1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422
Book Chapter: Verse
3001 Jer 2:31 | donkerheid? Waarom zegt dan Mijn volk: Wij zijn heren, wij
3002 Jer 2:32 | bindselen? Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen
3003 Jer 3:4 | van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader! Gij zijt de leidsman
3004 Jer 3:12 | spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen
3005 Jer 3:15 | ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden
3006 Jer 3:19 | zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter
3007 Jer 4:1 | gij uw verfoeiselen van Mijn aangezicht zult wegdoen,
3008 Jer 4:19 | 19 O mijn ingewand, mijn ingewand!
3009 Jer 4:19 | 19 O mijn ingewand, mijn ingewand! ik heb barenswee,
3010 Jer 4:19 | o wanden mijns harten! mijn hart maakt getier in mij,
3011 Jer 4:19 | niet zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der
3012 Jer 4:20 | verstoord; haastelijk zijn mijn tenten verstoord, mijn gordijnen
3013 Jer 4:20 | zijn mijn tenten verstoord, mijn gordijnen in een ogenblik! ~
3014 Jer 4:22 | 22 Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen
3015 Jer 4:31 | zeggende: O, wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de
3016 Jer 5:9 | spreekt de HEERE. Of zou Mijn ziel zich niet wreken aan
3017 Jer 5:14 | woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur
3018 Jer 5:22 | de HEERE; zult gij voor Mijn aangezicht niet beven? Die
3019 Jer 5:26 | 26 Want onder Mijn volk worden goddelozen gevonden;
3020 Jer 5:29 | doen? spreekt de HEERE; zou Mijn ziel zich niet wreken aan
3021 Jer 5:31 | heersen door hun handen; en Mijn volk heeft het gaarne alzo;
3022 Jer 6:7 | en plaging is steeds voor Mijn aangezicht. ~
3023 Jer 6:8 | tuchtigen, Jeruzalem! opdat Mijn ziel niet van u afgetrokken
3024 Jer 6:12 | en vrouwen; want Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen de
3025 Jer 6:19 | want zij merken niet op Mijn woorden, en Mijn wet verwerpen
3026 Jer 6:19 | niet op Mijn woorden, en Mijn wet verwerpen zij. ~
3027 Jer 6:27 | 27 Ik heb u onder Mijn volk gesteld, tot een wachttoren,
3028 Jer 7:10 | dan komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis,
3029 Jer 7:10 | aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen:
3030 Jer 7:11 | Is dan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, in uw ogen
3031 Jer 7:12 | Want gaat nu henen naar Mijn plaats, die te Silo was,
3032 Jer 7:12 | die te Silo was, alwaar Ik Mijn Naam in het eerst had doen
3033 Jer 7:12 | vanwege de boosheid van Mijn volk Israel. ~
3034 Jer 7:14 | Ik aan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, waarop
3035 Jer 7:15 | En Ik zal ulieden van Mijn aangezicht wegwerpen, gelijk
3036 Jer 7:20 | Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid
3037 Jer 7:20 | alzo: Ziet, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort
3038 Jer 7:23 | geboden, zeggende: Hoort naar Mijn stem, zo zal Ik u tot een
3039 Jer 7:25 | heb Ik tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, dagelijks
3040 Jer 7:30 | gedaan, dat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE;
3041 Jer 7:30 | gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om
3042 Jer 7:31 | heb geboden, noch in Mijn hart is opgekomen. ~
3043 Jer 8:7 | hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des
3044 Jer 8:18 | 18 Mijn verkwikking is in droefenis;
3045 Jer 8:18 | verkwikking is in droefenis; mijn hart is flauw in mij. ~
3046 Jer 9:1 | 1 Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn
3047 Jer 9:1 | mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen!
3048 Jer 9:2 | wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten, en van hen
3049 Jer 9:9 | bezoeken? spreekt de HEERE; zou Mijn ziel zich niet wreken aan
3050 Jer 9:13 | de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht
3051 Jer 9:13 | verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch
3052 Jer 10:19 | 19 O, wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk;
3053 Jer 10:19 | wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk; en
3054 Jer 10:20 | 20 Mijn tent is verstoord, en al
3055 Jer 10:20 | tent is verstoord, en al mijn zelen zijn verscheurd; mijn
3056 Jer 10:20 | mijn zelen zijn verscheurd; mijn kinderen zijn van mij uitgegaan,
3057 Jer 10:20 | er is niemand meer, die mijn tent uitspant, en mijn gordijnen
3058 Jer 10:20 | die mijn tent uitspant, en mijn gordijnen opricht.
3059 Jer 11:7 | betuigende, zeggende: Hoort naar Mijn stem! ~
3060 Jer 11:10 | hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben
3061 Jer 11:10 | het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik
3062 Jer 11:15 | 15 Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te
3063 Jer 11:15 | Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij
3064 Jer 11:20 | zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt. ~
3065 Jer 12:3 | Gij ziet mij, en proeft mijn hart, dat het met U is.
3066 Jer 12:7 | 7 Ik heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn
3067 Jer 12:7 | Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen; Ik
3068 Jer 12:8 | 8 Mijn erfenis is Mij geworden
3069 Jer 12:9 | 9 Mijn erfenis is Mij een gesprenkelde
3070 Jer 12:10 | Veel herders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij
3071 Jer 12:10 | wijngaard verdorven, zij hebben Mijn akker vertreden; zij hebben
3072 Jer 12:10 | akker vertreden; zij hebben Mijn gewensten akker gesteld
3073 Jer 12:14 | zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis
3074 Jer 12:14 | al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke
3075 Jer 12:14 | erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volke Israel erfelijk gegeven
3076 Jer 12:16 | zullen leren, zwerende bij Mijn Naam: Zo waarachtig als
3077 Jer 12:16 | HEERE leeft! gelijk als zij Mijn volk geleerd hebben te
3078 Jer 13:2 | HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden. ~
3079 Jer 13:10 | Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen,
3080 Jer 13:17 | dan nog niet horen, zo zal mijn ziel in verborgene plaatsen
3081 Jer 13:17 | vanwege den hoogmoed, en mijn oog zal bitterlijk tranen,
3082 Jer 14:14 | profeten profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden,
3083 Jer 14:15 | Aangaande de profeten, die in Mijn Naam profeteren, daar Ik
3084 Jer 14:17 | dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen
3085 Jer 15:1 | stond Mozes en Samuel voor Mijn aangezicht, zo zou toch
3086 Jer 15:1 | aangezicht, zo zou toch Mijn ziel tot dit volk niet wezen;
3087 Jer 15:1 | wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en laat ze uitgaan. ~
3088 Jer 15:6 | achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken
3089 Jer 15:7 | poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd
3090 Jer 15:10 | 10 Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard
3091 Jer 15:14 | een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal over u branden. ~
3092 Jer 15:15 | bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem mij niet
3093 Jer 15:18 | 18 Waarom is mijn pijn steeds durende, en
3094 Jer 15:18 | pijn steeds durende, en mijn plage smartelijk? Zij weigert
3095 Jer 15:19 | wederkeren; gij zult voor Mijn aangezicht staan; en zo
3096 Jer 15:19 | snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn; laat hen
3097 Jer 16:5 | spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid
3098 Jer 16:11 | maar Mij verlaten, en Mijn wet niet gehouden hebben; ~
3099 Jer 16:17 | 17 Want Mijn ogen zijn op al hun wegen;
3100 Jer 16:17 | hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen,
3101 Jer 16:17 | ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen. ~
3102 Jer 16:18 | dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben;
3103 Jer 16:18 | ontheiligd hebben; zij hebben Mijn erfenis met de dode lichamen
3104 Jer 16:19 | 19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid,
3105 Jer 16:19 | Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht
3106 Jer 16:19 | Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid;
3107 Jer 16:21 | Ik zal hun bekend maken Mijn hand en Mijn macht; en zij
3108 Jer 16:21 | bekend maken Mijn hand en Mijn macht; en zij zullen weten,
3109 Jer 16:21 | en zij zullen weten, dat Mijn Naam is HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
3110 Jer 17:3 | 3 Ik zal Mijn berg met het veld, uw vermogen
3111 Jer 17:4 | vuur aangestoken in Mijn toorn, tot in eeuwigheid
3112 Jer 17:14 | behouden worden; want Gij zijt mijn Lof. ~
3113 Jer 17:16 | begeerd, Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan, is voor
3114 Jer 17:17 | verschrikking; Gij zijt mijn Toevlucht ten dage des kwaads. ~
3115 Jer 17:18 | 18 Laat mijn vervolgers beschaamd worden,
3116 Jer 18:2 | pottenbakkers, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. ~
3117 Jer 18:6 | alzo zijt gijlieden in Mijn hand, o huis Israels! ~
3118 Jer 18:10 | het doet, dat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn
3119 Jer 18:10 | Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo zal
3120 Jer 18:15 | 15 Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken
3121 Jer 18:20 | worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven;
3122 Jer 18:22 | strikken verborgen voor mijn voeten. ~
3123 Jer 19:5 | noch gesproken heb, noch in Mijn hart is opgekomen? ~
3124 Jer 19:15 | verhard hebben, om Mijn woorden niet te horen. ~ ~ ~ ~ ~
3125 Jer 20:9 | spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur,
3126 Jer 20:9 | brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide
3127 Jer 20:10 | het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht
3128 Jer 20:10 | vredegenoten nemen acht op mijn hinking; zij zeggen:
3129 Jer 20:11 | verschrikkelijk Held; daarom zullen mijn vervolgers struikelen, en
3130 Jer 20:12 | hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt. ~
3131 Jer 20:14 | geboren ben; de dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft,
3132 Jer 20:15 | Vervloekt zij de man, die mijn vader geboodschapt heeft,
3133 Jer 20:17 | van de baarmoeder af! Of mijn moeder mijn graf geweest
3134 Jer 20:17 | baarmoeder af! Of mijn moeder mijn graf geweest is, of haar
3135 Jer 20:18 | droefenis te zien, en dat mijn dagen in beschaamdheid vergaan? ~ ~
3136 Jer 21:10 | 10 Want Ik heb Mijn aangezicht tegen deze stad
3137 Jer 21:12 | hand des verdrukkers; opdat Mijn gramschap niet uitvare als
3138 Jer 22:18 | zullen hem niet beklagen: Och mijn broeder! of, och zuster!
3139 Jer 22:24 | een zegelring ware aan Mijn rechterhand, zo zal Ik u
3140 Jer 23:2 | alzo van de herderen, die Mijn volk weiden: Gijlieden hebt
3141 Jer 23:2 | volk weiden: Gijlieden hebt Mijn schapen verstrooid, en hebt
3142 Jer 23:9 | Aangaande de profeten. Mijn hart wordt in mijn binnenste
3143 Jer 23:9 | profeten. Mijn hart wordt in mijn binnenste gebroken, al mijn
3144 Jer 23:9 | mijn binnenste gebroken, al mijn beenderen bewegen zich;
3145 Jer 23:11 | zijn huichelaars; zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid,
3146 Jer 23:13 | door Baal, profeteerden, en Mijn volk Israel verleidden. ~
3147 Jer 23:22 | 22 Maar zo zij in Mijn raad hadden gestaan, zo
3148 Jer 23:22 | hadden gestaan, zo zouden zij Mijn volk Mijn woorden hebben
3149 Jer 23:22 | zo zouden zij Mijn volk Mijn woorden hebben doen horen,
3150 Jer 23:25 | profeten zeggen, die in Mijn Naam leugen profeteren,
3151 Jer 23:27 | Die daar denken om Mijn volk Mijn Naam te doen vergeten,
3152 Jer 23:27 | daar denken om Mijn volk Mijn Naam te doen vergeten, door
3153 Jer 23:27 | vertellen; gelijk als hun vaders Mijn Naam vergeten hebben door
3154 Jer 23:28 | den droom; en bij welken Mijn woord is, die spreke Mijn
3155 Jer 23:28 | Mijn woord is, die spreke Mijn woord waarachtiglijk; wat
3156 Jer 23:29 | 29 Is Mijn woord niet alzo, als een
3157 Jer 23:30 | profeten, spreekt de HEERE, die Mijn woorden stelen, een ieder
3158 Jer 23:32 | vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en
3159 Jer 23:39 | vaderen gegeven heb, van Mijn aangezicht laten varen. ~
3160 Jer 24:6 | 6 En Ik zal Mijn oog op hen stellen ten goede,
3161 Jer 25:8 | der heirscharen; Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord; ~
3162 Jer 25:9 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen
3163 Jer 25:13 | over dat land brengen al Mijn woorden, die Ik daarover
3164 Jer 25:15 | wijns der grimmigheid van Mijn hand, en geef dien te drinken
3165 Jer 25:29 | ziet, in de stad, die naar Mijn Naam genoemd is, begin Ik
3166 Jer 26:4 | horen, dat gij wandelt in Mijn wet, die Ik voor uw aangezicht
3167 Jer 27:5 | den aardbodem zijn, door Mijn grote kracht, en door Mijn
3168 Jer 27:5 | Mijn grote kracht, en door Mijn uitgestrekten arm, en Ik
3169 Jer 27:5 | aan welken het recht is in Mijn ogen. ~
3170 Jer 27:6 | Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; zelfs ook het gedierte
3171 Jer 27:15 | profeteren valselijk in Mijn Naam; opdat Ik u uitstote,
3172 Jer 29:9 | profeteren u valselijk in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden,
3173 Jer 29:10 | ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken,
3174 Jer 29:19 | 19 Omdat zij naar Mijn woorden niet gehoord hebben,
3175 Jer 29:19 | spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten, de profeten, tot
3176 Jer 29:21 | Maaseja, die ulieden in Mijn Naam valselijk profeteren:
3177 Jer 29:23 | spraken het woord valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden
3178 Jer 29:32 | goede niet zien, dat Ik Mijn volke doen zal, spreekt
3179 Jer 30:3 | dat Ik de gevangenis van Mijn volk, Israel en Juda, wenden
3180 Jer 30:10 | Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt de
3181 Jer 30:20 | en zijn gemeente zal voor Mijn aangezicht bevestigd worden;
3182 Jer 31:9 | een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene. ~
3183 Jer 31:14 | vettigheid dronken maken; en Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd
3184 Jer 31:14 | maken; en Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd worden, spreekt
3185 Jer 31:18 | Gij zijt de HEERE, mijn God! ~
3186 Jer 31:20 | aan hem; daarom rommelt Mijn ingewand over hem;
3187 Jer 31:26 | ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~
3188 Jer 31:32 | Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben,
3189 Jer 31:33 | spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven,
3190 Jer 31:36 | deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen wijken,
3191 Jer 31:36 | dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht, al de dagen. ~
3192 Jer 32:7 | komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is,
3193 Jer 32:8 | zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anathoth,
3194 Jer 32:30 | gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen; want de kinderen Israels
3195 Jer 32:31 | 31 Want tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid
3196 Jer 32:31 | Want tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid is Mij deze
3197 Jer 32:31 | dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezicht wegdeed; ~
3198 Jer 32:34 | gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat
3199 Jer 32:35 | niet heb geboden, noch in Mijn hart is opgekomen, dat zij
3200 Jer 32:37 | zal verdreven hebben in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid,
3201 Jer 32:37 | hebben in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid, en in grote
3202 Jer 32:40 | Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven,
3203 Jer 32:41 | in dat land planten, met Mijn ganse hart en met Mijn ganse
3204 Jer 32:41 | met Mijn ganse hart en met Mijn ganse ziel. ~
3205 Jer 33:5 | die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid;
3206 Jer 33:5 | heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat
3207 Jer 33:5 | grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad
3208 Jer 33:18 | Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht, niet worden
3209 Jer 33:20 | HEERE: Indien gijlieden Mijn verbond van den dag; en
3210 Jer 33:20 | verbond van den dag; en Mijn verbond van den nacht kondt
3211 Jer 33:21 | vernietigd kunnen worden Mijn verbond met Mijn knecht
3212 Jer 33:21 | worden Mijn verbond met Mijn knecht David, dat hij geen
3213 Jer 33:21 | Levieten, de priesteren, Mijn dienaren. ~
3214 Jer 33:22 | vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, en de Levieten,
3215 Jer 33:24 | verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk, zodat het geen volk
3216 Jer 33:25 | Zo zegt de HEERE: Indien Mijn verbond niet is van dag
3217 Jer 33:26 | het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen,
3218 Jer 34:15 | gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid uitroepende,
3219 Jer 34:15 | een verbond gemaakt voor Mijn aangezicht, in het
3220 Jer 34:15 | aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is. ~
3221 Jer 34:16 | weder omgekeerd, en hebt Mijn Naam ontheiligd, en doen
3222 Jer 34:18 | de mannen overgeven, die Mijn verbond hebben overtreden,
3223 Jer 34:18 | des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden,
3224 Jer 35:13 | dat gij hoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE. ~
3225 Jer 35:15 | Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg
3226 Jer 35:19 | afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht sta, al de
3227 Jer 36:6 | rol, in dewelke gij uit mijn mond geschreven hebt, de
3228 Jer 37:20 | Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn
3229 Jer 37:20 | mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht
3230 Jer 38:9 | 9 Mijn heer koning! deze mannen
3231 Jer 38:26 | tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings
3232 Jer 39:16 | God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen over deze
3233 Jer 40:4 | komen, zo kom, en ik zal mijn oog op u stellen; maar
3234 Jer 42:18 | God Israels: Gelijk als Mijn toorn, en Mijn grimmigheid
3235 Jer 42:18 | Gelijk als Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort
3236 Jer 42:18 | van Jeruzalem, alzo zal Mijn grimmigheid over ulieden
3237 Jer 43:10 | Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, halen, en Ik zal
3238 Jer 44:4 | Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg
3239 Jer 44:6 | 6 Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn
3240 Jer 44:6 | Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort, en heeft
3241 Jer 44:10 | gevreesd, noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen,
3242 Jer 44:10 | gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die Ik voor
3243 Jer 44:11 | God Israels: Ziet, Ik zal Mijn aangezicht tegen ulieden
3244 Jer 44:26 | woont! Ziet, Ik zweer bij Mijn groten Naam, zegt de HEERE,
3245 Jer 44:26 | Naam, zegt de HEERE, zo Mijn Naam met den mond van enig
3246 Jer 44:28 | wiens woord bestaan zal, het Mijn of het hunne. ~
3247 Jer 44:29 | doen; opdat gij weet, dat Mijn woorden zekerlijk over u
3248 Jer 45:3 | HEERE heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede
3249 Jer 45:3 | gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust! ~
3250 Jer 46:27 | 27 Maar gij, Mijn knecht Jakob! vrees niet,
3251 Jer 46:28 | 28 Gij dan Mijn knecht Jakob! vrees niet,
3252 Jer 48:36 | 36 Daarom zal Mijn hart over Moab getier maken
3253 Jer 48:36 | als de fluiten; ook zal Mijn hart over de lieden van
3254 Jer 49:19 | is die herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou? ~
3255 Jer 49:38 | 38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en
3256 Jer 50:6 | 6 Mijn volk waren verloren schapen,
3257 Jer 50:44 | wie is de herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou? ~
3258 Jer 51:25 | aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken,
3259 Jer 51:34 | zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft mij
3260 Jer 51:35 | Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, zij
3261 Jer 51:35 | de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij op de inwoners
3262 Jer 51:45 | 45 Gaat uit, Mijn volk, uit het midden van
3263 Klaa 1:9 | geen trooster. HEERE, zie mijn ellende aan, want de
3264 Klaa 1:12 | er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan
3265 Klaa 1:13 | hoogte heeft Hij een vuur in mijn beenderen gezonden, waarover
3266 Klaa 1:13 | geheerst heeft; Hij heeft voor mijn voeten een net uitgebreid,
3267 Klaa 1:14 | samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen; Hij heeft
3268 Klaa 1:14 | hals geklommen; Hij heeft mijn kracht doen vervallen; de
3269 Klaa 1:15 | Samech. De Heere heeft al mijn sterken in het midden van
3270 Klaa 1:15 | over mij uitgeroepen, om mijn jongelingen te verbreken;
3271 Klaa 1:16 | dezer dingen wille ween ik; mijn oog, mijn oog vliet af van
3272 Klaa 1:16 | wille ween ik; mijn oog, mijn oog vliet af van water,
3273 Klaa 1:16 | omdat de trooster, die mijn ziel zou verkwikken, verre
3274 Klaa 1:16 | verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn verwoest,
3275 Klaa 1:18 | alle gij volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen
3276 Klaa 1:18 | volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen
3277 Klaa 1:18 | smart; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn in de
3278 Klaa 1:19 | 19 Koph. Ik riep tot mijn liefhebbers, maar zij hebben
3279 Klaa 1:19 | zij hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten
3280 Klaa 1:19 | bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad
3281 Klaa 1:20 | HEERE, want mij is bange; mijn ingewand is beroerd, mijn
3282 Klaa 1:20 | mijn ingewand is beroerd, mijn hart heeft zich omgekeerd
3283 Klaa 1:21 | ik heb geen trooster; al mijn vijanden horen mijn kwaad;
3284 Klaa 1:21 | al mijn vijanden horen mijn kwaad; en zij zijn vrolijk,
3285 Klaa 1:22 | mij gedaan hebt vanwege al mijn overtredingen; want mijn
3286 Klaa 1:22 | mijn overtredingen; want mijn zuchtingen zijn vele, en
3287 Klaa 1:22 | zuchtingen zijn vele, en mijn hart is mat. ~ ~Klaagliederen
3288 Klaa 1:33 | 11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door
3289 Klaa 1:33 | zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd;
3290 Klaa 1:33 | ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud,
3291 Klaa 1:43 | de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen
3292 Klaa 1:43 | straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het
3293 Klaa 1:44 | 22 Thau. Gij hebt mijn verschrikkingen van rondom
3294 Klaa 1:44 | opgetogen heb, die heeft mijn vijand omgebracht. ~ ~Klaagliederen
3295 Klaa 1:48 | 4 Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt,
3296 Klaa 1:48 | Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft
3297 Klaa 1:48 | huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken. ~
3298 Klaa 1:51 | uit gaan kan; Hij heeft mijn koperen boeien verzwaard. ~
3299 Klaa 1:52 | sluit Hij de oren voor mijn gebed. ~
3300 Klaa 1:53 | uitgehouwen stenen, Hij heeft mijn paden verkeerd. ~
3301 Klaa 1:55 | 11 Daleth. Hij heeft mijn wegen afgewend; en Hij heeft
3302 Klaa 1:57 | Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan. ~
3303 Klaa 1:58 | 14 He. Ik ben al mijn volk tot belaching geworden,
3304 Klaa 1:60 | 16 Vau. Hij heeft mijn tanden met zandsteentjes
3305 Klaa 1:61 | 17 Vau. En Gij hebt mijn ziel verre van den vrede
3306 Klaa 1:62 | Vau. Toen zeide ik: Mijn sterkte is vergaan, en mijn
3307 Klaa 1:62 | Mijn sterkte is vergaan, en mijn hoop van den HEERE. ~
3308 Klaa 1:63 | 19 Zain. Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap,
3309 Klaa 1:63 | aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den alsem
3310 Klaa 1:64 | 20 Zain. Mijn ziel gedenkt er wel terdege
3311 Klaa 1:68 | Cheth. De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom
3312 Klaa 1:68 | HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem
3313 Klaa 1:92 | Pe. Met waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk
3314 Klaa 1:93 | 49 Ain. Mijn oog vliet, en kan niet ophouden,
3315 Klaa 1:95 | 51 Ain. Mijn oog doet mijn ziele moeite
3316 Klaa 1:95 | Ain. Mijn oog doet mijn ziele moeite aan, vanwege
3317 Klaa 1:96 | 52 Tsade. Die mijn vijanden zijn zonder oorzaak,
3318 Klaa 1:97 | 53 Tsade. Zij hebben mijn leven in een kuil uitgeroeid,
3319 Klaa 1:98 | De wateren zwommen over mijn hoofd; ik zeide: Ik ben
3320 Klaa 1:100| 56 Koph. Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw
3321 Klaa 1:100| verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen. ~
3322 Klaa 1:100| voor mijn zuchten, voor mijn roepen. ~
3323 Klaa 1:102| mijner ziel getwist, Gij hebt mijn leven verlost. ~
3324 Klaa 1:103| aangedaan heeft, oordeel mijn rechtzaak. ~
3325 Eze 1:28 | als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde
3326 Eze 2:2 | Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en ik hoorde Dien,
3327 Eze 2:7 | 7 Maar gij zult Mijn woorden tot hen spreken,
3328 Eze 2:10 | En Hij spreidde die voor mijn aangezicht uit; en zij was
3329 Eze 3:2 | 2 Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die
3330 Eze 3:3 | Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege
3331 Eze 3:4 | Israels, en spreek tot hen met Mijn woorden. ~
3332 Eze 3:10 | mij: Mensenkind, vat al Mijn woorden, die Ik tot u spreken
3333 Eze 3:17 | zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege
3334 Eze 3:23 | rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. ~
3335 Eze 3:24 | in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij sprak met
3336 Eze 4:14 | Ach, Heere, HEERE, zie, mijn ziel is niet verontreinigd
3337 Eze 4:14 | geweest; want ik heb, van mijn jeugd af tot nu toe, geen
3338 Eze 4:14 | verfoeilijk vlees is in mijn mond gekomen. ~
3339 Eze 5:6 | 6 Doch zij heeft Mijn rechten veranderd in goddeloosheid
3340 Eze 5:6 | meer dan de heidenen, en Mijn inzettingen meer dan de
3341 Eze 5:6 | haar zijn; want zij hebben Mijn rechten verworpen,
3342 Eze 5:6 | rechten verworpen, en in Mijn inzettingen hebben zij niet
3343 Eze 5:7 | heidenen, die rondom u zijn, in Mijn inzettingen niet gewandeld
3344 Eze 5:7 | niet gewandeld hebt, en Mijn rechten niet gedaan
3345 Eze 5:11 | de Heere HEERE (omdat gij Mijn heiligdom verontreinigd
3346 Eze 5:11 | daarom u verminderen, en Mijn oog u niet verschonen zal,
3347 Eze 5:13 | 13 Alzo zal Mijn toorn volbracht worden,
3348 Eze 5:13 | volbracht worden, en Ik zal Mijn grimmigheid op hen doen
3349 Eze 5:13 | weten, dat Ik, de HEERE, in Mijn ijver gesproken heb, als
3350 Eze 5:13 | ijver gesproken heb, als Ik Mijn grimmigheid tegen hen
3351 Eze 6:12 | honger sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen
3352 Eze 6:14 | 14 Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken,
3353 Eze 7:3 | einde over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en
3354 Eze 7:4 | 4 En Mijn oog zal u niet verschonen,
3355 Eze 7:8 | 8 Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten,
3356 Eze 7:8 | grimmigheid over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen,
3357 Eze 7:9 | 9 En Mijn oog zal niet verschonen,
3358 Eze 7:14 | trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over
3359 Eze 7:22 | 22 Ook zal Ik Mijn aangezicht van hen omwenden,
3360 Eze 7:22 | omwenden, en zij zullen Mijn verborgen plaats ontheiligen;
3361 Eze 8:1 | vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de oudsten
3362 Eze 8:1 | de oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de
3363 Eze 8:5 | het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg van
3364 Eze 8:6 | hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch
3365 Eze 8:18 | handelen in grimmigheid, Mijn oog zal niet verschonen,
3366 Eze 8:18 | sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen,
3367 Eze 9:1 | Daarna riep Hij voor mijn oren met luider stem, zeggende:
3368 Eze 9:5 | die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de
3369 Eze 9:6 | teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen
3370 Eze 9:8 | overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, en riep,
3371 Eze 9:10 | Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog zal niet verschonen,
3372 Eze 10:2 | stad; en hij ging in voor mijn ogen. ~
3373 Eze 10:13 | elkeen derzelve werd voor mijn ogen genoemd Galgal. ~
3374 Eze 10:19 | van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen;
3375 Eze 11:12 | HEERE ben, omdat gij in Mijn inzettingen niet gewandeld,
3376 Eze 11:12 | inzettingen niet gewandeld, en Mijn rechten niet gedaan hebt,
3377 Eze 11:13 | stierf. Toen viel ik neder op mijn aangezicht, en riep met
3378 Eze 11:20 | Opdat zij wandelen in Mijn inzettingen, en Mijn rechten
3379 Eze 11:20 | in Mijn inzettingen, en Mijn rechten bewaren, en dezelve
3380 Eze 12:7 | mij bevolen was; ik bracht mijn gereedschap uit bij dag,
3381 Eze 12:13 | 13 Ik zal ook Mijn net over hem uitspreiden,
3382 Eze 12:13 | uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen worde;
3383 Eze 13:9 | 9 En Mijn hand zal zijn tegen de profeten,
3384 Eze 13:10 | Daarom, ja, daarom dat zij Mijn volk verleiden, zeggende:
3385 Eze 13:13 | een groten stormwind in Mijn grimmigheid splijten, en
3386 Eze 13:13 | overstelpende plasregen zijn in Mijn toorn, en grote hagelstenen
3387 Eze 13:13 | grote hagelstenen in Mijn grimmigheid, om dien te
3388 Eze 13:15 | 15 Zo zal Ik Mijn grimmigheid tegen den wand
3389 Eze 13:19 | gij Mij ontheiligen bij Mijn volk, voor handvollen van
3390 Eze 13:19 | leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort? ~
3391 Eze 13:21 | hoofddeksels scheuren, en Mijn volk uit uw hand redden,
3392 Eze 13:23 | waarzegging gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden,
3393 Eze 14:1 | Israel, en zaten neder voor mijn aangezicht. ~
3394 Eze 14:8 | 8 En Ik zal Mijn aangezicht tegen dienzelven
3395 Eze 14:9 | profeet overreed, en Ik zal Mijn hand tegen hem uitstrekken,
3396 Eze 14:9 | verdelgen uit het midden van Mijn volk Israel. ~
3397 Eze 14:13 | overtredende, zo zal Ik Mijn hand daartegen uitstrekken,
3398 Eze 14:19 | datzelve land zende, en Mijn grimmigheid daarover met
3399 Eze 14:21 | Hoeveel te meer als Ik mijn vier boze gerichten, het
3400 Eze 15:7 | 7 Want Ik zal Mijn aangezicht tegen hen zetten;
3401 Eze 15:7 | Ik de HEERE ben, als Ik Mijn aangezicht tegen hen gesteld
3402 Eze 16:8 | der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte
3403 Eze 16:14 | want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op
3404 Eze 16:17 | de vaten uws sieraads van Mijn goud en van Mijn zilver,
3405 Eze 16:17 | sieraads van Mijn goud en van Mijn zilver, dat Ik u gegeven
3406 Eze 16:18 | hebt ze bedekt; en gij hebt Mijn olie en Mijn reukwerk voor
3407 Eze 16:18 | en gij hebt Mijn olie en Mijn reukwerk voor hun aangezichten
3408 Eze 16:19 | 19 En Mijn brood, hetwelk Ik u gaf,
3409 Eze 16:21 | 21 Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt,
3410 Eze 16:27 | Ziet, daarom strekte Ik Mijn hand over u uit, en verminderde
3411 Eze 16:42 | 42 Zo zal Ik Mijn grimmigheid op u doen rusten,
3412 Eze 16:42 | grimmigheid op u doen rusten, en Mijn ijver zal van u afwijken;
3413 Eze 16:50 | deden gruwelijkheid voor Mijn aangezicht; daarom deed
3414 Eze 16:60 | zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de dagen
3415 Eze 16:62 | 62 Want Ik zal Mijn verbond met u oprichten,
3416 Eze 17:19 | waarachtig als Ik leef, zo Ik Mijn eed, dien hij veracht heeft,
3417 Eze 17:19 | dien hij veracht heeft, en Mijn verbond, dat hij gebroken
3418 Eze 17:20 | 20 En Ik zal Mijn net over hem uitspreiden,
3419 Eze 17:20 | hij gegrepen zal worden in Mijn jachtgaren; en Ik zal daar
3420 Eze 18:9 | 9 In Mijn inzettingen wandelt, en
3421 Eze 18:9 | inzettingen wandelt, en Mijn rechten onderhoudt, om trouwelijk
3422 Eze 18:17 | woeker noch overwinst neemt, Mijn rechten doet, en in Mijn
3423 Eze 18:17 | Mijn rechten doet, en in Mijn inzettingen wandelt; die
3424 Eze 18:19 | gerechtigheid gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhouden,
3425 Eze 18:21 | hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt,
3426 Eze 18:25 | hoort nu, o huis Israels! is Mijn weg niet recht? Zijn niet
3427 Eze 18:29 | Heeren is niet recht. Zouden Mijn wegen, o huis Israels, niet
3428 Eze 20:1 | zij zaten neder voor mijn aangezicht. ~
3429 Eze 20:5 | Israel verkoos, zo hief Ik Mijn hand op tot het zaad van
3430 Eze 20:5 | bekend; ja, Ik hief Mijn hand tot hen op, zeggende:
3431 Eze 20:6 | Ten zelven dage hief Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik
3432 Eze 20:8 | daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten
3433 Eze 20:8 | over hen uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen
3434 Eze 20:11 | 11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte hun
3435 Eze 20:11 | inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke,
3436 Eze 20:12 | Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken
3437 Eze 20:13 | woestijn; zij wandelden in Mijn inzettingen niet, en verwierpen
3438 Eze 20:13 | inzettingen niet, en verwierpen Mijn rechten; dewelke, zo ze
3439 Eze 20:13 | leven; en zij ontheiligden Mijn sabbatten zeer, dat Ik zeide,
3440 Eze 20:13 | sabbatten zeer, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid te zullen uitgieten
3441 Eze 20:15 | Evenwel hief Ik ook Mijn hand op tot hen in de woestijn,
3442 Eze 20:16 | 16 Daarom dat zij Mijn rechten verwierpen, en in
3443 Eze 20:16 | rechten verwierpen, en in Mijn inzettingen niet wandelden,
3444 Eze 20:16 | inzettingen niet wandelden, en Mijn sabbatten ontheiligden;
3445 Eze 20:17 | 17 Doch Mijn oog verschoonde hen, dat
3446 Eze 20:19 | HEERE, uw God, wandelt in Mijn inzettingen, en onderhoudt
3447 Eze 20:19 | inzettingen, en onderhoudt Mijn rechten, en doet dezelve. ~
3448 Eze 20:20 | 20 En heiligt Mijn sabbatten, en zij zullen
3449 Eze 20:21 | Mij; zij wandelden niet in Mijn inzettingen, en Mijn rechten
3450 Eze 20:21 | in Mijn inzettingen, en Mijn rechten namen zij niet waar,
3451 Eze 20:21 | leven; zij ontheiligden Mijn sabbatten, dat Ik zeide,
3452 Eze 20:21 | sabbatten, dat Ik zeide, Mijn grimmigheid te zullen uitgieten
3453 Eze 20:21 | uitgieten over hen, volbrengende Mijn toorn tegen hen in de woestijn. ~
3454 Eze 20:22 | 22 Doch Ik keerde Mijn hand af, en deed het om
3455 Eze 20:23 | 23 Ik hief ook Mijn hand tot hen op in de woestijn,
3456 Eze 20:24 | 24 Omdat zij Mijn rechten niet gedaan hadden,
3457 Eze 20:24 | niet gedaan hadden, maar Mijn inzettingen verworpen en
3458 Eze 20:24 | inzettingen verworpen en Mijn sabbatten ontheiligd hadden,
3459 Eze 20:28 | gebracht had, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven had, om hetzelve
3460 Eze 20:39 | doch ontheiligt niet meer Mijn heiligen Naam, met
3461 Eze 20:40 | 40 Want op Mijn heiligen berg, op den hogen
3462 Eze 20:42 | in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om hetzelve
3463 Eze 21:3 | Ik wil aan u, en Ik zal Mijn zwaard uit zijn schede trekken;
3464 Eze 21:4 | den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan
3465 Eze 21:5 | weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard uit zijn schede getrokken
3466 Eze 21:12 | hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen
3467 Eze 21:12 | zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn; daarom klop
3468 Eze 21:17 | En Ik Zelf zal ook Mijn hand tegen Mijn hand slaan,
3469 Eze 21:17 | zal ook Mijn hand tegen Mijn hand slaan, en Mijn grimmigheid
3470 Eze 21:17 | tegen Mijn hand slaan, en Mijn grimmigheid doen rusten;
3471 Eze 21:31 | 31 En Ik zal over u Mijn gramschap uitgieten, Ik
3472 Eze 22:8 | 8 Mijn heilige dingen hebt gij
3473 Eze 22:8 | dingen hebt gij veracht, en Mijn sabbatten hebt gij ontheiligd. ~
3474 Eze 22:13 | 13 Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid,
3475 Eze 22:20 | ulieden vergaderen in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid
3476 Eze 22:20 | in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid daar laten,
3477 Eze 22:22 | weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u
3478 Eze 22:26 | Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen
3479 Eze 22:26 | aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het
3480 Eze 22:26 | verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in
3481 Eze 22:30 | mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse
3482 Eze 22:31 | 31 Daarom heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten;
3483 Eze 23:18 | haar schaamte; toen werd Mijn ziel van haar afgetrokken,
3484 Eze 23:18 | afgetrokken, gelijk als Mijn ziel was afgetrokken van
3485 Eze 23:25 | 25 En Ik zal Mijn ijver tegen u zetten, dat
3486 Eze 23:38 | Mij dit gedaan; zij hebben Mijn heiligdom ten zelven dage
3487 Eze 23:38 | zelven dage verontreinigd, en Mijn sabbatten ontheiligd. ~
3488 Eze 23:39 | zij op dienzelven dag in Mijn heiligdom, om dat te ontheiligen;
3489 Eze 23:39 | gedaan in het midden van Mijn huis. ~
3490 Eze 23:41 | toegericht was, en op hetwelk gij Mijn reukwerk en Mijn olie gezet
3491 Eze 23:41 | hetwelk gij Mijn reukwerk en Mijn olie gezet hadt. ~
3492 Eze 24:13 | gereinigd worden, totdat Ik Mijn grimmigheid op u zal
3493 Eze 24:18 | volk in den morgenstond, en mijn huisvrouw stierf in den
3494 Eze 24:21 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn heiligdom ontheiligen, de
3495 Eze 25:3 | gezegd hebt: Heah! over Mijn heiligdom, als het ontheiligd
3496 Eze 25:7 | Daarom, ziet, Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken,
3497 Eze 25:13 | Heere HEERE: Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom,
3498 Eze 25:14 | 14 En Ik zal Mijn wraak doen aan Edom, door
3499 Eze 25:14 | aan Edom, door de hand van Mijn volk Israel; en zij zullen
3500 Eze 25:14 | zij zullen tegen Edom naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422 |