Book Chapter: Verse
1 Gen 4:20 | een vader dergenen, die tenten bewoonden, en vee hadden. ~
2 Gen 9:27 | uit, en hij wone in Sems tenten! en Kanaan zij hem een knecht! ~
3 Gen 13:5 | schapen, en runderen, en tenten. ~
4 Gen 13:12 | steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe. ~
5 Gen 13:18 | 18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan
6 Gen 23:94 | oprecht man, wonende in tenten. ~
7 Num 16:26 | zeggende: Wijkt toch af van de tenten dezer goddeloze mannen,
8 Num 16:27 | staande in de deur hunner tenten, met hun vrouwen, en hun
9 Num 24:5 | 5 Hoe goed zijn uw tenten, Jakob! uw woningen, Israel! ~
10 Deu 1:27 | En gij murmureerdet in uw tenten, en zeidet: Omdat de HEERE
11 Deu 5:30 | hun: Keert weder naar uw tenten. ~
12 Deu 11:6 | hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat
13 Deu 16:7 | keren, en heengaan naar uw tenten. ~
14 Joz 3:14 | het volk vertrok uit zijn tenten, om over de Jordaan te gaan,
15 Joz 23:4 | wederom, en gaat gij naar uw tenten, naar het land uwer bezitting,
16 Joz 23:6 | en zij gingen naar hun tenten. ~
17 Joz 23:7 | hen liet trekken naar hun tenten, zo zegende hij hen. ~
18 Joz 23:8 | zeggende: Keert weder tot uw tenten met veel rijkdom, en met
19 Ric 4:11 | schoonvader; en hij had zijn tenten opgeslagen tot aan den eik
20 Ric 5:5 | kwamen op met hun vee en hun tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen
21 Ric 7:11 | den weg dergenen, die in tenten wonen, tegen het oosten
22 1Sa 4:10 | vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde een zeer
23 2Sa 11:11 | Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de
24 2Sa 19:8 | een iegelijk naar zijn tenten. ~
25 2Sa 20:1 | een iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~
26 2Sa 20:22 | een iegelijk naar zijn tenten; en Joab keerde weder naar
27 2Sa 22:12 | duisternis rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren,
28 1Kon 8:66| daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds over
29 1Kon 12:16| den zoon van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw
30 1Kon 12:16| Zo ging Israel naar zijn tenten. ~
31 1Kon 20:12| hij en de koningen in de tenten, dat hij zeide tot zijn
32 1Kon 20:16| dronk zich dronken in de tenten, hij en de koningen, de
33 2Kon 7:7 | gevloden, en hadden hun tenten gelaten, en hun paarden,
34 2Kon 7:10| en ezels aangebonden, en tenten, gelijk als zij waren. ~
35 2Kon 14:5 | kinderen Israels woonden in hun tenten, als te voren. ~
36 2Kon 15:12| vloden, een iegelijk in zijn tenten. ~
37 1Kro 4:41| Juda, en zij sloegen de tenten en woningen dergenen, die
38 1Kro 5:10| hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde
39 2Kro 11:16| Isai; een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw
40 2Kro 11:16| het ganse Israel naar zijn tenten. ~
41 2Kro 15:15| 15 En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden
42 2Kro 25:22| vloden een iegelijk in zijn tenten. ~
43 Job 11:14 | en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. ~
44 Job 12:6 | 6 De tenten der verwoesters hebben rust,
45 Job 15:34 | en het vuur verteert de tenten der geschenken. ~
46 Job 22:23 | het onrecht verre van uw tenten. ~
47 Psa 69:26 | paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner. ~
48 Psa 78:51 | beginsel der krachten in de tenten van Cham. ~
49 Psa 78:55 | de stammen Israels in hun tenten wonen. ~
50 Psa 83:7 | 7 De tenten van Edom en der Ismaelieten,
51 Psa 84:11 | dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. ~
52 Psa 106:25 | zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des HEEREN
53 Psa 118:15 | 15 In de tenten der rechtvaardigen is een
54 Psa 120:5 | in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone. ~
55 Hoo 1:5 | van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen
56 Jes 54:2 | Maak de plaats uwer tenten wijd, en dat men de gordijnen
57 Jer 4:20 | verstoord; haastelijk zijn mijn tenten verstoord, mijn gordijnen
58 Jer 6:3 | met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan;
59 Jer 30:18 | Ik zal de gevangenis der tenten Jakobs wenden, en Mij over
60 Jer 35:7 | hebben; maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat
61 Jer 35:10 | 10 En wij hebben in tenten gewoond; alzo hebben wij
62 Jer 49:29 | 29 Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun
63 Dan 11:45 | 45 En hij zal de tenten van zijn paleis planten
64 Hos 9:6 | doornen zullen in hun tenten zijn. ~
65 Hos 12:10 | Egypteland af; Ik zal u nog in tenten doen wonen, als in de dagen
66 Zac 12:7 | En de HEERE zal de tenten van Juda ten voorste behouden,
|