Book Chapter: Verse
1 Gen 39:13 | 13 Neemt ook uw broeder mede, en maakt u op, keert weder
2 Gen 42:4 | u doen weder optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal
3 Gen 43:7 | bracht zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao'
4 Num 23:14 | 14 Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim, op de
5 Num 23:28 | 28 Toen nam Balak Bileam mede tot de hoogte van Peor,
6 1Sa 15:20 | koning der Amalekieten, mede gebracht, maar de Amalekieten
7 1Sa 30:24 | dergenen is, die in den strijd mede afgetogen zijn, alzo zal
8 2Kon 5:26| hem: Ging niet mijn hart mede, als die man zich omkeerde
9 2Kon 25:34| Jojakim; maar Joahaz nam hij mede, en hij kwam in Egypte,
10 2Kon 27:14| vaten, daar men den dienst mede deed. ~
11 1Kro 6:15| 15 En Jozadak ging mede, als de HEERE Juda en Jeruzalem
12 1Kro 12:21| 21 En dezen hielpen David mede tegen die benden; want alle
13 Psa 8:8 | en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. ~
14 Psa 104:11 | woudezels breken er hun dorst mede. ~
15 Spre 26:19| en zegt: Jok ik er niet mede? ~
16 Jer 52:18 | vaten, waar men den dienst mede deed. ~
17 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en
18 Matt 4:8 | Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg,
19 Matt 9:10| zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen. ~
20 Matt 16:5 | hadden zij vergeten broden mede te nemen. ~
21 Matt 16:7 | is omdat wij geen broden mede genomen hebben. ~
22 Matt 16:8 | kleingelovigen! dat gij geen broden mede genomen hebt? ~
23 Mark 4:36| gelaten hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het schip
24 Mark 6:22| Herodes en dengenen die mede aanzaten, behaagde, zo zeide
25 Mark 6:26| de eden, en degenen, die mede aanzaten, wilde hij haar
26 Mark 8:14| discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, en hadden niet
27 Mark 10:38| gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word? ~
28 Mark 10:39| gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word; ~
29 Mark 14:54| hogepriesters, en hij was mede zittende met de dienaren,
30 Mark 16:20| overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord
31 Luk 3:11 | twee rokken heeft, dele hem mede, die geen heeft; en die
32 Luk 7:49 | 49 En die mede aanzaten, begonnen te zeggen
33 Luk 8:7 | de doornen, en de doornen mede opwassende, verstikten hetzelve. ~
34 Luk 9:3 | zeide tot hen: Neemt niets mede tot den weg, noch staven,
35 Luk 9:10 | gedaan hadden. En Hij nam hen mede en vertrok alleen in een
36 Luk 11:48 | getuigt gij dan, dat gij mede behagen hebt aan de werken
37 Luk 14:15 | als een van degenen, die mede aanzaten, deze dingen hoorde,
38 Luk 23:14 | van hetgeen daar gij Hem mede beschuldigt; ~
39 Luk 23:51 | 51 (Deze had niet mede bewilligd in hun raad en
40 Joha 4:11| Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is
41 Hand 16:20| ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen had in zijn
42 Hand 19:5 | onder u kunnen, dat zij mede afreizen, en zo er iets
43 Rom 1:12 | 12 Dat is, om mede vertroost te worden onder
44 Rom 1:32 | alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in
45 Rom 8:26 | de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten
46 Rom 9:1 | lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door
47 Rom 11:17 | vettigheid des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden, ~
48 Rom 12:13 | 13 Deelt mede tot de behoeften der heiligen.
49 1Kor 9:23| Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede deelachtig zou worden. ~
50 1Kor 12:26| lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt
51 1Kor 12:26| verblijden zich al de leden mede. ~
52 Gal 2:12 | Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen
53 Gal 2:13 | hem; alzo dat ook Barnabas mede afgetrokken werd door hun
54 Gal 6:6 | wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene,
55 Efez 2:1 | 1 En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij
56 Efez 2:6 | 6 En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede
57 Efez 2:6 | mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus
58 Efez 2:22| 22 Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede
59 Efez 4:28| handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood
60 Fili 1:7 | allen, zeg ik, mijner genade mede deelachtig zijt. ~
61 Fili 3:17| 17 Weest mede mijn navolgers, broeders,
62 Kol 2:13 | de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem,
63 1Tim 5:25| openbaar, en daar het anders mede gelegen is, kunnen niet
64 1Tim 6:2 | zijn, als die deze weldaad mede deelachtig zijn. Leer en
65 2Tim 4:11| alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem met u; want
66 2Tim 4:13| 13 Breng den reismantel mede, dien ik te Troas bij Karpus
67 Heb 13:3 | der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; en dergenen,
68 Jako 2:22| gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn
69 2Pet 3:17| verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt
|