Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
mijamin 3
mijl 1
mijlen 1
mijn 4422
mijne 25
mijnen 3
mijnentwege 3
Frequency    [«  »]
5303 met
5157 op
4462 als
4422 mijn
4250 want
4160 mij
4039 aan

Bijbel

IntraText - Concordances

mijn

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422

     Book Chapter: Verse
2501 Psa 143:10 | welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide 2502 Psa 143:11 | om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, 2503 Psa 143:12 | 12 En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, 2504 Psa 143:12 | breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik 2505 Psa 144:1 | Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen 2506 Psa 144:1 | HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, 2507 Psa 144:1 | onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog; ~ 2508 Psa 144:2 | 2 Mijn Goedertierenheid en mijn 2509 Psa 144:2 | Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek 2510 Psa 144:2 | Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder 2511 Psa 144:2 | Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn 2512 Psa 144:2 | mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij 2513 Psa 144:2 | Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! ~ 2514 Psa 145:1 | lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal 2515 Psa 145:21 | 21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN 2516 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~ 2517 Psa 146:2 | zal den HEERE prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, 2518 Psa 146:2 | prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl 2519 Spre 1:8 | 8      Mijn zoon! hoor de tucht uws 2520 Spre 1:10 | 10      Mijn zoon! indien de zondaars 2521 Spre 1:15 | 15      Mijn zoon! wandel niet met hen 2522 Spre 1:23 | 23      Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal 2523 Spre 1:23 | bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk 2524 Spre 1:23 | overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. ~ 2525 Spre 1:24 | gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en 2526 Spre 1:25 | 25      En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn 2527 Spre 1:25 | Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild 2528 Spre 1:30 | 30      Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al 2529 Spre 1:30 | raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij 2530 Spre 2:1 | 1      Mijn zoon! zo gij mijn redenen 2531 Spre 2:1 | 1      Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn 2532 Spre 2:1 | mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt; ~ 2533 Spre 3:1 | 1      Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, 2534 Spre 3:1 | Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware 2535 Spre 3:1 | niet, maar uw hart beware mijn geboden. ~ 2536 Spre 3:11 | 11      Mijn zoon! verwerp de tucht des 2537 Spre 3:21 | 21      Mijn zoon! laat ze niet afwijken 2538 Spre 4:2 | goede leer geve, verlaat mijn wet niet. ~ 2539 Spre 4:4 | zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud 2540 Spre 4:4 | woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef. ~ 2541 Spre 4:10 | 10      Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen 2542 Spre 4:10 | Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren 2543 Spre 4:20 | 20      Mijn zoon! merk op mijn woorden, 2544 Spre 4:20 | Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot 2545 Spre 4:20 | woorden, neig uw oor tot mijn redenen. ~ 2546 Spre 5:1 | 1      Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, 2547 Spre 5:1 | Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot 2548 Spre 5:1 | wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand; ~ 2549 Spre 5:12 | heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! ~ 2550 Spre 5:13 | mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! ~ 2551 Spre 5:13 | noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! ~ 2552 Spre 5:20 | En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, 2553 Spre 6:1 | 1      Mijn zoon! zo gij voor uw naaste 2554 Spre 6:3 | 3      Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij 2555 Spre 6:20 | 20      Mijn zoon, bewaar het gebod uws 2556 Spre 7:1 | 1      Mijn zoon, bewaar mijn redenen, 2557 Spre 7:1 | 1      Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden 2558 Spre 7:1 | bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg. ~ 2559 Spre 7:2 | 2      Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn 2560 Spre 7:2 | mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen. ~ 2561 Spre 7:4 | tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand 2562 Spre 7:6 | Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek 2563 Spre 7:6 | venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit; ~ 2564 Spre 7:14 | zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald; ~ 2565 Spre 7:16 | 16      Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad 2566 Spre 7:17 | 17      Ik heb mijn leger met mirre, aloe en 2567 Spre 8:4 | u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. ~ 2568 Spre 8:7 | 7      Want Mijn gehemelte zal de waarheid 2569 Spre 8:7 | en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. ~ 2570 Spre 8:10 | 10      Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, 2571 Spre 8:19 | 19      Mijn vrucht is beter dan uitgegraven 2572 Spre 8:19 | goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. ~ 2573 Spre 8:21 | 21      Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven 2574 Spre 8:31 | wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de 2575 Spre 8:32 | welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren. ~ 2576 Spre 8:34 | hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de 2577 Spre 9:5 | 5      Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den 2578 Spre 19:27 | 27      Laat af, mijn zoon, horende de tucht, 2579 Spre 20:9 | Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein 2580 Spre 20:9 | gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? ~ 2581 Spre 22:17 | wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; ~ 2582 Spre 23:15 | 15      Mijn zoon! zo uw hart wijs is, 2583 Spre 23:15 | zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, 2584 Spre 23:16 | 16      En mijn nieren zullen van vreugde 2585 Spre 23:19 | 19      Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt 2586 Spre 23:26 | 26      Mijn zoon! geef mij uw hart, 2587 Spre 23:26 | uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren. ~ 2588 Spre 24:13 | 13      Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, 2589 Spre 24:21 | 21      Mijn zoon! vrees den HEERE en 2590 Spre 27:11 | 11      Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; 2591 Spre 27:11 | mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader 2592 Spre 27:11 | verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden 2593 Spre 31:2 | 2      Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns 2594 Pred 1:13 | 13      En ik begaf mijn hart om met wijsheid te 2595 Pred 1:16 | 16      Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik 2596 Pred 1:16 | Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid 2597 Pred 1:17 | 17      En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap 2598 Pred 2:1 | 1      Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal 2599 Pred 2:3 | 3      Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn 2600 Pred 2:3 | mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den 2601 Pred 2:3 | wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om 2602 Pred 2:9 | Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid mij bij. ~ 2603 Pred 2:10 | 10      En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok 2604 Pred 2:10 | hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, 2605 Pred 2:10 | van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege 2606 Pred 2:10 | was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn 2607 Pred 2:10 | mijn arbeid; en dit was mijn deel      van al mijn arbeid. ~ 2608 Pred 2:10 | was mijn deel      van al mijn arbeid. ~ 2609 Pred 2:11 | Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen 2610 Pred 2:11 | tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en 2611 Pred 2:15 | 15      Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze 2612 Pred 2:15 | gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat      ook hetzelve 2613 Pred 2:18 | 18      Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid 2614 Pred 2:19 | zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid 2615 Pred 2:20 | Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over 2616 Pred 3:17 | 17      Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige 2617 Pred 3:18 | 18      Ik zeide in mijn hart van de positie der 2618 Pred 4:8 | arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het 2619 Pred 7:25 | Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om 2620 Pred 7:28 | 28      Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik 2621 Pred 8:9 | alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle werk, 2622 Pred 8:16 | 16      Als ik mijn hart begaf, om wijsheid 2623 Pred 9:1 | Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart gelegd, opdat ik dit 2624 Pred 12:12 | En wat boven dezelve is, mijn zoon! wees gewaarschuwd; 2625 Hoo 1:6 | hoederin der      wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, 2626 Hoo 1:7 | Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij 2627 Hoo 1:9 | 9      Mijn vriendin! Ik vergelijk u 2628 Hoo 1:12 | Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk. ~ 2629 Hoo 1:13 | 13      Mijn Liefste is mij een bundeltje 2630 Hoo 1:13 | bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht. ~ 2631 Hoo 1:14 | 14      Mijn Liefste is mij een tros 2632 Hoo 1:15 | Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt 2633 Hoo 1:16 | Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; 2634 Hoo 2:2 | onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. ~ 2635 Hoo 2:3 | de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; 2636 Hoo 2:3 | onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. ~ 2637 Hoo 2:6 | Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand 2638 Hoo 2:9 | 9      Mijn Liefste is gelijk een ree, 2639 Hoo 2:10 | 10      Mijn Liefste antwoordt, en zegt 2640 Hoo 2:10 | en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en 2641 Hoo 2:10 | Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom! ~ 2642 Hoo 2:13 | jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en 2643 Hoo 2:13 | Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom! ~ 2644 Hoo 2:14 | 14      Mijn duive, zijnde in de kloven 2645 Hoo 2:16 | 16      Mijn Liefste is mijn, en ik ben 2646 Hoo 2:16 | 16      Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt 2647 Hoo 2:17 | schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk 2648 Hoo 3:1 | Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel 2649 Hoo 3:1 | op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht 2650 Hoo 3:2 | ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht 2651 Hoo 3:3 | Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft? 2652 Hoo 3:4 | weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield 2653 Hoo 4:1 | Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt 2654 Hoo 4:7 | Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen 2655 Hoo 4:9 | hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt 2656 Hoo 4:10 | is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel 2657 Hoo 4:12 | 12      Mijn zuster, o bruid! gij zijt 2658 Hoo 4:16 | Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen 2659 Hoo 4:16 | specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, 2660 Hoo 5:1 | 1      Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, 2661 Hoo 5:1 | ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb 2662 Hoo 5:1 | zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; 2663 Hoo 5:1 | heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten 2664 Hoo 5:1 | met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig 2665 Hoo 5:1 | heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn 2666 Hoo 5:1 | Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn      2667 Hoo 5:1 | heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn      melk gedronken. Eet, 2668 Hoo 5:2 | 2      Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns 2669 Hoo 5:2 | klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn 2670 Hoo 5:2 | Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn 2671 Hoo 5:2 | Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want 2672 Hoo 5:2 | Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd 2673 Hoo 5:2 | duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met      2674 Hoo 5:2 | is vervuld met      dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen. ~ 2675 Hoo 5:3 | 3      Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal 2676 Hoo 5:3 | weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal 2677 Hoo 5:4 | 4      Mijn Liefste trok Zijn hand van 2678 Hoo 5:4 | van het gat der deur; en mijn ingewand werd ontroerd om 2679 Hoo 5:5 | 5      Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en 2680 Hoo 5:5 | Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, 2681 Hoo 5:5 | handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, 2682 Hoo 5:6 | 6      Ik deed mijn Liefste open, maar mijn 2683 Hoo 5:6 | mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij 2684 Hoo 5:6 | geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn 2685 Hoo 5:7 | wachters op de muren namen mijn sluier van mij. ~ 2686 Hoo 5:8 | van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult 2687 Hoo 5:10 | 10      Mijn Liefste is blank en rood, 2688 Hoo 5:16 | begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is 2689 Hoo 5:16 | Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van 2690 Hoo 6:2 | 2      Mijn Liefste is afgegaan in Zijn 2691 Hoo 6:3 | Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder 2692 Hoo 6:3 | Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de lelien weidt. ~ 2693 Hoo 6:4 | 4      Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, 2694 Hoo 6:9 | 9      Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de 2695 Hoo 6:9 | Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer 2696 Hoo 6:12 | Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn 2697 Hoo 6:12 | mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk. ~ 2698 Hoo 7:9 | goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de 2699 Hoo 7:11 | 11      Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan 2700 Hoo 7:12 | uitbotten; daar zal ik U mijn      uitnemende liefde geven. ~ 2701 Hoo 7:13 | vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik voor 2702 Hoo 8:2 | geven, en van het sap van mijn granaatappelen. ~ 2703 Hoo 8:3 | Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand 2704 Hoo 8:10 | Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens. 2705 Hoo 8:12 | 12      Mijn wijngaard, dien ik heb, 2706 Hoo 8:12 | wijngaard, dien ik heb, is voor mijn aangezicht; de duizend zilverlingen 2707 Hoo 8:14 | 14      Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk 2708 Jes 1:3 | Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. ~ 2709 Jes 1:12 | Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, 2710 Jes 1:12 | uw hand geeist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? ~ 2711 Jes 1:14 | gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een 2712 Jes 1:15 | handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer 2713 Jes 1:16 | uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad 2714 Jes 1:24 | Ik zal Mij troosten van Mijn wederpartijders. Ik zal 2715 Jes 1:24 | wederpartijders. Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. ~ 2716 Jes 1:25 | 25      En Ik zal Mijn hand tegen u keren, en Ik 2717 Jes 3:7 | geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een 2718 Jes 3:12 | heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, verleiden 2719 Jes 3:15 | Wat is ulieden, dat gij Mijn volk verbrijzelt, en de 2720 Jes 5:1 | 1      Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten 2721 Jes 5:1 | zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard 2722 Jes 5:3 | toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard. ~ 2723 Jes 5:4 | Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan 2724 Jes 5:5 | nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal 2725 Jes 5:9 | 9      Voor mijn oren heeft de HEERE der 2726 Jes 5:13 | 13      Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd 2727 Jes 6:5 | onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den      Koning, 2728 Jes 6:7 | 7      En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: 2729 Jes 7:13 | moede maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? ~ 2730 Jes 8:4 | knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! 2731 Jes 8:4 | roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom 2732 Jes 8:16 | toe; verzegel de wet onder mijn leerlingen. ~ 2733 Jes 10:5 | roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok 2734 Jes 10:8 | Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? ~ 2735 Jes 10:10 | 10      Gelijk als mijn hand gevonden heeft de koninkrijken 2736 Jes 10:13 | heb ik het gedaan, en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig; 2737 Jes 10:14 | 14      En mijn hand heeft gevonden het 2738 Jes 10:24 | heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! 2739 Jes 10:25 | worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. ~ 2740 Jes 12:2 | 2   Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen 2741 Jes 12:2 | want de Heere HEERE is mijn Sterkte en mijn Psalm, en 2742 Jes 12:2 | HEERE is mijn Sterkte en mijn Psalm, en Hij is mij tot 2743 Jes 13:3 | 3      Ik heb aan Mijn geheiligden bevel gegeven; 2744 Jes 13:3 | gegeven; ook heb Ik tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, 2745 Jes 13:3 | tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, de vrolijken Mijner 2746 Jes 14:13 | hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods 2747 Jes 14:25 | 25      Dat Ik Assur in Mijn land zal verbreken, en hem 2748 Jes 14:25 | zal verbreken, en hem op Mijn bergen vertreden; opdat 2749 Jes 15:5 | 5   Mijn hart schreeuwt over Moab, 2750 Jes 16:4 | 4      Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, 2751 Jes 16:9 | Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! 2752 Jes 16:11 | 11      Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als 2753 Jes 16:11 | over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-heres. ~ 2754 Jes 18:4 | zal stil zijn, en zien in Mijn woning, als de glinsterende 2755 Jes 19:25 | zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en 2756 Jes 19:25 | Mijner handen, en Israel, Mijn erfdeel! ~  ~  ~  ~ ~ 2757 Jes 20:3 | zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets 2758 Jes 21:3 | 3      Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, 2759 Jes 21:4 | 4      Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt 2760 Jes 21:8 | geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. ~ 2761 Jes 21:10 | 10      O mijn dorsing, en de tarwe mijns 2762 Jes 22:14 | heirscharen heeft Zich voor mijn oren geopenbaard, zeggende: 2763 Jes 22:20 | dage geschieden, dat Ik Mijn knecht, Eljakim, den zoon 2764 Jes 25:1 | 1      HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, 2765 Jes 26:9 | 9      Met mijn ziel heb ik U begeerd in 2766 Jes 26:9 | den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste 2767 Jes 26:19 | doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen 2768 Jes 26:20 | 20      Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste 2769 Jes 27:5 | 5      Of hij moest Mijn sterkte aangrijpen, hij 2770 Jes 28:23 | Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort 2771 Jes 28:23 | stem, merkt op en hoort mijn rede! ~ 2772 Jes 29:23 | midden van hen, zullen zij Mijn Naam heiligen; en zij zullen 2773 Jes 30:1 | bedekken, maar niet uit Mijn Geest, om      zonde tot 2774 Jes 30:2 | trekken in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken 2775 Jes 32:9 | gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die 2776 Jes 32:9 | die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore. ~ 2777 Jes 32:18 | 18      En mijn volk zal in een woonplaats 2778 Jes 33:13 | die nabij zijt, bekent Mijn macht! ~ 2779 Jes 34:5 | 5      Want Mijn zwaard is dronken geworden 2780 Jes 34:16 | ander zal men missen; want mijn mond zelf heeft het geboden, 2781 Jes 36:8 | Nu dan, wed toch met mijn heer, den koning van Assyrie; 2782 Jes 36:12 | Maar Rabsake zeide: Heeft mijn heer mij tot uw heer en 2783 Jes 36:19 | Hebben zij ook Samaria van mijn hand gered? ~ 2784 Jes 36:20 | landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de 2785 Jes 36:20 | dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand zou redden? ~ 2786 Jes 37:12 | de goden der volken die mijn vaders verdorven hebben, 2787 Jes 37:25 | gedronken; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren 2788 Jes 37:29 | en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo zal 2789 Jes 37:29 | opgekomen is, zo zal Ik Mijn haak in uw neus leggen, 2790 Jes 37:29 | haak in uw neus leggen, en Mijn gebit in uw lippen, en Ik 2791 Jes 38:12 | 12      Mijn levenstijd is weggetogen, 2792 Jes 38:12 | eens herders hut; ik heb mijn leven afgesneden, gelijk 2793 Jes 38:13 | een leeuw, alzo zal Hij al mijn beenderen breken; van den 2794 Jes 38:14 | ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; 2795 Jes 38:14 | word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. ~ 2796 Jes 38:15 | al zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid 2797 Jes 38:16 | dit alles is het leven van mijn geest; want Gij hebt mij 2798 Jes 38:17 | bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, 2799 Jes 38:17 | kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug      2800 Jes 38:20 | verlossen; daarom zullen wij op mijn snarenspel spelen; al de 2801 Jes 39:4 | hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding is er 2802 Jes 39:4 | huis is; geen ding is er in mijn schatten, dat ik hun niet 2803 Jes 39:8 | zij vrede en waarheid in mijn dagen! ~  ~ 2804 Jes 40:1 | 1      Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. ~ 2805 Jes 40:27 | Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen, 2806 Jes 40:27 | den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God 2807 Jes 40:27 | en mijn recht gaat van mijn God voorbij? ~ 2808 Jes 41:8 | 8      Maar gij, Israel, Mijn knecht! gij Jakob, dien 2809 Jes 41:8 | heb! het zaad van Abraham, Mijn liefhebber! ~ 2810 Jes 41:9 | en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, 2811 Jes 41:25 | opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal 2812 Jes 42:1 | 1      Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, 2813 Jes 42:1 | Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken 2814 Jes 42:1 | Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! 2815 Jes 42:1 | welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij 2816 Jes 42:8 | Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik 2817 Jes 42:8 | HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen 2818 Jes 42:8 | geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden beelden. ~ 2819 Jes 42:19 | Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk 2820 Jes 42:19 | knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie 2821 Jes 43:1 | naam geroepen, gij zijt Mijn. ~ 2822 Jes 43:4 | kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt 2823 Jes 43:6 | Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn 2824 Jes 43:6 | Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der 2825 Jes 43:7 | Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien 2826 Jes 43:7 | dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd 2827 Jes 43:10 | 10      Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, 2828 Jes 43:10 | getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren 2829 Jes 43:12 | onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, 2830 Jes 43:13 | en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal 2831 Jes 43:20 | rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen 2832 Jes 43:20 | wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinken      2833 Jes 43:21 | Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. ~ 2834 Jes 44:1 | 1      Maar hoor nu Mijn knecht Jakob, en Israel, 2835 Jes 44:2 | helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, 2836 Jes 44:3 | stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, 2837 Jes 44:3 | Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. ~ 2838 Jes 44:8 | verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een 2839 Jes 44:17 | Red mij, want gij zijt mijn god! ~ 2840 Jes 44:20 | Is er niet een leugen in mijn rechterhand? ~ 2841 Jes 44:21 | en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd; 2842 Jes 44:21 | heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult 2843 Jes 44:28 | Die van Cores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn 2844 Jes 44:28 | Mijn herder, en hij zal al Mijn welgevallen volbrengen; 2845 Jes 45:11 | toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij 2846 Jes 45:12 | daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen 2847 Jes 45:13 | Ik recht maken; hij zal Mijn stad bouwen, en hij zal 2848 Jes 45:13 | stad bouwen, en hij zal Mijn gevangenen loslaten, niet 2849 Jes 45:23 | woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal 2850 Jes 46:10 | geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik 2851 Jes 46:10 | zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen. ~ 2852 Jes 46:13 | 13      Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij 2853 Jes 46:13 | zal niet verre wezen, en Mijn heil zal niet vertoeven; 2854 Jes 46:13 | geven in Sion, aan Israel Mijn heerlijkheid. ~  ~ 2855 Jes 47:6 | 6      Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde 2856 Jes 47:6 | toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over 2857 Jes 48:3 | verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen, 2858 Jes 48:5 | misschien zoudt zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan, 2859 Jes 48:5 | heeft die dingen gedaan, of mijn      gesneden beeld, of 2860 Jes 48:5 | gesneden beeld, of mijn gegoten beeld heeft ze bevolen. ~ 2861 Jes 48:9 | Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer uitstellen, 2862 Jes 48:11 | ontheiligd worden? en Ik zal Mijn eer aan geen ander geven. ~ 2863 Jes 48:12 | o Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; 2864 Jes 48:13 | 13      Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en 2865 Jes 48:13 | hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen 2866 Jes 48:18 | 18      Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! 2867 Jes 48:19 | noch verdelgd van voor Mijn      aangezicht. ~ 2868 Jes 49:1 | moeders ingewand af heeft Hij Mijn Naam gemeld. ~ 2869 Jes 49:2 | 2      En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp 2870 Jes 49:3 | tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israel, door Welken 2871 Jes 49:4 | vergeefs gearbeid, Ik heb Mijn kracht onnuttelijk en ijdelijk 2872 Jes 49:4 | toegebracht; gewisselijk, Mijn recht is bij den HEERE, 2873 Jes 49:4 | recht is bij den HEERE, en Mijn werkloon is bij Mijn God. ~ 2874 Jes 49:4 | en Mijn werkloon is bij Mijn God. ~ 2875 Jes 49:5 | in de ogen des HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~ 2876 Jes 49:5 | HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~ 2877 Jes 49:6 | een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het 2878 Jes 49:11 | 11      En Ik zal al Mijn bergen tot een weg maken, 2879 Jes 49:11 | bergen tot een weg maken, en Mijn banen zullen verhoogd zijn. ~ 2880 Jes 49:22 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen tot de heidenen, 2881 Jes 49:22 | en tot de volken zal Ik Mijn banier opsteken; dan zullen 2882 Jes 50:1 | weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik 2883 Jes 50:2 | en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, 2884 Jes 50:2 | te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee 2885 Jes 50:6 | 6      Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, 2886 Jes 50:6 | dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij 2887 Jes 50:6 | Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet 2888 Jes 50:7 | te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een 2889 Jes 50:11 | hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in      smart zult 2890 Jes 51:4 | Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt 2891 Jes 51:4 | naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt naar Mij het 2892 Jes 51:4 | van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een 2893 Jes 51:5 | 5      Mijn gerechtigheid is nabij, 2894 Jes 51:5 | gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn 2895 Jes 51:5 | Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten; 2896 Jes 51:5 | eilanden wachten, en op Mijn arm zullen zij hopen. ~ 2897 Jes 51:6 | van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, 2898 Jes 51:6 | zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken 2899 Jes 51:7 | gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid 2900 Jes 51:8 | ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid 2901 Jes 51:8 | zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten. ~ 2902 Jes 51:16 | 16      En Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek 2903 Jes 51:16 | zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn      volk. ~ 2904 Jes 52:4 | HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als 2905 Jes 52:5 | spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen 2906 Jes 52:5 | huilen, spreekt de HEERE, en Mijn      Naam geduriglijk den 2907 Jes 52:6 | 6      Daarom zal Mijn volk, daarom zal het Mijn 2908 Jes 52:6 | Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam in dien dag kennen, 2909 Jes 52:13 | 13      Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk 2910 Jes 53:11 | worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, 2911 Jes 54:8 | een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik 2912 Jes 54:10 | heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van 2913 Jes 55:8 | 8      Want Mijn gedachten zijn niet ulieder 2914 Jes 55:8 | gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~ 2915 Jes 55:9 | dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, 2916 Jes 55:9 | wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. ~ 2917 Jes 55:11 | 11      Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond 2918 Jes 55:11 | zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, 2919 Jes 56:8 | 8      Want Mijn gedachten zijn niet ulieder 2920 Jes 56:8 | gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~ 2921 Jes 56:9 | dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, 2922 Jes 56:9 | wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. ~ 2923 Jes 56:11 | 11      Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond 2924 Jes 56:11 | zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, 2925 Jes 57:1 | doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, 2926 Jes 57:1 | is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard 2927 Jes 57:4 | HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen 2928 Jes 57:4 | lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond; ~ 2929 Jes 57:5 | 5      Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren 2930 Jes 57:5 | ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een 2931 Jes 57:6 | niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden; ~ 2932 Jes 57:7 | Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal 2933 Jes 57:7 | Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers 2934 Jes 57:7 | zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn      huis 2935 Jes 57:7 | wezen op Mijn altaar; want Mijn      huis zal een bedehuis 2936 Jes 58:13 | het aardrijk erven, en Mijn heiligen berg erfelijk bezitten. ~ 2937 Jes 58:16 | want de geest zou van voor Mijn aangezicht overstelpt worden, 2938 Jes 58:21 | De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. ~  ~ 2939 Jes 59:1 | een bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en 2940 Jes 59:13 | van te doen uw lust op Mijn heiligen dag; en indien 2941 Jes 60:21 | Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de 2942 Jes 60:21 | met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn 2943 Jes 60:21 | Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond 2944 Jes 61:7 | met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis 2945 Jes 61:10 | zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, 2946 Jes 61:10 | heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over 2947 Jes 62:10 | zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn 2948 Jes 62:10 | mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij 2949 Jes 63:4 | gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw 2950 Jes 64:3 | en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt 2951 Jes 64:3 | en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht 2952 Jes 64:3 | kracht is      gesprengd op Mijn klederen, en al Mijn gewaad 2953 Jes 64:3 | op Mijn klederen, en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. ~ 2954 Jes 64:4 | de dag der wraak was in Mijn hart, en het jaar Mijner 2955 Jes 64:5 | ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en 2956 Jes 64:5 | arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid heeft Mij      2957 Jes 64:6 | heb de volken vertreden in Mijn toorn, en Ik heb hen dronken 2958 Jes 64:6 | heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid; en Ik heb hun 2959 Jes 64:8 | Hij zeide: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen, die niet 2960 Jes 66:1 | tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb 2961 Jes 66:2 | 2      Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen 2962 Jes 66:3 | geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, 2963 Jes 66:5 | Dezen zijn een rook in Mijn neus, een vuur, den gansen 2964 Jes 66:6 | 6      Ziet, het is voor Mijn aangezicht geschreven; Ik 2965 Jes 66:9 | Juda een erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen 2966 Jes 66:9 | erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen zullen het 2967 Jes 66:9 | het erfelijk bezitten, en Mijn knechten zullen aldaar wonen. ~ 2968 Jes 66:10 | tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~ 2969 Jes 66:12 | gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen, 2970 Jes 66:13 | Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch 2971 Jes 66:13 | gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken, 2972 Jes 66:13 | gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn      knechten zullen blijde 2973 Jes 66:14 | 14      Ziet, Mijn knechten zullen juichen 2974 Jes 66:15 | En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen tot een vervloeking 2975 Jes 66:16 | zijn, en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn. ~ 2976 Jes 66:19 | Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet 2977 Jes 66:22 | de dagen eens booms, en Mijn      uitverkorenen zullen 2978 Jes 66:25 | kwaad doen noch verderven op Mijn gansen      heiligen berg 2979 Jes 67:1 | zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de 2980 Jes 67:2 | 2      Want Mijn hand heeft al deze dingen 2981 Jes 67:2 | geest, en die voor      Mijn woord beeft. ~ 2982 Jes 67:4 | maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen 2983 Jes 67:18 | zullen komen, en zij zullen Mijn heerlijkheid zien. ~ 2984 Jes 67:19 | ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch 2985 Jes 67:19 | gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; 2986 Jes 67:19 | gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen 2987 Jes 67:20 | en op snelle lopers, naar Mijn      heiligen berg toe, 2988 Jes 67:22 | die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan, 2989 Jes 67:23 | zal om aan te bidden voor Mijn aangezicht, zegt      de 2990 Jer 1:9 | Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide 2991 Jer 1:9 | zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. ~ 2992 Jer 1:12 | Ik zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen. ~ 2993 Jer 1:16 | 16      En Ik zal Mijn oordelen tegen hen uitspreken 2994 Jer 2:7 | kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis 2995 Jer 2:7 | gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot      een gruwel. ~ 2996 Jer 2:11 | goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd 2997 Jer 2:13 | 13      Want Mijn volk heeft twee boosheden 2998 Jer 2:19 | HEERE, uw God, verlaat, en Mijn vreze niet bij u is, spreekt      2999 Jer 2:22 | uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt 3000 Jer 2:27 | een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen:


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License