1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:5 | velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen
2 Gen 2:17 | daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan
3 Gen 2:19 | 19 Want als de HEERE God uit de
4 Gen 3:10 | den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg
5 Gen 3:19 | gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult
6 Gen 4:24 | 24 Want Kain zal zevenvoudig gewroken
7 Gen 4:25 | zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, sprak zij,
8 Gen 4:25 | ander zaad gezet voor Habel; want Kain heeft hem doodgeslagen. ~
9 Gen 5:24 | God; en hij was niet meer; want God nam hem weg. ~
10 Gen 6:7 | gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik
11 Gen 6:12 | ziet, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg
12 Gen 6:13 | Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld
13 Gen 6:17 | 17 Want Ik, zie, Ik breng een watervloed
14 Gen 7:1 | uw ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig
15 Gen 7:4 | 4 Want over nog zeven dagen zal
16 Gen 8:9 | weder tot hem in de ark; want de wateren waren op de ganse
17 Gen 8:21 | vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen
18 Gen 9:6 | den mens vergoten worden; want God heeft den mens naar
19 Gen 10:25 | des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde
20 Gen 11:9 | noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE
21 Gen 13:6 | niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat
22 Gen 13:8 | herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders. ~
23 Gen 13:15 | 15 Want al dit land, dat gij ziet,
24 Gen 13:17 | lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven. ~
25 Gen 14:12 | zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom. ~
26 Gen 14:40 | zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten
27 Gen 15:13 | Gij, God des aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier
28 Gen 16:5 | naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een
29 Gen 16:16 | 16 Want Ik zal haar zegenen, en
30 Gen 17:15 | zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde. En Hij zeide:
31 Gen 17:19 | 19 Want Ik heb hem gekend, opdat
32 Gen 18:8 | doet dezen mannen niets; want daarom zijn zij onder de
33 Gen 18:13 | 13 Want wij gaan deze plaats verderven,
34 Gen 18:14 | op, gaat uit deze plaats; want de HEERE gaat deze stad
35 Gen 18:22 | Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen,
36 Gen 18:30 | zijn twee dochters met hem; want hij vreesde binnen Zoar
37 Gen 19:3 | die gij weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd. ~
38 Gen 19:7 | dezes mans huisvrouw weder; want hij is een profeet, en hij
39 Gen 19:11 | 11 En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze
40 Gen 19:18 | 18 Want de HEERE had al de baarmoeders
41 Gen 20:7 | Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard
42 Gen 20:10 | dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd
43 Gen 20:12 | zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd
44 Gen 20:16 | die met de boog schieten; want zij zeide: Dat ik het kind
45 Gen 20:17 | is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens
46 Gen 20:18 | houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot
47 Gen 21:12 | jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij God
48 Gen 23:23 | 23 Want hij had gezegd: Wiens dochter
49 Gen 23:31 | zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid,
50 Gen 23:88 | tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en
51 Gen 23:95 | 28 En Izak had Ezau lief; want het wildbraad was naar zijn
52 Gen 23:97 | dat rode, dat rode daar, want ik ben moede; daarom heeft
53 Gen 24:3 | zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik
54 Gen 24:7 | hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn
55 Gen 24:7 | niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht. ~
56 Gen 24:9 | En Izak zeide tot hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien
57 Gen 24:12 | datzelve jaar honderd maten; want de HEERE zegende hem. ~
58 Gen 24:16 | tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger
59 Gen 24:22 | naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte
60 Gen 24:24 | Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u; en Ik zal
61 Gen 26:11 | plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan;
62 Gen 26:15 | wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten,
63 Gen 27:2 | nevens dien nederliggende; want uit dien put drenkten zij
64 Gen 27:9 | haar vader toebehoorden; want zij was een herderin. ~
65 Gen 27:21 | Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn dagen zijn vervuld,
66 Gen 27:32 | noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE
67 Gen 27:48 | zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig
68 Gen 27:51 | Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk
69 Gen 27:55 | zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard;
70 Gen 27:61 | gediend heb, dat ik vertrek; want gij weet mijn dienst, die
71 Gen 27:65 | 30 Want het weinige, dat gij voor
72 Gen 28:12 | gespikkeld, en hagelvlakkig; want Ik heb gezien alles, wat
73 Gen 28:15 | vreemden van hem geacht? Want hij heeft ons verkocht,
74 Gen 28:16 | 16 Want al de rijkdom, welke God
75 Gen 28:31 | Laban: Omdat ik vreesde; want ik zeide: Opdat gij niet
76 Gen 28:32 | mij is, en neem het tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel
77 Gen 28:35 | aangezicht niet kan opstaan; want het gaat mij naar der vrouwen
78 Gen 29:8 | 8 Want hij zeide: Indien Ezau op
79 Gen 29:10 | aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn staf over
80 Gen 29:11 | broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze hem, dat hij niet
81 Gen 29:20 | knecht Jakob is achter ons! Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht
82 Gen 29:26 | Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan.
83 Gen 29:28 | Jakob heten, maar Israel; want gij hebt u vorstelijk gedragen
84 Gen 29:30 | naam dier plaats Pniel: Want, zeide hij, ik heb God gezien
85 Gen 31:14 | die de voorhuid heeft; want dat ware ons een schande. ~
86 Gen 31:19 | niet, deze zaak te doen; want hij had lust in Jakobs dochter;
87 Gen 32:7 | noemde die plaats El Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard
88 Gen 32:17 | vroedvrouw tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult gij ook hebben! ~
89 Gen 32:18 | als haar ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijn
90 Gen 33:7 | 7 Want hun have was te veel, om
91 Gen 34:3 | lief, boven al zijn zonen; want hij was hem een zoon des
92 Gen 34:15 | 15 En een man vond hem (want ziet, hij was dwalende in
93 Gen 34:17 | Zij zijn van hier gereisd; want ik hoorde hen zeggen: Laat
94 Gen 34:27 | onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons
95 Gen 34:35 | laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende,
96 Gen 35:11 | mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide: Dat niet misschien
97 Gen 35:14 | op den weg naar Timna is; want zij zag, dat Sela groot
98 Gen 35:16 | laat mij tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn
99 Gen 36:38 | 15 Want ik ben diefelijk ontstolen
100 Gen 37:21 | haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk,
101 Gen 37:31 | honger, die daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar zijn. ~
102 Gen 37:49 | totdat men ophield te tellen: want daarvan was geen getal. ~
103 Gen 37:51 | eerstgeborenen Manasse; want, zeide hij, God heeft mij
104 Gen 37:52 | tweeden noemde hij Efraim; want, zeide hij, God heeft mij
105 Gen 37:56 | verkocht aan de Egyptenaren; want de honger was sterk in Egypteland. ~
106 Gen 37:57 | tot Jozef, om te kopen; want de honger was sterk in alle
107 Gen 38:4 | niet met zijn broederen; want hij zeide: Opdat hem niet
108 Gen 38:5 | degenen, die daar kwamen; want de honger was in het land
109 Gen 38:23 | niet, dat het Jozef hoorde; want daar was een taalman tussen
110 Gen 38:27 | herberg, zo zag hij zijn geld; want ziet, het was in den mond
111 Gen 38:38 | ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en
112 Gen 39:5 | wij zullen niet aftrekken; want die man heeft tot ons gezegd:
113 Gen 39:10 | 10 Want hadden wij niet gezuimd,
114 Gen 39:16 | slachtvee, en maak het gereed; want deze mannen zullen te middag
115 Gen 39:25 | Jozef kwam op den middag; want zij hadden gehoord, dat
116 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want zijn ingewand ontstak jegens
117 Gen 39:32 | aten, in het bijzonder; want de Egyptenaars mogen geen
118 Gen 40:14 | broederen in het huis van Jozef; want hij was nog zelf aldaar;
119 Gen 40:18 | uw knecht niet ontsteken; want gij zijt even gelijk Farao! ~
120 Gen 40:26 | zo zullen wij aftrekken; want wij zullen het aangezicht
121 Gen 40:32 | 32 Want uw knecht is voor dezen
122 Gen 40:34 | 34 Want hoe zoude ik optrekken tot
123 Gen 41:3 | konden hem niet antwoorden; want zij waren verschrikt voor
124 Gen 41:5 | hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht
125 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des
126 Gen 41:11 | zal u aldaar onderhouden; want er zullen nog vijf jaren
127 Gen 41:20 | verschone uw huisraad niet; want het beste van gans Egypteland,
128 Gen 41:26 | Toen bezweek zijn hart, want hij geloofde hen niet. ~
129 Gen 42:3 | te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een
130 Gen 42:32 | mannen zijn schaapherders; want het zijn mannen, die met
131 Gen 42:34 | land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is de
132 Gen 43:4 | vreemdelingen in dit land te wonen; want er is geen weide voor de
133 Gen 43:13 | brood in het ganse land; want de honger was zeer zwaar:
134 Gen 43:15 | zeggende: Geef ons brood; want waarom zouden wij in uw
135 Gen 43:15 | tegenwoordigheid sterven? want het geld ontbreekt; ~
136 Gen 43:20 | land van Egypte voor Farao; want de Egyptenaars verkochten
137 Gen 43:22 | priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden een
138 Gen 44:14 | zijn handen verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene. ~
139 Gen 44:18 | Niet alzo, mijn vader! want deze is de eerstgeborene;
140 Gen 45:4 | voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws vaders leger
141 Gen 45:6 | verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij
142 Gen 45:7 | Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid,
143 Gen 45:7 | heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen
144 Gen 46:3 | werden aan hem vervuld; want alzo werden vervuld de dagen
145 Gen 46:13 | 13 Want zijn zonen voerden hem in
146 Gen 46:17 | broederen, en hun zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan;
147 Gen 46:19 | zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van
148 Exo 1:11 | verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao schatsteden,
149 Exo 1:19 | gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw
150 Exo 2:10 | zijn naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water
151 Exo 2:22 | noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling
152 Exo 3:5 | schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat,
153 Exo 3:6 | verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien. ~
154 Exo 3:7 | gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. ~
155 Exo 3:20 | 20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken,
156 Exo 4:1 | geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE
157 Exo 4:10 | Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en
158 Exo 4:19 | heen, keer weder in Egypte, want al de mannen zijn dood,
159 Exo 5:8 | daarvan niet verminderen; want zij gaan ledig; daarom roepen
160 Exo 5:23 | 23 Want van toen af, dat ik tot
161 Exo 5:24 | wat Ik aan Farao doen zal; want door een machtige hand zal
162 Exo 7:12 | 12 Want een ieder wierp zijn staf
163 Exo 7:24 | rivier, om water te drinken; want zij konden van het water
164 Exo 8:17 | 17 En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand
165 Exo 8:21 | 21 Want zo gij Mijn volk niet laat
166 Exo 8:26 | recht, dat men alzo doe; want wij zouden der Egyptenaren
167 Exo 9:2 | 2 Want zo gij hen weigert te laten
168 Exo 9:11 | konden, vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren,
169 Exo 9:14 | 14 Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen
170 Exo 9:15 | 15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt,
171 Exo 9:28 | vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen
172 Exo 9:31 | de gerst werd geslagen; want de gerst was in de aar,
173 Exo 9:32 | spelt werden niet geslagen; want zij waren bedekt. ~
174 Exo 10:1 | Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard,
175 Exo 10:4 | 4 Want indien gij weigert Mijn
176 Exo 10:9 | runderen zullen wij gaan; want wij hebben een feest des
177 Exo 10:10 | trekken laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder
178 Exo 10:11 | heen, en dient den HEERE; want dat hebt gijlieden verzocht!
179 Exo 10:15 | 15 Want zij bedekten het gezicht
180 Exo 10:26 | een klauw achterblijven; want van hetzelve zullen wij
181 Exo 10:26 | HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet, waarmede
182 Exo 10:28 | meer mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht
183 Exo 11:1 | 1 (Want de HEERE had tot Mozes gesproken:
184 Exo 12:12 | 12 Want Ik zal in dezen nacht door
185 Exo 12:15 | zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van
186 Exo 12:19 | uw huizen gevonden worde, want al wie het gedesemde eten
187 Exo 12:23 | 23 Want de HEERE zal doorgaan, om
188 Exo 12:30 | groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin
189 Exo 12:33 | uit het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn allen
190 Exo 12:39 | hadden, ongezuurde koeken; want het was niet gedesemd; overmits
191 Exo 13:3 | diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u door een
192 Exo 13:15 | 15 Want het geschiedde, toen Farao
193 Exo 13:16 | voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een
194 Exo 13:17 | Filistijnen, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke
195 Exo 13:19 | beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed
196 Exo 14:8 | 8 Want de HEERE verstokte het hart
197 Exo 14:12 | ons de Egyptenaren dienen? Want het ware ons beter geweest
198 Exo 14:13 | heden aan ulieden doen zal, want de Egyptenaars, die gij
199 Exo 14:25 | het aangezicht van Israel, want de HEERE strijdt voor hen
200 Exo 14:28 | 28 Want als de wateren wederkeerden,
201 Exo 15:1 | Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven!
202 Exo 15:19 | 19 Want Farao's paard, met zijn
203 Exo 15:21 | hunlieden: Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven!
204 Exo 15:23 | water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom werd
205 Exo 15:26 | op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester! ~
206 Exo 16:3 | verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid
207 Exo 16:7 | den HEERE gehoord heeft; want wat zijn wij, dat gij tegen
208 Exo 16:8 | gij tegen Hem murmureert; want wat zijn wij? Uw murmureringen
209 Exo 16:9 | het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen
210 Exo 16:15 | tot den ander: Het is Man, want zij wisten niet wat het
211 Exo 16:21 | naar dat hij eten mocht; want als de zon heet werd, zo
212 Exo 16:25 | zeide Mozes: Eet dat heden, want het is heden de sabbat des
213 Exo 18:3 | welker enes naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling
214 Exo 18:4 | des anderen was Eliezer, want, zeide hij, de God mijns
215 Exo 18:11 | groter is dan alle goden; want in de zaak, waarin zij trotselijk
216 Exo 18:18 | volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar voor
217 Exo 19:2 | 2 Want zij togen uit Rafidim, en
218 Exo 19:5 | eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn; ~
219 Exo 19:9 | eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had de HEERE de woorden
220 Exo 19:11 | zijn tegen den derden dag; want op den derden dag zal de
221 Exo 19:23 | Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende:
222 Exo 20:5 | buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben
223 Exo 20:7 | niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig
224 Exo 20:11 | 11 Want in zes dagen heeft de HEERE
225 Exo 20:20 | tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij
226 Exo 21:21 | hij niet gewroken worden; want hij is zijn geld. ~
227 Exo 22:21 | noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest
228 Exo 22:27 | 27 Want dat alleen is zijn deksel,
229 Exo 22:27 | roept, dat Ik het zal horen; want Ik ben genadig! ~
230 Exo 23:7 | gerechtige zult gij niet doden; want Ik zal de goddeloze niet
231 Exo 23:8 | gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de
232 Exo 23:9 | vreemdeling niet onderdrukken; want gij kent het gemoed des
233 Exo 23:15 | bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit
234 Exo 23:21 | en verbittert Hem niet; want Hij zal ulieder overtredingen
235 Exo 23:21 | overtredingen niet vergeven; want Mijn Naam is in het binnenste
236 Exo 23:23 | 23 Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht
237 Exo 23:31 | woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat
238 Exo 29:22 | en den rechterschouder; want het is een ram der vulofferen; ~
239 Exo 29:28 | vanwege de kinderen Israels; want het is een hefoffer; en
240 Exo 29:33 | vreemde zal ze niet eten, want ze zijn heilig. ~
241 Exo 29:34 | zal niet gegeten worden, want het is heilig. ~
242 Exo 31:13 | mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen
243 Exo 31:14 | zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven
244 Exo 32:1 | voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes, dien man, die
245 Exo 32:7 | Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland
246 Exo 32:23 | voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes, dien man, die
247 Exo 32:25 | het volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot
248 Exo 32:29 | 29 Want Mozes had gezegd: Vult heden
249 Exo 32:29 | heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn
250 Exo 33:1 | voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes, dien man, die
251 Exo 33:7 | Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland
252 Exo 33:23 | voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes, dien man, die
253 Exo 33:25 | het volk ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot
254 Exo 33:29 | 29 Want Mozes had gezegd: Vult heden
255 Exo 33:29 | heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn
256 Exo 34:3 | melk en honig is vloeiende; want Ik zal in het midden van
257 Exo 34:3 | midden van u niet optrekken; want gij zijt een hardnekkig
258 Exo 34:16 | 16 Want waarbij zou nu bekend worden,
259 Exo 34:20 | aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien,
260 Exo 34:32 | Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk;
261 Exo 34:37 | 14 (Want gij zult u niet buigen voor
262 Exo 34:37 | buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar!
263 Exo 34:41 | gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij
264 Exo 34:50 | Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden
265 Exo 36:2 | 2 Want Mozes had geroepen Bezaleel
266 Exo 36:7 | 7 Want der stoffe was denzelven
267 Exo 40:18 | 18 Want Mozes richtte den tabernakel
268 Exo 40:38 | 38 Want de wolk des HEEREN was op
269 Lev 2:11 | met desem gemaakt worden; want van geen zuurdesem, en van
270 Lev 5:11 | noch wierook daarop leggen; want het is een zondoffer.
271 Lev 7:18 | 18 Want zo enigzins van dat vlees
272 Lev 7:25 | 25 Want al wie het vet van vee eten
273 Lev 7:34 | 34 Want de beweegborst en den hefschouder
274 Lev 8:33 | de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uw handen
275 Lev 8:35 | opdat gij niet sterft; want alzo is het mij geboden. ~
276 Lev 9:4 | spijsoffer met olie gemengd; want heden zal de HEERE u verschijnen. ~
277 Lev 9:24 | 24 Want een vuur ging uit van het
278 Lev 10:7 | opdat gij niet sterft; want de zalfolie des HEEREN is
279 Lev 10:12 | ongezuurd bij het altaar; want het is een heiligheid der
280 Lev 10:13 | des HEEREN vuurofferen is; want alzo is mij geboden. ~
281 Lev 10:14 | en uw dochteren met u; want tot uw bescheiden deel,
282 Lev 10:17 | gegeten in de heilige plaats? Want het is een heiligheid der
283 Lev 11:4 | alleen verdelen: de kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt
284 Lev 11:5 | 5 En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt
285 Lev 11:6 | 6 En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt
286 Lev 11:7 | 7 Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw,
287 Lev 11:42 | die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. ~
288 Lev 11:44 | 44 Want Ik ben de HEERE, uw God;
289 Lev 11:45 | 45 Want Ik ben de HEERE, Die u uit
290 Lev 13:11 | hem niet doen opsluiten, want hij is onrein. ~
291 Lev 13:28 | priester hem rein verklaren, want het is de roof van den brand. ~
292 Lev 13:52 | plaag zal zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid;
293 Lev 14:13 | slacht, in de heilige plaats; want het schuldoffer, gelijk
294 Lev 14:37 | aanzien lager is dan die want; ~
295 Lev 16:2 | opdat hij niet sterve; want Ik verschijn in een wolk
296 Lev 16:30 | 30 Want op dien dag zal hij voor
297 Lev 17:11 | 11 Want de ziel van het vlees is
298 Lev 17:11 | zielen verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor
299 Lev 17:14 | 14 Want het is de ziel van alle
300 Lev 17:14 | geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees,
301 Lev 18:10 | zult gij niet ontdekken; want zij zijn uw schaamte. ~
302 Lev 18:13 | uwer moeder niet ontdekken; want zij is uwer moeder nabestaande. ~
303 Lev 18:24 | niet met enige van deze; want de heidenen, die Ik van
304 Lev 18:27 | 27 Want de lieden dezes lands, die
305 Lev 18:29 | 29 Want al wie enige van deze gruwelen
306 Lev 19:2 | hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben
307 Lev 19:3 | 3 Want ieder zal zijn moeder en
308 Lev 19:12 | valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods
309 Lev 19:20 | zullen niet gedood worden; want zij was niet vrij gemaakt. ~
310 Lev 19:34 | liefhebben als uzelven; want gij zijt vreemdeling geweest
311 Lev 20:3 | midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad
312 Lev 20:7 | heiligt u, en weest heilig; want Ik ben de HEERE, uw God! ~
313 Lev 20:23 | voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij
314 Lev 20:26 | gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig;
315 Lev 21:6 | zullen zij niet ontheiligen; want zij offeren de vuurofferen
316 Lev 21:7 | van haar man verstoten is; want hij is zijn God heilig. ~
317 Lev 21:8 | hij zal u heilig zijn, want Ik ben heilig; Ik ben de
318 Lev 21:12 | zijns Gods niet ontheilige, want de kroon der zalfolie zijns
319 Lev 21:15 | volken niet ontheiligen; want Ik ben de HEERE, Die hem
320 Lev 21:18 | 18 Want geen man, in wien een gebrek
321 Lev 21:23 | heiligdommen niet ontheilige; want Ik ben de HEERE, Die hen
322 Lev 22:7 | die heilige dingen eten; want dat is zijn spijze. ~
323 Lev 22:16 | heilige dingen zouden eten; want Ik ben de HEERE, Die hen
324 Lev 22:20 | iets, waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn
325 Lev 22:25 | God geen spijs offeren; want hun verdorvenheid is in
326 Lev 22:59 | zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om
327 Lev 22:60 | 29 Want alle ziel, welken op dienzelven
328 Lev 23:9 | heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid
329 Lev 23:22 | zijn, als de inboorling; want Ik ben de HEERE, uw God! ~
330 Lev 24:12 | 12 Want dat is het jubeljaar; het
331 Lev 24:16 | gij zijn koop verminderen; want hij verkoopt aan u het getal
332 Lev 24:17 | maar vreest voor uw God; want Ik ben de HEERE, uw God! ~
333 Lev 24:23 | altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl
334 Lev 24:33 | in het jubeljaar uitgaan; want de huizen van de steden
335 Lev 24:34 | zal niet verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting
336 Lev 24:42 | 42 Want zij zijn Mijn dienstknechten,
337 Lev 24:55 | 55 Want de kinderen Israels zijn
338 Lev 25:1 | om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE, uw God! ~
339 Lev 25:19 | 19 Want Ik zal de hovaardigheid
340 Lev 25:22 | 22 Want Ik zal onder u zenden het
341 Lev 25:25 | 25 Want Ik zal een zwaard over u
342 Lev 25:29 | 29 Want gij zult het vlees uwer
343 Lev 25:44 | vernietigende Mijn verbond met hen; want Ik ben de HEERE, hun God! ~
344 Num 1:48 | 48 Want de HEERE had tot Mozes gesproken,
345 Num 3:13 | 13 Want alle eerstgeborene is Mijn;
346 Num 3:45 | plaats van hun beesten; want de Levieten zullen Mijn
347 Num 6:7 | verontreinigen, als zij dood zijn; want het Nazireerschap zijns
348 Num 7:9 | van Kohath gaf hij niet; want de dienst der heilige dingen
349 Num 8:16 | 16 Want zij zijn gegeven, zij zijn
350 Num 8:17 | 17 Want alle eerstgeborene onder
351 Num 9:13 | volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande des
352 Num 10:14 | 14 Want vooreerst toog op de banier
353 Num 10:29 | en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israel
354 Num 10:31 | Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij
355 Num 11:1 | was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde het, zodat
356 Num 11:13 | om al dit volk te geven? Want zij wenen tegen mij, zeggende:
357 Num 11:14 | al dit volk niet dragen; want het is mij te zwaar! ~
358 Num 11:18 | en gij zult vlees eten; want gij hebt voor de oren des
359 Num 11:18 | ons vlees te eten geven? want het ging ons wel in Egypte!
360 Num 11:26 | die Geest rustte op hen (want zij waren onder de aangeschrevenen,
361 Num 11:34 | derzelver plaats Kibroth Thaava; want daar begroeven zij het volk,
362 Num 12:1 | Cuschietische, die hij genomen had; want hij had een Cuschietische
363 Num 13:30 | en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker
364 Num 13:31 | volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij. ~
365 Num 14:9 | niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun
366 Num 14:13 | het de Egyptenaars horen; want Gij hebt door Uw kracht
367 Num 14:22 | 22 Want al de mannen, die gezien
368 Num 14:40 | die de HEERE gezegd heeft; want wij hebben gezondigd! ~
369 Num 14:41 | alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed hebben. ~
370 Num 14:42 | 42 Trekt niet op, want de HEERE zal in het midden
371 Num 14:43 | 43 Want de Amalekieten, en de Kanaanieten
372 Num 14:43 | door het zwaard vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt
373 Num 15:25 | zal hun vergeven worden; want het was een afdwaling, en
374 Num 15:26 | als vreemdeling verkeert; want het is het ganse volk door
375 Num 15:31 | 31 Want zij heeft het woord des
376 Num 15:34 | stelden hem in bewaring; want het was niet verklaard,
377 Num 16:3 | Het is te veel voor u, want deze ganse vergadering,
378 Num 16:11 | vergaderd tegen den HEERE, want Aaron, wat is hij, dat gij
379 Num 16:34 | vlood voor hun geschrei; want zij zeiden: Dat ons de aarde
380 Num 16:37 | strooi het vuur verre weg; want zij zijn heilig; ~
381 Num 16:38 | overdeksel voor het altaar; want zij hebben ze gebracht voor
382 Num 16:46 | doe over hen verzoening; want een grote toorn is van voor
383 Num 17:3 | schrijven op den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor
384 Num 17:8 | huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort,
385 Num 18:3 | schrijven op den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor
386 Num 18:8 | huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort,
387 Num 18:19 | 6 Want Ik, zie, Ik heb uw broederen,
388 Num 18:37 | 24 Want de tienden der kinderen
389 Num 18:44 | plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden een loon
390 Num 19:6 | 6 Want Ik, zie, Ik heb uw broederen,
391 Num 19:24 | 24 Want de tienden der kinderen
392 Num 19:31 | plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden een loon
393 Num 20:24 | volken verzameld worden; want hij zal niet komen in het
394 Num 20:26 | Eleazar, zijn zoon, aan; want Aaron zal verzameld worden,
395 Num 20:27 | als de HEERE geboden had; want zij klommen op tot den berg
396 Num 21:5 | sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook
397 Num 21:13 | landpalen der Amorieten; want de Arnon is de landpale
398 Num 21:24 | aan de kinderen Ammons; want de landpale der kinderen
399 Num 21:26 | 26 Want Hesbon was de stad van Sihon,
400 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan
401 Num 21:34 | tot Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven,
402 Num 22:3 | aangezicht dezes volks, want het was veel; en Moab was
403 Num 22:6 | vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik;
404 Num 22:6 | uit het land verdrijven; want ik weet, dat, wien gij zegent,
405 Num 22:12 | zult dat volk niet vloeken, want het is gezegend. ~
406 Num 22:13 | Balak: Gaat naar uw land; want de HEERE weigert mij toe
407 Num 22:17 | 17 Want ik zal u zeer hoog vereren,
408 Num 22:29 | zwaard in mijn hand had! want ik zoude u nu doden. ~
409 Num 22:34 | HEEREN: Ik heb gezondigd, want ik heb niet geweten, dat
410 Num 23:9 | 9 Want van de hoogte der steenrotsen
411 Num 23:23 | 23 Want er is geen toverij tegen
412 Num 25:18 | 18 Want zij hebben vijandelijk tegen
413 Num 26:62 | maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld
414 Num 26:65 | 65 Want de HEERE had van die gezegd,
415 Num 27:22 | de HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua, en stelde
416 Num 30:5 | HEERE zal het haar vergeven; want haar vader heeft ze haar
417 Num 31:64 | Izak en Jakob gezworen heb! Want zij hebben niet volhard
418 Num 31:65 | Jozua, de zoon van Nun; want zij hebben volhard den HEERE
419 Num 31:72 | 19 Want wij zullen met hen niet
420 Num 32:53 | nemen, en daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven,
421 Num 33:14 | 14 Want de stam van de kinderen
422 Num 34:28 | 28 Want hij zou in zijn vrijstad
423 Num 34:31 | schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk gedood
424 Num 34:33 | het land, waarin gij zijt; want het bloed ontheiligt het
425 Num 34:34 | welks midden Ik wonen zal; want Ik ben de HEERE, wonende
426 Num 35:7 | worden van stam tot stam; want de kinderen Israels zullen
427 Num 35:9 | enen stam tot den anderen; want de stammen der kinderen
428 Num 35:11 | 11 Want Machla, Thirza, en Hogla,
429 Deu 1:17 | voor iemands aangezicht; want het gericht is Godes; doch
430 Deu 1:38 | komen; sterk denzelven, want hij zal het Israel doen
431 Deu 1:42 | niet op, en strijdt niet, want Ik ben niet in het midden
432 Deu 2:5 | 5 Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet
433 Deu 2:5 | betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte
434 Deu 2:7 | 7 Want de HEERE, uw God, heeft
435 Deu 2:9 | niet met hen in den strijd; want Ik zal u geen erfenis van
436 Deu 2:19 | en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der
437 Deu 2:30 | niet laten doortrekken; want de HEERE,, uw God, verhardde
438 Deu 3:2 | tot mij: Vrees hem niet, want Ik heb hem, en al zijn volk,
439 Deu 3:11 | 11 Want Og, de koning van Bazan,
440 Deu 3:22 | 22 Vreest ze niet; want de HEERE, uw God, strijdt
441 Deu 3:24 | grootheid en Uw sterke hand; want wat God is er in den hemel
442 Deu 3:27 | en zie toe met uw ogen; want gij zult over deze Jordaan
443 Deu 3:28 | hem, en bekrachtig hem; want hij zal voor het aangezicht
444 Deu 4:3 | Baal-Peor gedaan heeft; want alle man, die Baal-Peor
445 Deu 4:6 | Behoudt ze dan, en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw
446 Deu 4:7 | 7 Want wat groot volk is er, hetwelk
447 Deu 4:15 | dan wel voor uw zielen; want gij hebt geen gelijkenis
448 Deu 4:22 | 22 Want ik zal in dit land sterven;
449 Deu 4:24 | 24 Want de HEERE, uw God, is een
450 Deu 4:31 | 31 Want de HEERE, uw God, is een
451 Deu 4:32 | 32 Want, vraag toch naar de vorige
452 Deu 5:5 | HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet voor het vuur
453 Deu 5:9 | buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben
454 Deu 5:11 | niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig
455 Deu 5:15 | 15 Want gij zult gedenken, dat gij
456 Deu 5:25 | waarom zouden wij sterven? Want dit grote vuur zou ons verteren;
457 Deu 5:26 | 26 Want wie is er van alle vlees,
458 Deu 6:15 | 15 Want de HEERE, uw God is een
459 Deu 7:4 | 4 Want zij zouden uw zonen van
460 Deu 7:6 | 6 Want gij zijt een heilig volk
461 Deu 7:7 | boven alle andere volken; want gij waart het weinigste
462 Deu 7:16 | zult hun goden niet dienen; want dat zoude u een strik zijn. ~
463 Deu 7:21 | voor hunlieder aangezicht; want de HEERE, uw God, is in
464 Deu 7:25 | daardoor niet verstrikt wordt; want dat is den HEERE, uw God,
465 Deu 7:26 | een gruwel daarvan hebben, want het is een ban. ~
466 Deu 8:7 | 7 Want de HEERE, uw God, brengt
467 Deu 9:4 | ingebracht, om dit land te erven; want, om de goddeloosheid dezer
468 Deu 9:6 | geeft, om dat te erven; want gij zijt een hardnekkig
469 Deu 9:8 | 8 Want aan Horeb vertoorndet gij
470 Deu 9:12 | haastelijk af van hier; want uw volk, dat gij uit Egypte
471 Deu 9:19 | 19 Want ik vreesde vanwege den toorn
472 Deu 10:17 | 17 Want de HEERE, uw God, is een
473 Deu 10:19 | vreemdeling liefhebben, want gij zijt vreemdelingen geweest
474 Deu 11:7 | 7 Want het zijn uw ogen, die gezien
475 Deu 11:10 | 10 Want het land, waar gij naar
476 Deu 11:22 | 22 Want zo gij naarstiglijk houdt
477 Deu 11:31 | 31 Want gijlieden zult over de Jordaan
478 Deu 12:9 | 9 Want gij zijt tot nu toe niet
479 Deu 12:12 | Leviet, die in uw poorten is; want hij heeft geen deel noch
480 Deu 12:23 | gij het bloed niet eet; want het bloed is de ziel; daarom
481 Deu 12:31 | doen den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel
482 Deu 12:31 | hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen
483 Deu 13:3 | dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt
484 Deu 13:5 | dromen-dromer, zal gedood worden; want hij heeft tot een afval
485 Deu 13:10 | stenigen, dat hij sterve; want hij heeft u gezocht af te
486 Deu 14:2 | 2 Want gij zijt een heilig volk
487 Deu 14:7 | den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar
488 Deu 14:8 | 8 Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw
489 Deu 14:21 | verkoopt het den vreemde; want gij zijt een heilig volk
490 Deu 14:27 | zult gij niet verlaten; want hij heeft geen deel noch
491 Deu 15:4 | bedelaar onder u zal zijn; want de HEERE zal u overloediglijk
492 Deu 15:6 | 6 Want de HEERE, uw God, zal u
493 Deu 15:10 | zijn, als gij hem geeft; want om dezer zake wil zal u
494 Deu 15:11 | 11 Want de arme zal niet ophouden
495 Deu 15:18 | hem vrij van u gaan laat; want als een dubbel-loons-dagloner
496 Deu 16:1 | HEERE, uw God, pascha houdt; want in de maand Abib heeft u
497 Deu 16:3 | een brood der ellende, (want in der haast zijt gij uit
498 Deu 16:15 | de HEERE verkiezen zal; want de HEERE, uw God, zal u
499 Deu 16:19 | gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de
500 Deu 17:1 | gebrek zij of enig kwaad; want dat is den HEERE, uw God,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250 |