1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422
Book Chapter: Verse
2501 Psa 143:10 | welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide
2502 Psa 143:11 | om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid,
2503 Psa 143:12 | 12 En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid,
2504 Psa 143:12 | breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik
2505 Psa 144:1 | Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen
2506 Psa 144:1 | HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde,
2507 Psa 144:1 | onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog; ~
2508 Psa 144:2 | 2 Mijn Goedertierenheid en mijn
2509 Psa 144:2 | Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek
2510 Psa 144:2 | Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder
2511 Psa 144:2 | Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn
2512 Psa 144:2 | mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij
2513 Psa 144:2 | Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! ~
2514 Psa 145:1 | lofzang van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal
2515 Psa 145:21 | 21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN
2516 Psa 146:1 | 1 Hallelujah! O mijn ziel! prijs den HEERE. ~
2517 Psa 146:2 | zal den HEERE prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen,
2518 Psa 146:2 | prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl
2519 Spre 1:8 | 8 Mijn zoon! hoor de tucht uws
2520 Spre 1:10 | 10 Mijn zoon! indien de zondaars
2521 Spre 1:15 | 15 Mijn zoon! wandel niet met hen
2522 Spre 1:23 | 23 Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal
2523 Spre 1:23 | bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk
2524 Spre 1:23 | overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. ~
2525 Spre 1:24 | gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en
2526 Spre 1:25 | 25 En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn
2527 Spre 1:25 | Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild
2528 Spre 1:30 | 30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al
2529 Spre 1:30 | raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij
2530 Spre 2:1 | 1 Mijn zoon! zo gij mijn redenen
2531 Spre 2:1 | 1 Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn
2532 Spre 2:1 | mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt; ~
2533 Spre 3:1 | 1 Mijn zoon! vergeet mijn wet niet,
2534 Spre 3:1 | Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware
2535 Spre 3:1 | niet, maar uw hart beware mijn geboden. ~
2536 Spre 3:11 | 11 Mijn zoon! verwerp de tucht des
2537 Spre 3:21 | 21 Mijn zoon! laat ze niet afwijken
2538 Spre 4:2 | goede leer geve, verlaat mijn wet niet. ~
2539 Spre 4:4 | zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud
2540 Spre 4:4 | woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef. ~
2541 Spre 4:10 | 10 Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen
2542 Spre 4:10 | Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren
2543 Spre 4:20 | 20 Mijn zoon! merk op mijn woorden,
2544 Spre 4:20 | Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot
2545 Spre 4:20 | woorden, neig uw oor tot mijn redenen. ~
2546 Spre 5:1 | 1 Mijn zoon! merk op mijn wijsheid,
2547 Spre 5:1 | Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot
2548 Spre 5:1 | wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand; ~
2549 Spre 5:12 | heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad! ~
2550 Spre 5:13 | mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! ~
2551 Spre 5:13 | noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! ~
2552 Spre 5:20 | En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen,
2553 Spre 6:1 | 1 Mijn zoon! zo gij voor uw naaste
2554 Spre 6:3 | 3 Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij
2555 Spre 6:20 | 20 Mijn zoon, bewaar het gebod uws
2556 Spre 7:1 | 1 Mijn zoon, bewaar mijn redenen,
2557 Spre 7:1 | 1 Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden
2558 Spre 7:1 | bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg. ~
2559 Spre 7:2 | 2 Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn
2560 Spre 7:2 | mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen. ~
2561 Spre 7:4 | tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand
2562 Spre 7:6 | Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek
2563 Spre 7:6 | venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit; ~
2564 Spre 7:14 | zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald; ~
2565 Spre 7:16 | 16 Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad
2566 Spre 7:17 | 17 Ik heb mijn leger met mirre, aloe en
2567 Spre 8:4 | u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. ~
2568 Spre 8:7 | 7 Want Mijn gehemelte zal de waarheid
2569 Spre 8:7 | en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. ~
2570 Spre 8:10 | 10 Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver,
2571 Spre 8:19 | 19 Mijn vrucht is beter dan uitgegraven
2572 Spre 8:19 | goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. ~
2573 Spre 8:21 | 21 Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beerven
2574 Spre 8:31 | wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de
2575 Spre 8:32 | welgelukzalig zijn zij, die Mijn wegen bewaren. ~
2576 Spre 8:34 | hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de
2577 Spre 9:5 | 5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den
2578 Spre 19:27 | 27 Laat af, mijn zoon, horende de tucht,
2579 Spre 20:9 | Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein
2580 Spre 20:9 | gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? ~
2581 Spre 22:17 | wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; ~
2582 Spre 23:15 | 15 Mijn zoon! zo uw hart wijs is,
2583 Spre 23:15 | zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja,
2584 Spre 23:16 | 16 En mijn nieren zullen van vreugde
2585 Spre 23:19 | 19 Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt
2586 Spre 23:26 | 26 Mijn zoon! geef mij uw hart,
2587 Spre 23:26 | uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren. ~
2588 Spre 24:13 | 13 Eet honig, mijn zoon! want hij is goed,
2589 Spre 24:21 | 21 Mijn zoon! vrees den HEERE en
2590 Spre 27:11 | 11 Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart;
2591 Spre 27:11 | mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader
2592 Spre 27:11 | verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden
2593 Spre 31:2 | 2 Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns
2594 Pred 1:13 | 13 En ik begaf mijn hart om met wijsheid te
2595 Pred 1:16 | 16 Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik
2596 Pred 1:16 | Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid
2597 Pred 1:17 | 17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap
2598 Pred 2:1 | 1 Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal
2599 Pred 2:3 | 3 Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn
2600 Pred 2:3 | mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den
2601 Pred 2:3 | wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om
2602 Pred 2:9 | Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid mij bij. ~
2603 Pred 2:10 | 10 En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok
2604 Pred 2:10 | hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap,
2605 Pred 2:10 | van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege
2606 Pred 2:10 | was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn
2607 Pred 2:10 | mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid. ~
2608 Pred 2:10 | was mijn deel van al mijn arbeid. ~
2609 Pred 2:11 | Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen
2610 Pred 2:11 | tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en
2611 Pred 2:15 | 15 Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze
2612 Pred 2:15 | gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat ook hetzelve
2613 Pred 2:18 | 18 Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid
2614 Pred 2:19 | zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid
2615 Pred 2:20 | Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over
2616 Pred 3:17 | 17 Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige
2617 Pred 3:18 | 18 Ik zeide in mijn hart van de positie der
2618 Pred 4:8 | arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het
2619 Pred 7:25 | Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om
2620 Pred 7:28 | 28 Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik
2621 Pred 8:9 | alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle werk,
2622 Pred 8:16 | 16 Als ik mijn hart begaf, om wijsheid
2623 Pred 9:1 | Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart gelegd, opdat ik dit
2624 Pred 12:12 | En wat boven dezelve is, mijn zoon! wees gewaarschuwd;
2625 Hoo 1:6 | hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb,
2626 Hoo 1:7 | Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij
2627 Hoo 1:9 | 9 Mijn vriendin! Ik vergelijk u
2628 Hoo 1:12 | Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk. ~
2629 Hoo 1:13 | 13 Mijn Liefste is mij een bundeltje
2630 Hoo 1:13 | bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht. ~
2631 Hoo 1:14 | 14 Mijn Liefste is mij een tros
2632 Hoo 1:15 | Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt
2633 Hoo 1:16 | Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk;
2634 Hoo 2:2 | onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. ~
2635 Hoo 2:3 | de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen;
2636 Hoo 2:3 | onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. ~
2637 Hoo 2:6 | Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand
2638 Hoo 2:9 | 9 Mijn Liefste is gelijk een ree,
2639 Hoo 2:10 | 10 Mijn Liefste antwoordt, en zegt
2640 Hoo 2:10 | en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en
2641 Hoo 2:10 | Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom! ~
2642 Hoo 2:13 | jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en
2643 Hoo 2:13 | Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom! ~
2644 Hoo 2:14 | 14 Mijn duive, zijnde in de kloven
2645 Hoo 2:16 | 16 Mijn Liefste is mijn, en ik ben
2646 Hoo 2:16 | 16 Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt
2647 Hoo 2:17 | schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk
2648 Hoo 3:1 | Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel
2649 Hoo 3:1 | op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht
2650 Hoo 3:2 | ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht
2651 Hoo 3:3 | Hebt gij Dien gezien, Dien mijn ziel liefheeft?
2652 Hoo 3:4 | weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield
2653 Hoo 4:1 | Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt
2654 Hoo 4:7 | Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen
2655 Hoo 4:9 | hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! gij hebt
2656 Hoo 4:10 | is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel
2657 Hoo 4:12 | 12 Mijn zuster, o bruid! gij zijt
2658 Hoo 4:16 | Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen
2659 Hoo 4:16 | specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame,
2660 Hoo 5:1 | 1 Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster,
2661 Hoo 5:1 | ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb
2662 Hoo 5:1 | zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij;
2663 Hoo 5:1 | heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten
2664 Hoo 5:1 | met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig
2665 Hoo 5:1 | heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn
2666 Hoo 5:1 | Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn
2667 Hoo 5:1 | heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet,
2668 Hoo 5:2 | 2 Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns
2669 Hoo 5:2 | klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn
2670 Hoo 5:2 | Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn
2671 Hoo 5:2 | Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want
2672 Hoo 5:2 | Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd
2673 Hoo 5:2 | duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met
2674 Hoo 5:2 | is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen. ~
2675 Hoo 5:3 | 3 Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal
2676 Hoo 5:3 | weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal
2677 Hoo 5:4 | 4 Mijn Liefste trok Zijn hand van
2678 Hoo 5:4 | van het gat der deur; en mijn ingewand werd ontroerd om
2679 Hoo 5:5 | 5 Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en
2680 Hoo 5:5 | Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre,
2681 Hoo 5:5 | handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre,
2682 Hoo 5:6 | 6 Ik deed mijn Liefste open, maar mijn
2683 Hoo 5:6 | mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij
2684 Hoo 5:6 | geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn
2685 Hoo 5:7 | wachters op de muren namen mijn sluier van mij. ~
2686 Hoo 5:8 | van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult
2687 Hoo 5:10 | 10 Mijn Liefste is blank en rood,
2688 Hoo 5:16 | begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is
2689 Hoo 5:16 | Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van
2690 Hoo 6:2 | 2 Mijn Liefste is afgegaan in Zijn
2691 Hoo 6:3 | Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder
2692 Hoo 6:3 | Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de lelien weidt. ~
2693 Hoo 6:4 | 4 Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza,
2694 Hoo 6:9 | 9 Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de
2695 Hoo 6:9 | Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer
2696 Hoo 6:12 | Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn
2697 Hoo 6:12 | mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk. ~
2698 Hoo 7:9 | goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de
2699 Hoo 7:11 | 11 Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan
2700 Hoo 7:12 | uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven. ~
2701 Hoo 7:13 | vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik voor
2702 Hoo 8:2 | geven, en van het sap van mijn granaatappelen. ~
2703 Hoo 8:3 | Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand
2704 Hoo 8:10 | Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens.
2705 Hoo 8:12 | 12 Mijn wijngaard, dien ik heb,
2706 Hoo 8:12 | wijngaard, dien ik heb, is voor mijn aangezicht; de duizend zilverlingen
2707 Hoo 8:14 | 14 Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk
2708 Jes 1:3 | Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. ~
2709 Jes 1:12 | Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen,
2710 Jes 1:12 | uw hand geeist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? ~
2711 Jes 1:14 | gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een
2712 Jes 1:15 | handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer
2713 Jes 1:16 | uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad
2714 Jes 1:24 | Ik zal Mij troosten van Mijn wederpartijders. Ik zal
2715 Jes 1:24 | wederpartijders. Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. ~
2716 Jes 1:25 | 25 En Ik zal Mijn hand tegen u keren, en Ik
2717 Jes 3:7 | geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een
2718 Jes 3:12 | heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, verleiden
2719 Jes 3:15 | Wat is ulieden, dat gij Mijn volk verbrijzelt, en de
2720 Jes 5:1 | 1 Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten
2721 Jes 5:1 | zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard
2722 Jes 5:3 | toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard. ~
2723 Jes 5:4 | Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan
2724 Jes 5:5 | nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal
2725 Jes 5:9 | 9 Voor mijn oren heeft de HEERE der
2726 Jes 5:13 | 13 Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd
2727 Jes 6:5 | onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning,
2728 Jes 6:7 | 7 En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide:
2729 Jes 7:13 | moede maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? ~
2730 Jes 8:4 | knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of, mijn moeder!
2731 Jes 8:4 | roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom
2732 Jes 8:16 | toe; verzegel de wet onder mijn leerlingen. ~
2733 Jes 10:5 | roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok
2734 Jes 10:8 | Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? ~
2735 Jes 10:10 | 10 Gelijk als mijn hand gevonden heeft de koninkrijken
2736 Jes 10:13 | heb ik het gedaan, en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig;
2737 Jes 10:14 | 14 En mijn hand heeft gevonden het
2738 Jes 10:24 | heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont!
2739 Jes 10:25 | worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. ~
2740 Jes 12:2 | 2 Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen
2741 Jes 12:2 | want de Heere HEERE is mijn Sterkte en mijn Psalm, en
2742 Jes 12:2 | HEERE is mijn Sterkte en mijn Psalm, en Hij is mij tot
2743 Jes 13:3 | 3 Ik heb aan Mijn geheiligden bevel gegeven;
2744 Jes 13:3 | gegeven; ook heb Ik tot Mijn toorn geroepen Mijn helden,
2745 Jes 13:3 | tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, de vrolijken Mijner
2746 Jes 14:13 | hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods
2747 Jes 14:25 | 25 Dat Ik Assur in Mijn land zal verbreken, en hem
2748 Jes 14:25 | zal verbreken, en hem op Mijn bergen vertreden; opdat
2749 Jes 15:5 | 5 Mijn hart schreeuwt over Moab,
2750 Jes 16:4 | 4 Laat mijn verdrevenen onder u verkeren,
2751 Jes 16:9 | Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale!
2752 Jes 16:11 | 11 Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als
2753 Jes 16:11 | over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-heres. ~
2754 Jes 18:4 | zal stil zijn, en zien in Mijn woning, als de glinsterende
2755 Jes 19:25 | zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en
2756 Jes 19:25 | Mijner handen, en Israel, Mijn erfdeel! ~ ~ ~ ~ ~
2757 Jes 20:3 | zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets
2758 Jes 21:3 | 3 Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid,
2759 Jes 21:4 | 4 Mijn hart dwaalt, gruwen verschrikt
2760 Jes 21:8 | geduriglijk bij dag, en op mijn hoede zet ik mij ganse nachten. ~
2761 Jes 21:10 | 10 O mijn dorsing, en de tarwe mijns
2762 Jes 22:14 | heirscharen heeft Zich voor mijn oren geopenbaard, zeggende:
2763 Jes 22:20 | dage geschieden, dat Ik Mijn knecht, Eljakim, den zoon
2764 Jes 25:1 | 1 HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen,
2765 Jes 26:9 | 9 Met mijn ziel heb ik U begeerd in
2766 Jes 26:9 | den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste
2767 Jes 26:19 | doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen
2768 Jes 26:20 | 20 Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste
2769 Jes 27:5 | 5 Of hij moest Mijn sterkte aangrijpen, hij
2770 Jes 28:23 | Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort
2771 Jes 28:23 | stem, merkt op en hoort mijn rede! ~
2772 Jes 29:23 | midden van hen, zullen zij Mijn Naam heiligen; en zij zullen
2773 Jes 30:1 | bedekken, maar niet uit Mijn Geest, om zonde tot
2774 Jes 30:2 | trekken in Egypte, en vragen Mijn mond niet; om zich te sterken
2775 Jes 32:9 | gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die
2776 Jes 32:9 | die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore. ~
2777 Jes 32:18 | 18 En mijn volk zal in een woonplaats
2778 Jes 33:13 | die nabij zijt, bekent Mijn macht! ~
2779 Jes 34:5 | 5 Want Mijn zwaard is dronken geworden
2780 Jes 34:16 | ander zal men missen; want mijn mond zelf heeft het geboden,
2781 Jes 36:8 | Nu dan, wed toch met mijn heer, den koning van Assyrie;
2782 Jes 36:12 | Maar Rabsake zeide: Heeft mijn heer mij tot uw heer en
2783 Jes 36:19 | Hebben zij ook Samaria van mijn hand gered? ~
2784 Jes 36:20 | landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de
2785 Jes 36:20 | dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand zou redden? ~
2786 Jes 37:12 | de goden der volken die mijn vaders verdorven hebben,
2787 Jes 37:25 | gedronken; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren
2788 Jes 37:29 | en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo zal
2789 Jes 37:29 | opgekomen is, zo zal Ik Mijn haak in uw neus leggen,
2790 Jes 37:29 | haak in uw neus leggen, en Mijn gebit in uw lippen, en Ik
2791 Jes 38:12 | 12 Mijn levenstijd is weggetogen,
2792 Jes 38:12 | eens herders hut; ik heb mijn leven afgesneden, gelijk
2793 Jes 38:13 | een leeuw, alzo zal Hij al mijn beenderen breken; van den
2794 Jes 38:14 | ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog;
2795 Jes 38:14 | word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. ~
2796 Jes 38:15 | al zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid
2797 Jes 38:16 | dit alles is het leven van mijn geest; want Gij hebt mij
2798 Jes 38:17 | bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd,
2799 Jes 38:17 | kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug
2800 Jes 38:20 | verlossen; daarom zullen wij op mijn snarenspel spelen; al de
2801 Jes 39:4 | hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding is er
2802 Jes 39:4 | huis is; geen ding is er in mijn schatten, dat ik hun niet
2803 Jes 39:8 | zij vrede en waarheid in mijn dagen! ~ ~
2804 Jes 40:1 | 1 Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. ~
2805 Jes 40:27 | Jakob! en spreekt, o Israel! mijn weg is voor den HEERE verborgen,
2806 Jes 40:27 | den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God
2807 Jes 40:27 | en mijn recht gaat van mijn God voorbij? ~
2808 Jes 41:8 | 8 Maar gij, Israel, Mijn knecht! gij Jakob, dien
2809 Jes 41:8 | heb! het zaad van Abraham, Mijn liefhebber! ~
2810 Jes 41:9 | en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren,
2811 Jes 41:25 | opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal
2812 Jes 42:1 | 1 Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun,
2813 Jes 42:1 | Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken
2814 Jes 42:1 | Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft!
2815 Jes 42:1 | welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij
2816 Jes 42:8 | Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik
2817 Jes 42:8 | HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen
2818 Jes 42:8 | geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden beelden. ~
2819 Jes 42:19 | Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk
2820 Jes 42:19 | knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie
2821 Jes 43:1 | naam geroepen, gij zijt Mijn. ~
2822 Jes 43:4 | kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt
2823 Jes 43:6 | Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn
2824 Jes 43:6 | Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der
2825 Jes 43:7 | Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien
2826 Jes 43:7 | dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd
2827 Jes 43:10 | 10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE,
2828 Jes 43:10 | getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren
2829 Jes 43:12 | onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE,
2830 Jes 43:13 | en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal
2831 Jes 43:20 | rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen
2832 Jes 43:20 | wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinken
2833 Jes 43:21 | Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. ~
2834 Jes 44:1 | 1 Maar hoor nu Mijn knecht Jakob, en Israel,
2835 Jes 44:2 | helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun,
2836 Jes 44:3 | stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten,
2837 Jes 44:3 | Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. ~
2838 Jes 44:8 | verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een
2839 Jes 44:17 | Red mij, want gij zijt mijn god! ~
2840 Jes 44:20 | Is er niet een leugen in mijn rechterhand? ~
2841 Jes 44:21 | en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd;
2842 Jes 44:21 | heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult
2843 Jes 44:28 | Die van Cores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn
2844 Jes 44:28 | Mijn herder, en hij zal al Mijn welgevallen volbrengen;
2845 Jes 45:11 | toekomende dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij
2846 Jes 45:12 | daarop geschapen; Ik ben het! Mijn handen hebben de hemelen
2847 Jes 45:13 | Ik recht maken; hij zal Mijn stad bouwen, en hij zal
2848 Jes 45:13 | stad bouwen, en hij zal Mijn gevangenen loslaten, niet
2849 Jes 45:23 | woord der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal
2850 Jes 46:10 | geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik
2851 Jes 46:10 | zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen. ~
2852 Jes 46:13 | 13 Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij
2853 Jes 46:13 | zal niet verre wezen, en Mijn heil zal niet vertoeven;
2854 Jes 46:13 | geven in Sion, aan Israel Mijn heerlijkheid. ~ ~
2855 Jes 47:6 | 6 Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde
2856 Jes 47:6 | toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over
2857 Jes 48:3 | verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen,
2858 Jes 48:5 | misschien zoudt zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan,
2859 Jes 48:5 | heeft die dingen gedaan, of mijn gesneden beeld, of
2860 Jes 48:5 | gesneden beeld, of mijn gegoten beeld heeft ze bevolen. ~
2861 Jes 48:9 | Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer uitstellen,
2862 Jes 48:11 | ontheiligd worden? en Ik zal Mijn eer aan geen ander geven. ~
2863 Jes 48:12 | o Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde;
2864 Jes 48:13 | 13 Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en
2865 Jes 48:13 | hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen
2866 Jes 48:18 | 18 Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt!
2867 Jes 48:19 | noch verdelgd van voor Mijn aangezicht. ~
2868 Jes 49:1 | moeders ingewand af heeft Hij Mijn Naam gemeld. ~
2869 Jes 49:2 | 2 En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp
2870 Jes 49:3 | tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israel, door Welken
2871 Jes 49:4 | vergeefs gearbeid, Ik heb Mijn kracht onnuttelijk en ijdelijk
2872 Jes 49:4 | toegebracht; gewisselijk, Mijn recht is bij den HEERE,
2873 Jes 49:4 | recht is bij den HEERE, en Mijn werkloon is bij Mijn God. ~
2874 Jes 49:4 | en Mijn werkloon is bij Mijn God. ~
2875 Jes 49:5 | in de ogen des HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~
2876 Jes 49:5 | HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~
2877 Jes 49:6 | een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het
2878 Jes 49:11 | 11 En Ik zal al Mijn bergen tot een weg maken,
2879 Jes 49:11 | bergen tot een weg maken, en Mijn banen zullen verhoogd zijn. ~
2880 Jes 49:22 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen tot de heidenen,
2881 Jes 49:22 | en tot de volken zal Ik Mijn banier opsteken; dan zullen
2882 Jes 50:1 | weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik
2883 Jes 50:2 | en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden,
2884 Jes 50:2 | te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee
2885 Jes 50:6 | 6 Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan,
2886 Jes 50:6 | dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij
2887 Jes 50:6 | Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet
2888 Jes 50:7 | te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een
2889 Jes 50:11 | hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult
2890 Jes 51:4 | Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt
2891 Jes 51:4 | naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt naar Mij het
2892 Jes 51:4 | van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een
2893 Jes 51:5 | 5 Mijn gerechtigheid is nabij,
2894 Jes 51:5 | gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn
2895 Jes 51:5 | Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten;
2896 Jes 51:5 | eilanden wachten, en op Mijn arm zullen zij hopen. ~
2897 Jes 51:6 | van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
2898 Jes 51:6 | zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken
2899 Jes 51:7 | gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid
2900 Jes 51:8 | ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid
2901 Jes 51:8 | zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten. ~
2902 Jes 51:16 | 16 En Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek
2903 Jes 51:16 | zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. ~
2904 Jes 52:4 | HEERE: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als
2905 Jes 52:5 | spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen
2906 Jes 52:5 | huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam geduriglijk den
2907 Jes 52:6 | 6 Daarom zal Mijn volk, daarom zal het Mijn
2908 Jes 52:6 | Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam in dien dag kennen,
2909 Jes 52:13 | 13 Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk
2910 Jes 53:11 | worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige,
2911 Jes 54:8 | een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik
2912 Jes 54:10 | heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van
2913 Jes 55:8 | 8 Want Mijn gedachten zijn niet ulieder
2914 Jes 55:8 | gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~
2915 Jes 55:9 | dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen,
2916 Jes 55:9 | wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. ~
2917 Jes 55:11 | 11 Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond
2918 Jes 55:11 | zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn,
2919 Jes 56:8 | 8 Want Mijn gedachten zijn niet ulieder
2920 Jes 56:8 | gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. ~
2921 Jes 56:9 | dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen,
2922 Jes 56:9 | wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. ~
2923 Jes 56:11 | 11 Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond
2924 Jes 56:11 | zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn,
2925 Jes 57:1 | doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen,
2926 Jes 57:1 | is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard
2927 Jes 57:4 | HEERE van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen
2928 Jes 57:4 | lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond; ~
2929 Jes 57:5 | 5 Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren
2930 Jes 57:5 | ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een
2931 Jes 57:6 | niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden; ~
2932 Jes 57:7 | Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal
2933 Jes 57:7 | Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers
2934 Jes 57:7 | zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis
2935 Jes 57:7 | wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis
2936 Jes 58:13 | het aardrijk erven, en Mijn heiligen berg erfelijk bezitten. ~
2937 Jes 58:16 | want de geest zou van voor Mijn aangezicht overstelpt worden,
2938 Jes 58:21 | De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. ~ ~
2939 Jes 59:1 | een bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en
2940 Jes 59:13 | van te doen uw lust op Mijn heiligen dag; en indien
2941 Jes 60:21 | Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de
2942 Jes 60:21 | met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn
2943 Jes 60:21 | Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond
2944 Jes 61:7 | met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis
2945 Jes 61:10 | zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen,
2946 Jes 61:10 | heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over
2947 Jes 62:10 | zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn
2948 Jes 62:10 | mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij
2949 Jes 63:4 | gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw
2950 Jes 64:3 | en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt
2951 Jes 64:3 | en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht
2952 Jes 64:3 | kracht is gesprengd op Mijn klederen, en al Mijn gewaad
2953 Jes 64:3 | op Mijn klederen, en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. ~
2954 Jes 64:4 | de dag der wraak was in Mijn hart, en het jaar Mijner
2955 Jes 64:5 | ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en
2956 Jes 64:5 | arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid heeft Mij
2957 Jes 64:6 | heb de volken vertreden in Mijn toorn, en Ik heb hen dronken
2958 Jes 64:6 | heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid; en Ik heb hun
2959 Jes 64:8 | Hij zeide: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen, die niet
2960 Jes 66:1 | tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb
2961 Jes 66:2 | 2 Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen
2962 Jes 66:3 | geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende,
2963 Jes 66:5 | Dezen zijn een rook in Mijn neus, een vuur, den gansen
2964 Jes 66:6 | 6 Ziet, het is voor Mijn aangezicht geschreven; Ik
2965 Jes 66:9 | Juda een erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen
2966 Jes 66:9 | erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen zullen het
2967 Jes 66:9 | het erfelijk bezitten, en Mijn knechten zullen aldaar wonen. ~
2968 Jes 66:10 | tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~
2969 Jes 66:12 | gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen,
2970 Jes 66:13 | Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn knechten zullen eten, doch
2971 Jes 66:13 | gijlieden zult hongeren; ziet, Mijn knechten zullen drinken,
2972 Jes 66:13 | gijlieden zult dorsten; ziet, Mijn knechten zullen blijde
2973 Jes 66:14 | 14 Ziet, Mijn knechten zullen juichen
2974 Jes 66:15 | En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen tot een vervloeking
2975 Jes 66:16 | zijn, en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn. ~
2976 Jes 66:19 | Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet
2977 Jes 66:22 | de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen
2978 Jes 66:25 | kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg
2979 Jes 67:1 | zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de
2980 Jes 67:2 | 2 Want Mijn hand heeft al deze dingen
2981 Jes 67:2 | geest, en die voor Mijn woord beeft. ~
2982 Jes 67:4 | maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen
2983 Jes 67:18 | zullen komen, en zij zullen Mijn heerlijkheid zien. ~
2984 Jes 67:19 | ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch
2985 Jes 67:19 | gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben;
2986 Jes 67:19 | gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen
2987 Jes 67:20 | en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe,
2988 Jes 67:22 | die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan,
2989 Jes 67:23 | zal om aan te bidden voor Mijn aangezicht, zegt de
2990 Jer 1:9 | Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide
2991 Jer 1:9 | zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. ~
2992 Jer 1:12 | Ik zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen. ~
2993 Jer 1:16 | 16 En Ik zal Mijn oordelen tegen hen uitspreken
2994 Jer 2:7 | kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis
2995 Jer 2:7 | gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot een gruwel. ~
2996 Jer 2:11 | goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn Eer veranderd
2997 Jer 2:13 | 13 Want Mijn volk heeft twee boosheden
2998 Jer 2:19 | HEERE, uw God, verlaat, en Mijn vreze niet bij u is, spreekt
2999 Jer 2:22 | uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt
3000 Jer 2:27 | een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen:
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422 |