Book Chapter: Verse
1 Gen 25:12 | bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet
2 Gen 25:13 | moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor
3 Num 5:18 | water zijn, hetwelk den vloek medebrengt. ~
4 Num 5:19 | bitter water, hetwelk den vloek medebrengt! ~
5 Num 5:21 | De HEERE zette u tot een vloek, en tot een eed, in het
6 Num 5:27 | midden van haar volk tot een vloek zijn. ~
7 Deu 11:26 | ulieden heden voor, zegen en vloek: ~
8 Deu 11:28 | 28 Maar den vloek, zo gij niet horen zult
9 Deu 11:29 | den berg Gerizim, en den vloek op den berg Ebal. ~
10 Deu 21:23 | opgehangene is Gode een vloek. Alzo zult gij uw land niet
11 Deu 23:5 | HEERE, uw God, heeft u den vloek in een zegen veranderd,
12 Deu 27:13 | dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben,
13 Deu 28:20 | HEERE zal onder u zenden den vloek, de verstoring en het verderf,
14 Deu 29:12 | HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek, hetwelk de HEERE, uw God,
15 Deu 29:14 | ik dit verbond en dezen vloek; ~
16 Deu 29:20 | denzelven man, en al de vloek, die in dit boek geschreven
17 Deu 29:27 | daarover te brengen al dezen vloek, die in dit boek geschreven
18 Deu 30:1 | zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb;
19 Deu 30:19 | voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat
20 Joz 8:34 | wet, de zegening en den vloek, naar alles, wat in het
21 Ric 8:57 | wederkeren op hun hoofd; en de vloek van Jotham, den zoon van
22 2Sa 16:10 | toch heeft tot hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen:
23 2Sa 16:12 | goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage. ~
24 1Kon 2:8 | vloekte met een geweldigen vloek, ten dage als ik ging naar
25 2Kon 24:19 | zij tot een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij
26 Neh 10:29 | voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden
27 Neh 13:2 | vloeken, hoewel onze God den vloek omkeerde in een zegen. ~
28 Job 31:30 | zondigen, mits door een vloek zijn ziel te begeren). ~
29 Psa 10:7 | 7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list;
30 Psa 59:13 | hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij
31 Psa 109:17 | 17 Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die
32 Psa 109:18 | hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en
33 Spre 3:33 | 33 De vloek des HEEREN is in het huis
34 Spre 26:2 | vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is,
35 Spre 27:14 | opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. ~
36 Spre 29:24 | zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te
37 Pred 10:20 | 20 Vloek den koning niet, zelfs in
38 Pred 10:20 | zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste
39 Jes 24:6 | Daarom verteert de vloek het land, en die daarin
40 Jer 23:10 | land treurt vanwege den vloek, de weiden der woestijn
41 Jer 24:9 | een spotrede, en tot een vloek, in al de plaatsen,
42 Jer 25:18 | een aanfluiting en tot een vloek, gelijk het is te dezen
43 Jer 26:6 | stad zal Ik stellen tot een vloek allen volken der aarde. ~
44 Jer 29:18 | koninkrijken der aarde, tot een vloek, en tot een schrik,
45 Jer 29:22 | En van hen zal een vloek genomen worden bij al de
46 Jer 42:18 | een ontzetting, en tot een vloek, en tot smaadheid, en zult
47 Jer 44:8 | opdat gij wordt tot een vloek, en tot een smaadheid onder
48 Jer 44:12 | een ontzetting en tot een vloek, en tot een smaadheid. ~
49 Jer 44:22 | tot ontzetting, en tot een vloek, dat er niemand in woont,
50 Jer 49:13 | een woestheid, en tot een vloek; en al haar steden zullen
51 Klaa 1:109| een deksel des harten; Uw vloek zij over hen! ~
52 Dan 9:11 | over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven
53 Zac 5:3 | zeide Hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over het
54 Zac 5:3 | hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden; desgelijks
55 Zac 5:3 | hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden. ~
56 Zac 5:4 | 4 Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE
57 Zac 8:13 | Israels, geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo
58 Mal 2:2 | heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal
59 Mal 3:9 | 9 Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat
60 Gal 3:10 | zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven:
61 Gal 3:13 | heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden
62 Gal 3:13 | van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons;
|