1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422
Book Chapter: Verse
3501 Eze 25:14 | naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo
3502 Eze 25:14 | handelen; alzo zullen zij Mijn wraak gewaar worden,
3503 Eze 25:16 | Heere HEERE: Ziet, Ik strek Mijn hand uit tegen de Filistijnen,
3504 Eze 25:17 | Ik de HEERE ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal
3505 Eze 28:25 | hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven
3506 Eze 29:3 | rivieren ligt; die daar zegt: Mijn rivier is de mijne,
3507 Eze 29:9 | omdat hij zegt: De rivier is mijn, en ik heb die gemaakt. ~
3508 Eze 30:9 | zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren,
3509 Eze 30:15 | 15 En Ik zal Mijn grimmigheid uitgieten over
3510 Eze 30:24 | konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven;
3511 Eze 30:25 | Ik de HEERE ben, als Ik Mijn zwaard in de hand des
3512 Eze 32:3 | Heere HEERE: Ik zal daarom Mijn net over u uitspreiden door
3513 Eze 32:3 | die zullen u optrekken in Mijn garen. ~
3514 Eze 32:10 | u te berge staan, als Ik Mijn zwaard zal zwaaien voor
3515 Eze 32:32 | 32 Want Ik heb ook Mijn schrik gegeven in het land
3516 Eze 33:7 | zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege
3517 Eze 33:22 | die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat
3518 Eze 33:22 | tot mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en
3519 Eze 33:31 | zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden,
3520 Eze 34:6 | 6 Mijn schapen dolen op alle bergen
3521 Eze 34:6 | allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid
3522 Eze 34:8 | HEERE, zo Ik niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot
3523 Eze 34:8 | geworden zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte
3524 Eze 34:8 | omdat er geen herder is, en Mijn herders naar Mijn schapen
3525 Eze 34:8 | is, en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en
3526 Eze 34:8 | weiden zichzelven, maar Mijn schapen weiden zij niet; ~
3527 Eze 34:10 | wil aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen,
3528 Eze 34:10 | zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken,
3529 Eze 34:11 | Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze
3530 Eze 34:12 | schapen is, alzo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik
3531 Eze 34:15 | 15 Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal
3532 Eze 34:17 | 17 Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE
3533 Eze 34:19 | 19 Mijn schapen dan, zullen zij
3534 Eze 34:22 | 22 Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij
3535 Eze 34:23 | zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze
3536 Eze 34:24 | hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn
3537 Eze 34:26 | dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen tot een
3538 Eze 34:30 | met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israels,
3539 Eze 34:31 | 31 Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner
3540 Eze 35:3 | gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken,
3541 Eze 36:5 | tegen het ganse Edom; die Mijn land zichzelven ten
3542 Eze 36:6 | Heere HEERE: Ziet, Ik heb in Mijn ijver en in Mijn grimmigheid
3543 Eze 36:6 | heb in Mijn ijver en in Mijn grimmigheid gesproken,
3544 Eze 36:7 | zegt de Heere HEERE: Ik heb Mijn hand opgeheven; zo niet
3545 Eze 36:8 | geven, en uw vrucht voor Mijn volk Israel dragen, want
3546 Eze 36:12 | doen wandelen, namelijk Mijn volk Israel, die zullen
3547 Eze 36:17 | handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinigheid
3548 Eze 36:18 | 18 Daarom goot Ik Mijn grimmigheid over hen uit,
3549 Eze 36:20 | waren, ontheiligden zij Mijn heiligen Naam, omdat men
3550 Eze 36:21 | Maar Ik verschoonde hen om Mijn heiligen Naam, dien het
3551 Eze 36:22 | gij huis Israels! maar om Mijn heiligen Naam, dien gijlieden
3552 Eze 36:23 | 23 Want Ik zal Mijn groten Naam heiligen, die
3553 Eze 36:27 | 27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste
3554 Eze 36:27 | Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen,
3555 Eze 36:27 | inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en
3556 Eze 37:12 | uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen
3557 Eze 37:13 | zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! ~
3558 Eze 37:14 | 14 En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij
3559 Eze 37:19 | zij zullen een worden in Mijn hand. ~
3560 Eze 37:24 | 24 En Mijn Knecht David zal Koning
3561 Eze 37:24 | hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn
3562 Eze 37:24 | Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die
3563 Eze 37:25 | wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb,
3564 Eze 37:25 | tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder
3565 Eze 37:26 | vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het midden
3566 Eze 37:27 | 27 En Mijn tabernakel zal bij hen zijn,
3567 Eze 37:28 | Die Israel heilige, als Mijn heiligdom in het midden
3568 Eze 38:14 | gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont,
3569 Eze 38:16 | gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een wolk,
3570 Eze 38:16 | zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de heidenen
3571 Eze 38:18 | spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus
3572 Eze 38:18 | dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen. ~
3573 Eze 38:19 | Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner
3574 Eze 38:20 | 20 Zodat van Mijn aangezicht beven zullen
3575 Eze 38:21 | zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere
3576 Eze 39:7 | 7 En Ik zal Mijn heiligen Naam in het midden
3577 Eze 39:7 | heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend maken,
3578 Eze 39:7 | Israel bekend maken, en zal Mijn heiligen Naam niet meer
3579 Eze 39:17 | verzamelt u van rondom, tot Mijn slachtoffer, dat Ik voor
3580 Eze 39:19 | tot dronkenschap toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor
3581 Eze 39:20 | zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rij paarden en
3582 Eze 39:21 | 21 En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen;
3583 Eze 39:21 | en alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan
3584 Eze 39:21 | zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd
3585 Eze 39:23 | hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen
3586 Eze 39:24 | hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. ~
3587 Eze 39:25 | en Ik zal ijveren over Mijn heiligen Naam; ~
3588 Eze 39:29 | 29 En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet
3589 Eze 39:29 | meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israels
3590 Eze 43:3 | rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. ~
3591 Eze 43:7 | het huis Israels zullen Mijn heiligen Naam niet meer
3592 Eze 43:8 | zij hun dorpel stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens
3593 Eze 43:8 | dorpel, en hun post nevens Mijn post, dat er maar een wand
3594 Eze 43:8 | was, en verontreinigden Mijn heiligen Naam met hun
3595 Eze 43:8 | waarom Ik ze verteerd heb in Mijn toorn. ~
3596 Eze 44:4 | vervuld; toen viel ik op mijn aangezicht. ~
3597 Eze 44:7 | onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn, om dat
3598 Eze 44:7 | te ontheiligen, te weten Mijn huis; als gij Mijn
3599 Eze 44:7 | Mijn huis; als gij Mijn brood, het vette en het
3600 Eze 44:7 | het bloed offerdet, en zij Mijn verbond verbraken, nevens
3601 Eze 44:8 | gijlieden hebt de wacht van Mijn heilige dingen niet waargenomen;
3602 Eze 44:8 | Mijner wacht gesteld in Mijn heiligdom. ~
3603 Eze 44:9 | onbesneden van vlees, zal in Mijn heiligdom ingaan, van enigen
3604 Eze 44:11 | Nochtans zullen zij in Mijn heiligdom bedienaars zijn,
3605 Eze 44:12 | geweest zijn, daarom heb Ik Mijn hand tegen hen opgeheven,
3606 Eze 44:13 | en om te naderen tot al Mijn heilige dingen, tot de allerheiligste
3607 Eze 44:15 | te dienen; en zullen voor Mijn aangezicht staan, om Mij
3608 Eze 44:16 | 16 Die zullen in Mijn heiligdom ingaan, en die
3609 Eze 44:16 | ingaan, en die zullen tot Mijn tafel naderen, om Mij te
3610 Eze 44:16 | te dienen, en zij zullen Mijn wacht waarnemen. ~
3611 Eze 44:23 | 23 En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen
3612 Eze 44:24 | staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten;
3613 Eze 44:24 | hen richten; en zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen
3614 Eze 44:24 | zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen op al Mijn gezette
3615 Eze 44:24 | en Mijn inzettingen op al Mijn gezette hoogtijden houden,
3616 Eze 44:24 | hoogtijden houden, en Mijn sabbatten heiligen. ~
3617 Eze 45:8 | bezitting zijn in Israel; en Mijn vorsten zullen Mijn volk
3618 Eze 45:8 | en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken,
3619 Eze 45:9 | uw uitstortingen op van Mijn volk, spreekt de Heere
3620 Eze 46:18 | erf nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn
3621 Eze 47:14 | de ander; over hetwelk Ik Mijn hand heb opgeheven, dat
3622 Eze 48:11 | kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen;
3623 Dan 1:10 | zeide tot Daniel: Ik vreze mijn heer, den koning, die ulieder
3624 Dan 1:10 | ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig
3625 Dan 2:3 | heb een droom gedroomd; en mijn geest is ontsteld om dien
3626 Dan 3:14 | Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet eert, en het
3627 Dan 3:15 | de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou? ~
3628 Dan 4:4 | Nebukadnezar, gerust zijnde in mijn huis, en in mijn paleis
3629 Dan 4:4 | zijnde in mijn huis, en in mijn paleis groenende, ~
3630 Dan 4:5 | de gedachten, die ik op mijn bed had, en de gezichten
3631 Dan 4:10 | gezichten nu mijns hoofds op mijn leger waren deze: Ik zag,
3632 Dan 4:13 | gezichten mijns hoofds, op mijn leger; en ziet, een wachter,
3633 Dan 4:19 | Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom wedervare
3634 Dan 4:24 | Allerhoogsten, hetwelk over mijn heer, den koning komen zal: ~
3635 Dan 4:27 | Daarom, o koning! laat mijn raad u behagen, en breek
3636 Dan 4:34 | hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want
3637 Dan 4:34 | ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij;
3638 Dan 4:36 | Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder in mij; ook
3639 Dan 4:36 | heerlijkheid mijns koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans
3640 Dan 4:36 | koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans weder op mij; en mijn
3641 Dan 4:36 | mijn glans weder op mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen
3642 Dan 4:36 | mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen zochten
3643 Dan 4:36 | zochten mij, en ik werd in mijn koninkrijk bevestigd; en
3644 Dan 5:13 | van Juda, die de koning, mijn vader, uit Juda gebracht
3645 Dan 6:23 | 23 Mijn God heeft Zijn engel gezonden,
3646 Dan 7:2 | antwoordde en zeide: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, en ziet,
3647 Dan 7:15 | 15 Mij, Daniel werd mijn geest doorstoken in het
3648 Dan 7:28 | Wat mij Daniel aangaat, mijn gedachten verschrikken mij
3649 Dan 7:28 | verschrikken mij zeer, en mijn glans veranderde aan mij;
3650 Dan 7:28 | ik bewaarde dat woord in mijn hart. ~ ~
3651 Dan 8:3 | 3 En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet,
3652 Dan 8:17 | verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij
3653 Dan 8:18 | ik in een diepen slaap op mijn aangezicht ter aarde; toen
3654 Dan 8:18 | aan, en hij stelde mij op mijn standplaats. ~
3655 Dan 9:3 | 3 En ik stelde mijn aangezicht tot God, den
3656 Dan 9:4 | Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis,
3657 Dan 9:18 | 18 Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen
3658 Dan 9:19 | niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw
3659 Dan 9:20 | sprak, en bad, en beleed mijn zonde, en de zonde mijns
3660 Dan 9:20 | mijns volks van Israel, en mijn smeking nederwierp voor
3661 Dan 10:3 | en vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik
3662 Dan 10:5 | 5 En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet,
3663 Dan 10:8 | mij geen kracht overig; en mijn sierlijkheid werd aan mij
3664 Dan 10:9 | ik in een diepen slaap op mijn aangezicht, met mijn aangezicht
3665 Dan 10:9 | op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde. ~
3666 Dan 10:10 | maakte, dat ik mij bewoog op mijn knieen, en de palmen mijner
3667 Dan 10:15 | met mij sprak, sloeg ik mijn aangezicht ter aarde, en
3668 Dan 10:16 | mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik
3669 Dan 10:16 | lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak,
3670 Dan 10:16 | Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om des gezichts
3671 Dan 10:16 | gezichts wil keren zich mijn weeen over mij, zodat ik
3672 Dan 10:17 | kan de knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn
3673 Dan 10:17 | mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat,
3674 Dan 10:19 | ik versterkt, en zeide: Mijn Heere spreke, want Gij hebt
3675 Dan 12:8 | verstond het niet; en ik zeide: Mijn Heere! wat zal het einde
3676 Hos 1:9 | Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook
3677 Hos 1:10 | zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd
3678 Hos 2:1 | moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar
3679 Hos 2:4 | schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn
3680 Hos 2:4 | mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn
3681 Hos 2:4 | nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn
3682 Hos 2:4 | mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn
3683 Hos 2:4 | mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en
3684 Hos 2:4 | mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank geven. ~
3685 Hos 2:4 | vlas, mijn olie en mijn drank geven. ~
3686 Hos 2:6 | henengaan, en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen
3687 Hos 2:8 | Daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren wegnemen op zijn tijd,
3688 Hos 2:8 | wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd;
3689 Hos 2:8 | tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende
3690 Hos 2:8 | zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid
3691 Hos 2:9 | en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen.
3692 Hos 2:11 | een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben; maar
3693 Hos 2:15 | dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen
3694 Hos 2:15 | Mij niet meer noemen zult: Mijn Baal! ~
3695 Hos 2:22 | zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen:
3696 Hos 2:22 | volk; en dat zal zeggen: O, mijn God! ~ ~
3697 Hos 4:6 | 6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat
3698 Hos 4:12 | 12 Mijn volk vraagt zijn hout, en
3699 Hos 5:10 | landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water,
3700 Hos 5:15 | henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven
3701 Hos 5:15 | zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun
3702 Hos 7:2 | handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht. ~
3703 Hos 7:12 | zullen henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden,
3704 Hos 8:1 | huis des HEEREN; omdat zij Mijn verbond hebben overtreden,
3705 Hos 8:1 | overtreden, en zijn tegen Mijn wet afvallig geworden. ~
3706 Hos 8:2 | zullen zij tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen
3707 Hos 8:5 | Samaria! heeft u verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken;
3708 Hos 9:8 | wachter van Efraim is met mijn God, maar de profeet is
3709 Hos 9:15 | handelingen; Ik zal ze uit Mijn huis uitdrijven, Ik zal
3710 Hos 9:17 | 17 Mijn God zal ze verwerpen, omdat
3711 Hos 10:10 | 10 Het is in Mijn lust, dat Ik ze zal binden;
3712 Hos 11:1 | hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen. ~
3713 Hos 11:7 | 7 Want Mijn volk blijft hangen aan de
3714 Hos 11:8 | Adama, u stellen als Zeboim? Mijn hart is in Mij omgekeerd,
3715 Hos 11:8 | is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is te zamen
3716 Hos 12:9 | groot goed verkregen; in al mijn arbeid zullen zij mij geen
3717 Hos 13:11 | Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in
3718 Hos 13:11 | toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~
3719 Hos 13:14 | verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, ~
3720 Hos 14:5 | vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. ~
3721 Joe 1:6 | een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder
3722 Joe 1:7 | 7 Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een
3723 Joe 1:7 | tot een verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het
3724 Joe 2:25 | de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder
3725 Joe 2:26 | bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd
3726 Joe 2:27 | ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd
3727 Joe 2:28 | zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over
3728 Joe 2:29 | dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. ~
3729 Joe 3:2 | aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel,
3730 Joe 3:2 | richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel, dat zij
3731 Joe 3:2 | heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld; ~
3732 Joe 3:3 | En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje
3733 Joe 3:5 | 5 Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt
3734 Joe 3:5 | Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt weggenomen, en
3735 Joe 3:5 | hebt weggenomen, en hebt Mijn beste kleinodien in uw tempels
3736 Amos 1:6 | niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben
3737 Amos 1:8 | uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron,
3738 Amos 1:9 | niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering
3739 Amos 2:7 | tot een jonge dochter om Mijn heiligen Naam te ontheiligen. ~
3740 Amos 7:8 | stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het
3741 Amos 7:15 | Ga henen, profeteer tot Mijn volk Israel. ~
3742 Amos 8:2 | Het einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het
3743 Amos 9:2 | zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen,
3744 Amos 9:3 | verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de
3745 Amos 9:4 | het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten
3746 Amos 9:12 | al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt
3747 Amos 9:14 | Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij
3748 Jona 1:2 | boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. ~
3749 Jona 2:2 | En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE,
3750 Jona 2:2 | schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. ~
3751 Jona 2:5 | omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. ~
3752 Jona 2:6 | eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd,
3753 Jona 2:6 | verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God! ~
3754 Jona 2:7 | 7 Als mijn ziel in mij overstelpt was,
3755 Jona 2:7 | dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den
3756 Jona 4:2 | zeide: Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in
3757 Jona 4:2 | woord niet, als ik nog in mijn land was? Daarom kwam ik
3758 Jona 4:3 | Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is
3759 Jona 4:9 | En hij zeide: Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood
3760 Mic 2:7 | Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien,
3761 Mic 2:8 | Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover
3762 Mic 2:9 | haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. ~
3763 Mic 3:5 | tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met
3764 Mic 6:3 | 3 O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan,
3765 Mic 6:5 | 5 Mijn volk! gedenk toch wat Balak,
3766 Mic 6:7 | duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor
3767 Mic 6:7 | eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns
3768 Mic 7:1 | is geen druif om te eten; mijn ziel begeert vroegrijpe
3769 Mic 7:7 | wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen. ~
3770 Mic 7:8 | Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen
3771 Mic 7:9 | Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist twiste, en mijn recht
3772 Mic 7:9 | Hij mijn twist twiste, en mijn recht uitvoere; Hij zal
3773 Mic 7:9 | brengen aan het licht; ik zal mijn lust zien aan Zijn
3774 Mic 7:10 | 10 En mijn vijandin zal het zien, en
3775 Mic 7:10 | Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien;
3776 Zep 1:4 | 4 En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda,
3777 Zep 2:8 | kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en
3778 Zep 2:12 | zult de verslagenen van Mijn zwaard zijn. ~
3779 Zep 3:8 | opmake tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen
3780 Zep 3:8 | vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid
3781 Zep 3:8 | land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden. ~
3782 Zep 3:10 | rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met
3783 Zep 3:10 | dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. ~
3784 Zac 1:6 | 6 Nochtans Mijn woorden en Mijn inzettingen,
3785 Zac 1:6 | Nochtans Mijn woorden en Mijn inzettingen, die Ik Mijn
3786 Zac 1:6 | Mijn inzettingen, die Ik Mijn knechten, den profeten,
3787 Zac 1:9 | 9 En Ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen
3788 Zac 1:16 | wedergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd
3789 Zac 1:17 | de HEERE der heirscharen: Mijn steden zullen nog uitgespreid
3790 Zac 1:18 | 18 En ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet,
3791 Zac 2:1 | 1 Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet,
3792 Zac 2:9 | 9 Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden bewegen,
3793 Zac 3:7 | heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, en
3794 Zac 3:7 | wandelen, en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, zo
3795 Zac 3:7 | waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten, en ook Mijn
3796 Zac 3:7 | Mijn huis richten, en ook Mijn voorhoven bewaren;
3797 Zac 3:8 | wonderteken; want ziet, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen
3798 Zac 4:4 | met mij sprak, zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen? ~
3799 Zac 4:5 | zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~
3800 Zac 4:6 | noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden,
3801 Zac 4:13 | zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~
3802 Zac 5:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag;
3803 Zac 5:4 | het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en
3804 Zac 5:9 | 9 En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet,
3805 Zac 6:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag;
3806 Zac 6:4 | mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere? ~
3807 Zac 6:8 | het Noorderland, hebben Mijn Geest doen rusten in het
3808 Zac 8:6 | dagen, zou het daarom ook in Mijn ogen wonderlijk zijn? spreekt
3809 Zac 8:7 | heirscharen: Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen uit het land
3810 Zac 9:8 | En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren, vanwege het
3811 Zac 9:8 | want nu heb Ik het met Mijn ogen aangezien. ~
3812 Zac 10:3 | Tegen de herders was Mijn toorn ontstoken, en over
3813 Zac 11:4 | Alzo zegt de HEERE, mijn God: Weidt deze slachtschapen. ~
3814 Zac 11:8 | een maand afgesneden; want mijn ziel was over hen verdrietig
3815 Zac 11:10 | 10 En ik nam mijn stok LIEFELIJKHEID, en ik
3816 Zac 11:10 | denzelven, te niet doende mijn verbond, hetwelk ik met
3817 Zac 11:12 | goed is in uw ogen, brengt mijn loon, en zo niet, laat het
3818 Zac 11:12 | laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. ~
3819 Zac 11:14 | 14 Toen verbrak ik mijn tweeden stok, SAMENBINDERS,
3820 Zac 12:4 | het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen, en alle
3821 Zac 13:5 | mij daartoe geworven van mijn jeugd aan. ~
3822 Zac 13:7 | Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man,
3823 Zac 13:7 | Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de
3824 Zac 13:7 | verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. ~
3825 Zac 13:9 | men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen, en Ik
3826 Zac 13:9 | verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen:
3827 Zac 13:9 | zal zeggen: De HEERE is mijn God. ~ ~
3828 Zac 14:5 | Juda; den zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen
3829 Mal 1:6 | Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere,
3830 Mal 1:6 | ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der
3831 Mal 1:7 | 7 Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd brood,
3832 Mal 1:10 | steekt het vuur niet aan op Mijn altaar om niet. Ik heb geen
3833 Mal 1:11 | tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de
3834 Mal 1:11 | en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht
3835 Mal 1:11 | rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder
3836 Mal 1:14 | der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder
3837 Mal 2:2 | zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt
3838 Mal 2:4 | tot u gezonden heb; opdat Mijn verbond met Levi zij, zegt
3839 Mal 2:5 | 5 Mijn verbond met hem was het
3840 Mal 2:9 | het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar het
3841 Mal 3:1 | 1 Ziet, Ik zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht
3842 Mal 3:1 | zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden
3843 Mal 3:7 | zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen, en hebt ze
3844 Mal 3:10 | opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu
3845 Mal 4:2 | Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon
3846 Mal 4:4 | Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen
3847 Matt 2:6 | Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal. ~
3848 Matt 2:15 | zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. ~
3849 Matt 2:40 | hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in
3850 Matt 2:40 | zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik
3851 Matt 2:40 | Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~ ~
3852 Matt 7:24 | Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve
3853 Matt 7:26 | En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve
3854 Matt 8:6 | 6 En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt,
3855 Matt 8:8 | niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar
3856 Matt 8:8 | alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~
3857 Matt 8:9 | Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en
3858 Matt 8:21 | dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave. ~
3859 Matt 9:18 | en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven,
3860 Matt 10:22 | van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig
3861 Matt 10:32 | zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen
3862 Matt 10:33 | Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen
3863 Matt 11:10 | geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht,
3864 Matt 11:27 | zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den
3865 Matt 11:29 | 29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij,
3866 Matt 11:30 | 30 Want Mijn juk is zacht, en Mijn last
3867 Matt 11:30 | Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht. ~ ~
3868 Matt 12:18 | 18 Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren
3869 Matt 12:18 | Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn
3870 Matt 12:18 | Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft;
3871 Matt 12:18 | welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en
3872 Matt 12:44 | hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan
3873 Matt 12:48 | die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn
3874 Matt 12:48 | Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~
3875 Matt 12:49 | discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
3876 Matt 12:49 | Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
3877 Matt 12:50 | de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~ ~ ~
3878 Matt 13:30 | brengt de tarwe samen in mijn schuur. ~
3879 Matt 13:35 | profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen;
3880 Matt 15:13 | antwoordende zeide: Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant
3881 Matt 15:22 | Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van
3882 Matt 16:17 | dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen
3883 Matt 16:18 | en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten
3884 Matt 17:5 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken
3885 Matt 17:5 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem! ~
3886 Matt 17:15 | 15 Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek,
3887 Matt 18:5 | een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. ~
3888 Matt 18:19 | die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen
3889 Matt 18:20 | of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het
3890 Matt 18:21 | Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen,
3891 Matt 18:35 | 35 Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien
3892 Matt 19:20 | dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt
3893 Matt 20:21 | zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen,
3894 Matt 20:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel
3895 Matt 20:23 | worden; maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linker
3896 Matt 20:23 | tot Mijn rechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij
3897 Matt 20:23 | worden dien het bereid is van Mijn Vader. ~
3898 Matt 21:13 | tot hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds
3899 Matt 21:28 | ga heen, werk heden in mijn wijngaard. ~
3900 Matt 21:37 | zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. ~
3901 Matt 22:4 | den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn
3902 Matt 22:4 | mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten
3903 Matt 22:44 | De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter
3904 Matt 22:44 | tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik
3905 Matt 24:5 | velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de
3906 Matt 24:35 | zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins
3907 Matt 24:36 | engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. ~
3908 Matt 24:48 | in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; ~
3909 Matt 25:27 | 27 Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan
3910 Matt 25:40 | zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt,
3911 Matt 26:12 | Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo
3912 Matt 26:12 | tot een voorbereiding van Mijn begrafenis. ~
3913 Matt 26:18 | zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij
3914 Matt 26:18 | u het pascha houden met Mijn discipelen. ~
3915 Matt 26:26 | zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. ~
3916 Matt 26:28 | 28 Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen
3917 Matt 26:38 | Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd
3918 Matt 26:39 | aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk
3919 Matt 26:42 | heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker
3920 Matt 26:53 | 53 Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden,
3921 Matt 27:35 | den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld,
3922 Matt 27:35 | en hebben het lot over Mijn kleding geworpen. ~
3923 Matt 27:46 | LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt
3924 Matt 27:46 | SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij
3925 Matt 28:10 | gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan
3926 Mark 1:2 | profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht,
3927 Mark 1:11 | uit de hemelen: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken
3928 Mark 1:11 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~
3929 Mark 3:33 | antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~
3930 Mark 3:33 | Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~
3931 Mark 3:34 | zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
3932 Mark 3:34 | Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
3933 Mark 3:35 | wil van God doet, die is Mijn broeder, en Mijn zuster,
3934 Mark 3:35 | die is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~ ~
3935 Mark 5:9 | hij antwoordde, zeggende: Mijn naam is Legio; want wij
3936 Mark 5:23 | bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste;
3937 Mark 5:30 | schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? ~
3938 Mark 8:33 | zeggende: Ga heen, achter Mijn, satanas, want gij verzint
3939 Mark 9:7 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem! ~
3940 Mark 9:17 | zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die
3941 Mark 9:24 | zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp. ~
3942 Mark 9:37 | kinderkens zal ontvangen in Mijn Naam, die ontvangt Mij;
3943 Mark 9:39 | die een kracht doen zal in Mijn Naam, en haastelijk van
3944 Mark 9:41 | zal te drinken geven in Mijn Naam, omdat gij discipelen
3945 Mark 10:20 | dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af. ~
3946 Mark 10:40 | 40 Maar het zitten tot Mijn rechter hand en tot Mijn
3947 Mark 10:40 | Mijn rechter hand en tot Mijn linker hand staat bij Mij
3948 Mark 11:17 | Is er niet geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds
3949 Mark 12:6 | zeggende: Zij zullen immers mijn zoon ontzien. ~
3950 Mark 12:36 | De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter
3951 Mark 12:36 | tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik
3952 Mark 13:6 | velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de
3953 Mark 13:31 | zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins
3954 Mark 14:8 | zij is voorgekomen, om Mijn lichaam te zalven, tot een
3955 Mark 14:14 | daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? ~
3956 Mark 14:22 | zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. ~
3957 Mark 14:24 | Hij zeide tot hen: Dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen
3958 Mark 14:34 | 34 En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd
3959 Mark 15:34 | hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt
3960 Mark 15:34 | overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij
3961 Mark 16:17 | deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen
3962 Luk 1:18 | weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen
3963 Luk 1:20 | zijn; om dies wil, dat gij mijn woorden niet geloofd hebt,
3964 Luk 1:25 | mij aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen
3965 Luk 1:44 | de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong
3966 Luk 1:44 | kindeken van vreugde op in mijn buik. ~
3967 Luk 1:46 | 46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere; ~
3968 Luk 1:47 | 47 En mijn geest verheugt zich in God,
3969 Luk 1:47 | geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; ~
3970 Luk 2:30 | 30 Want mijn ogen hebben Uw zaligheid
3971 Luk 3:22 | hemel, zeggende: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb
3972 Luk 3:22 | geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! ~
3973 Luk 6:47 | iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve
3974 Luk 7:6 | niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen. ~
3975 Luk 7:7 | zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~
3976 Luk 7:8 | Kom en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en
3977 Luk 7:27 | geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht,
3978 Luk 7:44 | water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze
3979 Luk 7:44 | gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt,
3980 Luk 7:45 | is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen. ~
3981 Luk 7:46 | 46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar
3982 Luk 7:46 | gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd. ~
3983 Luk 8:21 | antwoordde en zeide tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders
3984 Luk 8:21 | tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, die
3985 Luk 9:35 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem! ~
3986 Luk 9:38 | Meester, ik bid U, zie toch mijn zoon aan; want hij is mij
3987 Luk 9:48 | kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij;
3988 Luk 9:59 | dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave. ~
3989 Luk 9:61 | neme van degenen, die in mijn huis zijn. ~
3990 Luk 10:22 | Alle dingen zijn Mij van Mijn Vader overgegeven; en niemand
3991 Luk 10:29 | zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste? ~
3992 Luk 10:40 | Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen?
3993 Luk 11:6 | 6 Overmits mijn vriend van de reis tot mij
3994 Luk 11:7 | deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in
3995 Luk 11:24 | hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren
3996 Luk 12:4 | 4 En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet
3997 Luk 12:13 | zeide tot Hem: Meester, zeg mijn broeder, dat hij met mij
3998 Luk 12:17 | want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. ~
3999 Luk 12:18 | Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere
4000 Luk 12:18 | aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422 |