Book Chapter: Verse
1 1Kro 4:20| 20 En de kinderen van Simon nu waren Amnon en Rinna,
2 Matt 4:18| twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas,
3 Matt 10:2 | apostelen zijn deze: de eerste, Simon, gezegd Petrus, en Andreas,
4 Matt 10:4 | 4 Simon Kananites, en Judas Iskariot,
5 Matt 13:55| broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas? ~
6 Matt 16:16| 16 En Simon Petrus, antwoordende, zeide:
7 Matt 16:17| tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! want vlees en
8 Matt 17:25| zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde,
9 Matt 26:6 | Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse, ~
10 Matt 27:32| man van Cyrene, met name Simon; deze dwongen zij, dat hij
11 Mark 1:16| de Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, zijn broeder,
12 Mark 1:29| kwamen zij in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus
13 Mark 1:36| 36 En Simon, en die met hem waren, zijn
14 Mark 3:16| 16 En Simon gaf Hij den toe naam Petrus; ~
15 Mark 3:18| Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites, ~
16 Mark 6:3 | en Joses, en van Judas en Simon, en zijn Zijn zusters niet
17 Mark 14:3 | Bethanie was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij
18 Mark 14:37| slapende, en zeide tot Petrus: Simon, slaapt gij? Kunt gij niet
19 Mark 15:21| 21 En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging,
20 Luk 4:38 | synagoge, ging in het huis van Simon; en Simons vrouws moeder
21 Luk 5:3 | die schepen, hetwelk van Simon was, en bad hem, dat hij
22 Luk 5:4 | van spreken, zeide Hij tot Simon: Steek af naar de diepte,
23 Luk 5:5 | 5 En Simon antwoordde en zeide tot
24 Luk 5:8 | 8 En Simon Petrus, dat ziende, viel
25 Luk 5:10 | Zebedeus, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot
26 Luk 5:10 | waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan
27 Luk 6:14 | 14 Namelijk Simon, welken Hij ook Petrus noemde;
28 Luk 6:15 | den zoon van Alfeus, en Simon genaamd Zelotes; ~
29 Luk 7:40 | antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen.
30 Luk 7:43 | 43 En Simon, antwoordende, zeide: Ik
31 Luk 7:44 | naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik
32 Luk 22:31 | 31 En de Heere zeide: Simon, Simon, ziet, de satan heeft
33 Luk 22:31 | En de Heere zeide: Simon, Simon, ziet, de satan heeft ulieden
34 Luk 23:26 | wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van
35 Luk 24:34 | waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien. ~
36 Joha 1:41| Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee,
37 Joha 1:42| vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben
38 Joha 1:43| aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij
39 Joha 6:8 | Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: ~
40 Joha 6:68| 68 Simon Petrus dan antwoordde Hem:
41 Joha 13:6 | 6 Hij dan kwam tot Simon Petrus; en die zeide tot
42 Joha 13:9 | 9 Simon Petrus zeide tot Hem: Heere,
43 Joha 13:24| 24 Simon Petrus dan wenkte dezen,
44 Joha 13:36| 36 Simon Petrus zeide tot Hem: Heere,
45 Joha 18:10| 10 Simon Petrus dan, hebbende een
46 Joha 18:15| 15 En Simon Petrus volgde Jezus, en
47 Joha 18:25| 25 En Simon Petrus stond en warmde zich.
48 Joha 20:2 | Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot den anderen
49 Joha 20:6 | 6 Simon Petrus dan kwam en volgde
50 Joha 21:2 | 2 Er waren te zamen Simon Petrus, en Thomas, gezegd
51 Joha 21:3 | 3 Simon Petrus zeide tot hen: Ik
52 Joha 21:7 | Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat
53 Joha 21:11| 11 Simon Petrus ging op, en trok
54 Joha 21:15| hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van
55 Joha 21:15| Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij
56 Joha 21:16| tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij
57 Joha 21:17| tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij
58 Hand 1:13| de zoon van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, de broeder
59 Hand 5:5 | mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus. ~
60 Hand 5:6 | Deze ligt te huis bij een Simon, lederbereider, die zijn
61 Hand 5:17| hebbende naar het huis van Simon, stonden aan de poort. ~
62 Hand 5:18| hebbende, vraagden zij, of Simon, toegenaamd Petrus, daar
63 Hand 5:32| dan naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus;
64 Hand 5:32| te huis in het huis van Simon, den lederbereider, aan
65 Hand 6:13| mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd is Petrus; ~
|