Book Chapter: Verse
1 Gen 12:2 | een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken;
2 Gen 12:3 | 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken,
3 Gen 12:3 | En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt;
4 Gen 16:16 | 16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon
5 Gen 16:16 | zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden
6 Gen 21:17 | Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen,
7 Gen 24:3 | zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal
8 Gen 24:24 | Ik ben met u; en Ik zal u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen,
9 Gen 25:7 | dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht des
10 Gen 25:30 | voleindigd had Jakob te zegenen, zo geschiedde het, toen
11 Gen 44:20 | zeggende: In u zal Israel zegenen, zeggende: God zette u als
12 Gen 45:25 | den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels
13 Exo 20:24 | Ik tot u komen, en zal u zegenen. ~
14 Exo 23:25 | Hij uw brood en uw water zegenen; en Ik zal de krankheden
15 Num 6:23 | gijlieden de kinderen Israels zegenen, zeggende tot hen: ~
16 Num 6:27 | Israels leggen; en Ik zal hen zegenen. ~ ~
17 Num 23:20 | Zie, ik heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal
18 Num 23:25 | vloeken, noch geenszins zegenen. ~
19 Deu 7:13 | zal u liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen;
20 Deu 7:13 | vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht uws buiks, en
21 Deu 10:8 | dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. ~
22 Deu 15:4 | HEERE zal u overloediglijk zegenen in het land, dat u de HEERE,
23 Deu 15:6 | de HEERE, uw God, zal u zegenen, gelijk als Hij tot u heeft
24 Deu 15:10 | zal u de HEERE, uw God, zegenen in al uw werk, en in alles,
25 Deu 15:18 | zal u de HEERE, uw God, zegenen in alles, wat gij doen zult. ~
26 Deu 16:15 | de HEERE, uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in
27 Deu 21:5 | om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar hun mond zal alle
28 Deu 27:12 | zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als
29 Deu 28:8 | hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land, dat u de HEERE,
30 Deu 28:12 | te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en
31 Joz 8:33 | van Israel in het eerst te zegenen. ~
32 1Sa 13:10 | hem tegemoet, om hem te zegenen. ~
33 1Sa 25:14 | woestijn, om onzen heer te zegenen; maar hij is tegen hen uitgevaren. ~
34 2Sa 6:20 | wederkwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter,
35 2Sa 8:10 | zijn welstand, en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ezer
36 1Kon 1:47| heer, den koning David, te zegenen, zeggende: Uw God make den
37 1Kro 4:10| Indien Gij mij rijkelijk zegenen, en mijn landpale vermeerderen
38 1Kro 16:43| zich, om zijn huis te gaan zegenen. ~ ~
39 1Kro 17:27| het heeft U beliefd te zegenen het huis Uws knechts, dat
40 1Kro 18:10| te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer
41 1Kro 19:10| te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer
42 1Kro 24:13| Naam tot in eeuwigheid te zegenen. ~
43 Job 1:11 | niet in Uw aangezicht zal zegenen? ~
44 Job 2:5 | niet in Uw aangezicht zal zegenen! ~
45 Psa 5:13 | zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid
46 Psa 29:11 | de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede. ~
47 Psa 62:5 | in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste
48 Psa 67:7 | God, onze God, zal ons zegenen. ~
49 Psa 67:8 | 8God zal ons zegenen; en alle einden der aarde
50 Psa 72:15 | den gansen dag zal men hem zegenen. ~
51 Psa 115:12 | gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel
52 Psa 115:12 | zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron
53 Psa 115:12 | Hij zal het huis van Aaron zegenen. ~
54 Psa 115:13 | 13 Hij zal zegenen, die den HEERE vrezen, de
55 Psa 118:26 | den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des
56 Psa 128:5 | 5De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het
57 Psa 129:8 | des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des
58 Psa 132:15 | zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal
59 Psa 145:10 | Uw gunstgenoten zullen U zegenen. ~
60 Spre 3:33| der rechtvaardigen zal Hij zegenen. ~
61 Jes 19:25 | der heirscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij
62 Jes 66:16 | 16 Zodat, wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich
63 Jes 66:16 | zal op aarde, die zal zich zegenen in den God der waarheid;
64 Jer 4:2 | zich de heidenen in Hem zegenen, en zich in Hem beroemen. ~
65 Hand 3:26| gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin dat Hij een
66 1Kor 4:12| worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en
67 1Kor 10:16| dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap
68 Heb 6:14 | Waarlijk, zegenende zal Ik u zegenen, en vermenigvuldigende zal
|