Book Chapter: Verse
1 Gen 18:2 | zeide: Ziet nu, mijne heren! keert toch in ten huize van uw
2 Gen 39:2 | hun vader tot hen zeide: Keert wederom, koopt ons een weinig
3 Gen 39:13 | broeder mede, en maakt u op, keert weder tot dien man. ~
4 Gen 40:25 | onze vader gezegd heeft: Keert weder. koopt ons een weinig
5 Exo 32:27 | zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort
6 Exo 33:27 | zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort
7 Deu 1:7 | 7 Keert u, en vertrekt, en gaat
8 Deu 1:40 | 40 Gij daarentegen, keert u, en reist naar de woestijn,
9 Deu 2:3 | gebergte genoeg omgetogen; keert u naar het noorden; ~
10 Deu 5:30 | 30 Ga, zeg hun: Keert weder naar uw tenten. ~
11 Joz 16:6 | noorden, en deze landpale keert zich om tegen het oosten
12 Joz 18:14 | En die landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek
13 Joz 19:14 | 14 En deze landpale keert zich om tegen het noorden
14 Joz 19:29 | de vaste stad Tyrus; dan keert deze landpale naar Hosa,
15 Joz 23:4 | gelijk Hij hun toegezegd had; keert dan nu wederom, en gaat
16 Joz 23:8 | sprak tot hen, zeggende: Keert weder tot uw tenten met
17 Rut 1:8 | schoondochters: Gaat heen, keert weder, een iegelijk tot
18 Rut 1:11 | 11 Maar Naomi zeide: Keert weder, mijn dochters! Waarom
19 Rut 1:12 | 12 Keert weder, mijn dochters! Gaat
20 2Kon 1:6 | zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die
21 2Kon 23:13| men wist dien uit, en men keert hem om op zijn holligheid. ~
22 Job 6:29 | 29 Keert toch weder, laat er geen
23 Job 6:29 | geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn gerechtigheid
24 Job 7:19 | 19 Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en
25 Job 10:16 | leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk
26 Job 12:19 | beroofd weg, en de machtigen keert Hij om. ~
27 Job 15:13 | 13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen
28 Job 17:10 | 10 Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want
29 Job 28:9 | de keiachtige rots, hij keert de bergen van den wortel
30 Job 34:25 | Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en
31 Job 36:45 | 12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen
32 Job 38:25 | wordt niet ontsteld, en keert niet wederom vanwege het
33 Psa 39:11 | 11 Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft
34 Psa 73:10 | 10 Daarom keert zich Zijn volk hiertoe,
35 Psa 90:3 | verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! ~
36 Psa 146:4 | Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde;
37 Psa 146:9 | maar der goddelozen weg keert Hij om. ~
38 Spre 1:23| 23 Keert u tot Mijn bestraffing;
39 Spre 15:1 | Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar
40 Spre 26:14| 14 Een deur keert om op haar herre, alzo de
41 Pred 1:6 | steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen. ~
42 Pred 12:7 | het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en
43 Pred 12:7 | en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. ~
44 Jes 5:25 | der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af,
45 Jes 9:11 | vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af,
46 Jes 9:12 | 12 Want dit volk keert zich niet tot Dien, Die
47 Jes 9:16 | dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af,
48 Jes 9:20 | Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af,
49 Jes 10:4 | de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af,
50 Jes 21:12 | gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. ~
51 Jes 24:1 | maakt het woest; en Hij keert deszelfs gestaltenis om,
52 Jer 3:22 | 22 Keert weder, gij afkerige kinderen!
53 Jer 8:5 | 5 Waarom keert dan dit volk te Jeruzalem
54 Jer 8:6 | heb ik gedaan? Een ieder keert zich om in zijn loop,
55 Eze 14:6 | Heere HEERE: Bekeert u, en keert u af van uw drekgoden, en
56 Eze 14:6 | af van uw drekgoden, en keert uw aangezichten af van al
57 Eze 18:30 | spreekt de Heere HEERE, keert weder, en bekeert u van
58 Zac 1:3 | de HEERE der heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de
59 Zac 9:12 | 12 Keert gijlieden weder tot de sterkte,
60 Mal 3:7 | en hebt ze niet bewaard; keert weder tot Mij, en Ik zal
61 Matt 5:39| op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; ~
62 Matt 5:42| die iets van u bidt, en keert u niet af van dengene, die
63 Luk 15:8 | ontsteekt niet een kaars, en keert het huis met bezemen, en
64 Gal 4:9 | van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke
|