Book Chapter: Verse
1 1Kon 13:2 | worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de
2 2Kon 23:24| des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~
3 2Kon 23:26| hof van Uzza; en zijn zoon Josia werd koning in zijn plaats. ~ ~ ~
4 2Kon 24:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen
5 2Kon 24:3 | achttiende jaar van den koning Josia, dat de koning den schrijver
6 2Kon 25:16| 16 En als Josia zich omkeerde, zag hij de
7 2Kon 25:19| 19 Daartoe nam Josia ook weg al de huizen der
8 2Kon 25:23| achttiende jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE
9 2Kon 25:24| 24 En ook deed Josia weg de waarzeggers, en de
10 2Kon 25:28| der geschiedenissen van Josia, en al wat hij gedaan heeft,
11 2Kon 25:29| rivier Frath; en de koning Josia toog hem tegemoet, en hij
12 2Kon 25:30| lands nam Joahaz, den zoon Josia, en zalfden hem, en maakten
13 2Kon 25:34| Necho Eljakim, den zoon van Josia, koning, in de plaats van
14 2Kon 25:34| de plaats van zijn vader Josia, en veranderde zijn naam
15 1Kro 3:14| was Amon; zijn zoon was Josia. ~
16 1Kro 3:15| 15 De zonen van Josia nu waren dezen: de eerstgeborene
17 2Kro 33:25| des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~ ~
18 2Kro 34:1 | 1 Josia was acht jaren oud, toen
19 2Kro 34:33| 33 Josia dan deed alle gruwelen weg
20 2Kro 35:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha den HEERE te
21 2Kro 35:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein
22 2Kro 35:16| het gebod van den koning Josia. ~
23 2Kro 35:18| pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters en
24 2Kro 35:19| jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
25 2Kro 35:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid had,
26 2Kro 35:20| Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~
27 2Kro 35:22| 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet
28 2Kro 35:23| schutters schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot
29 2Kro 35:24| Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~
30 2Kro 35:25| maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers
31 2Kro 35:25| in hun klaagliederen van Josia, tot op dezen dag; want
32 2Kro 35:26| der geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden,
33 2Kro 36:1 | 1 Daarna hield Josia het pascha den HEERE te
34 2Kro 36:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, van klein
35 2Kro 36:16| het gebod van den koning Josia. ~
36 2Kro 36:18| pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters en
37 2Kro 36:19| jaar van het koninkrijk van Josia, werd dit pascha gehouden. ~
38 2Kro 36:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid had,
39 2Kro 36:20| Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~
40 2Kro 36:22| 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet
41 2Kro 36:23| schutters schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot
42 2Kro 36:24| Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~
43 2Kro 36:25| maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers
44 2Kro 36:25| in hun klaagliederen van Josia, tot op dezen dag; want
45 2Kro 36:26| der geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden,
46 2Kro 37:1 | lands Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten hem koning,
47 Jer 1:2 | geschiedde, in de dagen van Josia, zoon van Amon, koning van
48 Jer 1:3 | dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat
49 Jer 1:3 | jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat
50 Jer 3:6 | de dagen van den koning Josia: Hebt gij gezien, wat de
51 Jer 22:11 | van Sallum, den zoon van Josia, koning van Juda, die in
52 Jer 22:11 | de plaats van zijn vader Josia regeerde, die uit deze plaats
53 Jer 22:18 | alzo van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen
54 Jer 25:1 | jaar van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda (dit was
55 Jer 25:3 | Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den
56 Jer 26:1 | van Jojakim, den zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde
57 Jer 27:1 | koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde
58 Jer 35:1 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~
59 Jer 36:1 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, dat
60 Jer 36:2 | heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dag. ~
61 Jer 36:9 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, in
62 Jer 37:1 | En Zedekia, zoon van Josia, regeerde, koning zijnde,
63 Jer 45:1 | Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~
64 Jer 46:2 | van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. ~
65 Zep 1:1 | Hizkia; in de dagen van Josia, den zoon van Amon,
66 Zac 6:10 | en ga in ten huize van Josia, den zoon van Zefanja, dewelke
|