Book Chapter: Verse
1 Gen 39:8 | wij, noch gij, noch onze kinderkens. ~
2 Gen 41:19 | Egypteland wagenen voor uw kinderkens, en voor uw vrouwen, en
3 Gen 43:12 | brood, tot den mond der kinderkens toe. ~
4 Gen 43:24 | zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~
5 Exo 10:24 | vast blijven; ook zullen uw kinderkens met u gaan. ~
6 Exo 12:37 | mannen alleen, behalve de kinderkens. ~
7 Num 14:3 | en onze vrouwen, en onze kinderkens ten roof worden? Zou het
8 Num 14:31 | 31 En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij
9 Num 16:27 | vrouwen, en hun zonen, en hun kinderkens. ~
10 Num 31:9 | der Midianieten, en hun kinderkens gevangen; zij roofden ook
11 Num 31:17 | wat mannelijk is onder de kinderkens; en doodt alle vrouw, die
12 Deu 1:39 | 39 En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij
13 Deu 2:34 | mannen, en vrouwen, en kinderkens; wij lieten niemand overblijven. ~
14 Deu 3:19 | Behalve uw vrouwen, en uw kinderkens, en uw vee (ik weet, dat
15 Deu 20:14 | Behalve de vrouwen, en de kinderkens, en de beesten, en al wat
16 Deu 29:11 | 11 Uw kinderkens, uw vrouwen, en uw vreemdeling,
17 Ric 17:21 | voort; en zij stelden de kinderkens, en het vee, en de bagage
18 Ric 20:10 | Gilead, met de vrouwen en de kinderkens. ~
19 2Kro 21:13 | aangezicht des HEEREN, ook hun kinderkens, hun vrouwen en hun zonen. ~
20 2Kro 31:18 | geslachtsrekening met al hun kinderkens, hun vrouwen, en hun zonen,
21 Ezra 8:21 | voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. ~
22 Job 3:16 | zou ik niet zijn; als de kinderkens, die het licht niet gezien
23 Psa 8:3 | 3 Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt
24 Psa 17:14 | laten hun overschot hun kinderkens achter. ~
25 Psa 137:9 | 9Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots
26 Jes 13:16 | 16 Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd
27 Jer 6:11 | zal ze uitstorten over de kinderkens op de straat, en over de
28 Jer 9:21 | paleizen gekomen, om de kinderkens uit te roeien van de wijken,
29 Jer 40:7 | mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten des lands,
30 Jer 41:16 | waren, en de vrouwen, en kinderkens, en kamerlingen, die
31 Jer 43:6 | mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en des konings dochteren,
32 Klaa 1:5 | harer overtredingen; haar kinderkens gaan henen in de gevangenis
33 Klaa 1:41 | op voor de ziel uwer kinderkens, die in onmacht gevallen
34 Klaa 1:42 | vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt?
35 Klaa 1:114| gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand,
36 Eze 9:6 | jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens
37 Hos 14:1 | door het zwaard vallen, hun kinderkens zullen verpletterd, en hun
38 Joe 2:16 | de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen;
39 Mic 2:9 | haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in
40 Matt 11:16 | vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten,
41 Matt 11:25 | hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. ~
42 Matt 18:3 | verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk
43 Matt 19:13 | 13 Toen werden kinderkens tot Hem gebracht, opdat
44 Matt 19:14 | Jezus zeide: Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet
45 Mark 9:37 | Zo wie een van zodanige kinderkens zal ontvangen in Mijn Naam,
46 Mark 10:13 | 13 En zij brachten kinderkens tot Hem, opdat Hij ze aanraken
47 Mark 10:14 | en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert
48 Luk 10:21 | hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader,
49 Luk 18:15 | 15 En zij brachten ook de kinderkens tot Hem, opdat Hij die zou
50 Luk 18:16 | Maar Jezus riep dezelve kinderkens tot Zich, en zeide: Laat
51 Luk 18:16 | Zich, en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert
52 Joha 13:33 | 33 Kinderkens, nog een kleinen tijd ben
53 Joha 21:5 | Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs?
54 Gal 4:19 | 19 Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide
55 1Pet 2:2 | 2 En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar
56 1Joh 2:1 | 1 Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen,
57 1Joh 2:12 | 12 Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven
58 1Joh 2:18 | 18 Kinderkens, het is de laatste ure;
59 1Joh 2:28 | 28 En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer
60 1Joh 3:7 | 7 Kinderkens, dat u niemand verleide.
61 1Joh 3:18 | 18 Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben
62 1Joh 4:4 | 4 Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt
63 1Joh 5:21 | 21 Kinderkens, bewaart uzelven van de
|