Book Chapter: Verse
1 1Kon 22:11| 11 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had
2 1Kon 22:24| 24 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe,
3 2Kon 26:17| veranderde zijn naam in Zedekia. ~
4 2Kon 26:18| 18 Zedekia was een en twintig jaren
5 2Kon 26:20| aangezicht weggeworpen had. En Zedekia rebelleerde tegen den koning
6 2Kon 27:2 | elfde jaar van den koning Zedekia. ~
7 2Kon 27:7 | zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde
8 2Kon 27:7 | ogen, en men verblindde Zedekia's ogen, en zij bonden hem
9 1Kro 3:15| tweede Jojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum. ~
10 1Kro 3:16| waren: Jechonia zijn zoon, Zedekia zijn zoon. ~
11 2Kro 19:10| 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had
12 2Kro 19:23| 23 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe,
13 2Kro 37:10| hij maakte zijn broeder Zedekia koning over Juda en Jeruzalem. ~
14 2Kro 37:11| Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd,
15 Jer 1:3 | werd het elfde jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning
16 Jer 21:3 | hen: Zo zult gijlieden tot Zedekia zeggen: ~
17 Jer 21:7 | spreekt de HEERE, zal Ik Zedekia, den koning van Juda, en
18 Jer 24:8 | HEERE), alzo zal Ik maken Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders
19 Jer 27:3 | boden, die te Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen. ~
20 Jer 27:12 | Daarna sprak ik tot Zedekia, den koning van Juda, naar
21 Jer 28:1 | begin des koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, in het
22 Jer 29:3 | den zoon van Hilkia, die Zedekia, de koning van Juda, naar
23 Jer 29:21 | zoon van Kolaja, en van Zedekia, zoon van Maaseja, die ulieden
24 Jer 29:22 | zegge: De HEERE stelle u als Zedekia, en als Achab, die de
25 Jer 32:1 | in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar
26 Jer 32:3 | 3 Want Zedekia, de koning van Juda, had
27 Jer 32:4 | 4 En Zedekia, de koning van Juda, zal
28 Jer 32:5 | 5 En hij zal Zedekia naar Babel voeren, en aldaar
29 Jer 34:2 | Ga henen en spreek tot Zedekia, den koning van Juda, en
30 Jer 34:4 | hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt
31 Jer 34:6 | sprak al deze woorden tot Zedekia, den koning van Juda, te
32 Jer 34:8 | den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond gemaakt had
33 Jer 34:21 | 21 Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en
34 Jer 36:12 | Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, en
35 Jer 37:1 | 1 En Zedekia, zoon van Josia, regeerde,
36 Jer 37:1 | Chonja, Jojakims zoon, welken Zedekia Nebukadrezar, de koning
37 Jer 37:3 | Nochtans zond de koning Zedekia Juchal, den zoon van Selemja,
38 Jer 37:17 | 17 Zo zond de koning Zedekia henen, en liet hem halen;
39 Jer 37:18 | zeide Jeremia tot den koning Zedekia: Wat heb ik tegen u, of
40 Jer 37:21 | Toen gaf de koning Zedekia bevel; en zij bestelden
41 Jer 38:5 | 5 En de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw
42 Jer 38:14 | Toen zond de koning Zedekia henen, en liet den profeet
43 Jer 38:15 | En Jeremia zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren
44 Jer 38:16 | Toen zwoer de koning Zedekia aan Jeremia in het verborgene,
45 Jer 38:17 | Jeremia dan zeide tot Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God
46 Jer 38:19 | 19 En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben
47 Jer 38:24 | 24 Toen zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand
48 Jer 39:1 | In het negende jaar van Zedekia, koning van Juda, in de
49 Jer 39:2 | In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op
50 Jer 39:4 | En het geschiedde, als Zedekia, de koning van Juda, en
51 Jer 39:5 | achterna; en zij achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van
52 Jer 39:6 | Babel slachtte de zonen van Zedekia te Ribla voor zijn ogen;
53 Jer 39:7 | hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met twee koperen
54 Jer 44:30 | ziel zoeken, gelijk als Ik Zedekia, den koning van Juda,
55 Jer 49:34 | begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~
56 Jer 51:59 | van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar
57 Jer 52:1 | 1 Zedekia was een en twintig jaren
58 Jer 52:3 | aangezicht weggeworpen had; en Zedekia rebelleerde tegen den koning
59 Jer 52:5 | elfde jaar van den koning Zedekia. ~
60 Jer 52:8 | na, en zij achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van
61 Jer 52:10 | Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen; en hij slachtte
62 Jer 52:11 | hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem met twee
|