Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ootmoedigen 1
ootmoedigheid 5
ootmoediglijk 1
op 5157
opaten 2
opbinden 2
opblaast 1
Frequency    [«  »]
5858 des
5824 hem
5303 met
5157 op
4462 als
4422 mijn
4250 want

Bijbel

IntraText - Concordances

op

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157

     Book Chapter: Verse
1501 Rut 4:16 | nam dat kind, en zette het op haar schoot, en werd zijn 1502 1Sa 1:4 | 4 En het geschiedde op dien dag, als Elkana offerde, 1503 1Sa 1:7 | 7 En alzo deed hij jaar op jaar; van dat zij opging 1504 1Sa 1:9 | 9 Toen stond Hanna op, nadat hij gegeten, en nadat 1505 1Sa 1:9 | En Eli, de priester, zat op een stoel bij een post van 1506 1Sa 1:11 | en er zal geen scheermes op zijn hoofd komen. ~ 1507 1Sa 1:12 | HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. ~ 1508 1Sa 1:19 | stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor het 1509 1Sa 1:21 | En die man, Elkana toog op met zijn ganse huis, om 1510 1Sa 1:22 | 22 Doch Hanna toog niet op; maar zij zeide tot haar 1511 1Sa 2:1 | hart springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn 1512 1Sa 2:28 | verkoren, om te offeren op Mijn altaar, om het reukwerk 1513 1Sa 2:34 | Hofni en Pinehas, komen zal: op een dag zullen zij beiden 1514 1Sa 3:2 | geschiedde te dien dage, als Eli op zijn plaats nederlag (en 1515 1Sa 3:6 | wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: 1516 1Sa 3:8 | derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: 1517 1Sa 3:19 | een van al Zijn woorden op de aarde vallen. ~ 1518 1Sa 4:12 | gescheurd, en er was aarde op zijn hoofd. ~ 1519 1Sa 4:13 | hij kwam, ziet, zo zat Eli op een stoel aan de zijde van 1520 1Sa 5:3 | opstonden, ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht ter aarde 1521 1Sa 5:3 | Dagon en zetten hem weder op zijn plaats. ~ 1522 1Sa 5:4 | opstonden, ziet, Dagon lag op zijn aangezicht ter aarde 1523 1Sa 5:5 | huis van Dagon komen, niet op den dorpel van Dagon te 1524 1Sa 5:5 | van Dagon te Asdod, tot op dezen dag. ~ 1525 1Sa 6:7 | en twee zogende koeien, op dewelke geen juk gekomen 1526 1Sa 6:8 | ark des HEEREN, en zet ze op den wagen, en legt de gouden 1527 1Sa 6:11 | zetten de ark des HEEREN op den wagen, en het koffertje 1528 1Sa 6:12 | gingen recht in dien weg, op den weg naar Beth-Semes 1529 1Sa 6:12 | den weg naar Beth-Semes op een straat; zij gingen steeds 1530 1Sa 6:14 | 14 En de wagen kwam op den akker van Jozua, den 1531 1Sa 6:15 | kleinoden waren, en zetten ze op dien groten steen; en die 1532 1Sa 6:15 | slachtofferen den HEERE, op denzelven dag. ~ 1533 1Sa 6:16 | hadden, zo keerden zij weder op denzelven dag naar Ekron. ~ 1534 1Sa 6:18 | Abel, den groten steen, op denwelken zij de ark des 1535 1Sa 6:18 | nedergesteld hadden, die tot op dezen dag is op den akker 1536 1Sa 6:18 | die tot op dezen dag is op den akker van Jozua, den 1537 1Sa 7:1 | haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten ze in het 1538 1Sa 7:1 | in het huis van Abinadab, op den heuvel; en zij heiligden 1539 1Sa 7:7 | oversten der Filistijnen op tegen Israel. Als de kinderen 1540 1Sa 8:8 | uit Egypte geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben 1541 1Sa 8:9 | hun stem; doch als gij hen op het hoogste zult betuigd 1542 1Sa 9:3 | jongens met u, en maak u op, ga heen, zoek de ezelinnen. ~ 1543 1Sa 9:6 | ons onzen weg aanwijzen, op denwelken wij gaan zullen. ~ 1544 1Sa 9:12 | heden een offerande heeft op de hoogte. ~ 1545 1Sa 9:13 | hem vinden, eer hij opgaat op de hoogte om te eten; want 1546 1Sa 9:13 | genodigden; daarom gaat nu op, want hem, als heden zult 1547 1Sa 9:14 | 14 Alzo gingen zij op in de stad. Toen zij in 1548 1Sa 9:14 | Samuel uit hun tegemoet, om op te gaan naar de hoogte. ~ 1549 1Sa 9:19 | zeide: Ik ben de ziener; ga op voor mijn aangezicht op 1550 1Sa 9:19 | op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden 1551 1Sa 9:24 | kok nu bracht een schouder op, met wat daaraan was, en 1552 1Sa 9:24 | Alzo at Saul met Samuel op dien dag. ~ 1553 1Sa 9:25 | stad; en hij sprak met Saul op het dak. ~ 1554 1Sa 9:26 | 26 En zij stonden vroeg op; en het geschiedde, omtrent 1555 1Sa 9:26 | dageraads, zo riep Samuel Saul op het dak, zeggende: Sta op, 1556 1Sa 9:26 | op het dak, zeggende: Sta op, en zij beiden gingen uit, 1557 1Sa 10:1 | oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, 1558 1Sa 10:5 | 5 Daarna zult gij komen op den heuvel Gods, waar der 1559 1Sa 10:13 | profeteren, zo kwam hij op de hoogte. ~ 1560 1Sa 11:1 | toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead. 1561 1Sa 11:2 | en dat ik deze schande op gans Israel legge. ~ 1562 1Sa 11:4 | hief al het volk zijn stem op, en weende. ~ 1563 1Sa 11:7 | viel de vreze des HEEREN op het volk, en zij gingen 1564 1Sa 13:2 | twee duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-El, 1565 1Sa 13:5 | der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, 1566 1Sa 13:11 | mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen 1567 1Sa 13:15 | Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal 1568 1Sa 13:15 | zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal naar Gibea-Benjamins; 1569 1Sa 13:17 | de ene hoop keerde zich op den weg naar Ofra, naar 1570 1Sa 14:1 | 1 Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de 1571 1Sa 14:10 | zij aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij opklimmen, 1572 1Sa 14:12 | wapendrager, en zeiden: Klimt op tot ons, en wij zullen het 1573 1Sa 14:12 | tot zijn wapendrager: Klim op achter mij, want de HEERE 1574 1Sa 14:13 | 13 Toen klom Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, 1575 1Sa 14:13 | Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, en zijn wapendrager 1576 1Sa 14:15 | een beving in het leger, op het veld en onder het ganse 1577 1Sa 14:25 | woud; en daar was honig op het veld. ~ 1578 1Sa 14:45 | een haar van zijn hoofd op de aarde vallen zal; want 1579 1Sa 14:46 | 46 Saul nu toog op van achter de Filistijnen, 1580 1Sa 15:2 | tegen hem gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte 1581 1Sa 15:12 | Samuel des morgens vroeg op, Saul tegemoet; en het werd 1582 1Sa 15:16 | zeide Samuel tot Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen geven, 1583 1Sa 15:18 | 18 En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: 1584 1Sa 15:20 | gehoord, en heb gewandeld op den weg, op denwelken mij 1585 1Sa 15:20 | heb gewandeld op den weg, op denwelken mij de HEERE gezonden 1586 1Sa 15:21 | verbannene, om den HEERE, uw God, op te offeren te Gilgal. ~ 1587 1Sa 15:34 | naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis te Gibea-Sauls. ~ 1588 1Sa 16:12 | aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is 1589 1Sa 16:13 | voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar Rama. ~ 1590 1Sa 16:16 | zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het 1591 1Sa 16:16 | als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand 1592 1Sa 17:5 | hij had een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een 1593 1Sa 17:20 | David des morgens vroeg op, en hij liet de schapen 1594 1Sa 17:20 | den hoeder, en hij nam het op, en ging henen, gelijk als 1595 1Sa 17:23 | zo kwam der kampvechter op; zijn naam was Goliath, 1596 1Sa 17:38 | en zette een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem 1597 1Sa 17:49 | zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde. ~ 1598 1Sa 17:51 | Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn 1599 1Sa 17:52 | mannen van Israel en van Juda op, en juichten, en vervolgden 1600 1Sa 17:52 | verwonden der Filistijnen vielen op den weg van Saaraim, en 1601 1Sa 18:9 | 9 En Saul had het oog op David, van dien dag af en 1602 1Sa 18:10 | het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, 1603 1Sa 18:14 | gedroeg zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE 1604 1Sa 18:27 | 27 Toen maakte zich David op, en hij en zijn mannen gingen 1605 1Sa 19:3 | hand mijns vaders staan op het veld, waar gij zult 1606 1Sa 19:9 | zijn hand; en David speelde op snarenspel met de hand; ~ 1607 1Sa 19:15 | bezien, zeggende: Breng hem op het bed tot mij op, dat 1608 1Sa 19:15 | Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode. ~ 1609 1Sa 19:23 | dezelfde Geest Gods was ook op hem, en hij, al voortgaande, 1610 1Sa 20:5 | laat mij gaan, dat ik mij op het veld verberge tot aan 1611 1Sa 20:25 | zich de koning gezet had op zijn zitplaats, op dit maal 1612 1Sa 20:25 | gezet had op zijn zitplaats, op dit maal gelijk de andere 1613 1Sa 20:25 | wand, zo stond Jonathan op, en Abner zat aan Sauls 1614 1Sa 20:31 | dagen, die de zoon van Isai op den aardbodem leven zal, 1615 1Sa 20:33 | Toen schoot Saul de spies op hem, om hem te slaan. Alzo 1616 1Sa 20:34 | stond Jonathan van de tafel op in hittigheid des toorns; 1617 1Sa 20:34 | hittigheid des toorns; en hij at op den tweeden dag der nieuwe 1618 1Sa 20:35 | Jonathan in het veld ging, op den tijd, die David bestemd 1619 1Sa 20:38 | Jonathan nu raapte den pijl op, en hij kwam tot zijn heer. ~ 1620 1Sa 20:41 | heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en hij 1621 1Sa 20:41 | de zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, 1622 1Sa 20:43 | 43 Daarna stond hij op, en ging heen; en Jonathan 1623 1Sa 21:10 | 10 En David maakte zich op, en vluchtte te dien dage 1624 1Sa 22:6 | bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het geboomte 1625 1Sa 22:15 | van mij, de koning legge op zijn knecht geen ding, noch 1626 1Sa 22:15 | zijn knecht geen ding, noch op het ganse huis mijns vader; 1627 1Sa 22:17 | hand niet uitsteken, om op de priesters des HEEREN 1628 1Sa 22:18 | Wend gij u, en val aan op de priesters. Toen wendde 1629 1Sa 22:18 | Edomiet, en hij viel aan op de priesters, en doodde 1630 1Sa 23:4 | antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehila; want 1631 1Sa 23:13 | zich David en zijn mannen op, omtrent zeshonderd man, 1632 1Sa 23:13 | ontkomen was, zo hield hij op uit te trekken. ~ 1633 1Sa 23:14 | vestingen, en hij bleef op den berg in de woestijn 1634 1Sa 23:16 | Jonathan, de zoon van Saul, op, en hij ging tot David in 1635 1Sa 23:19 | 19 Toen togen de Zifieten op tot Saul naar Gibea, zeggende: 1636 1Sa 23:19 | de vestingen in het woud, op den heuvel van Hachila, 1637 1Sa 23:24 | 24 Toen maakten zij zich op, en zij gingen naar Zif 1638 1Sa 24:1 | 1 En David toog van daar op, en hij bleef in de vestingen 1639 1Sa 24:3 | zijn mannen te zoeken boven op de rotsstenen der steenbokken. ~ 1640 1Sa 24:5 | uw ogen. En David stond op, en sneed stilletjes een 1641 1Sa 24:8 | Saul. En Saul maakte zich op uit de spelonk, en ging 1642 1Sa 24:8 | uit de spelonk, en ging op den weg. ~ 1643 1Sa 24:9 | Daarna maakte zich David ook op, en ging uit de spelonk, 1644 1Sa 24:17 | Toen hief Saul zijn stem op en weende. ~ 1645 1Sa 24:20 | gevonden heeft, zal hij hem op een goeden weg laten gaan? 1646 1Sa 24:23 | David en zijn mannen gingen op in de vesting. ~  ~ 1647 1Sa 25:1 | Rama. En David maakte zich op, en toog af naar de woestijn 1648 1Sa 25:5 | tot de jongelingen: Gaat op naar Karmel, en als gij 1649 1Sa 25:8 | in uw ogen, want wij zijn op een goeden dag gekomen; 1650 1Sa 25:13 | zwaard aan; en zij togen op achter David, omtrent vierhonderd 1651 1Sa 25:15 | verkeerd hebben, toen wij op het veld waren. ~ 1652 1Sa 25:18 | klompen vijgen, en legde die op ezelen. ~ 1653 1Sa 25:20 | geschiedde nu, toen zij op den ezel reed, en dat zij 1654 1Sa 25:23 | het aangezicht van David op haar aangezicht, en zij 1655 1Sa 25:35 | tot haar: Trek met vrede op naar uw huis; zie, ik heb 1656 1Sa 25:36 | hart van Nabal was vrolijk op denzelven, en hij was zeer 1657 1Sa 25:39 | HEERE het kwaad van Nabal op zijn hoofd heeft doen wederkeren! 1658 1Sa 25:41 | 41 Toen stond zij op, en neigde zich met het 1659 1Sa 25:42 | haastte, en maakte zich op, en zij reed op een ezel, 1660 1Sa 25:42 | maakte zich op, en zij reed op een ezel, met haar vijf 1661 1Sa 26:1 | zich David niet verborgen op den heuvel van Hachila, 1662 1Sa 26:2 | 2 Toen maakte zich Saul op, en toog af naar de woestijn 1663 1Sa 26:3 | 3 En Saul legerde zich op den heuvel van Hachila, 1664 1Sa 26:5 | 5 En David maakte zich op, en kwam aan de plaats, 1665 1Sa 26:8 | toch hem nu met de spies op eenmaal ter aarde slaan, 1666 1Sa 26:12 | een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen. ~ 1667 1Sa 26:13 | gekomen was, zo stond hij op de hoogte des bergs van 1668 1Sa 26:20 | nu, mijn bloed valle niet op de aarde van voor het aangezicht 1669 1Sa 26:20 | gelijk als men een veldhoen op de bergen najaagt. ~ 1670 1Sa 26:25 | hebben. Toen ging David op zijn weg, en Saul keerde 1671 1Sa 27:2 | 2 Toen maakte zich David op, en hij ging door, hij en 1672 1Sa 27:6 | koningen van Juda geweest tot op dezen dag. ~ 1673 1Sa 27:8 | 8 David nu toog op met zijn mannen, en zij 1674 1Sa 28:4 | Israel, en zij legerden zich op Gilboa. ~ 1675 1Sa 28:14 | zeide: Er komt een oud man op, en hij is met een mantel 1676 1Sa 28:23 | naar hun stem, en hij stond op van de aarde, en zette zich 1677 1Sa 28:23 | de aarde, en zette zich op het bed. ~ 1678 1Sa 28:25 | aten; daarna stonden zij op, en gingen weg in dienzelfden 1679 1Sa 29:4 | Filistijnen werden zeer toornig op hem, en de oversten der 1680 1Sa 29:10 | dan, maak u morgen vroeg op met de knechten uws heren, 1681 1Sa 29:11 | maakte zich David vroeg op, hij en zijn mannen, dat 1682 1Sa 29:11 | Filistijnen daarentegen togen op naar Jizreel. ~  ~  ~  1683 1Sa 30:4 | dat bij hem was, hun stem op, en weenden, tot dat er 1684 1Sa 30:11 | vonden een Egyptischen man op het veld, en zij brachten 1685 1Sa 30:14 | van de Cherethieten, en op hetgeen van Juda is, en 1686 1Sa 30:17 | vierhonderd jonge mannen, die op kemelen reden en vloden. ~ 1687 1Sa 30:25 | recht gesteld in Israel, tot op dezen dag. ~ 1688 1Sa 31:1 | Filistijnen, en vielen verslagen op het gebergte Gilboa. ~ 1689 1Sa 31:2 | Filistijnen hielden dicht op Saul en zijn zonen; en de 1690 1Sa 31:8 | zijn drie zonen, liggende op het gebergte Gilboa. ~ 1691 1Sa 31:12 | 12 Zo maakten zich op alle strijdbare mannen, 1692 2Sa 1:2 | 2 Zo geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, 1693 2Sa 1:2 | gescheurd waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, 1694 2Sa 1:6 | bracht: Ik kwam bij geval op het gebergte van Gilboa; 1695 2Sa 1:6 | Gilboa; en ziet, Saul leunde op zijn spies; en ziet, de 1696 2Sa 1:6 | ritmeesters hielden dicht op hem. ~ 1697 2Sa 1:10 | en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, 1698 2Sa 1:12 | weenden, en vastten tot op den avond, over Saul en 1699 2Sa 1:15 | en zeide: Treed toe, val op hem aan. En hij sloeg hem, 1700 2Sa 1:16 | zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft 1701 2Sa 1:19 | 19 O Sieraad van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; 1702 2Sa 1:20 | Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; 1703 2Sa 1:21 | dauw noch regen moet zijn op u, noch velden der hefofferen; 1704 2Sa 1:25 | strijd! Jonathan is verslagen op uw hoogten! ~ 1705 2Sa 2:1 | HEERE zeide tot hem: Trek op. En David zeide: Waarheen 1706 2Sa 2:2 | Alzo toog David derwaarts op, als ook zijn twee vrouwen, 1707 2Sa 2:15 | 15 Toen maakten zich op, en gingen over in getal, 1708 2Sa 2:17 | 17 En er was op dienzelfden dag een gans 1709 2Sa 2:18 | Asahel; en Asahel was licht op zijn voeten, als een der 1710 2Sa 2:23 | hij viel aldaar, en stierf op zijn plaats. En het geschiedde, 1711 2Sa 2:24 | dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van 1712 2Sa 2:25 | een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel. ~ 1713 2Sa 2:32 | 32 En zij namen Asahel op, en begroeven hem in zijns 1714 2Sa 3:29 | 29 Het blijve op het hoofd van Joab, en op 1715 2Sa 3:29 | op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; 1716 2Sa 3:32 | hief de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; 1717 2Sa 4:3 | aldaar vreemdelingen tot op dezen dag. ~ 1718 2Sa 4:5 | geworden was; en hij lag op de slaapstede, in den middag. ~ 1719 2Sa 4:7 | kwamen in huis, als hij op zijn bed lag, in zijn slaapkamer, 1720 2Sa 4:7 | en gingen henen, den weg op het vlakke veld, den gansen 1721 2Sa 4:11 | rechtvaardigen man in zijn huis op zijn slaapstede hebben gedood? 1722 2Sa 4:12 | voeten af, en hingen ze op bij den vijver te Hebron, 1723 2Sa 5:17 | zo togen alle Filistijnen op om David te zoeken; en David, 1724 2Sa 5:19 | HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen 1725 2Sa 5:21 | en zijn mannen namen ze op. ~ 1726 2Sa 5:22 | togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich 1727 2Sa 6:2 | 2 En David maakte zich op, en ging heen met al het 1728 2Sa 6:2 | Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, 1729 2Sa 6:3 | zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden 1730 2Sa 6:3 | het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en 1731 2Sa 6:4 | het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark 1732 2Sa 6:8 | dezelve plaats Perez-Uza, tot op dezen dag. ~ 1733 2Sa 6:15 | Israels de ark des HEEREN op, met gejuich en met geluid 1734 2Sa 7:6 | uit Egypte opvoerde, tot op dezen dag; maar Ik heb gewandeld 1735 2Sa 7:9 | den naam der groten, die op de aarde zijn. ~ 1736 2Sa 7:23 | gelijk Israel, een enig volk op aarde, hetwelk God is heengegaan 1737 2Sa 9:6 | David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog 1738 2Sa 10:16 | de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, 1739 2Sa 11:2 | leger opstond, en wandelde op het dak van het koningshuis, 1740 2Sa 11:11 | mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik 1741 2Sa 11:13 | om zich neder te leggen op zijn leger, met zijns heren 1742 2Sa 11:16 | geschiedde het, als Joab op de stad gelet had, dat hij 1743 2Sa 11:21 | stuk van een molensteen op hem van den muur, dat hij 1744 2Sa 11:24 | schutters van den muur af op uw knechten, dat er van 1745 2Sa 12:16 | in, en lag den nacht over op de aarde. ~ 1746 2Sa 12:17 | de oudsten van zijn huis op tot hem, om hem te doen 1747 2Sa 12:18 | 18 En het geschiedde op den zevenden dag, dat het 1748 2Sa 12:20 | 20 Toen stond David op van de aarde, en wies en 1749 2Sa 12:30 | edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook 1750 2Sa 13:5 | Jonadab zeide tot hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; 1751 2Sa 13:15 | Amnon zeide tot haar: Maak u op, ga weg. ~ 1752 2Sa 13:19 | 19 Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde 1753 2Sa 13:19 | en zij legde haar hand op haar hoofd, en ging vast 1754 2Sa 13:20 | broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef Thamar 1755 2Sa 13:28 | jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk 1756 2Sa 13:29 | stonden alle zonen des konings op, en reden een iegelijk op 1757 2Sa 13:29 | op, en reden een iegelijk op zijn muildier, en vloden. ~ 1758 2Sa 13:30 | het geschiedde, als zij op den weg waren, dat het gerucht 1759 2Sa 13:31 | 31 Toen stond de koning op, en scheurde zijn klederen, 1760 2Sa 13:32 | want bij Absalom is er op toegelegd, van den dag af, 1761 2Sa 13:34 | wacht hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er 1762 2Sa 13:36 | konings, en hieven hun stemmen op en weenden; en de koning 1763 2Sa 14:4 | tot den koning, als zij op haar aangezicht ter aarde 1764 2Sa 14:7 | noch overblijfsel laten op den aardbodem. ~ 1765 2Sa 14:9 | de ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; 1766 2Sa 14:9 | ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning 1767 2Sa 14:11 | een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen! ~ 1768 2Sa 14:20 | om te merken alles, wat op de aarde is. ~ 1769 2Sa 14:22 | 22 Toen viel Joab op zijn aangezicht ter aarde, 1770 2Sa 14:23 | 23 Alzo maakte zich Joab op, en toog naar Gesur; en 1771 2Sa 14:31 | 31 Toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom in het 1772 2Sa 14:33 | in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, 1773 2Sa 15:2 | Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van 1774 2Sa 15:9 | vrede. Alzo maakte hij zich op, en ging naar Hebron. ~ 1775 2Sa 15:14 | Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want 1776 2Sa 15:24 | neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk uit 1777 2Sa 15:30 | 30 En David ging op door den opgang der olijven, 1778 2Sa 15:30 | hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande en wenende. ~ 1779 2Sa 15:32 | geschiedde, als David tot op de hoogte kwam, dat hij 1780 2Sa 15:32 | rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd. ~ 1781 2Sa 16:2 | het huis des konings, om op te rijden en het brood en 1782 2Sa 16:8 | 8 De HEERE heeft op u doen wederkomen al het 1783 2Sa 16:13 | ging David met zijn lieden op den weg; en Simei ging al 1784 2Sa 16:22 | spanden zij Absalom een tent op het dak; en Absalom ging 1785 2Sa 17:7 | De raad, dien Achitofel op ditmaal geraden heeft, is 1786 2Sa 17:12 | overvallen, gelijk als de dauw op den aardbodem valt; en er 1787 2Sa 17:21 | tot David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over 1788 2Sa 17:22 | 22 Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met 1789 2Sa 17:23 | den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis 1790 2Sa 18:3 | vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of 1791 2Sa 18:3 | stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij 1792 2Sa 18:9 | Davids; en Absalom reed op een muildier; en als het 1793 2Sa 18:12 | al duizend zilverlingen op mijn handen mocht wegen, 1794 2Sa 18:17 | groten kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; 1795 2Sa 18:18 | naam; daarom wordt hij tot op dezen dag genoemd: Absaloms 1796 2Sa 18:20 | boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij 1797 2Sa 18:24 | poorten; en de wachter ging op het dak der poort aan den 1798 2Sa 18:24 | muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep 1799 2Sa 18:33 | koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, 1800 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar 1801 2Sa 19:8 | 8 Toen stond de koning op, en zette zich in de poort. 1802 2Sa 19:38 | ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren zult, zal ik 1803 2Sa 20:2 | toog alle man van Israel op van achter David, Seba, 1804 2Sa 20:3 | zij waren opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, 1805 2Sa 20:8 | zwaard aan vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; 1806 2Sa 20:12 | bloed gewenteld, midden op de straat. Als die man zag, 1807 2Sa 20:12 | veld, en wierp een kleed op hem, dewijl hij zag, dat 1808 2Sa 20:15 | en zij wierpen een wal op tegen de stad, dat hij aan 1809 2Sa 21:9 | Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht 1810 2Sa 21:10 | spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin 1811 2Sa 21:10 | den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; 1812 2Sa 21:10 | het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, 1813 2Sa 21:12 | Filistijnen Saul sloegen op Gilboa. ~ 1814 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en 1815 2Sa 22:3 | God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild 1816 2Sa 22:9 | 9 Rook ging op van Zijn neus, en een vuur 1817 2Sa 22:11 | 11 En Hij voer op een cherub, en vloog, en 1818 2Sa 22:11 | en vloog, en werd gezien op de vleugelen des winds. ~ 1819 2Sa 22:17 | Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~ 1820 2Sa 22:31 | is een Schild allen, die op Hem betrouwen. ~ 1821 2Sa 22:34 | der hinden, en stelt mij op mijn hoogten. ~ 1822 2Sa 23:2 | gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest. ~ 1823 2Sa 23:8 | van hem verslagen werden op eenmaal. ~ 1824 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, 1825 2Sa 23:18 | en die hief zijn spies op tegen driehonderd, die van 1826 2Sa 24:18 | 18 En Gad kwam tot David op dienzelfden dag, en zeide 1827 2Sa 24:18 | dag, en zeide tot hem: Ga op, richt den HEERE een altaar 1828 2Sa 24:18 | richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van Arauna, 1829 2Sa 24:18 | den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van Arauna, 1830 2Sa 24:19 | 19 Alzo ging David op naar het woord van Gad, 1831 1Kon 1:13 | koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! Waarom 1832 1Kon 1:17 | koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! ~ 1833 1Kon 1:20 | van het ganse Israel zijn op u, dat gij hun zoudt te 1834 1Kon 1:20 | zoudt te kennen geven, wie op den troon van mijn heer 1835 1Kon 1:23 | boog zich voor den koning op zijn aangezicht ter aarde. ~ 1836 1Kon 1:24 | koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten? ~ 1837 1Kon 1:27 | niet bekend gemaakt, wie op den troon van mijn heer 1838 1Kon 1:30 | mij koning zijn, en zal op mijn troon in mijn plaats 1839 1Kon 1:33 | mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin, die voor 1840 1Kon 1:35 | en hij zal komen, en zal op mijn troon zitten, en hij 1841 1Kon 1:38 | zij deden Salomo rijden op de muilezelin van den koning 1842 1Kon 1:40 | 40 En al het volk kwam op achter hem, en het volk 1843 1Kon 1:44 | zij hebben hem doen rijden op de muilezelin des konings. ~ 1844 1Kon 1:46 | 46 En ook zit Salomo op den troon des koninkrijks. ~ 1845 1Kon 1:47 | koning heeft aangebeden op de slaapstede. ~ 1846 1Kon 1:48 | gegeven heeft een, zittende op mijn troon, dat het mijn 1847 1Kon 1:49 | verschrikten en stonden op al de genoden, die bij Adonia 1848 1Kon 1:50 | voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte 1849 1Kon 1:52 | daar zal niet van zijn haar op de aarde vallen; maar indien 1850 1Kon 2:12 | 12 En Salomo zat op den troon van zijn vader 1851 1Kon 2:15 | ganse Israel zijn aangezicht op mij gezet had, dat ik koning 1852 1Kon 2:19 | spreken. En de koning stond op, haar tegemoet, en boog 1853 1Kon 2:19 | voor haar; daarna zat hij op zijn troon, en deed een 1854 1Kon 2:24 | en mij heeft doen zitten op den troon van mijn vader 1855 1Kon 2:25 | zoon van Jojada; die viel op hem aan, dat hij stierf. ~ 1856 1Kon 2:26 | koning: Ga naar Anathoth, op uw akkers; want gij zijt 1857 1Kon 2:29 | zeggende: Ga heen, val op hem aan. ~ 1858 1Kon 2:31 | gesproken heeft, en val op hem aan, en begraaf hem, 1859 1Kon 2:32 | zal de HEERE zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, 1860 1Kon 2:32 | doen wederkeren, omdat hij op twee mannen, rechtvaardiger 1861 1Kon 2:33 | zal hun bloed wederkeren op het hoofd van Joab, en op 1862 1Kon 2:33 | op het hoofd van Joab, en op het hoofd van zijn zaad 1863 1Kon 2:34 | de zoon van Jojada, ging op, en viel op hem aan, en 1864 1Kon 2:34 | Jojada, ging op, en viel op hem aan, en doodde hem; 1865 1Kon 2:37 | sterven zult; uw bloed zal op uw hoofd zijn. ~ 1866 1Kon 2:40 | 40 Toen maakte zich Simei op, en zadelde zijn ezel, en 1867 1Kon 2:44 | heeft de HEERE uw boosheid op uw hoofd doen wederkeren. ~ 1868 1Kon 2:46 | Jojada; die ging uit, en viel op hem aan, dat hij stierf. 1869 1Kon 3:2 | Alleenlijk offerde het volk op de hoogten, want geen huis 1870 1Kon 3:3 | alleenlijk offerde hij en rookte op de hoogten. ~ 1871 1Kon 3:4 | brandofferen offerde Salomo op dat altaar. ~ 1872 1Kon 3:6 | hebt een zoon, zittende op zijn troon, als te dezen 1873 1Kon 3:15 | 15 En Salomo waakte op, en ziet, het was een droom. 1874 1Kon 3:18 | 18 Het is nu geschied op den derden dag na mijn baren 1875 1Kon 3:19 | nachts gestorven, omdat zij op hem gelegen had. ~ 1876 1Kon 3:20 | zij stond ter middernacht op, en nam mijn zoon van bij 1877 1Kon 3:21 | En ik stond in de morgen op, om mijn zoon te zogen, 1878 1Kon 3:21 | maar ik lette in den morgen op hem, en zie, het was mijn 1879 1Kon 4:12 | aan tot Abel-Mehola, tot op gene zijde van Jokmeam. ~ 1880 1Kon 4:24 | heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was 1881 1Kon 4:24 | Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en 1882 1Kon 4:27 | bestelmeesters nu, een ieder op zijn maand, verzorgden den 1883 1Kon 4:33 | van den cederboom af, die op den Libanon is, tot op den 1884 1Kon 4:33 | die op den Libanon is, tot op den hysop, die aan den wand 1885 1Kon 5:5 | zoon, dien Ik in uw plaats op uw troon zetten zal, die 1886 1Kon 5:9 | aan de zee; en ik zal het op vlotten over de zee doen 1887 1Kon 5:11 | gaf Salomo aan Hiram jaar op jaar. ~ 1888 1Kon 5:14 | beurten; een maand waren zij op den Libanon; twee maanden 1889 1Kon 5:15 | tachtig duizend houwers op het gebergte. ~ 1890 1Kon 7:2 | dertig ellen in zijn hoogte, op vier rijen van cederen pilaren, 1891 1Kon 7:2 | pilaren, en cederen balken op de pilaren. ~ 1892 1Kon 7:3 | bedekt met ceder van boven op de ribben, die op vijf en 1893 1Kon 7:3 | boven op de ribben, die op vijf en veertig pilaren 1894 1Kon 7:16 | kapitelen, van gegoten koper, om op de hoofden der pilaren te 1895 1Kon 7:17 | ketenwerk voor de kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; 1896 1Kon 7:19 | kapitelen, dewelke waren op het hoofd der pilaren, waren 1897 1Kon 7:20 | 20 De kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja, daarboven 1898 1Kon 7:21 | Daarna richtte hij de pilaren op in het voorhuis des tempels; 1899 1Kon 7:22 | 22 En op het hoofd der pilaren was 1900 1Kon 7:25 | 25 Zij stond op twaalf runderen; drie ziende 1901 1Kon 7:25 | oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen 1902 1Kon 7:29 | 29 En op de lijsten, die tussen de 1903 1Kon 7:29 | runderen en cherubs; en op de kransen was een voet 1904 1Kon 7:31 | een el en een halve el; en op de mond daarvan waren ook 1905 1Kon 7:34 | er waren vier schouderen op de vier hoeken ener stelling; 1906 1Kon 7:35 | 35 En op het hoofd ener stelling 1907 1Kon 7:35 | halve el rondom; ook waren op het hoofd der stelling haar 1908 1Kon 7:36 | 36 Hij sneed nu op de platen van haar handhaven, 1909 1Kon 7:36 | platen van haar handhaven, en op haar lijsten, cherubs, leeuwen, 1910 1Kon 7:38 | wasvat was van vier ellen; op elke stelling van die tien 1911 1Kon 7:41 | bollen der kapitelen, die op het hoofd der twee pilaren 1912 1Kon 7:41 | kapitelen te bedekken, die op het hoofd der pilaren waren; ~ 1913 1Kon 7:42 | kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren; ~ 1914 1Kon 7:43 | stellingen, en de tien wasvaten op de stellingen; ~ 1915 1Kon 7:48 | altaar, en de gouden tafel, op dewelke de toonbroden waren; ~ 1916 1Kon 8:1 | des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, 1917 1Kon 8:2 | Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende 1918 1Kon 8:3 | de priesters namen de ark op. ~ 1919 1Kon 8:8 | en zij zijn aldaar tot op dezen dag. ~ 1920 1Kon 8:20 | mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk 1921 1Kon 8:23 | den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond 1922 1Kon 8:25 | aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; 1923 1Kon 8:27 | 27 Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de 1924 1Kon 8:32 | ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende 1925 1Kon 8:36 | wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk 1926 1Kon 8:54 | opstond, van het knielen op zijn knieen, met zijn handen 1927 1Kon 8:59 | Israel, elkeen dagelijks op zijn dag. ~ 1928 1Kon 8:66 | 66 Op den achtsten dag liet hij 1929 1Kon 9:13 | noemde ze het land Kabul, tot op dezen dag. ~ 1930 1Kon 9:19 | bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, en in het ganse 1931 1Kon 9:21 | die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op 1932 1Kon 9:21 | op slaafsen uitschot tot op dezen dag. ~ 1933 1Kon 9:24 | toog van de stad Davids op tot haar huis, hetwelk hij 1934 1Kon 9:25 | brandofferen en dankofferen, op het altaar, dat hij den 1935 1Kon 9:25 | HEERE gebouwd had, en rookte op dat, hetwelk voor het aangezicht 1936 1Kon 10:9 | behagen in u heeft gehad, om u op den troon van Israel te 1937 1Kon 10:12 | noch gezien geweest, tot op dezen dag. ~ 1938 1Kon 10:14 | het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam was zeshonderd 1939 1Kon 10:20 | twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide 1940 1Kon 10:29 | 29 En een wagen kwam op, en ging uit van Egypte, 1941 1Kon 11:7 | verfoeisel der Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem 1942 1Kon 11:18 | 18 En zij maakten zich op van Midian, en kwamen tot 1943 1Kon 11:26 | weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den koning. ~ 1944 1Kon 11:29 | profeet Ahia, de Siloniet, hem op den weg vond, en hij zich 1945 1Kon 11:29 | had, en zij beiden alleen op het veld waren; ~ 1946 1Kon 11:40 | maar Jerobeam maakte zich op, en vlood in Egypte, tot 1947 1Kon 12:11 | mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal 1948 1Kon 12:12 | ganse volk tot Rehabeam op den derden dag, gelijk als 1949 1Kon 12:12 | zeggende: Komt weder tot mij op den derden dag. ~ 1950 1Kon 12:18 | Rehabeam vervloekte zich om op een wagen te klimmen, dat 1951 1Kon 12:19 | het huis Davids af, tot op dezen dag. ~ 1952 1Kon 12:25 | Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, 1953 1Kon 12:28 | Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; 1954 1Kon 12:32 | feest in de achtste maand, op den vijftienden dag der 1955 1Kon 12:32 | in Juda was, en offerde op het altaar; van gelijken 1956 1Kon 12:33 | 33 En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-El 1957 1Kon 12:33 | te Beth-El gemaakt had, op den vijftienden dag der 1958 1Kon 12:33 | Israels een feest, en offerde op dat altaar, rokende. ~ 1959 1Kon 13:2 | zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der 1960 1Kon 13:2 | priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen 1961 1Kon 13:2 | men zal mensenbeenderen op u verbranden. ~ 1962 1Kon 13:4 | dat Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, zeggende: 1963 1Kon 13:24 | heen, en een leeuw vond hem op den weg, en doodde hem; 1964 1Kon 13:24 | dood lichaam lag geworpen op den weg, en de ezel stond 1965 1Kon 13:25 | het dode lichaam geworpen op den weg, en den leeuw, staande 1966 1Kon 13:28 | zijn dood lichaam geworpen op den weg, en den ezel, en 1967 1Kon 13:29 | lichaam van den man Gods op, en legde dat op den ezel, 1968 1Kon 13:29 | man Gods op, en legde dat op den ezel, en voerde het 1969 1Kon 14:2 | zijn huisvrouw: Maak u nu op, en verstel u, dat men niet 1970 1Kon 14:4 | deed alzo, en maakte zich op, en ging naar Silo, en kwam 1971 1Kon 14:12 | 12 Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als uw 1972 1Kon 14:15 | en zal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom 1973 1Kon 14:17 | maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam te 1974 1Kon 14:17 | kwam te Thirza; als zij nu op den dorpel van het huis 1975 1Kon 14:23 | opgerichte beelden, en bossen, op allen hogen heuvel, en onder 1976 1Kon 15:17 | koning van Israel, toog op tegen Juda, en bouwde Rama; 1977 1Kon 16:11 | als hij regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij 1978 1Kon 16:17 | 17 En Omri toog op, en gans Israel met hem 1979 1Kon 16:32 | richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal, hetwelk 1980 1Kon 16:34 | de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen 1981 1Kon 16:34 | hij haar gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, 1982 1Kon 17:9 | 9 Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat 1983 1Kon 17:10 | 10 Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als 1984 1Kon 17:14 | zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen 1985 1Kon 17:14 | dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal. ~ 1986 1Kon 17:19 | en hij legde hem neder op zijn bed. ~ 1987 1Kon 18:1 | want Ik zal regen geven op den aardbodem. ~ 1988 1Kon 18:6 | doortogen; Achab ging bijzonder op een weg, en Obadja ging 1989 1Kon 18:6 | Obadja ging ook bijzonder op een weg. ~ 1990 1Kon 18:7 | 7 Als nu Obadja op den weg was, ziet, zo was 1991 1Kon 18:7 | hem kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: 1992 1Kon 18:19 | tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd 1993 1Kon 18:20 | en verzamelde de profeten op den berg Karmel. ~ 1994 1Kon 18:21 | zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE 1995 1Kon 18:23 | denzelven in stukken delen, en op het hout leggen, maar geen 1996 1Kon 18:23 | anderen var bereiden, en op het hout leggen, en geen 1997 1Kon 18:26 | aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: O 1998 1Kon 18:27 | 27 En het geschiedde op den middag, dat Elia met 1999 1Kon 18:33 | in stukken, en legde hem op het hout. ~ 2000 1Kon 18:34 | kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License