1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157
Book Chapter: Verse
2501 2Kro 37:23 | zij met hem, en hij trekke op. ~ ~
2502 Ezra 1:3 | zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda
2503 Ezra 1:5 | 5 Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van
2504 Ezra 1:11 | deze alle voerde Sesbazar op, met degenen, die van de
2505 Ezra 2:59 | 59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa,
2506 Ezra 2:68 | huize Gods, om dat te zetten op zijn vaste plaats. ~
2507 Ezra 3:2 | van Jozadak, maakte zich op, en zijn broederen, de priesters
2508 Ezra 3:3 | zij vestigden het altaar op zijn stelling, maar met
2509 Ezra 3:4 | recht, van elk dagelijks op zijn dag. ~
2510 Ezra 4:8 | den koning Arthahsasta, op deze manier: ~
2511 Ezra 4:10 | deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~
2512 Ezra 4:11 | deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~
2513 Ezra 4:17 | rivier aldus: Vrede, en op zulken tijd. ~
2514 Ezra 4:24 | 24 Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te
2515 Ezra 4:24 | Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het tweede jaar van
2516 Ezra 5:2 | 2 Toen maakten zich op Zerubbabel, de zoon van
2517 Ezra 5:15 | huis Gods gebouwd worden op zijn plaats. ~
2518 Ezra 6:15 | dit huis werd volbracht op den derden dag der maand
2519 Ezra 6:19 | der gevangenis het pascha, op den veertienden der eerste
2520 Ezra 7:6 | 6 Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een
2521 Ezra 7:7 | poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende
2522 Ezra 7:9 | 9 Want op den eersten der eerste maand
2523 Ezra 7:9 | des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde maand
2524 Ezra 7:12 | hemels, volkomen vrede en op zulken tijd. ~
2525 Ezra 7:17 | drankofferen, en die offert op het altaar van het huis
2526 Ezra 7:24 | tol hun niet zal vermogen op te leggen. ~
2527 Ezra 7:28 | Israel vergaderd, om met mij op te trekken. ~ ~
2528 Ezra 8:15 | drie dagen; toen lette ik op het volk en de priesteren,
2529 Ezra 8:22 | te helpen van den vijand, op den weg; omdat wij tot den
2530 Ezra 8:31 | wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste
2531 Ezra 8:31 | desgenen, die ons lagen legde op den weg. ~
2532 Ezra 8:33 | 33 Op den vierden dag nu werd
2533 Ezra 9:5 | het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid, als
2534 Ezra 9:5 | gescheurd had; en ik boog mij op mijn knieen, en breidde
2535 Ezra 9:6 | om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want
2536 Ezra 9:7 | wij in grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om
2537 Ezra 9:9 | woestigheden van hetzelve op te richten, en om ons een
2538 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt u toe;
2539 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de oversten der
2540 Ezra 10:6 | 6 En Ezra stond op van voor Gods huis, en ging
2541 Ezra 10:9 | het was de negende maand op den twintigsten in de maand;
2542 Ezra 10:9 | maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis,
2543 Ezra 10:10 | stond Ezra, de priester, op en zeide tot hen: Gijlieden
2544 Ezra 10:14 | zich hebben doen wonen, op gezette tijden komen, en
2545 Ezra 10:16 | scheidden zich af, en zij zaten op den eersten dag der tiende
2546 Ezra 10:17 | zich hadden doen wonen, tot op den eersten dag der eerste
2547 Neh 1:11 | toch Uw oor opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en
2548 Neh 1:11 | het gebed Uws knechts, en op het gebed Uwer knechten,
2549 Neh 2:12 | maakte ik mij des nachts op, ik en weinig mannen met
2550 Neh 2:15 | 15 Toen ging ik op, des nachts, door de beek,
2551 Neh 2:18 | Toen zeiden zij: Laat ons op zijn, dat wij bouwen; en
2552 Neh 3:1 | hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren,
2553 Neh 3:1 | en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot
2554 Neh 3:3 | en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
2555 Neh 3:6 | en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
2556 Neh 3:13 | en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar
2557 Neh 3:14 | en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar
2558 Neh 3:15 | en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar
2559 Neh 4:4 | keer hun versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over
2560 Neh 4:13 | plaatsen achter den muur, en op de hoogten, en ik zette
2561 Neh 4:14 | ik zag toe, en maakte mij op, en zeide tot de edelen,
2562 Neh 4:19 | groot en wijd; en wij zijn op den muur afgezonderd, de
2563 Neh 5:4 | ontleend tot des konings cijns, op onze akkers en onze wijngaarden. ~
2564 Neh 6:4 | nu wel viermaal tot mij, op dezelfde wijze. En ik antwoordde
2565 Neh 6:4 | wijze. En ik antwoordde hun op dezelfde wijze. ~
2566 Neh 6:5 | Toen zond Sanballat tot mij op dezelfde wijze, ten vijfden
2567 Neh 6:15 | muur nu werd volbracht, op den vijf en twintigsten
2568 Neh 7:3 | Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk
2569 Neh 7:61 | 61 Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa,
2570 Neh 8:2 | het volk als een enig man op de straat voor de Waterpoort;
2571 Neh 8:3 | verstandig waren om te horen, op den eersten dag der zevende
2572 Neh 8:4 | het morgen licht aan tot op den middag, voor de mannen
2573 Neh 8:5 | de schriftgeleerde, stond op een hogen houten stoel,
2574 Neh 8:8 | de wet. En het volk stond op zijn standplaats. ~
2575 Neh 8:15 | loofhutten zouden wonen, op het feest in de zevende
2576 Neh 8:16 | Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het gebergte, en haalt takken
2577 Neh 8:17 | loofhutten, een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven,
2578 Neh 8:17 | voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort,
2579 Neh 8:17 | straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~
2580 Neh 8:18 | Jesua, den zoon van Nun, tot op dezen dag toe; en er was
2581 Neh 8:19 | het feest zeven dagen, en op den achtsten dag den verbodsdag,
2582 Neh 9:1 | 1 Voorts op den vier en twintigsten
2583 Neh 9:1 | met zakken, en aarde was op hen. ~
2584 Neh 9:3 | als zij opgestaan waren op hun standplaats, zo lazen
2585 Neh 9:3 | vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel deden
2586 Neh 9:4 | Bani en Chenani, stonden op het hoge gestoelte der Levieten,
2587 Neh 9:5 | Petahja, zeiden: Staat op, looft den HEERE, uw God,
2588 Neh 9:11 | zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan;
2589 Neh 9:12 | vuurkolom, om hen te lichten op den weg, waarin zij zouden
2590 Neh 9:13 | En Gij zijt neergedaald op den berg Sinai, en hebt
2591 Neh 9:19 | van hen des daags, om hen op den weg te leiden, noch
2592 Neh 9:19 | hen te lichten, en dat, op den weg, waarin zij zouden
2593 Neh 9:32 | koningen van Assur af tot op dezen dag. ~
2594 Neh 10:31 | lands waren en alle koren op den sabbatdag ten verkoop
2595 Neh 10:31 | verkoop brengen, dat wij op den sabbat, of op een anderen
2596 Neh 10:31 | dat wij op den sabbat, of op een anderen heiligen dag
2597 Neh 10:32 | Voorts zetten wij ons geboden op, ons opleggende een derde
2598 Neh 10:34 | het huis onzer vaderen, op bestemde tijden, jaar op
2599 Neh 10:34 | op bestemde tijden, jaar op jaar, om te branden op het
2600 Neh 10:34 | jaar op jaar, om te branden op het altaar des HEEREN, onzes
2601 Neh 10:35 | van al het geboomte, jaar op jaar, zouden brengen ten
2602 Neh 11:3 | Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun steden,
2603 Neh 11:23 | zangers, van elk dagelijks op zijn dag. ~
2604 Neh 11:25 | 25 In de dorpen nu op hun akkers woonden sommigen
2605 Neh 12:31 | vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee
2606 Neh 12:31 | omgangen, een ter rechterhand op den muur, naar de Mistpoort
2607 Neh 12:37 | tegen hen over, gingen zij op bij de trappen van Davids
2608 Neh 12:38 | met de helft des volks, op den muur, van boven den
2609 Neh 12:47 | poortiers, van elk dagelijks op zijn dag; en zij heiligden
2610 Neh 13:15 | Juda, die persen traden op den sabbat, en die garven
2611 Neh 13:15 | garven inbrachten, die zij op ezels laadden; als ook wijn,
2612 Neh 13:15 | te Jeruzalem inbrachten op den sabbatdag; en ik betuigde
2613 Neh 13:16 | alle koopwaren, die zij op den sabbat verkochten aan
2614 Neh 13:19 | er geen last zou inkomen op den sabbatdag. ~
2615 Neh 13:21 | tijd af kwamen zij niet op den sabbat. ~
2616 Neh 13:30 | priesteren en der Levieten, elk op zijn werk; ~
2617 Neh 13:31 | tot het offer des houts, op bestemde tijden, en tot
2618 Est 1:2 | als de koning Ahasveros op den troon zijns koninkrijks
2619 Est 1:2 | zijns koninkrijks zat, die op den burg Susan was; ~
2620 Est 1:5 | volke, dat gevonden werd op den burg Susan, van den
2621 Est 1:6 | waren van goud en zilver, op een vloer van porfier steen,
2622 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des
2623 Est 1:12 | Vasthi weigerde te komen op het woord des konings, hetwelk
2624 Est 2:5 | 5 Er was een Joods man op den burg Susan, wiens naam
2625 Est 3:1 | dochters samenvergaderd werden op den burg Susan, onder de
2626 Est 10 | zette de koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte
2627 Est 16:12 | geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve,
2628 Est 16:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden
2629 Est 16:13 | de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde
2630 Est 17:12 | geroepen, in de eerste maand, op den dertienden dag derzelve,
2631 Est 17:13 | kinderen en de vrouwen, op een dag, op den dertienden
2632 Est 17:13 | de vrouwen, op een dag, op den dertienden der twaalfde
2633 Est 19 | konings; de koning nu zat op zijn koninklijken troon,
2634 Est 28:2 | vervuld met grimmigheid op Mordechai. ~
2635 Est 30:8 | dat de koninklijke kroon op zijn hoofd gezet worde. ~
2636 Est 30:9 | welbehagen heeft; en men zal hem op dat paard doen rijden door
2637 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den
2638 Est 34 | ook op den tweeden dag, op den maaltijd des wijns:
2639 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn grimmigheid van
2640 Est 39:1 | wijns, zo was Haman gevallen op het bed, waarop ~
2641 Est 49:2 | zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten
2642 Est 49:3 | lopers te paard, rijdende op snelle kemelen, op muildieren,
2643 Est 49:3 | rijdende op snelle kemelen, op muildieren, van merrien
2644 Est 49:5 | 12 Op een dag in al de landschappen
2645 Est 49:5 | van den koning Ahasveros, op den dertienden der twaalfde
2646 Est 49:7 | 14 De lopers, die op snelle kemelen reden en
2647 Est 49:7 | snelle kemelen reden en op muildieren, togen snellijk
2648 Est 49:7 | Deze wet nu werd gegeven op den burg Susan. ~
2649 Est 49:10 | want de vreze der Joden was op hen gevallen. ~ ~ ~ ~ ~
2650 Est 50:1 | dezelve is de maand Adar), op den dertienden dag derzelve,
2651 Est 50:2 | want hunlieder schrik was op al die volken gevallen. ~
2652 Est 50:3 | vreze van Mordechai was op hen gevallen. ~
2653 Est 50:5 | 5 De Joden nu sloegen op al hun vijanden, met den
2654 Est 50:11 | koning het getal der gedoden op den burg Susan. ~
2655 Est 51 | Te Susan op den burg hebben de Joden
2656 Est 52:1 | de tien zonen van Haman op. ~
2657 Est 52:2 | Susan waren, vergaderden ook op den veertienden dag der
2658 Est 52:4 | 17 Dit geschiedde op den dertienden dag der maand
2659 Est 52:4 | dertienden dag der maand Adar; en op de veertienden derzelve
2660 Est 52:5 | Susan waren, vergaderden op den dertienden derzelve,
2661 Est 52:5 | dertienden derzelve, en op den veertienden derzelve;
2662 Est 52:5 | derzelve; en zij rustten op den vijftienden derzelve,
2663 Est 52:12 | gedacht had over de Joden, op zijn hoofd zou wederkeren;
2664 Est 52:14 | Bevestigden de Joden, en namen op zich en op hun zaad, en
2665 Est 52:14 | Joden, en namen op zich en op hun zaad, en op allen, die
2666 Est 52:14 | zich en op hun zaad, en op allen, die zich tot hen
2667 Est 53:2 | Purim bevestigen zouden op hun bestemde tijden, gelijk
2668 Est 56:1 | koning Ahasveros schatting op het land, en de eilanden
2669 Job 1:4 | maaltijden in ieders huis op zijn dag; en zij zonden
2670 Job 1:7 | zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te
2671 Job 1:8 | Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand
2672 Job 1:8 | knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een
2673 Job 1:17 | stelden drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen
2674 Job 1:19 | van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven;
2675 Job 1:20 | 20 Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel,
2676 Job 1:20 | schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder; ~
2677 Job 2:2 | zeide: Van om te trekken op de aarde, en van die te
2678 Job 2:3 | Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand
2679 Job 2:3 | knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een
2680 Job 2:12 | niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden
2681 Job 2:12 | mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. ~
2682 Job 2:13 | 13 Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en
2683 Job 3:17 | 17 Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten
2684 Job 4:13 | nachts, als diepe slaap valt op de mensen; ~
2685 Job 4:18 | 18 Zie, op Zijn knechten zou Hij niet
2686 Job 4:19 | 19 Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen
2687 Job 4:20 | zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid. ~
2688 Job 5:10 | 10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt
2689 Job 5:10 | de aarde, en water zendt op de straten; ~
2690 Job 6:18 | ter zijde af; zij lopen op in het woeste, en vergaan. ~
2691 Job 6:19 | wandelaars van Scheba wachten op haar. ~
2692 Job 6:27 | 27 Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft
2693 Job 6:30 | 30 Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn
2694 Job 7:1 | niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen
2695 Job 7:8 | niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet
2696 Job 7:16 | eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen
2697 Job 7:17 | acht, en dat Gij Uw hart op hem zet? ~
2698 Job 8:9 | niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. ~
2699 Job 8:15 | 15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het
2700 Job 9:7 | gebiedt, en zij gaat niet op; en verzegelt de sterren; ~
2701 Job 9:8 | hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee; ~
2702 Job 9:33 | tussen ons, die zijn hand op ons beiden leggen mocht. ~
2703 Job 9:34 | 34 Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe, en
2704 Job 10:1 | leven; ik zal mijn klacht op mij laten; ik zal spreken
2705 Job 10:20 | dagen niet weinig? Houd op, zet van mij af, dat ik
2706 Job 12:15 | Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook
2707 Job 13:6 | mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen. ~
2708 Job 13:21 | 21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking
2709 Job 14:12 | mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet
2710 Job 14:21 | worden klein, en hij let niet op hen. ~
2711 Job 15:15 | 15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet
2712 Job 15:29 | zal zich niet uitbreiden op de aarde. ~
2713 Job 15:31 | 31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij
2714 Job 16:6 | niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg? ~
2715 Job 16:8 | magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht. ~
2716 Job 16:10 | zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen
2717 Job 16:13 | gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten. ~
2718 Job 16:14 | heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij
2719 Job 18:2 | woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken. ~
2720 Job 18:10 | aarde verborgen, en zijn val op het pad.
2721 Job 18:11 | verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten. ~
2722 Job 18:17 | hij zal geen naam hebben op de straten. ~
2723 Job 19:14 | Mijn nabestaanden houden op, en mijn bekenden vergeten
2724 Job 19:18 | de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij tegen. ~
2725 Job 20:4 | af, van dat God den mens op de wereld gezet heeft, ~
2726 Job 20:11 | van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal. ~
2727 Job 20:23 | zenden, en over hem regenen op zijn spijze. ~
2728 Job 21:5 | verbaasd, en legt de hand op den mond. ~
2729 Job 21:9 | vreze, en de roede Gods is op hen niet. ~
2730 Job 21:12 | 12 Zij heffen op met de trommel en de harp,
2731 Job 21:12 | en zij verblijden zich op het geluid des orgels. ~
2732 Job 21:29 | gevraagd de voorbijgaanden op den weg, en kent gij hun
2733 Job 22:24 | 24 Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het
2734 Job 22:28 | zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen. ~
2735 Job 23:6 | Neen; maar Hij zou acht op mij slaan. ~
2736 Job 24:5 | werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke veld
2737 Job 24:6 | 6 Op het veld maaien zij zijn
2738 Job 24:13 | niet, en zij blijven niet op Zijn paden. ~
2739 Job 24:14 | het licht staat de moorder op, doodt den arme en den nooddruftige;
2740 Job 24:15 | en hij legt een deksel op het aangezicht. ~
2741 Job 24:18 | 18 Hij is licht op het vlakke der wateren;
2742 Job 24:18 | wateren; vervloekt is hun deel op de aarde; hij wendt zich
2743 Job 24:22 | door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens niet
2744 Job 24:23 | nochtans zijn Zijn ogen op hun wegen. ~
2745 Job 25:3 | wien staat Zijn licht niet op? ~
2746 Job 27:1 | Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: ~
2747 Job 29:1 | Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: ~
2748 Job 29:7 | stad, toen ik mijn stoel op de straat liet bereiden. ~
2749 Job 29:8 | zich, en de stokouden rezen op en stonden. ~
2750 Job 29:9 | woorden in, en leiden de hand op hun mond. ~
2751 Job 29:13 | die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe
2752 Job 29:19 | water, en dauw vernachtte op mijn tak. ~
2753 Job 29:21 | en wachtten, en zwegen op mijn raad. ~
2754 Job 29:22 | weder, en mijn rede drupte op hen. ~
2755 Job 30:12 | rechterhand staat de jeugd op, stoten mijn voeten uit,
2756 Job 30:20 | sta, maar Gij acht niet op mij. ~
2757 Job 30:22 | 22 Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij
2758 Job 31:1 | dan acht gegeven hebben op een maagd? ~
2759 Job 31:6 | 6 Hij wege mij op, in een rechte weegschaal,
2760 Job 31:32 | vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende
2761 Job 31:36 | 36 Zou ik het niet op mijn schouder dragen? Ik
2762 Job 31:36 | schouder dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon. ~
2763 Job 32:1 | Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl
2764 Job 32:4 | 4 Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat
2765 Job 32:11 | 11 Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb
2766 Job 32:12 | 12 Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er
2767 Job 33:15 | nachts, als een diepe slaap op de lieden valt, in de sluimering
2768 Job 33:15 | lieden valt, in de sluimering op het leger; ~
2769 Job 33:19 | wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke
2770 Job 33:31 | 31 Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg,
2771 Job 34:21 | 21 Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet
2772 Job 34:23 | legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het
2773 Job 34:28 | 28 Opdat Hij op hem het geroep des armen
2774 Job 35:14 | aangezicht, wacht gij dan op Hem. ~
2775 Job 36:13 | huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij
2776 Job 36:27 | de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp
2777 Job 36:34 | hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.
2778 Job 36:39 | zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens
2779 Job 36:45 | doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op
2780 Job 36:45 | op het vlakke der wereld, op de aarde. ~
2781 Job 37:24 | oostenwind zich verstrooit op de aarde? ~
2782 Job 37:26 | 26 Om te regenen op het land, waar niemand is,
2783 Job 37:26 | het land, waar niemand is, op de woestijn, waarin geen
2784 Job 37:32 | de Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen
2785 Job 37:33 | gij deszelfs heerschappij op de aarde bestellen? ~
2786 Job 38:11 | 11 Dat hij uitspeurt op de bergen, is zijn weide;
2787 Job 38:14 | 14 Zult gij op hem vertrouwen, omdat zijn
2788 Job 38:14 | is, en zult gij uw arbeid op hem laten? ~
2789 Job 38:27 | beroering slokt het de aarde op, en gelooft niet, dat het
2790 Job 38:31 | vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots
2791 Job 38:32 | daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre
2792 Job 38:37 | antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. ~
2793 Job 39:27 | 27 Leg uw hand op hem, gedenk des strijds,
2794 Job 40:13 | de droefheid van vreugde op. ~
2795 Job 40:21 | scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op
2796 Job 40:21 | op het puntachtige, als op slijk. ~
2797 Job 40:24 | 24 Op de aarde is niets met hem
2798 Psa 1:1 | der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch
2799 Psa 1:3 | waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad
2800 Psa 2:2 | koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen
2801 Psa 2:12 | Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer
2802 Psa 2:12 | Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. ~ ~
2803 Psa 3:2 | vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op. ~
2804 Psa 3:8 | 8Sta op, HEERE, verlos mij, mijn
2805 Psa 3:8 | Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen;
2806 Psa 4:1 | voor den opperzangmeester, op de Neginoth. ~
2807 Psa 4:5 | spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil.
2808 Psa 4:6 | gerechtigheid, en vertrouwt op den HEERE. ~
2809 Psa 5:1 | voor den opperzangmeester, op de Nechiloth. ~
2810 Psa 5:3 | 3 Merk op de stem mijns geroeps, o
2811 Psa 5:12 | verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid;
2812 Psa 6:1 | voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. ~
2813 Psa 6:1 | opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. ~
2814 Psa 7:2 | 2 HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij
2815 Psa 7:7 | 7 Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef
2816 Psa 7:17 | 17 Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en
2817 Psa 7:17 | wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen. ~
2818 Psa 8:1 | voor den opperzangmeester, op de Gitthith. ~
2819 Psa 8:2 | hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die
2820 Psa 8:10 | hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! ~ ~
2821 Psa 9:1 | voor den opperzangmeester, op Muth-Labben. ~
2822 Psa 9:5 | afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der
2823 Psa 9:11 | die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij,
2824 Psa 9:20 | 20 Sta op, HEERE, laat de mens zich
2825 Psa 10:12 | 12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand
2826 Psa 10:12 | HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. ~
2827 Psa 10:14 | men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme,
2828 Psa 11:1 | opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden
2829 Psa 11:2 | zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere
2830 Psa 11:6 | 6Hij zal op de goddelozen regenen strikken,
2831 Psa 12:1 | voor den opperzangmeester, op de Scheminith.
2832 Psa 13:6 | 6Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn
2833 Psa 14:2 | uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te
2834 Psa 15:1 | in Uw tent? Wie zal wonen op den berg Uwer heiligheid? ~
2835 Psa 15:5 | 5Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk
2836 Psa 16:1 | o God! want ik betrouw op U. ~
2837 Psa 16:3 | Maar tot de heiligen, die op de aarde zijn, en de heerlijken,
2838 Psa 16:4 | niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen. ~
2839 Psa 17:1 | hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter
2840 Psa 17:7 | Die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen,
2841 Psa 17:11 | omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende. ~
2842 Psa 17:13 | 13 Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht
2843 Psa 18:3 | Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn
2844 Psa 18:9 | 9 Rook ging op van Zijn neus, en een vuur
2845 Psa 18:11 | 11 En Hij voer op een cherub, en vloog; ja,
2846 Psa 18:11 | ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds. ~
2847 Psa 18:17 | Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~
2848 Psa 18:31 | is een Schild allen, die op Hem betrouwen. ~
2849 Psa 18:34 | hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten. ~
2850 Psa 21:4 | zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon
2851 Psa 21:8 | Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid
2852 Psa 21:13 | met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen. ~
2853 Psa 22:1 | voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. ~
2854 Psa 22:5 | 5 Op U hebben onze vaders vertrouwd;
2855 Psa 22:6 | geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd,
2856 Psa 22:9 | 9 Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat
2857 Psa 22:11 | 11 Op U ben ik geworpen van de
2858 Psa 22:18 | schouwen het aan, zij zien op mij. ~
2859 Psa 22:30 | 30 Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden;
2860 Psa 24:2 | Want Hij heeft ze gegrond op de zeeen, en heeft ze gevestigd
2861 Psa 24:2 | zeeen, en heeft ze gevestigd op de rivieren. ~
2862 Psa 24:3 | 3 Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en
2863 Psa 24:7 | 7 Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft
2864 Psa 24:9 | 9 Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op,
2865 Psa 24:9 | op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat
2866 Psa 25:1 | HEERE! hef ik mijn ziel op. ~
2867 Psa 25:2 | 2 Beth. Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij
2868 Psa 25:15 | Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal
2869 Psa 25:20 | worden, want ik betrouw op U. ~
2870 Psa 26:1 | oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen. ~
2871 Psa 26:12 | 12 Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE
2872 Psa 27:5 | Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen. ~
2873 Psa 27:14 | 14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en
2874 Psa 27:14 | hart versterken, ja, wacht op den HEERE. ~ ~
2875 Psa 28:5 | 5Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch
2876 Psa 28:5 | de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen,
2877 Psa 28:7 | Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd,
2878 Psa 29:3 | 3 De stem des HEEREN is op de wateren, de God der ere
2879 Psa 29:3 | ere dondert; de HEERE is op de grote wateren. ~
2880 Psa 31:2 | 2 Op U, o HEERE! betrouw ik,
2881 Psa 31:7 | 7 Ik haat degenen, die op valse ijdelheden acht nemen,
2882 Psa 31:7 | acht nemen, en ik betrouw op den HEERE. ~
2883 Psa 31:12 | tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden
2884 Psa 31:15 | 15 Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg: Gij
2885 Psa 31:20 | gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid
2886 Psa 31:25 | versterken, allen gij, die op den HEERE hoopt! ~ ~
2887 Psa 32:4 | hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd
2888 Psa 32:8 | raad geven, Mijn oog zal op u zijn. ~
2889 Psa 32:10 | heeft veel smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien
2890 Psa 33:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den
2891 Psa 33:14 | van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde. ~
2892 Psa 33:15 | hun aller hart; Hij let op al hun werken. ~
2893 Psa 33:18 | degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid
2894 Psa 33:18 | vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. ~
2895 Psa 33:21 | Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid
2896 Psa 33:22 | over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
2897 Psa 34:7 | vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt den
2898 Psa 34:14 | van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde. ~
2899 Psa 34:15 | hun aller hart; Hij let op al hun werken. ~
2900 Psa 34:18 | degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid
2901 Psa 34:18 | vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. ~
2902 Psa 34:21 | Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid
2903 Psa 34:22 | over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
2904 Psa 35:6 | 6 He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als
2905 Psa 35:9 | welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt. ~
2906 Psa 35:16 | De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn
2907 Psa 35:23 | knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet
2908 Psa 36:2 | schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp. ~
2909 Psa 36:11 | Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen
2910 Psa 36:21 | zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha,
2911 Psa 37:5 | 5 Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich
2912 Psa 37:5 | zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is;
2913 Psa 38:3 | 3 Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede;
2914 Psa 38:5 | 5 Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op
2915 Psa 38:5 | op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken; ~
2916 Psa 38:10 | en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal
2917 Psa 38:32 | Tsade. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt
2918 Psa 38:34 | 34 Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn
2919 Psa 38:37 | 37 Schin. Let op den vrome, en zie naar den
2920 Psa 38:40 | behouden; want zij betrouwen op Hem. ~ ~ ~ ~
2921 Psa 39:3 | mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald. ~
2922 Psa 39:16 | 16 Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult
2923 Psa 40:8 | HEERE! Mijn hoop, die is op U. ~
2924 Psa 40:11 | 11 Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken
2925 Psa 41:3 | opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij
2926 Psa 41:4 | het zien, en vrezen, en op den HEERE vertrouwen. ~
2927 Psa 42:3 | leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt
2928 Psa 42:4 | HEERE zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid
2929 Psa 42:10 | Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die
2930 Psa 42:11 | mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden. ~
2931 Psa 42:20 | zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog
2932 Psa 42:26 | gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog
2933 Psa 43:5 | gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog
2934 Psa 44:7 | 7 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard
2935 Psa 44:24 | 24 Waak op, waarom zoudt Gij slapen,
2936 Psa 44:27 | 27 Sta op, ons ter hulp, en verlos
2937 Psa 45:1 | de kinderen van Korach, op Schoschannim. ~
2938 Psa 45:2 | hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten
2939 Psa 45:5 | voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en
2940 Psa 46:1 | 1 Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester,
2941 Psa 46:9 | HEEREN, Die verwoestingen op aarde aanricht. ~
2942 Psa 46:11 | Ik zal verhoogd worden op de aarde. ~
2943 Psa 47:6 | 6 God vaart op met gejuich, de HEERE met
2944 Psa 47:9 | over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. ~
2945 Psa 48:2 | in de stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid. ~
2946 Psa 48:14 | 14 Zet uw hart op haar vesting; beschouwt
2947 Psa 49:5 | mijn verborgene rede openen op de harp. ~
2948 Psa 49:6 | als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen? ~
2949 Psa 49:7 | 7 Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en
2950 Psa 49:7 | hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms
2951 Psa 50:10 | wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen. ~
2952 Psa 51:20 | bouw de muren van Jeruzalem op. ~
2953 Psa 51:21 | zullen zij varren offeren op Uw altaar. ~ ~ ~
2954 Psa 52:9 | Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms;
2955 Psa 52:10 | in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk
2956 Psa 53:1 | voor den opperzangmeester, op Machalath. ~
2957 Psa 53:3 | van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te
2958 Psa 54:1 | voor den opperzangmeester, op de Neginoth; ~
2959 Psa 54:5 | vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn
2960 Psa 54:9 | en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. ~ ~ ~ ~
2961 Psa 55:1 | voor den opperzangmeester, op de Neginoth. ~
2962 Psa 55:3 | 3 Merk op mij, en verhoor mij; ik
2963 Psa 55:4 | schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij
2964 Psa 55:5 | verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen. ~
2965 Psa 55:11 | nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid
2966 Psa 55:23 | 23 Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u
2967 Psa 55:24 | brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen. ~ ~
2968 Psa 56:1 | voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als
2969 Psa 56:2 | want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag
2970 Psa 56:3 | zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb
2971 Psa 56:4 | als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen. ~
2972 Psa 56:5 | woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen;
2973 Psa 56:7 | versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op
2974 Psa 56:7 | op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten. ~
2975 Psa 56:12 | 12 Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen;
2976 Psa 56:13 | 13 O God! op mij zijn Uw geloften; ik
2977 Psa 57:2 | want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht
2978 Psa 57:4 | makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal
2979 Psa 57:9 | 9 Waak op, mijn eer! waak op, gij,
2980 Psa 57:9 | Waak op, mijn eer! waak op, gij, luit en harp! ik zal
2981 Psa 58:3 | weegt het geweld uwer handen op de aarde. ~
2982 Psa 58:12 | immers is er een God, Die op de aarde richt. ~ ~ ~
2983 Psa 59:5 | zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie. ~
2984 Psa 59:8 | hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort
2985 Psa 59:10 | Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn
2986 Psa 59:11 | mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien. ~
2987 Psa 60:1 | voor den opperzangmeester, op Schusan Eduth; ~
2988 Psa 60:6 | een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid.
2989 Psa 60:10 | 10 Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen
2990 Psa 61:1 | voor den opperzangmeester, op de Neginoth. ~
2991 Psa 61:2 | hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed. ~
2992 Psa 61:3 | overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te
2993 Psa 62:9 | 9 Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij
2994 Psa 62:11 | 11 Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij;
2995 Psa 62:11 | niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel,
2996 Psa 62:11 | en zet er het hart niet op. ~
2997 Psa 63:7 | 7 Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins
2998 Psa 64:11 | verblijden in den HEERE, en op Hem betrouwen; en alle oprechten
2999 Psa 65:9 | 9 En die op de einden wonen, vrezen
3000 Psa 66:12 | 12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5157 |