Book Chapter: Verse
1 Gen 13:11 | vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij
2 Gen 24:26 | 26 En Abimelech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat,
3 Gen 25:15 | zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar kleinsten
4 Gen 25:16 | vellen van de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en
5 Gen 28:55 | en zegende hen; en Laban trok heen, en keerde weder tot
6 Gen 35:19 | sluier van zich af, en zij trok aan de klederen van haar
7 Exo 4:6 | hand in zijn boezem; daarna trok hij ze uit, en ziet, zijn
8 Exo 4:7 | wederom in zijn boezem; daarna trok hij ze uit zijn boezem,
9 Exo 12:38 | 38 En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen,
10 Lev 8:7 | gordde hem met den gordel, en trok hem den mantel aan; en deed
11 Lev 8:13 | zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken aan, en gordde
12 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit,
13 Num 20:28 | zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan;
14 Num 22:21 | zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten van
15 Deu 3:1 | Og, de koning van Bazan, trok uit ons tegemoet, hij en
16 Joz 3:16 | werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover
17 Joz 4:10 | het volk haastte, en het trok over. ~
18 Joz 8:10 | monsterde het volk; en hij trok op, hij en de oudsten van
19 Joz 8:11 | 11 Ook trok al het krijgsvolk op, dat
20 Joz 8:26 | 26 Jozua trok ook zijn hand niet terug,
21 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning van Gezer,
22 Joz 10:34 | 34 En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon,
23 Ric 3:22 | lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn
24 Ric 4:14 | aangezicht henen uitgetogen? Zo trok Barak van den berg Thabor
25 Ric 7:20 | dood hen; maar de jongeling trok zijn zwaard niet uit, want
26 Ric 8:39 | 39 En Gaal trok uit voor het aangezicht
27 Ric 8:43 | zag toe, en ziet, het volk trok uit de stad, zo maakte hij
28 Ric 10:29 | Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead,
29 Ric 10:29 | en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen
30 Ric 10:32 | 32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen
31 Ric 18:10 | vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam tot tegenover
32 Ric 19:37 | Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor, en sloeg de ganse
33 Rut 4:7 | ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en
34 Rut 4:8 | Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit. ~
35 1Sa 14:23 | dien dage; en het leger trok over naar Beth-Aven. ~
36 1Sa 17:51 | nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en
37 1Sa 28:8 | Saul verstelde zich, en trok andere klederen aan, en
38 2Sa 18:4 | de poort, en al het volk trok uit bij honderden en bij
39 2Sa 22:17 | hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~
40 1Kon 6:32| hij met goud overtoog; ook trok hij goud over de cherubs
41 2Kon 12:17| 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie
42 2Kon 12:18| den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~
43 2Kon 13:17| 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie
44 2Kon 13:18| den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~
45 2Kon 27:4 | stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken
46 Ezra 9:3 | kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar mijns hoofds
47 Neh 2:13 | 13 En ik trok uit bij nacht door de Dalpoort,
48 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van
49 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van
50 Est 30:11 | dat kleed en dat paard, en trok het kleed Mordechai aan,
51 Psa 18:17 | hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~
52 Hoo 5:4 | 4 Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der
53 Jes 52:4 | HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte,
54 Jes 60:17 | 17 Want Hij trok gerechtigheid aan als een
55 Jes 60:17 | en de klederen der wraak trok Hij aan tot kleding, en
56 Eze 37:8 | er kwam vlees op; en Hij trok een huid boven over dezelve,
57 Hos 11:4 | 4 Ik trok ze met mensenzelen, met
58 Matt 26:51| waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande
59 Luk 4:42 | dag werd, ging Hij uit, en trok naar een woeste plaats;
60 Luk 20:9 | dien aan landlieden, en trok een langen tijd buitenslands. ~
61 Joha 18:10| dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des
62 Joha 21:11| Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol
63 Hand 10:27| der gevangenis geopend, trok een zwaard, en zou zichzelven
64 Hand 12:17| rechterstoel; en Gallio trok zich geen van deze dingen
65 Open 12:4 | 4 En zijn staart trok het derde deel der sterren
|