Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
troffen 2
trofimus 3
trogyllion 1
trok 65
trokken 32
trommel 6
trommelen 11
Frequency    [«  »]
65 gehoorzaam
65 gruwelen
65 simon
65 trok
65 verkondigen
65 vierde
65 wagen

Bijbel

IntraText - Concordances

trok

   Book Chapter: Verse
1 Gen 13:11 | vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij 2 Gen 24:26 | 26 En Abimelech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, 3 Gen 25:15 | zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar kleinsten 4 Gen 25:16 | vellen van de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en 5 Gen 28:55 | en zegende hen; en Laban trok heen, en keerde weder tot 6 Gen 35:19 | sluier van zich af, en zij trok aan de klederen van haar 7 Exo 4:6 | hand in zijn boezem; daarna trok hij ze uit, en ziet, zijn 8 Exo 4:7 | wederom in zijn boezem; daarna trok hij ze uit zijn boezem, 9 Exo 12:38 | 38 En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, 10 Lev 8:7 | gordde hem met den gordel, en trok hem den mantel aan; en deed 11 Lev 8:13 | zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken aan, en gordde 12 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit, 13 Num 20:28 | zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan; 14 Num 22:21 | zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten van 15 Deu 3:1 | Og, de koning van Bazan, trok uit ons tegemoet, hij en 16 Joz 3:16 | werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover 17 Joz 4:10 | het volk haastte, en het trok over. ~ 18 Joz 8:10 | monsterde het volk; en hij trok op, hij en de oudsten van 19 Joz 8:11 | 11 Ook trok al het krijgsvolk op, dat 20 Joz 8:26 | 26 Jozua trok ook zijn hand niet terug, 21 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning van Gezer, 22 Joz 10:34 | 34 En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon, 23 Ric 3:22 | lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn 24 Ric 4:14 | aangezicht henen uitgetogen? Zo trok Barak van den berg Thabor 25 Ric 7:20 | dood hen; maar de jongeling trok zijn zwaard niet uit, want 26 Ric 8:39 | 39 En Gaal trok uit voor het aangezicht 27 Ric 8:43 | zag toe, en ziet, het volk trok uit de stad, zo maakte hij 28 Ric 10:29 | Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead, 29 Ric 10:29 | en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen 30 Ric 10:32 | 32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen 31 Ric 18:10 | vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam tot tegenover 32 Ric 19:37 | Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor, en sloeg de ganse 33 Rut 4:7 | ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en 34 Rut 4:8 | Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit. ~ 35 1Sa 14:23 | dien dage; en het leger trok over naar Beth-Aven. ~ 36 1Sa 17:51 | nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en 37 1Sa 28:8 | Saul verstelde zich, en trok andere klederen aan, en 38 2Sa 18:4 | de poort, en al het volk trok uit bij honderden en bij 39 2Sa 22:17 | hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~ 40 1Kon 6:32| hij met goud overtoog; ook trok hij goud over de cherubs 41 2Kon 12:17| 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie 42 2Kon 12:18| den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~ 43 2Kon 13:17| 17 Toen trok Hazael, de koning van Syrie 44 2Kon 13:18| den koning van Syrie; toen trok hij op van Jeruzalem. ~ 45 2Kon 27:4 | stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken 46 Ezra 9:3 | kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar mijns hoofds 47 Neh 2:13 | 13 En ik trok uit bij nacht door de Dalpoort, 48 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van 49 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van 50 Est 30:11 | dat kleed en dat paard, en trok het kleed Mordechai aan, 51 Psa 18:17 | hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~ 52 Hoo 5:4 | 4      Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der 53 Jes 52:4 | HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, 54 Jes 60:17 | 17      Want Hij trok gerechtigheid aan als een 55 Jes 60:17 | en de klederen der wraak trok Hij aan tot kleding, en 56 Eze 37:8 | er kwam vlees op; en Hij trok een huid boven over dezelve, 57 Hos 11:4 | 4      Ik trok ze met mensenzelen, met 58 Matt 26:51| waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande 59 Luk 4:42 | dag werd, ging Hij uit, en trok naar een woeste plaats; 60 Luk 20:9 | dien aan landlieden, en trok een langen tijd buitenslands. ~ 61 Joha 18:10| dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des 62 Joha 21:11| Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol 63 Hand 10:27| der gevangenis geopend, trok een zwaard, en zou zichzelven 64 Hand 12:17| rechterstoel; en Gallio trok zich geen van deze dingen 65 Open 12:4 | 4 En zijn staart trok het derde deel der sterren


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License