Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
mijamin 3
mijl 1
mijlen 1
mijn 4422
mijne 25
mijnen 3
mijnentwege 3
Frequency    [«  »]
5303 met
5157 op
4462 als
4422 mijn
4250 want
4160 mij
4039 aan

Bijbel

IntraText - Concordances

mijn

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422

     Book Chapter: Verse
3501 Eze 25:14 | naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo 3502 Eze 25:14 | handelen; alzo zullen zij Mijn wraak      gewaar worden, 3503 Eze 25:16 | Heere HEERE: Ziet, Ik strek Mijn hand uit tegen de Filistijnen, 3504 Eze 25:17 | Ik de HEERE ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal 3505 Eze 28:25 | hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven 3506 Eze 29:3 | rivieren ligt; die daar zegt: Mijn rivier is de      mijne, 3507 Eze 29:9 | omdat hij zegt: De rivier is mijn, en ik heb die gemaakt. ~ 3508 Eze 30:9 | zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, 3509 Eze 30:15 | 15      En Ik zal Mijn grimmigheid uitgieten over 3510 Eze 30:24 | konings van Babel sterken, en Mijn zwaard in zijn hand geven; 3511 Eze 30:25 | Ik de HEERE ben, als Ik Mijn zwaard in de hand des      3512 Eze 32:3 | Heere HEERE: Ik zal daarom Mijn net over u uitspreiden door 3513 Eze 32:3 | die zullen u optrekken in Mijn garen. ~ 3514 Eze 32:10 | u te berge staan, als Ik Mijn zwaard zal zwaaien voor 3515 Eze 32:32 | 32      Want Ik heb ook Mijn schrik gegeven in het land 3516 Eze 33:7 | zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege 3517 Eze 33:22 | die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat 3518 Eze 33:22 | tot mij kwam. Alzo werd mijn mond      opengedaan, en 3519 Eze 33:31 | zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden, 3520 Eze 34:6 | 6      Mijn schapen dolen op alle bergen 3521 Eze 34:6 | allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid 3522 Eze 34:8 | HEERE, zo Ik niet! Omdat Mijn schapen geworden zijn tot 3523 Eze 34:8 | geworden zijn tot een roof, en Mijn schapen al het wild gedierte 3524 Eze 34:8 | omdat er geen herder is, en Mijn herders naar Mijn schapen 3525 Eze 34:8 | is, en Mijn herders naar Mijn schapen niet vragen; en 3526 Eze 34:8 | weiden zichzelven, maar Mijn schapen weiden zij niet; ~ 3527 Eze 34:10 | wil aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, 3528 Eze 34:10 | zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, 3529 Eze 34:11 | Ziet, Ik, ja, Ik zal naar Mijn schapen vragen, en zal ze 3530 Eze 34:12 | schapen is, alzo zal Ik Mijn schapen opzoeken; en Ik 3531 Eze 34:15 | 15      Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal 3532 Eze 34:17 | 17      Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE 3533 Eze 34:19 | 19      Mijn schapen dan, zullen zij 3534 Eze 34:22 | 22      Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij 3535 Eze 34:23 | zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze 3536 Eze 34:24 | hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn 3537 Eze 34:26 | dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen tot een 3538 Eze 34:30 | met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israels, 3539 Eze 34:31 | 31      Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner 3540 Eze 35:3 | gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, 3541 Eze 36:5 | tegen het ganse Edom; die Mijn land zichzelven ten      3542 Eze 36:6 | Heere HEERE: Ziet, Ik heb in Mijn ijver en in Mijn      grimmigheid 3543 Eze 36:6 | heb in Mijn ijver en in Mijn      grimmigheid gesproken, 3544 Eze 36:7 | zegt de Heere HEERE: Ik heb Mijn hand opgeheven; zo niet 3545 Eze 36:8 | geven, en uw vrucht voor Mijn volk Israel dragen, want 3546 Eze 36:12 | doen wandelen, namelijk Mijn volk Israel, die zullen 3547 Eze 36:17 | handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht als de      onreinigheid 3548 Eze 36:18 | 18      Daarom goot Ik Mijn grimmigheid over hen uit, 3549 Eze 36:20 | waren, ontheiligden zij Mijn heiligen Naam, omdat men 3550 Eze 36:21 | Maar Ik verschoonde hen om Mijn heiligen Naam, dien het 3551 Eze 36:22 | gij huis Israels! maar om Mijn heiligen Naam, dien gijlieden 3552 Eze 36:23 | 23      Want Ik zal Mijn groten Naam heiligen, die 3553 Eze 36:27 | 27      En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste 3554 Eze 36:27 | Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, 3555 Eze 36:27 | inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en 3556 Eze 37:12 | uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen 3557 Eze 37:13 | zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! ~ 3558 Eze 37:14 | 14      En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij 3559 Eze 37:19 | zij zullen een worden in Mijn hand. ~ 3560 Eze 37:24 | 24      En Mijn Knecht David zal Koning 3561 Eze 37:24 | hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn 3562 Eze 37:24 | Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die 3563 Eze 37:25 | wonen in het land, dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, 3564 Eze 37:25 | tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder 3565 Eze 37:26 | vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het      midden 3566 Eze 37:27 | 27      En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, 3567 Eze 37:28 | Die Israel heilige, als Mijn heiligdom in het midden 3568 Eze 38:14 | gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, 3569 Eze 38:16 | gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een wolk, 3570 Eze 38:16 | zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de      heidenen 3571 Eze 38:18 | spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus 3572 Eze 38:18 | dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen. ~ 3573 Eze 38:19 | Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner 3574 Eze 38:20 | 20      Zodat van Mijn aangezicht beven zullen 3575 Eze 38:21 | zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere 3576 Eze 39:7 | 7      En Ik zal Mijn heiligen Naam in het midden 3577 Eze 39:7 | heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend maken, 3578 Eze 39:7 | Israel bekend maken, en zal Mijn heiligen Naam niet meer 3579 Eze 39:17 | verzamelt u van rondom, tot      Mijn slachtoffer, dat Ik voor 3580 Eze 39:19 | tot dronkenschap toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor 3581 Eze 39:20 | zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rij paarden en 3582 Eze 39:21 | 21      En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen; 3583 Eze 39:21 | en alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan 3584 Eze 39:21 | zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd 3585 Eze 39:23 | hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht      voor hen 3586 Eze 39:24 | hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. ~ 3587 Eze 39:25 | en Ik zal ijveren over Mijn heiligen Naam; ~ 3588 Eze 39:29 | 29      En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet 3589 Eze 39:29 | meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israels 3590 Eze 43:3 | rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. ~ 3591 Eze 43:7 | het huis Israels zullen Mijn heiligen Naam niet meer 3592 Eze 43:8 | zij hun dorpel stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens 3593 Eze 43:8 | dorpel, en hun post nevens Mijn post, dat er maar een wand 3594 Eze 43:8 | was, en verontreinigden Mijn heiligen Naam met hun      3595 Eze 43:8 | waarom Ik ze verteerd heb in Mijn toorn. ~ 3596 Eze 44:4 | vervuld; toen viel ik op mijn      aangezicht. ~ 3597 Eze 44:7 | onbesnedenen van vlees, om in Mijn heiligdom te zijn, om dat 3598 Eze 44:7 | te ontheiligen, te weten Mijn huis; als gij      Mijn 3599 Eze 44:7 | Mijn huis; als gij      Mijn brood, het vette en het 3600 Eze 44:7 | het bloed offerdet, en zij Mijn verbond verbraken, nevens 3601 Eze 44:8 | gijlieden hebt de wacht van Mijn heilige dingen niet waargenomen; 3602 Eze 44:8 | Mijner wacht gesteld in Mijn heiligdom. ~ 3603 Eze 44:9 | onbesneden van vlees, zal in Mijn heiligdom ingaan, van enigen 3604 Eze 44:11 | Nochtans zullen zij in Mijn heiligdom bedienaars zijn, 3605 Eze 44:12 | geweest zijn, daarom heb Ik Mijn hand      tegen hen opgeheven, 3606 Eze 44:13 | en om te naderen tot al Mijn heilige dingen, tot de allerheiligste 3607 Eze 44:15 | te dienen; en zullen voor Mijn aangezicht staan, om Mij 3608 Eze 44:16 | 16      Die zullen in Mijn heiligdom ingaan, en die 3609 Eze 44:16 | ingaan, en die zullen tot Mijn tafel naderen, om Mij te 3610 Eze 44:16 | te dienen, en zij zullen Mijn wacht waarnemen. ~ 3611 Eze 44:23 | 23      En zij zullen Mijn volk onderscheid leren tussen 3612 Eze 44:24 | staan om te richten; naar Mijn rechten zullen zij hen richten; 3613 Eze 44:24 | hen richten; en zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen 3614 Eze 44:24 | zij zullen Mijn wetten en Mijn inzettingen op al Mijn gezette 3615 Eze 44:24 | en Mijn inzettingen op al Mijn gezette hoogtijden houden, 3616 Eze 44:24 | hoogtijden houden, en      Mijn sabbatten heiligen. ~ 3617 Eze 45:8 | bezitting zijn in Israel; en Mijn vorsten zullen Mijn volk 3618 Eze 45:8 | en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, 3619 Eze 45:9 | uw uitstortingen op van Mijn volk,      spreekt de Heere 3620 Eze 46:18 | erf nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn      3621 Eze 47:14 | de ander; over hetwelk Ik Mijn hand heb opgeheven, dat 3622 Eze 48:11 | kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen; 3623 Dan 1:10 | zeide tot Daniel: Ik vreze mijn heer, den koning, die ulieder 3624 Dan 1:10 | ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig 3625 Dan 2:3 | heb een droom gedroomd; en mijn geest is ontsteld om dien 3626 Dan 3:14 | Abed-nego, dat gijlieden mijn goden niet eert, en het 3627 Dan 3:15 | de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou? ~ 3628 Dan 4:4 | Nebukadnezar, gerust zijnde in mijn huis, en in mijn paleis 3629 Dan 4:4 | zijnde in mijn huis, en in mijn paleis groenende, ~ 3630 Dan 4:5 | de gedachten, die ik op mijn bed had, en de gezichten 3631 Dan 4:10 | gezichten nu mijns hoofds op mijn leger waren deze: Ik zag, 3632 Dan 4:13 | gezichten mijns hoofds, op mijn leger; en ziet, een wachter, 3633 Dan 4:19 | Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom wedervare 3634 Dan 4:24 | Allerhoogsten, hetwelk over mijn heer, den koning komen zal: ~ 3635 Dan 4:27 | Daarom, o koning! laat mijn raad u behagen, en breek 3636 Dan 4:34 | hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want 3637 Dan 4:34 | ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; 3638 Dan 4:36 | Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder in mij; ook 3639 Dan 4:36 | heerlijkheid mijns koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans 3640 Dan 4:36 | koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans weder op mij; en mijn 3641 Dan 4:36 | mijn glans weder op mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen      3642 Dan 4:36 | mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen      zochten 3643 Dan 4:36 | zochten mij, en ik werd in mijn koninkrijk bevestigd; en 3644 Dan 5:13 | van Juda, die de koning, mijn      vader, uit Juda gebracht 3645 Dan 6:23 | 23      Mijn God heeft Zijn engel gezonden, 3646 Dan 7:2 | antwoordde en zeide: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, en ziet, 3647 Dan 7:15 | 15      Mij, Daniel werd mijn geest doorstoken in het 3648 Dan 7:28 | Wat mij Daniel aangaat, mijn gedachten verschrikken mij 3649 Dan 7:28 | verschrikken mij zeer, en mijn glans veranderde aan mij; 3650 Dan 7:28 | ik bewaarde dat woord in mijn hart. ~  ~ 3651 Dan 8:3 | 3      En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, 3652 Dan 8:17 | verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij 3653 Dan 8:18 | ik in een diepen slaap op mijn aangezicht ter aarde; toen 3654 Dan 8:18 | aan, en hij stelde mij op mijn standplaats. ~ 3655 Dan 9:3 | 3      En ik stelde mijn aangezicht tot God, den 3656 Dan 9:4 | Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, 3657 Dan 9:18 | 18      Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen 3658 Dan 9:19 | niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw 3659 Dan 9:20 | sprak, en bad, en beleed mijn zonde, en de zonde mijns 3660 Dan 9:20 | mijns volks van Israel, en mijn smeking nederwierp voor 3661 Dan 10:3 | en vlees of wijn kwam in mijn mond niet; ook zalfde ik 3662 Dan 10:5 | 5      En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, 3663 Dan 10:8 | mij geen kracht overig; en mijn sierlijkheid werd aan mij 3664 Dan 10:9 | ik in een diepen slaap op mijn aangezicht, met mijn aangezicht 3665 Dan 10:9 | op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde. ~ 3666 Dan 10:10 | maakte, dat ik mij bewoog op mijn knieen, en de palmen mijner 3667 Dan 10:15 | met mij sprak, sloeg ik mijn aangezicht ter aarde, en 3668 Dan 10:16 | mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik 3669 Dan 10:16 | lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, 3670 Dan 10:16 | Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om des      gezichts 3671 Dan 10:16 | gezichts wil keren zich mijn weeen over mij, zodat ik 3672 Dan 10:17 | kan de knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn 3673 Dan 10:17 | mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat, 3674 Dan 10:19 | ik versterkt, en zeide: Mijn Heere spreke, want Gij hebt 3675 Dan 12:8 | verstond het niet; en ik zeide: Mijn Heere! wat zal het einde 3676 Hos 1:9 | Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook 3677 Hos 1:10 | zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd 3678 Hos 2:1 | moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar 3679 Hos 2:4 | schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn 3680 Hos 2:4 | mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn 3681 Hos 2:4 | nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn      3682 Hos 2:4 | mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn      vlas, mijn 3683 Hos 2:4 | mijn water, mijn wol en mijn      vlas, mijn olie en 3684 Hos 2:4 | mijn wol en mijn      vlas, mijn olie en mijn drank geven. ~ 3685 Hos 2:4 | vlas, mijn olie en mijn drank geven. ~ 3686 Hos 2:6 | henengaan, en keren weder tot mijn vorigen Man,      want toen 3687 Hos 2:8 | Daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, 3688 Hos 2:8 | wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; 3689 Hos 2:8 | tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende 3690 Hos 2:8 | zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid 3691 Hos 2:9 | en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen. 3692 Hos 2:11 | een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben; maar 3693 Hos 2:15 | dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen 3694 Hos 2:15 | Mij niet meer noemen zult: Mijn Baal! ~ 3695 Hos 2:22 | zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: 3696 Hos 2:22 | volk; en dat zal zeggen: O, mijn God! ~  ~ 3697 Hos 4:6 | 6      Mijn volk is uitgeroeid, omdat 3698 Hos 4:12 | 12      Mijn volk vraagt zijn hout, en 3699 Hos 5:10 | landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, 3700 Hos 5:15 | henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven 3701 Hos 5:15 | zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun 3702 Hos 7:2 | handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht. ~ 3703 Hos 7:12 | zullen henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden, 3704 Hos 8:1 | huis des HEEREN; omdat zij Mijn verbond hebben overtreden, 3705 Hos 8:1 | overtreden, en zijn tegen Mijn wet afvallig geworden. ~ 3706 Hos 8:2 | zullen zij tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen 3707 Hos 8:5 | Samaria! heeft u verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; 3708 Hos 9:8 | wachter van Efraim is met mijn God, maar de profeet is 3709 Hos 9:15 | handelingen; Ik zal ze uit Mijn huis uitdrijven, Ik zal 3710 Hos 9:17 | 17      Mijn God zal ze verwerpen, omdat 3711 Hos 10:10 | 10      Het is in Mijn lust, dat Ik ze zal binden; 3712 Hos 11:1 | hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen. ~ 3713 Hos 11:7 | 7      Want Mijn volk blijft hangen aan de 3714 Hos 11:8 | Adama, u stellen als Zeboim? Mijn hart is in Mij omgekeerd, 3715 Hos 11:8 | is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is te zamen      3716 Hos 12:9 | groot goed verkregen; in al mijn arbeid zullen zij mij geen 3717 Hos 13:11 | Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in 3718 Hos 13:11 | toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid. ~ 3719 Hos 13:14 | verderf? Berouw zal van Mijn ogen      verborgen zijn, ~ 3720 Hos 14:5 | vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. ~ 3721 Joe 1:6 | een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder 3722 Joe 1:7 | 7      Het heeft mijn wijnstok gesteld tot een 3723 Joe 1:7 | tot een verwoesting, en mijn vijgeboom tot schuim; het 3724 Joe 2:25 | de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder 3725 Joe 2:26 | bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd 3726 Joe 2:27 | ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd 3727 Joe 2:28 | zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over 3728 Joe 2:29 | dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. ~ 3729 Joe 3:2 | aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel, 3730 Joe 3:2 | richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel, dat zij 3731 Joe 3:2 | heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld; ~ 3732 Joe 3:3 | En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje 3733 Joe 3:5 | 5      Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt 3734 Joe 3:5 | Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt weggenomen, en 3735 Joe 3:5 | hebt weggenomen, en hebt Mijn beste kleinodien in uw tempels 3736 Amos 1:6 | niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben 3737 Amos 1:8 | uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, 3738 Amos 1:9 | niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering 3739 Amos 2:7 | tot een jonge dochter om Mijn      heiligen Naam te ontheiligen. ~ 3740 Amos 7:8 | stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het      3741 Amos 7:15 | Ga henen, profeteer tot Mijn volk Israel. ~ 3742 Amos 8:2 | Het einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het 3743 Amos 9:2 | zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, 3744 Amos 9:3 | verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de 3745 Amos 9:4 | het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten 3746 Amos 9:12 | al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt 3747 Amos 9:14 | Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij 3748 Jona 1:2 | boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. ~ 3749 Jona 2:2 | En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, 3750 Jona 2:2 | schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. ~ 3751 Jona 2:5 | omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. ~ 3752 Jona 2:6 | eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, 3753 Jona 2:6 | verderf opgevoerd, o HEERE, mijn      God! ~ 3754 Jona 2:7 | 7      Als mijn ziel in mij overstelpt was, 3755 Jona 2:7 | dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den 3756 Jona 4:2 | zeide: Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in 3757 Jona 4:2 | woord niet, als ik nog in mijn land was? Daarom kwam ik 3758 Jona 4:3 | Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is 3759 Jona 4:9 | En hij zeide: Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood 3760 Mic 2:7 | Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, 3761 Mic 2:8 | Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover 3762 Mic 2:9 | haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. ~ 3763 Mic 3:5 | tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met 3764 Mic 6:3 | 3      O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, 3765 Mic 6:5 | 5      Mijn volk! gedenk toch wat Balak, 3766 Mic 6:7 | duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor 3767 Mic 6:7 | eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns      3768 Mic 7:1 | is geen druif om te eten; mijn ziel begeert      vroegrijpe 3769 Mic 7:7 | wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen. ~ 3770 Mic 7:8 | Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen 3771 Mic 7:9 | Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist twiste, en mijn recht 3772 Mic 7:9 | Hij mijn twist twiste, en mijn recht uitvoere; Hij zal 3773 Mic 7:9 | brengen aan het licht; ik zal mijn lust zien      aan Zijn 3774 Mic 7:10 | 10      En mijn vijandin zal het zien, en 3775 Mic 7:10 | Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien; 3776 Zep 1:4 | 4      En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, 3777 Zep 2:8 | kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en 3778 Zep 2:12 | zult de verslagenen van Mijn zwaard zijn. ~ 3779 Zep 3:8 | opmake tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen 3780 Zep 3:8 | vergaderen, om over hen      Mijn gramschap, de ganse hittigheid 3781 Zep 3:8 | land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden. ~ 3782 Zep 3:10 | rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met 3783 Zep 3:10 | dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. ~ 3784 Zac 1:6 | 6      Nochtans Mijn woorden en Mijn inzettingen, 3785 Zac 1:6 | Nochtans Mijn woorden en Mijn inzettingen, die Ik Mijn 3786 Zac 1:6 | Mijn inzettingen, die Ik Mijn knechten, den profeten, 3787 Zac 1:9 | 9      En Ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen 3788 Zac 1:16 | wedergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd 3789 Zac 1:17 | de HEERE der heirscharen: Mijn steden zullen nog uitgespreid 3790 Zac 1:18 | 18      En ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet, 3791 Zac 2:1 | 1      Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet, 3792 Zac 2:9 | 9      Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden bewegen, 3793 Zac 3:7 | heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, en 3794 Zac 3:7 | wandelen, en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, zo 3795 Zac 3:7 | waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten, en ook Mijn 3796 Zac 3:7 | Mijn huis richten, en ook Mijn voorhoven      bewaren; 3797 Zac 3:8 | wonderteken; want ziet, Ik zal Mijn Knecht, de SPRUITE, doen 3798 Zac 4:4 | met mij sprak, zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen? ~ 3799 Zac 4:5 | zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~ 3800 Zac 4:6 | noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het      geschieden, 3801 Zac 4:13 | zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~ 3802 Zac 5:1 | 1      En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; 3803 Zac 5:4 | het huis desgenen, die bij Mijn Naam valselijk zweer; en 3804 Zac 5:9 | 9      En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, 3805 Zac 6:1 | 1      En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; 3806 Zac 6:4 | mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere? ~ 3807 Zac 6:8 | het Noorderland, hebben Mijn Geest doen rusten in het 3808 Zac 8:6 | dagen, zou het daarom ook in Mijn ogen wonderlijk zijn? spreekt      3809 Zac 8:7 | heirscharen: Ziet, Ik zal Mijn volk verlossen uit het land 3810 Zac 9:8 | En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren, vanwege het 3811 Zac 9:8 | want nu      heb Ik het met Mijn ogen aangezien. ~ 3812 Zac 10:3 | Tegen de herders was Mijn toorn ontstoken, en over 3813 Zac 11:4 | Alzo zegt de HEERE, mijn God: Weidt deze slachtschapen. ~ 3814 Zac 11:8 | een maand afgesneden; want mijn ziel was over hen verdrietig 3815 Zac 11:10 | 10      En ik nam mijn stok LIEFELIJKHEID, en ik 3816 Zac 11:10 | denzelven, te niet doende mijn verbond, hetwelk ik met 3817 Zac 11:12 | goed is in uw ogen, brengt mijn loon, en zo niet, laat het 3818 Zac 11:12 | laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. ~ 3819 Zac 11:14 | 14      Toen verbrak ik mijn tweeden stok, SAMENBINDERS, 3820 Zac 12:4 | het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen, en alle      3821 Zac 13:5 | mij daartoe geworven van mijn jeugd aan. ~ 3822 Zac 13:7 | Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, 3823 Zac 13:7 | Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de 3824 Zac 13:7 | verstrooid worden; maar   Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. ~ 3825 Zac 13:9 | men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen, en Ik   3826 Zac 13:9 | verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: 3827 Zac 13:9 | zal zeggen: De HEERE is mijn God. ~  ~ 3828 Zac 14:5 | Juda; den zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen 3829 Mal 1:6 | Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, 3830 Mal 1:6 | ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der 3831 Mal 1:7 | 7      Gij brengt op Mijn altaar verontreinigd brood, 3832 Mal 1:10 | steekt het vuur niet aan op Mijn altaar om niet. Ik heb geen 3833 Mal 1:11 | tot haar ondergang, zal Mijn Naam groot zijn onder de 3834 Mal 1:11 | en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht 3835 Mal 1:11 | rein      spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder 3836 Mal 1:14 | der      heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder 3837 Mal 2:2 | zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt 3838 Mal 2:4 | tot u gezonden heb; opdat Mijn verbond met Levi zij, zegt 3839 Mal 2:5 | 5      Mijn verbond met hem was het 3840 Mal 2:9 | het ganse volk, dewijl gij Mijn wegen niet houdt, maar het 3841 Mal 3:1 | 1      Ziet, Ik zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht 3842 Mal 3:1 | zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden 3843 Mal 3:7 | zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen, en hebt ze 3844 Mal 3:10 | opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu 3845 Mal 4:2 | Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon 3846 Mal 4:4 | Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen 3847 Matt 2:6 | Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal. ~ 3848 Matt 2:15 | zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. ~ 3849 Matt 2:40 | hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in 3850 Matt 2:40 | zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik 3851 Matt 2:40 | Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~  ~ 3852 Matt 7:24 | Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve 3853 Matt 7:26 | En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve 3854 Matt 8:6 | 6 En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt, 3855 Matt 8:8 | niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar 3856 Matt 8:8 | alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~ 3857 Matt 8:9 | Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en 3858 Matt 8:21 | dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave. ~ 3859 Matt 9:18 | en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, 3860 Matt 10:22 | van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig 3861 Matt 10:32 | zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen 3862 Matt 10:33 | Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen 3863 Matt 11:10 | geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, 3864 Matt 11:27 | zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den 3865 Matt 11:29 | 29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, 3866 Matt 11:30 | 30 Want Mijn juk is zacht, en Mijn last 3867 Matt 11:30 | Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht. ~  ~ 3868 Matt 12:18 | 18 Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren 3869 Matt 12:18 | Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn 3870 Matt 12:18 | Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft; 3871 Matt 12:18 | welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en 3872 Matt 12:44 | hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan 3873 Matt 12:48 | die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn 3874 Matt 12:48 | Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? ~ 3875 Matt 12:49 | discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 3876 Matt 12:49 | Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 3877 Matt 12:50 | de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder. ~  ~  ~  3878 Matt 13:30 | brengt de tarwe samen in mijn schuur. ~ 3879 Matt 13:35 | profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; 3880 Matt 15:13 | antwoordende zeide: Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant 3881 Matt 15:22 | Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van 3882 Matt 16:17 | dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen 3883 Matt 16:18 | en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten 3884 Matt 17:5 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken 3885 Matt 17:5 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem! ~ 3886 Matt 17:15 | 15 Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, 3887 Matt 18:5 | een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. ~ 3888 Matt 18:19 | die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen 3889 Matt 18:20 | of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het 3890 Matt 18:21 | Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, 3891 Matt 18:35 | 35 Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien 3892 Matt 19:20 | dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt 3893 Matt 20:21 | zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, 3894 Matt 20:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel 3895 Matt 20:23 | worden; maar het zitten tot Mijn rechter- en tot Mijn linker 3896 Matt 20:23 | tot Mijn rechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij 3897 Matt 20:23 | worden dien het bereid is van Mijn Vader. ~ 3898 Matt 21:13 | tot hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds 3899 Matt 21:28 | ga heen, werk heden in mijn wijngaard. ~ 3900 Matt 21:37 | zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. ~ 3901 Matt 22:4 | den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn 3902 Matt 22:4 | mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten 3903 Matt 22:44 | De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter 3904 Matt 22:44 | tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik 3905 Matt 24:5 | velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de 3906 Matt 24:35 | zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins 3907 Matt 24:36 | engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. ~ 3908 Matt 24:48 | in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; ~ 3909 Matt 25:27 | 27 Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan 3910 Matt 25:40 | zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, 3911 Matt 26:12 | Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo 3912 Matt 26:12 | tot een voorbereiding van Mijn begrafenis. ~ 3913 Matt 26:18 | zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij 3914 Matt 26:18 | u het pascha houden met Mijn discipelen. ~ 3915 Matt 26:26 | zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. ~ 3916 Matt 26:28 | 28 Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen 3917 Matt 26:38 | Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd 3918 Matt 26:39 | aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk 3919 Matt 26:42 | heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker 3920 Matt 26:53 | 53 Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, 3921 Matt 27:35 | den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, 3922 Matt 27:35 | en hebben het lot over Mijn kleding geworpen. ~ 3923 Matt 27:46 | LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt 3924 Matt 27:46 | SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij 3925 Matt 28:10 | gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan 3926 Mark 1:2 | profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, 3927 Mark 1:11 | uit de hemelen: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken 3928 Mark 1:11 | geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! ~ 3929 Mark 3:33 | antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~ 3930 Mark 3:33 | Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? ~ 3931 Mark 3:34 | zaten, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 3932 Mark 3:34 | Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~ 3933 Mark 3:35 | wil van God doet, die is Mijn broeder, en Mijn zuster, 3934 Mark 3:35 | die is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~  ~ 3935 Mark 5:9 | hij antwoordde, zeggende: Mijn naam is Legio; want wij 3936 Mark 5:23 | bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; 3937 Mark 5:30 | schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt? ~ 3938 Mark 8:33 | zeggende: Ga heen, achter Mijn, satanas, want gij verzint 3939 Mark 9:7 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem! ~ 3940 Mark 9:17 | zeide: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die 3941 Mark 9:24 | zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp. ~ 3942 Mark 9:37 | kinderkens zal ontvangen in Mijn Naam, die ontvangt Mij; 3943 Mark 9:39 | die een kracht doen zal in Mijn Naam, en haastelijk van 3944 Mark 9:41 | zal te drinken geven in Mijn Naam, omdat gij discipelen 3945 Mark 10:20 | dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af. ~ 3946 Mark 10:40 | 40 Maar het zitten tot Mijn rechter hand en tot Mijn 3947 Mark 10:40 | Mijn rechter hand en tot Mijn linker hand staat bij Mij 3948 Mark 11:17 | Is er niet geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds 3949 Mark 12:6 | zeggende: Zij zullen immers mijn zoon ontzien. ~ 3950 Mark 12:36 | De Heere heeft gezegd tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter 3951 Mark 12:36 | tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik 3952 Mark 13:6 | velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de 3953 Mark 13:31 | zullen voorbijgaan; maar Mijn woorden zullen geenszins 3954 Mark 14:8 | zij is voorgekomen, om Mijn lichaam te zalven, tot een 3955 Mark 14:14 | daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? ~ 3956 Mark 14:22 | zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. ~ 3957 Mark 14:24 | Hij zeide tot hen: Dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen 3958 Mark 14:34 | 34 En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd 3959 Mark 15:34 | hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt 3960 Mark 15:34 | overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij 3961 Mark 16:17 | deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen 3962 Luk 1:18 | weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen 3963 Luk 1:20 | zijn; om dies wil, dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, 3964 Luk 1:25 | mij aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen 3965 Luk 1:44 | de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong 3966 Luk 1:44 | kindeken van vreugde op in mijn buik. ~ 3967 Luk 1:46 | 46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere; ~ 3968 Luk 1:47 | 47 En mijn geest verheugt zich in God, 3969 Luk 1:47 | geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; ~ 3970 Luk 2:30 | 30 Want mijn ogen hebben Uw zaligheid 3971 Luk 3:22 | hemel, zeggende: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb 3972 Luk 3:22 | geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! ~ 3973 Luk 6:47 | iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve 3974 Luk 7:6 | niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen. ~ 3975 Luk 7:7 | zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden. ~ 3976 Luk 7:8 | Kom en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en 3977 Luk 7:27 | geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, 3978 Luk 7:44 | water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze 3979 Luk 7:44 | gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, 3980 Luk 7:45 | is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen. ~ 3981 Luk 7:46 | 46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar 3982 Luk 7:46 | gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd. ~ 3983 Luk 8:21 | antwoordde en zeide tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders 3984 Luk 8:21 | tot hen: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen, die 3985 Luk 9:35 | wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem! ~ 3986 Luk 9:38 | Meester, ik bid U, zie toch mijn zoon aan; want hij is mij 3987 Luk 9:48 | kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; 3988 Luk 9:59 | dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave. ~ 3989 Luk 9:61 | neme van degenen, die in mijn huis zijn. ~ 3990 Luk 10:22 | Alle dingen zijn Mij van Mijn Vader overgegeven; en niemand 3991 Luk 10:29 | zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste? ~ 3992 Luk 10:40 | Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? 3993 Luk 11:6 | 6 Overmits mijn vriend van de reis tot mij 3994 Luk 11:7 | deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in 3995 Luk 11:24 | hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, daar ik uitgevaren 3996 Luk 12:4 | 4 En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet 3997 Luk 12:13 | zeide tot Hem: Meester, zeg mijn broeder, dat hij met mij 3998 Luk 12:17 | want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. ~ 3999 Luk 12:18 | Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere 4000 Luk 12:18 | aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4422

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License