag. ~
890 Num 15:38 | bij hun geslachten; en op de snoertjes des hoeks zullen
891 Num 16:2 | 2 En zij stonden op voor het aangezicht van
892 Num 16:4 | dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht. ~
893 Num 16:16 | gij, en zij, ook Aaron, op morgen. ~
894 Num 16:22 | 22 Maar zij vielen op hun aangezichten, en zeiden:
895 Num 16:24 | vergadering, zeggende: Gaat op van rondom de woning van
896 Num 16:25 | 25 Toen stond Mozes op, en ging tot Dathan en Abiram;
897 Num 16:27 | 27 Zo gingen zij op van de woning van Korach,
898 Num 16:45 | 45 Maak u op uit het midden van deze
899 Num 16:45 | ogenblik! Toen vielen zij op hun aangezichten. ~
900 Num 17:2 | naam zult gij schrijven op zijn staf. ~
901 Num 17:3 | naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want
902 Num 18:2 | naam zult gij schrijven op zijn staf. ~
903 Num 18:3 | naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want
904 Num 18:30 | bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult
905 Num 19:17 | bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun ver zult
906 Num 20:6 | samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten; en de
907 Num 20:11 | Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots
908 Num 20:27 | geboden had; want zij klommen op tot den berg Hor, voor de
909 Num 20:28 | en Aaron stierf aldaar, op de hoogte diens bergs. Toen
910 Num 21:4 | reisden zij van den berg Hor, op den weg der Schelfzee, dat
911 Num 21:4 | des volks werd verdrietig op dezen weg. ~
912 Num 21:8 | vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden,
913 Num 21:9 | koperen slang, en stelde ze op een stang; en het geschiedde,
914 Num 21:17 | Israel dit lied: Spring op, gij put, zingt daarvan
915 Num 21:22 | niet drinken; wij zullen op den koninklijken weg gaan,
916 Num 21:33 | wendden zij zich en trokken op den weg van Basan; en Og,
917 Num 22:13 | stond Bileam des morgens op, en zeide tot de vorsten
918 Num 22:14 | de vorsten der Moabieten op, en kwamen tot Balak, en
919 Num 22:20 | zijn, om u te roepen, sta op, ga met hen; en nochtans
920 Num 22:21 | stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn ezelin,
921 Num 22:22 | tegenpartij; hij nu reed op zijn ezelin, en twee zijner
922 Num 22:30 | Ben ik niet uw ezelin, op welke gij gereden hebt van
923 Num 22:30 | mijn heer geweest zijt, tot op dezen dag? Ben ik ooit gewend
924 Num 22:31 | hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~
925 Num 22:34 | geweten, dat Gij mij tegemoet op dezen weg stondt en nu,
926 Num 22:41 | Bileam nam, en voerde hem op de hoogten van Baal, dat
927 Num 23:2 | offerden een var en een ram, op elk altaar. ~
928 Num 23:3 | bekend maken. Toen ging hij op de hoogte. ~
929 Num 23:4 | en heb een var en een ram op elk altaar geofferd. ~
930 Num 23:7 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrie heeft
931 Num 23:14 | mede tot het veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en
932 Num 23:14 | offerde een var en een ram op elk altaar. ~
933 Num 23:18 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak,
934 Num 23:18 | spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw
935 Num 23:30 | offerde een var en een ram op elk altaar. ~ ~ ~ ~
936 Num 24:2 | zo was de Geest van God op hem. ~
937 Num 24:3 | En hij hief zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon
938 Num 24:15 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon
939 Num 24:20 | zo hief hij zijn spreuk op, en zeide: Amalek is de
940 Num 24:21 | zo hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uw woning is
941 Num 24:23 | Voorts hief hij zijn spreuk op, en zeide: Och, wie zal
942 Num 24:25 | 25 Toen stond Bileam op, en ging heen, en keerde
943 Num 25:7 | priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering,
944 Num 26:2 | vergadering der kinderen Israels op, van twintig jaren oud en
945 Num 27:7 | de erfenis haars vaders op haar doen komen. ~
946 Num 27:8 | zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen. ~
947 Num 27:12 | de HEERE tot Mozes: Klim op dezen berg Abarim, en zie
948 Num 27:18 | Geest is; en leg uw hand op hem; ~
949 Num 27:20 | 20 En leg op hem van uw heerlijkheid,
950 Num 27:23 | En hij legde zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk
951 Num 28:2 | waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten tijd. ~
952 Num 28:6 | gedurig brandoffer, hetwelk op den berg Sinai ingesteld
953 Num 28:9 | 9 Maar op den sabbatdag twee volkomen
954 Num 28:10 | het brandoffer des sabbats op elken sabbat, boven het
955 Num 28:16 | 16 En in de eerste maand, op den veertienden dag der
956 Num 28:17 | 17 En op den vijftienden dag derzelve
957 Num 28:18 | 18 Op den eersten dag zal een
958 Num 28:25 | 25 En op den zevenden dag zult gij
959 Num 28:26 | 26 Insgelijks op den dag der eerstelingen,
960 Num 29:1 | Desgelijks in de zevende maand, op den eersten der maand, zult
961 Num 29:7 | 7 En op den tienden dezer zevende
962 Num 29:12 | 12 Insgelijks op den vijftienden dag dezer
963 Num 29:17 | 17 Daarna op den tweeden dag: twaalf
964 Num 29:20 | 20 En op den dertienden dag: elf
965 Num 29:23 | 23 Verder op den vierden dag: tien varren,
966 Num 29:26 | 26 En op den vijfden dag: negen varren,
967 Num 29:29 | 29 Daarna op den zesden dag: acht varren,
968 Num 29:32 | 32 En op den zevenden dag: zeven
969 Num 29:35 | 35 Op den achtsten dag zult gij
970 Num 29:39 | zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; behalve
971 Num 30:6 | heeft, en haar geloften op haar zijn, of de uitspraak
972 Num 30:8 | breken, en haar gelofte, die op haar was, zal te niet maken,
973 Num 30:14 | verbintenissen, dewelke op haar zijn; hij heeft ze
974 Num 31:19 | aangeroerd hebben, zult u op den derden dag en op den
975 Num 31:19 | zult u op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen,
976 Num 31:24 | Gij zult ook uw klederen op den zevenden dag wassen,
977 Num 31:26 | 26 Neem op de som van den buit der
978 Num 32:3 | Rameses; in de eerste maand, op den vijftienden dag der
979 Num 32:38 | Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den mond
980 Num 32:38 | Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand. ~
981 Num 32:39 | jaren oud, als hij stierf op den berg Hor. ~
982 Num 32:55 | zijden, en u zullen benauwen op het land, waarin gij woont. ~
983 Num 34:14 | vrijsteden zult gij geven op deze zijde van de Jordaan,
984 Num 34:20 | gestoten hebben, of met opzet op hem geworpen heeft, dat
985 Num 34:22 | instrument zonder opzet op hem geworpen heeft; ~
986 Num 34:23 | kunnen sterven, en hij dien op hem heeft doen vallen, dat
987 Deu 1:1 | Jordaan, in de woestijn, op het vlakke veld tegenover
988 Deu 1:3 | jaar, in de elfde maand, op den eersten der maand, dat
989 Deu 1:7 | geburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte,
990 Deu 1:19 | woestijn, die gij gezien hebt, op den weg van het gebergte
991 Deu 1:21 | voor uw aangezicht; trekt op, bezit het erfelijk, gelijk
992 Deu 1:24 | Die keerden zich, en togen op naar het gebergte, en kwamen
993 Deu 1:31 | een man zijn zoon draagt, op al den weg, dien gij gewandeld
994 Deu 1:33 | 33 Die voor uw aangezicht op den weg wandelde, om u de
995 Deu 1:37 | vertoornde zich de HEERE op mij om uwentwil, zeggende:
996 Deu 1:41 | naar het gebergte henen op te trekken, ~
997 Deu 1:42 | mij: Zeg hun: Trekt niet op, en strijdt niet, want Ik
998 Deu 1:43 | handeldet trotselijk, en toogt op naar het gebergte. ~
999 Deu 1:44 | togen de Amorieten uit, die op dat gebergte woonden, u
1000 Deu 2:13 | 13 Nu, maakt u op, en trekt over de beek Zered.
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157 |